No. 15 *7*72.
LÊÏBSCH DACrBLAB, Zaterdag* 22 Juli. Eerste Blad.
Aimo SS 11,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ce liefde everwon.
In „De R.-K. Middenstander"
lezen wij onder het hoofd Destrijdte-
gen de vervroegde winkelslui
ting:
Niaar aanleiding van de jongste Am-
eterdaAiSche gemeentelijke verordening is
de strijd tegen de vervroegde winkelslui
ting wederom in al zijn felheid ontbrand.
Zooals wij reeds in de korte kroniek
van ons vorig nummer berichten, wil het
Nationaal Comité tegen wettelijke geregel
de winkelsluiting bij de Kroon zelfs ver
nietiging vragen van de aangenomen ver
ordening en hebben de Gedep. Staten zelfs
aan de Koningin om vernietiging gevraagd.
Ook in Duitsohland' is indertijd een hef
tige strijd gevoerd tegen de vervroegde
winkelsluiting.
In 1893 begon daar de beweging voor
vervroegde winkelsluiting, nadat „Kommis-
6ion für Arbeiterstatistik" een rapport
publiceerde over den onmenschelijk langen
werktijd der winkelbedienden. Het
„Deutsch National Verband" zette met
Igroote heftigheid een agitatie door het
geheele Rijk op touw, gesteund door ver
schillende organisaties.
De ,,Kommission für Arbeiterstatistik"
had als conclusie van haar enq ête de ver
plichte 8-uur-sluiting geadviseerd.
Het .Deutsch National Verbeid" zond
een petitie aan de Regeering met 47,292
handteekeningen voor wettelijke 9-uur-
sluiting. Adressen, vergaderinger, ar'ikelen
enz. hielden de actie in vollen gang. De
uitkomst was dan ook, dat de Rijksdag
in 1900 een regeling, de winkelsluiting be
treffende, vaststelde. Met algemeene stem
men wordt een voorstel aangenomen, het
welk het openzijn der winkels tussdhen 9
uren 's avonds en 5 uren 's morgens verbood.
De middagrust voor bedienden werd vast
gesteld op IV uur, bovendien een onafge
broken rust per etmaal van 10 uren, in
plaatsen boven 20,000 inwoners, in winkels
met twee of meer bedienden, een rust van
11 uren. De gemeenteraden in kleine plaat
sen kregen de bevoegdheid! den elfurigen
rusttijd ook daar in te voeren.
Ook kan, wanneer 2/3 der betrokken
winkeliers zich hiervoor verklaren, de ver-,
tegenwoordiger van 't staatsgezag voor een
geheel jaar, of voor een bepaalde tijdruim
te, sluiting invoeren van 8 tot 9 uren n. m.
en 5 tot 7 uren v. m.
De bladen, zooals Berliner Tageblatt"
en „Vees. Zeitung" voorspelden de meest
noodlottige gevolgen en schreven verbitter
de artikelen, waarin zij Berlijn des avonds
vergeleken met een plattelandsplaatsje.
En reeds in 1911 verklaarde de Staats
secretaris in den Rijksdag:
„Toen de P-uur-sluiting wet werd,
schreven de couranten, dat ik plan had
Berlijn tot een provinciestad1 te maken.
Tegenwoordig spreekt niemand meer over
de 9-uur-sluiting. De geweldige agitatie
er tegen is op niets uitgeloopen en ik hoop,
dat de belanghebbenden zioli spoedig zul
len vereenigen, om tob een 8-uur-slui-
ting te komen. Indien ooit een maatregel
groote zedelijke waard'e had, zoo was het
de beperking van den arbeidsduur in den
handel."
Sedert hebben reeds bijna- 50 gemeenten
gebruik gemaakt van d'e bepaling, waardoor
zij een 8-uurs-sluiting kunnen verkrij
gen, en deze hierdoor ingevoerd.
