!>egon te lachen en v^oeg: „Wel jou on deugd, hoe ben je zoo brutaal?" „Heb jk je al niet éena meer gezien? Daar ginds op de weide?" „O, jawel; dan hebben wij toen al ken nis gemaakt, dat is waar ook en i<k ben heel blij, dat ik je terugzie! Ik werd met andere kameraadjes afgeplukt door een (klein, vriendelijk meisje en die nam mij toen mee naar huis!" „Hè, dan heb je toéh v6el meer van de wereld gezien dan ik!" zuchtte het droppel tje. Maar teen trok het Madeliefje hein op, langs haar langen Stengel en kon hij wat uitkijken over den rand van het glos en tóen was hij Weer vroolijk en opgewekt en lachte zooals hij het nog nooit had gedaan 1 Mei vast vertrouwen. Met vast vertrouwen om te slagen, kan het ook niet anders, of we zullen ons doel bereiken! Er is een man in de wereldge schiedenis, die ons dit duidelijk heeft be wezen door zijn onverpoosd aanhouden: Columbus is zijn naam. Columbus de held der nieuwe wereld, die niet rustte, voor dat. het plan vervuld was, dat hij zich een maal in het hoofd gesteld had. Hij scheef zelve in zijn dagboek het volgende: „Ik heb te worstelen geh^d met allerlei tegen spoed en veel onwil; ter elfder ure nog cou heel mijn pogen zijn mislukt, als mijn vast vertrouwen, dat ik het land moest vinden, mij niet gered had 1" Galilei, die groote natuurkundige dor zestiende eeuw was ook ,vol Vertrouwen op zijn leer, dat de aarde tweeërlei be weging maakt: één om haar as en één rond om dfe zon en hiervoor heeft hij de grootste pijnigingen verdragenWülem Yan Oranje de geliefde „Vader des Vader lands'' sfcreed ook in het vertrouwen, dat zijn zaak en die der Nederlanders zou ze gevieren, ofschoon het er in zijn tijd nog Weinig van Kadi Vertrouwen op ons wélslagen is waarlijk al de helft bereikt. Ën zelfs veel verguizing van die zijde der mensehêh kan verdra gen worden, als Ons geloof op succès maar onwrikbaar vaststaat. Z onnestraaltj e. Catrientje was zes jaar oud. Ze was heel aardig om te zien ep wat het voornaamste was, ook heel vriendelijk en lief. 's Zomers woonde ze altijd buiten en des winters luisterde zy het liefst naar het verteïldn van sprookjes, dat vader zoo heerlijk kon. Öatrientje's oogen schitterden dan haast evenzeer als het vroolijke haardvuur en 7e wist haast van geen uitscheiden. Catrientje was natuurlijk duchtig verwend door vader en moeder* want ze was maar eenig kindje en alles in huis draaide om haar. Toch moet je vooral niet denken, dat dit prettig is, want je hebt nooit eens speelkameraad jes en leert je ook niet schikken naar ande ren. Ik geloof, dat wij het er al eens over ge had hebben, dat de meeste menschen van béteekenis juist zijn voortgekomen uit groo te huisgezinnen. Nu dan, maar Catrientje had toch een heel warm hartje; ze kon geen mensch of kind of diér armoe zien lijden en haalde al heel wat stakkers in huis, die zij dan niet weg liet gaan, dan na ze goed ingespan nen te hebben. Ze ging nu pas naar school, ons klein meisje, én werd er eiken ochtend geuiacht door het ponywagentje met haar Lize er voor. Ze deed erg haar best, want dan werd ze gauw „knap". Dat moest verrukkelijk zijn: vader en moeder waren ook zoo knap, die wisten alles wat je aan hun vroeg! Nu was er een zigeunertroep in de nabij heid van het plaatsje. En dat was toch zoo aardig, had haar vriendinnetje Nellie ge zegd: die menschen huisden in een woon wagen met allemaal kamertjes en een keu ken en raampjes met gordijntjes er voor net als op een groot jacht. Hè, Catrientje was zoo graag eens een kijkje gaan nemen