No. 15 *7*72. LÊÏBSCH DACrBLAB, Zaterdag* 22 Juli. Eerste Blad. Aimo SS 11, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Ce liefde everwon. In „De R.-K. Middenstander" lezen wij onder het hoofd Destrijdte- gen de vervroegde winkelslui ting: Niaar aanleiding van de jongste Am- eterdaAiSche gemeentelijke verordening is de strijd tegen de vervroegde winkelslui ting wederom in al zijn felheid ontbrand. Zooals wij reeds in de korte kroniek van ons vorig nummer berichten, wil het Nationaal Comité tegen wettelijke geregel de winkelsluiting bij de Kroon zelfs ver nietiging vragen van de aangenomen ver ordening en hebben de Gedep. Staten zelfs aan de Koningin om vernietiging gevraagd. Ook in Duitsohland' is indertijd een hef tige strijd gevoerd tegen de vervroegde winkelsluiting. In 1893 begon daar de beweging voor vervroegde winkelsluiting, nadat „Kommis- 6ion für Arbeiterstatistik" een rapport publiceerde over den onmenschelijk langen werktijd der winkelbedienden. Het „Deutsch National Verband" zette met Igroote heftigheid een agitatie door het geheele Rijk op touw, gesteund door ver schillende organisaties. De ,,Kommission für Arbeiterstatistik" had als conclusie van haar enq ête de ver plichte 8-uur-sluiting geadviseerd. Het .Deutsch National Verbeid" zond een petitie aan de Regeering met 47,292 handteekeningen voor wettelijke 9-uur- sluiting. Adressen, vergaderinger, ar'ikelen enz. hielden de actie in vollen gang. De uitkomst was dan ook, dat de Rijksdag in 1900 een regeling, de winkelsluiting be treffende, vaststelde. Met algemeene stem men wordt een voorstel aangenomen, het welk het openzijn der winkels tussdhen 9 uren 's avonds en 5 uren 's morgens verbood. De middagrust voor bedienden werd vast gesteld op IV uur, bovendien een onafge broken rust per etmaal van 10 uren, in plaatsen boven 20,000 inwoners, in winkels met twee of meer bedienden, een rust van 11 uren. De gemeenteraden in kleine plaat sen kregen de bevoegdheid! den elfurigen rusttijd ook daar in te voeren. Ook kan, wanneer 2/3 der betrokken winkeliers zich hiervoor verklaren, de ver-, tegenwoordiger van 't staatsgezag voor een geheel jaar, of voor een bepaalde tijdruim te, sluiting invoeren van 8 tot 9 uren n. m. en 5 tot 7 uren v. m. De bladen, zooals Berliner Tageblatt" en „Vees. Zeitung" voorspelden de meest noodlottige gevolgen en schreven verbitter de artikelen, waarin zij Berlijn des avonds vergeleken met een plattelandsplaatsje. En reeds in 1911 verklaarde de Staats secretaris in den Rijksdag: „Toen de P-uur-sluiting wet werd, schreven de couranten, dat ik plan had Berlijn tot een provinciestad1 te maken. Tegenwoordig spreekt niemand meer over de 9-uur-sluiting. De geweldige agitatie er tegen is op niets uitgeloopen en ik hoop, dat de belanghebbenden zioli spoedig zul len vereenigen, om tob een 8-uur-slui- ting te komen. Indien ooit een maatregel groote zedelijke waard'e had, zoo was het de beperking van den arbeidsduur in den handel." Sedert hebben reeds bijna- 50 gemeenten gebruik gemaakt van d'e bepaling, waardoor zij een 8-uurs-sluiting kunnen verkrij gen, en deze hierdoor ingevoerd. Bij zulke feiten verzinken alle schrik aanjagende bedenksels van vreesaohtigen en kortziohtigen in het niet In Amsterdam zijn zelfs zeer vele midden- standsbedrijven met een werktijd van 100 en meer uren per week. Het behoeft geen betoog, dat onder de zen verschrikkelijk langen winkeltijd de patroons evenzeer te lijden hebben als de bedienden. Zulke toestanden zijn ongezond. De medi ci hebben aangetoond hoe ongezond zij zijn voor het lichaam. Maar voor den geest zijn zij dit in niet mindere mate. "Want welke man of welke vrouw heeft na zooveel uren arbeids nog lust, moed cn krachten voor huiselijk verkeer, voor gods dienstige en wetenschappelijke opbouwing des geestes? Voor opvoeding der kinderen? Wie vermag onder zulko omstandigheden c.n