Bij zulke feiten verzinken alle schrik
aanjagende bedenksels van vreesaohtigen
en kortziohtigen in het niet
In Amsterdam zijn zelfs zeer vele midden-
standsbedrijven met een werktijd van 100
en meer uren per week.
Het behoeft geen betoog, dat onder de
zen verschrikkelijk langen winkeltijd de
patroons evenzeer te lijden hebben als de
bedienden.
Zulke toestanden zijn ongezond. De medi
ci hebben aangetoond hoe ongezond zij zijn
voor het lichaam.
Maar voor den geest zijn zij dit in
niet mindere mate.
"Want welke man of welke vrouw heeft na
zooveel uren arbeids nog lust, moed cn
krachten voor huiselijk verkeer, voor gods
dienstige en wetenschappelijke opbouwing
des geestes? Voor opvoeding der kinderen?
Wie vermag onder zulko omstandigheden
c.n geestelijk en lichamelijk harmonisch
ontwikkeld mensch te zijn
En heeft ook de winkelier g2en natuurlijk
recht op genot? Genot van natuurschoon
en van kunst?
„Maar de financieele nadeelen dan voor
eenige weinigen?"
Wij antwoorden: Het maatschappelijk lé
ven heeft zich tot heden aangepast aan
eiken veredelenden toestand; er is eeen re
den voor de meening, dat het thans een
uitzondering zal maken.
Na weinige jaren zullen ook wij moeten
erkennen:
„Indien ooit een maatregel groote zede
lijke waarde 'bad, zoo was het de beperking
van den arbeidsduur in den handel!"
In de ,,V olksbanïe r", in de ru
briek „Onder de Yolksbonders", lezen wij
over vergaderingen op Zondag
het volgende:
„Zoo Janus! Hoe maak je het? Zei ik
het niet, vrouw, vanmorgen: „Het kan best
gebeuren, dat neef Janus vandaag komt!"
Telken jare kom je Zondag na Pinksteren
ee'ns in de stad kijken."
,,Ik maak het best en jullie ook? Kom
aanHoe beter, hoe liever. Ja, neef! Je
weet Zondag na Pinksteren is het b ons
kermis. Zoo heet het ten minste: een paar
koekkramen en een poffertjeskraam, zie
daar al. Een draaimolen komt de laatste ja
ren niet eens meer. De meeste dorpelingen
gaan die dagen uit en ik oudergewoonte
naar mijn neef toe."
„Uitstekend! Je weet het Janus: altijd
welkom
„Behalve als je twee, drie vergaderingen
hebt."
„Daar behoef je geen vrees meer voor
te hebben; dat is uit! Geen enkele verga
dering wordt hier meer gehouden op 'Zon
dag, tenzij bij liooge, zeer hooge uitzonde
ring. Zelfs de Encycliek-meeting heeft niet
op Zondag plaats gehad."
„En verleden jaar, toen ik bij jwas, had
je, geloof ik, dien dag vergadering van den
Volksbond, het Kruisverboad en de Kies-
vereeniging. Is het niet?"
„Daar heb je gelijk in, maar nu verga
deren alle Katholieke vereenigingen in de
week."
„Wat een ommekeerHoe komt dat zoo V1
„Do H.H. Geestelijken en tal van Katho
lieke mannen hebben de handen ineenge
slagen, om dat euvel te verhelpen. Het
liep do spuigaten uit."
„Nou, ik vind het ook beter, dat op een
werkdag vergaderd wordt. Het is allemaal
maar gewoonte, dat vergaderingen op Zon
dag. Het is net zooals je dat instelt.
„Juist gezegd, JanusIn den beginne
ging 'het vergaderen in de week niet best,
maar we hebben volgehouden en nu wor
den de vergaderingen beter bezocht dan
vroeger ooit op Zondag. En het wordt nog
steeds beter."
„Ik neem het. gaarne aan."