op het veld waar die wagen stondj maar dat mocht niet: moedor had het haar na drukkelijk verboden. Toch kon Catrientje op een goeden dag na schooltijd, de verzoeking niet langer weerstaan en zij liep er heen, ofschoon het éen gloeiend heete dag was. Daar opeens, daar struikelde ze over een steen; het draaide haar voor de oogen; alles werd geel en groen om haar heen en toen ze weer bijkwam, stond er een zigeunerman over haar gebogen en die zei tot een vrouw „Haast je wat Nanna, die kan later dankbaar publiek lokken, als ze maar eerst eens kennis heeft gemaakt met de zweep". Opeens, daar begreep Catrientje, dat dit nu de gevolgen van de ongehoorzaamheid aan moeders woorden waren en ze wilde luide schreeuwen en om hulp roepen, maar ze kon geen geluid uitbrengenze had een prop in den mond gekregen Het was wel vijf jaar later. En weer was het een mooie Julidag en weer was er een zigeunertroep in de nabijheid van het dorp. Met groote roode letters stond d3ar op een aanplakbiljet: „Nannie, de twaalfjarige koorddanseres met haar gedresseerden Wolf, het achtste wereldwonder! Komt en ziet!" Het was nog een paar minuten voor den tijd en het publiek wachtte in de grootste spanning het optreden van de kleine don kere kunstenares afEindelijk, daar ver soheen ze, in een rood tricot, en danste ook waarlijk bewonderenswaardig op het koord, ^terwijl ze met den gedresseerden wolf, kunststukjes uitvoerde! Maar plotseling: daar scheen ze toch te veel te hebben ge vergd' van het dier: dit stak zijn klauwen uit, en... een gapende wonde aan het voor hoofd had zijn kléine meesteres nu Na afloop van de voorstelling stroomden de toeschouwers dén wagen binnen, uit be langstelling haar het kleine meisje... en, onder die toeschouwers, waren ook C<V trientje's ouders.... ons meisje zelf hebben jullie zeker al herkendNu, dien avond \erd het de grootste triomf voor het kun- steharesje, want zij werd weer 'Q de armen van haar geliefde ouders gevoerd, die steeds getreurd hadden over het verliea van hun eenig dochtertje. De zigeuners kwamen er goed af, wane die kregen nog een ruime schadeloosstel ling. En zoo waren er tal van menschen blij dien avond'! „Zonnestraaltje" werd nu weer zoo blank als zilver en dat leelijke litteeken vercweeu ook in den loop der jaren. Apengeld. In Afrika bedient men zich, zooais be kend is, van allerlei eigenaardig soort geld; oesterschelpen, schildpadschubben, kralen, steenen enz. In de Congo dienen ook apentanden, als kwartjes, tien-stuiverstukjea en guldens, al naar gelang van de grootte! Er zijn er zelfs, die een goudentientje waard moeten zijn! Een fortuin in een vestjeszako Een armoedig werkman had ergens in een tweede-hands kleerenmagazijn een vest gekocht, dat heusch niet meer nieuw was! Toen hij, als naar gewoonte, een paar centen wilde laten glijden in zijn rechter- zakje, merkte hij dat er een dubbele voo- ring in was en dat. daar nog wat tusschen zat. Dit bleken twee- diamanten te zijn, ter waarde van 25.000 gulden elk tenVooruitnou mijn laarzen aan doen en dan naar de keuloeh aan het groen ten schoonmaken, dan leg je het vüur aan en waseh de vaten van gistermiddag." Dit was nu voortaan Lizzie's bestaan en hèt rijke, verwende meisje was ook nog maar een schim van wat ze voor een paar weken geleden toonde. En ofschoon ze werk deed, dat ver boven haar krachten was en het waarlijk nog zoo goed moge lijk trachtte te doen, vond vrouw La Torte er altijd iets op aan te merkendan was het vleesch te hard gebraden, dan waren de aardappelen te zout, of de groenten niet vet genoeg gestoofd en steeds werd er meer van het arme meisje gevergd. La Torte liet zich nu zelfs 's morgens op bed haar chocolade brengen, kortom ze liet zich bedienen als een prihses. 