„Ik heb hier toch een tijd gekend, dat
eiken Zondag na den Hoogdienst er ver
gadering was, dan van den Volksbond, dan
van het Kruisverbond, dan van de Ka-Es-
Aa, enz. Van gezellig koffiedrinken met
vrouw en kinderen geen sprake. Kwam je
van de vergadering, dan was het eten, soms
na de Vespers weer vergaderen en het is
gebeurd na 'het Lof andermaal. Is me dat
een Zondag?"
„'t Lijkt naar niets, neef!"
„De besturen hielden geen voeling met
elkaar en zoodoende had je wel eens een
Zondag vrij, maar dan kwam er weer één
tegen met twee, drie vergaderingen. En
dan zat je öf in de kerk, óf in het vereeni-
gingsgebouw. De vrouwen begonnen dan en
terecht te pruttelen: „Do geheele week
ben je op je werk en dien eenen dag in de
week, dat je nog vrij ben, ben nog niet
thuis. De kinderen zien d'r vader tegen
woordig heelemaal niet meer. Zondag en
in do week precies eender: ze zien hem
even om te eten en danweg is hij weer."
„Heelemaal ongelijk hadden ze niet!"
„Waarachtig niet, Janus! Groot gelijk
zelfs. Wat denk je dat er toen gebeurde?"
„De Hemel mag het weten
„Verscheidene mannen gingen een ander
leven leiden. Ze waren 's Zond. js meer
thuis."
„O! Zoo!"
„Ja! maar ten koste van de kerk. Ze
gingen geregeld als er vergadering wa-s
naar de Vroegmis, kwamen in geen Hoog
dienst, geen Lof meer. Onder kerktijd lie
pen ze te wandelen of waxen in den huise-
lijken kring. Opvallend was het, hoe weinig
mannen meer dan eenmaal des Zondags
naar den tempel gingen."
„Dis ze gingen meer naar de vergade
ring dan naar Gods Huis?"
„Zoo liep het, Janus, en toen was het
uit. De vrouwen in cfr schik, dat kan je
begrijpen. Ze zien de mannen liever drie
maal in de week des avonds naar de ver
gadering gaan dan driemaal op één Zon
dag. Dat begrijp je toch wel?"
„Ik begrijp het zeer goed. Wat ze hier
doen kan overal geschieden. En ik heb
het niet ver mis, vermeen ik, als ik zeg,
dat het in het belang van Kerk, Maat
schappij en Huisgezin en niet in het minst
van de Vereeniging zelf is, als er zoo min
mogelijk op Zondag vergaderd wordt."
„Volkomen met je eens, Janus!"
Misdadige woeling. „Het
woord bleef" zegt „De Nederlander"
„uit 1903. De zaak was toen niet nieuw en
na 1903 niet dood.''"
Het blad bespreekt den loop, dien de sta-
king te Amsterdam hééft genomen; in het
voorbijgaan er op wijzend, dat te Rotter
dam, waar de Iconen geringer waren dan te
Amsterdam, de staking reeds spoedig is
geëindigd, op de enkele voorwaarde, dat de
reeders een verhooging van looncn zouden
overwegen. Van ordeverstoring werd daar
weinig of niets meer vernomen.
Te Amsterdam gaat het anders. Na een
schets van de wij^e, waarop de werkwilligen
door de stakersworden bejegend, schrijft
„D e Nederlander":
„En als dan eindelijk, misschien door een
verkeerd begrepen bevel, misschien door
een te haastige uitvoering van voor uiter
sten nood bestemde orders, de soldaten
schieten, en er bloed vloeit, dan roept heel
de stakers-wereld schande oVer O-verheids-^,
terrorisme en militaire willekeur.
Ongetwijfeld, terrorisme
Maar van welke zijde? En met welk recht
beklagen zich daarover de sociaal-demo
craten, beklaagt zich- „Het Volk," dat,
met de leiders der beweging, verantwoorde
lijk is ook voor de misdadige woelingen,
welke op dit oogenblik in Amsterdam zorg
en onrust haren?"
Wél herinnert hetzelfde blad, dat eenige
bekende sociaal-democratische penvoerders
de tegenwoordige beweging afkeuren, maar
wijst er tevens op, dat, al geeft de partij
geen geld voor de anarchistische beweging,
die beweging zelve toch door haar woord
voerder mr. Troelstra gesteund wordt als
een strijd „tegen het optreden van de ka
pitalistische autoriteiten, hetgeen de ver
bittering der arbeiders volkomen recht
vaardigt."
„Van harte hopen wij," zegt „D e N e-
d er'lander" ten slotte „dat alsnog
het gezond verstand moge zegevieren.
Dat wederzijdsche tegemoetkoming worde
betoond, ofschoon dit, waar zoo duidelijk
bleek, dat. de strijd voor de zooveelste maal
loopt o m d e ma cht in het bedrijf
hoogst bezwaarlijk is gemaakt.
Maar indien het niet zoo mocht zijn, in
dien de opzweepiDgs-artikelen van „Het
V o 1 k" en de neiging van mr. Troelstra
om de geestelijke leider te zijn van oproe
rige anarchisten, het volk al meer opzwee
pen tot daden van geweld, dan zullen de
gevolgen komen voor rekening van hen,
die deze misdadige woelingen hebben uit
gelokt.
Op mr. Troelstra en de zijnen I"
„Het Huisgezin" meent, dat de
uitslag der gemeenteraad s-
nverkiezingen wel tot ernst stemt
en verbindt daaraan dan de volgende be
schouwingen
Niet dat de rechtscho partijen, over <le
geheele linie genomen, teruggedreven wor
den, of dat haar samenwerking te wenschen
laat.
Integendeel, de rechterzijde handhaaft
zich veelal prachtig en de samenwerking is
over het algemeen loyaal en trouw.
Maar voor het overige is er weinig re
den tot verblijdenis.
Dat de sociaal-democraten in de groote
steden en ook wel elders aan invloed en
stemmencijfers winnen, is een wel natuur
lijk, maar toch bedroevend verschijnsel.
Evenwijdig daarmee gaat de inzinking der
liberale partij.
Schoon dit laatste, op zichzelf geen ver
lies beduidt, doet men toch met de machts
toeneming van het socialisme geen voordee-
ligen ruil.
Er zijn er, die zeggen, laat het socialisme
maar winnen, zooveel te eerder komt de
reactie.
Wij deelen deze mecning niet, duchten
veeleer, dat wat de sociaal-democratie een
maal gewonnen 'heeft, haar niet licht ont
wrongen zal worden.
Nu zijn we, lettende op de teekenen, die
we reeds zagen, niet geheel zonder zorg
voor do eenstemmigheid ter rechterzijde,
waar men staat voor de keuze: liberaal of
sociaal-democraat.
Evenzoo is er reden om de moeilijkheid,
waarvoor de vrijzinnige partijen jeplaatst
worden, niet te onderschatten.
Voor een bondgenootschap met de vrij
zinnigen is de rechterzijde niet gemakkelijk
te vinden. Ook de vrijzinnigen zijn op een
dergelijk bondgenootschap niet fel, terwijl
van den anderen kant een samengaan met
de socialisten in de vrijzinnige kringen geen
algemeene instemming blijkt te vinden.
We zullen met het tegenwoordige stelsel
vastloopen. Het schept naar allo kanten
moeilijkheden.
Er is, we zeiden het reeds eerder, maar
één middel om aan het slop, waarin wo
dreigen te geraken, te ontkomen: invoering
van evenredige vertegenwoor
diging.
Voor de gemeenteraadsverkiezingen stuit
men bovendien niet op grondwettige bezwa
ren, terwijl het groot aantal leden, dat ge
kozen moet worden (wij hebben voor de
invoering van E. V. de grootere gemeenten
op het oog, waar prineipieele strijd ge
voerd wordt) de toepassing van het stelsel
vergemakkelijkt.