's Morgens haastte de arrhe Lizzie zich alles op tijd klaar te hebben en had dus ook dezen ochtend weer dadelijk de kop chocolade gebracht, zoodra die klaar was. De gulzige vrouw wierp er zich onmiddel lijk op, maar scheen niet te berekenen, dat de drank net even van het vuur kwam, dus nog gloeiend heet was en zoo brandde ze den mond op vreeselijke manier. Nu wilde ze haar woede koelen op de arme Lizzie en gooide die den kop in het gezicht. Het meisje gilde het uit van de pijn en La Torte begreep, dat ze dit maal toch wel heel ver gegaan was en ffiaakte dus dat ze hej bil uitkwam. Ze wi.ldfe zich nu over het kind heen buigen, riiaar Lizzie die weer een vernieuwden aan val van woede duchtte of die toch niet door die vieze hand wilde aangeraakt zijn, maak te dat zij ei van door kwam en vluchtte naar de keuken, waar ze zich opsloot! „Zoo, die is alweer veilig en wel een tijdje uit de-voetensprak de onmensch bij zichzelve. Lizzie's gedichtje was intusschen deer lijk verbrand en zou nog heel lang de sporen dragen van deze wreede bejege ning. Het arme kind kwijnde anders toch al als sneeuw voor de zon, want ze had het bovenmatig drukdie twee mannen in huis meer en die voortdurende festijnen, gaf natuurlijk zeer veel omslag en daarbij n*->g het booze humeur der vrouw, dat er niet op verbeterd was den laatsten tijd. Het eenige, wat Lizzie tenminste een hëeis troost was, dat was de nabijheid van den hond, en toch was het ook maar weer goed, dat die r^iet altijd om en bij haar was, want als rijn meesteresje zoo wreed behandeld werd, zou hij vrouw La Torte waarschijnlijk aanvallen en dat kon dan weer de noodlottigste gevolgen heb ben voor alle partijen. Biribi had het beest intusschen eenige dagen gadegeslagen en was ook tot de overtuiging gekomen, dat de hond buitengewoon intelligent was. Dus, wilde hij hem africhten, juist tegen de politie, om hun als het ware te waarschu wen, als er gevaar dreigde van dien kant* Tot dit doei had Biribi bij een oud-kleei* kooper een veldwachters-uniform gekocht, dat werd hjU opgevuld met stroo en zoo werd er een pop van gemaakt, die de hond nu eerst duchtig beruiken en be snuffelen moest. Vervolgens werd het ding ergens in den tuin verstopt en moest Punch het opzoeken. Ten laatste zelfs heel ver af op een gegeven te eken werd do hond dan los gelaten en schoot hij altijd^ regelrecht op den veldwachter af. Biribi' en La Couleuvre waren verrukt over de snelle vorderingen van hun leerling en uit dankbaarheid gaven ze vrouw La Torte de opdracht, altijd heel goed voor het beesti te zorgen, iets wat ook gebeurde, wanti dit hoorde tot Lizzie's taak en dit deed/ zij dus met pleizier. Het drietal schreef} aan den anderen kant de gehechtheid van; den hond aan het kleine meisje toe, aanj haar goede zorgen voor hem en ook dati zij hem Punch betitelde kwam hun nitetsj vreemd voor, daar zij het eenvoudig voor] de Engelsche vertaling van Konijn hiel-, den. Ze verhinderden het dier dus niet, in; zijn bezoeken aan de „keukenprinses" zoo als de arme Lizzie nu wel met recht heetenj mocht 1 Punch was daar dikwijls getuigei van allesbehalve opgewekte buien vanzyni vrouwtje: dc tranen stroomden haar danj over de wangen en zij snikte het uit van' verdriet. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 13