Ken ring* <lie nst van eet- en drink
waren te Leiden.
II.
Kindermeel. Een twaalftal mon
sters kindermeel uit den handel kwam tot
onderzoek.
Men kan drie soorten kindermeel onder
scheiden, en wel één groep, die zich vooral
kenmerkt door een zeer verhoogd gehalte
aan in koud water oplosbare koolhydraten
en die bij microscopisch onderzoek in hoofd
zaak geheel of bijna geheel gedextrineerd
meel bevat; een tweede groep, die zoowel
blijkens do chemische analyse als blijkens
het nricrosoopisch onderzoek uit zuiver rjjst-
tóöel bestaat; terwijl eindelijk het Herculo-
Mndermeel een aparte plaats inneemt, door
dien wel een hoog percentage oplosbare kool
hydraten aanwezig is, die evenwel niet zijn
gevormd door het oplosbaar maken van
het zetmeel, maar eenvoudig aan overigens
onveranderd meel (rijst cn tarwe) zijn toe
gevoegd.
Het i9 duidelijk, dat alleen de vertegen
woordigers van de "eerste groep: Nestle, Nu-
trioia, Kufeke en Nutrix, op den naam
van kindermeel in den eigenlijken zin kun
nen aanspraak maken, omdat alleen in deze
producten het voor zeer jonge kinderen, on
verteerbare zetmeel is omgezet in voor
dezen bruikbare stoffen. Bovendien onder
scheiden zij zioh door een hoog eiwitgehalte
en soms (Nestle) door een hoog gehalte aan
vet.
De tweede groep, De Gruyter, Lissonc,
Molenaar, Verhoeff en Knorr, zijn meest
niets anders dan rijstmèel, zooals ook duide
lijk blijkt bij vergelijking der analysccijfcrs
BI)
Doodsbleek was by; een witte doek was
om zijn voorhoofd gebonden, want een rots
blok liad hem gewond.
XXII.
„Dus longontsteking is het," kermde me
vrouw Riefenstalh. „Nu, dan zal hy wel visr,
zes weken te bed moeten liggen!"
Maar hoe moeijyk baar de gedachte ook
viel, dat zij zoo lang een zieke, misschien
weldra een doode in huis zou hebben, toch
■Het zy terstond een der vertrekken tot zie
kenkamer inrichten.
Zy liet verder de oude Heineredorf uit do
stad komen, die altijd by zieken oppaste en
die nu naast het bed van den ingenieur zat.
"Walter Riefensiahl meende, dat men den
vader van den ingenieur moest telegrafeeren.
Maar er was niemand, die het adres wist.
Edela was zeer bleek geworden, toen deze
kwestie, ter sprake was gekomen. Moest zy
bet zyn, die den vader op de hoogte bracht
van de ziekte van zyn zoon?
Neen, neen, zy wilde niet langer vader en
zoon naast elkander noemen! Zy wiet, dat
do zoon zyn vader met meer bezocht had
Zou zy die twee dan weer samen brengen?
Neen, neen, dat mocht niet, dacht zy, en zU
zei dit steeds als zy zacht voorby de deur
van de ziekenkamer ging.
In haar kamer girig zy naast de kachel
Kitten. Hier lag ook de geredde hond. Zy had het
dier drooggewreven en het met brood en
vleesch gevoed. Toen het haar met dankbare
oogen aanzag, kwamen haar de tranen in de
oogen, boog zy zich over hem en drukte zyn
kop tegen zich aan. Het was maar een heel
gewone huishond; het was geen dier van edel
ras en in niets geleek het op den mooien
hond, dien zy eens gedood had.
«Lord, Lord," zei ze zacht.
Toen was het of zy een mannenstem hoorde:
„Jaren van myn loven zou ik hebben willen
geven, als ik dit had kunnen voorkomen."
In de ziekenkamer werd ondertusschen de
toestand van den patiönt steeds ernstiger. De
dokter begon het geval donker in te zien. Hy
wist niet veel meer te zeggen, om de huis-
genooten gerust te stellen.
„Hy is jong en heeft een krachtig gestel,
daar moeten wy onze hoop op vestigen,"
zei hy
In het kantoor keek Walter af en toe
Edela in stilte aandachtig aan. Het was hem
mot ontgaan, dat er een groote verandering
met haar had plaats gehad. Die verandering
kon niet alleen door den hond veroorzaakt zyn.
Om stil te zitten, was Edela tot een by na
ondraagiyke marteling geworden. Zoo vaak
zy het dan ook doen kon, ging zy uit, om
in het vrye veld wat rond te loopen. Dat gaf
haar altyd wat verlichting. Het was niet ge-
makkeiyker zoolang te wachten, niet3 te kun
nen doen, werkloos te moeten zyn.
In de schemering ging Edela nogmaals
naar buiten en een eind den straatweg op.
De hond voigde haar geregeld. Toen zy weer
terug kwam, bleaf zy voor de villa nog even
staan on keek naar het raam van de zieken
kamer. Terwyi zy daar zoo stond, hoorde zy
stemmen achter zich. Een man stond met
een jongen op den weg te praten en deze
wees hem naar de villa. Daarop kwam de
man nader.
Edela greep zich aan het tuinhek vast. Zy
kende dien man; zy kende z'Jn rood, breed
gelaat, dat thans nog rooder was dan gewoon-
ïyk van het harde loopen.
Wie hal Christiaan Havestrand hierheen
geroepen?
Doch al wist zy ook niet wie hem gewaar
schuwd had, dat, wat hem hierheen had ge
dreven, las zy op zyn gezift. Vaderangsten
vaderliefde spraken daaruit. Hy moest zich
bewust geworden zyn, dat banden van bloed
zich maar niet willekeurig verbreken laten.
Zy ble9f staan zonder één beweging te ma
ken, want nu had Chrisliaan Havestrand ook
haar gezien en erkend.
Het kwam zoo plotseling, dat hy byna
wankelde van schrik. Hy stiet een doffen kreet
uit, waaruit haat en woede spraken, en zyn
oogen begonnen te fonkelen. Alles, wat hem
hierheen had doen gaan, scheen hy vergeten
te zyn, nu hy plotseling tegenover haar stond,
wie hy de schuld gaf van alles, wat er tus-
schen Bernard en hem gekomen was.
Daar 6tond zy; de gehate! Het was hem
of hy haar met de vuisten in het gezicht
moest slaan.
„Zoo, dus daarom was het, dat ik geen be
richt van hier kreeg! Daarom was het, dat
ik eerst uit de courant las wat hier gebeurd
was. Jelui, adellyk bedelaarsvolk I Myn zoon
is van veel beter adel dan gy 1"
„Ja, dat is hyi"
Een toonlooze stem had die woorden ge
zegd, maar het klonk luid on duideiyk en
en Christiaan Havestrand keek Edela aan alsof
hy haar die woorden nog eens van de lippen
Wilde rukken.
Maar Edel*'® mond had zich vast gesloten
zy sloeg de oogen neer, keerde zich om en
ging langzaam den weg op.
Christiaan Havestrand zag haar woedend
na, totdat haar gestalte in de schemering
verdween.
Wat had zy gezegd? En wat had zy daar
mee gemeend? Hoe kwam zy hier, waar zyn
zoon ook was; zyn zoon, over wien in alle
bladen wat te lezen stond en wien het te
danken was, dat het dreigend gevaar van
doorbreken van den dyk was afgewend? Waren
die twee misschien hier samen gekomen, om
zich met elkaar te verzoenen Of was het,
dat zyn zoon dood was en zy hem nog eens
had willen zien
De jongen had daar juist .gezegd, dat de
ingenieur nu waarschijnlyk al gestorven zou
zyn. Als dat eens zoo was
Zyn blikken gingen naar de vensters van
de villa. Kwam er dan niemand uit dat huis,
om hem te zeggen hoe het met zyn zoon
was?
Daar kwam eindelyk iemand naar buiten.
Dien liep hy nu te gemoet. Het was Walter
Riefenstahl, die terstond begreep wien hy voor
zich had. Hy reikte Havestrand de hand, sprak
hem een hartelyk woord toe en zei, dat hy
de hoop nog niet op moest geven.
„Hy leeft dus nog?"
„Zeker, meneer Havestrand! Hy heeft al
leen zeer hooge koortsen en ylt. Niemand
mag by hem komen dan de dokter en de
oude verpleegster."
Havesirand wild9 de oude vrouw in elk
geval spreken.
Zy kwam juist de trap af en schudde het
hoofd, terwyi zy mompelde:
„Het is nu een en veertig; zdó hoog is de
thermometer nog niet geweest. Als het maar
niet twee en veertig wordt."
met die van een gewoon rijstmeel uit den
liandcl. Zij onderscheiden zich daarvan in
hoofdzaak alléén door den veel hoogcren
prijs.
Wel is li et mogelijk, dat aan de bereiding
eenige meerdere zorg is besteed, doch daar
door alleen kunnen zij op den naam van kin
dermeel nog geen aanspraak maken. Worden
dergolijke waren verkocht onder haar eigen
naam, zooals die van de firma's Knorr en
Verhoeff, dan kan men daarmede nog vrede
hebben; anders echter wordt de zaak, wan-
neer zulko producten, veelal voorzien van
attesten van onderzoekingsbureanx, als
„prima Kindermeel" (Molenaar), met „hooge
voedingswaarde" (Lissone), of als „onover
troffen voedzaam en licht verteerbaar" (De
Gruyter) in den handel worden gebracht.
Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte van
het product „Herculo". Een mengsel van
rijstmeel cn tarwemeel wordt niet veran
derd in kindermeel in den waren zin van
het woord, door eenvoudig wat suiker toe
te voegen. Hierdoor wordt aan de onverteer
baarheid an het zetmeel niets veranderd en
dus blijft liet. cssenticcle verschil met echt
kindermeel bestaan.
Puddingmeel. Tot onderzoek kwa
men 26 monsters puddingmeel. Slechts 10
van de 26, du9 i 38 procent, bleken vrij
te zijn van saccharine of andere kunstmatige
zoetstoffen.
De hoeveelheid aanwezige suiker was om
gekeerd evenredig met de hoeveelheid toe-
gevoegde saccharine, daar deze laatste, een
voor de voeding volkomen nutteloozc, mis
schien niet eens 'onschadelijke stof, juist
moet dienen om de zooveel duurdere suiker
te vervangen.
Bij een niet onbelangrijk percentage der
mpnsbers bleek de suiker volkomen te ont
breken.
Het overgroote aantal bestond uit enkel
Uiaismeel, soms gemengd met een grooter
of kleiner percentage aardappelmeel. In dien
regel waren anïline-klcurstoffen gebruikt,
om do gowcnschte kleur aan den te berci-
den pudding te geven. Eenige monsters meel
voor chocoladiopudding, bleken te weinig
cacao te bevatten, om daarmede de ge-
wenschto bruine kleur te kunnen bereiken,
zoodat ook daarbij notabele kwantiteiten ani-
linc-kleurstof waren gebezigd. Het onder
zoek zal worden voortgezet, nadat den f
brikanten is aangezegd, in hun product
veranderingen te brengen.
Brood- en bak war en. Bij het on
derzoek van hot hier ter stede ten verkoop
aangeboden brood werden dezelfde misstan
d-en waargonomen, als in liet vorig jaar
verslag vermeld. Er werd getracht met de
bakkers overleg te plegen, om te bereiken,
dat hieraan oen einde werd gemaakt. Inder
daad toonde men zich over het algemeen
bereid, daartoe mede te werken en naar het
zich laat aanzien, zal binnenkort langs min
nelijken weg verbetering in den toestand
kunnen worden .gebracht.
Spiritualiën. Naar aanleiding van
belichten in de meeste dagbladen, dat na
de verhooging van den accijns op het ge-
distilloerd, spiritualiën op groote schaal zou
den worden vervalscht met methanol, werd,-
mode als gevolg van een ingekomen verzoek
der vereeniging „Vergunning" een cenigs-
zins uitvoerig onderzoek ingesteld naar de
hoodanighoid van eenige hier ter stede ten
verkoop zijnde soorten alcoholische dran
ken.
Hot resultaat van deze zéér tijdroovendei
cn kostbare onderzoekingen in jenever, bran
dewijn, bitter, rum, cognac, boeren jongens
cn boerenmeisjes was, dat in geen enkel
inonstar iruear dan sporen methylalcohol (min-
der dan 1 pCt.) konden worden aangetoond.
Aluin, peper en zwavelzuur, die volgend
geruchten zouden worden gebezigd om den
smaak van de spiritualiën te verbeteren
worden evenmin gevonden. Ilct alcoholge
halte echter bleek onderhevig aan zeer
sterke wisselingen, die in tamelijk nauw
verhand bleken te bestaan mot den prijs.
Het laagst waargenomen alcoholpercentage
(voluum-procenten) in jenever was 30.0 pCt.,
het hoogste 42.4 pCt. Voor brandewijn wa
ren deze cijfers resp. 30.3 en 42.3 pCt-
Margarine. Tot- onderzoek kwa
men 242 monsters margarine, waarvan er
38, dus jJz 15 pCt., een hooger watergo»:
halte bezaten dan 16 pCt.
Is dit bij de 35 pCt. ondeugdelijke mon-
Christiaan Havestrand was zichxelf niet meer
meester.
„Als ik dan niet mot hem spreken mag,
dan wil ik hem toch zien
Dat konden zy hem niet weigeren en zy
lieten hem daarom door een kier van de deur
in de kamer zien. Daar lag de zieke. Zyn in
gevallen gelaat was hoog lood van koorts,
zyn handen plukten onrustig aan de dekens
en hy praatte steeds door.
Christiaan Havestrand greep zich aan den
deurpost vast; hy beet op de punten van
zyn gryzen baard, teiwyi het zweet hem
uitbrak.
Toen deed Havestrand de deur weer dicht
en ging met Walter Riefenstahl naar di
woonkamer beneden. Daar hoorde hy ook
een en ander op zyn vraag hoe freule Van
der Eichen hier svas gekomen en wat zy hier
In huie deed.
Kantoorjuffrouw was z;J dus; zy at hier
mee aan tafel, woonde hier in en kon ieder
oogenblik dus de kamer binnen komen.
Hy sprong by die gedachte van zyn sloel op.
„Helpen kan ik op het oogenblik tocb niet,
daarom zal ik nu maar gaan en een katner
zoeken in „De Gouden Leeuw." Morgenvroeg
kom ik dan weer vragen hoe het er mee is."
Zonder een woord van afscheid liep hy
weg. Woede, angst en zorg beletten hem
meer te zeggen.
In „De Gouden Leeuw" liet hy zich daarop
twee ftesschen rooden wyn brengen en daarby
bleef hy den halven nacht zitten Het hoofd
werd hem steeds zwaarder; denken kon hy
ten slotte niet meer. Met moeite sleepte by
zich tegen den morgen naar zyn bed en viel
toen in een zwaren slaap. Eerst laat in don
morgen werd hy wakker met een dof gevoe1
in al zyn leden. (Wordt vervolgd.)