geestelijk en lichamelijk harmonisch ontwikkeld mensch te zijn En heeft ook de winkelier g2en natuurlijk recht op genot? Genot van natuurschoon en van kunst? „Maar de financieele nadeelen dan voor eenige weinigen?" Wij antwoorden: Het maatschappelijk lé ven heeft zich tot heden aangepast aan eiken veredelenden toestand; er is eeen re den voor de meening, dat het thans een uitzondering zal maken. Na weinige jaren zullen ook wij moeten erkennen: „Indien ooit een maatregel groote zede lijke waarde 'bad, zoo was het de beperking van den arbeidsduur in den handel!" In de ,,V olksbanïe r", in de ru briek „Onder de Yolksbonders", lezen wij over vergaderingen op Zondag het volgende: „Zoo Janus! Hoe maak je het? Zei ik het niet, vrouw, vanmorgen: „Het kan best gebeuren, dat neef Janus vandaag komt!" Telken jare kom je Zondag na Pinksteren ee'ns in de stad kijken." ,,Ik maak het best en jullie ook? Kom aanHoe beter, hoe liever. Ja, neef! Je weet Zondag na Pinksteren is het b ons kermis. Zoo heet het ten minste: een paar koekkramen en een poffertjeskraam, zie daar al. Een draaimolen komt de laatste ja ren niet eens meer. De meeste dorpelingen gaan die dagen uit en ik oudergewoonte naar mijn neef toe." „Uitstekend! Je weet het Janus: altijd welkom „Behalve als je twee, drie vergaderingen hebt." „Daar behoef je geen vrees meer voor te hebben; dat is uit! Geen enkele verga dering wordt hier meer gehouden op 'Zon dag, tenzij bij liooge, zeer hooge uitzonde ring. Zelfs de Encycliek-meeting heeft niet op Zondag plaats gehad." „En verleden jaar, toen ik bij jwas, had je, geloof ik, dien dag vergadering van den Volksbond, het Kruisverboad en de Kies- vereeniging. Is het niet?" „Daar heb je gelijk in, maar nu verga deren alle Katholieke vereenigingen in de week." „Wat een ommekeerHoe komt dat zoo V1 „Do H.H. Geestelijken en tal van Katho lieke mannen hebben de handen ineenge slagen, om dat euvel te verhelpen. Het liep do spuigaten uit." „Nou, ik vind het ook beter, dat op een werkdag vergaderd wordt. Het is allemaal maar gewoonte, dat vergaderingen op Zon dag. Het is net zooals je dat instelt. „Juist gezegd, JanusIn den beginne ging 'het vergaderen in de week niet best, maar we hebben volgehouden en nu wor den de vergaderingen beter bezocht dan vroeger ooit op Zondag. En het wordt nog steeds beter." „Ik neem het. gaarne aan." „Ik heb hier toch een tijd gekend, dat eiken Zondag na den Hoogdienst er ver gadering was, dan van den Volksbond, dan van het Kruisverbond, dan van de Ka-Es- Aa, enz. Van gezellig koffiedrinken met vrouw en kinderen geen sprake. Kwam je van de vergadering, dan was het eten, soms na de Vespers weer vergaderen en het is gebeurd na 'het Lof andermaal. Is me dat een Zondag?" „'t Lijkt naar niets, neef!" „De besturen hielden geen voeling met elkaar en zoodoende had je wel eens een Zondag vrij, maar dan kwam er weer één tegen met twee, drie vergaderingen. En dan zat je öf in de kerk, óf in het vereeni- gingsgebouw. De vrouwen begonnen dan en terecht te pruttelen: „Do geheele week ben je op je werk en dien eenen dag in de week, dat je nog vrij ben, ben nog niet thuis. De kinderen zien d'r vader tegen woordig heelemaal niet meer. Zondag en in do week precies eender: ze zien hem even om te eten en danweg is hij weer." „Heelemaal ongelijk hadden ze niet!" „Waarachtig niet, Janus! Groot gelijk zelfs. Wat denk je dat er toen gebeurde?" „De Hemel mag het weten „Verscheidene mannen gingen een ander leven leiden. Ze waren 's Zond. js meer thuis." „O! Zoo!" „Ja! maar ten koste van de kerk. Ze gingen geregeld als er vergadering wa-s naar de Vroegmis, kwamen in geen Hoog dienst, geen Lof meer. Onder kerktijd lie pen ze te wandelen of waxen in den huise- lijken kring. Opvallend was het, hoe weinig mannen meer dan eenmaal des Zondags naar den tempel gingen." „Dis ze gingen meer naar de vergade ring dan naar Gods Huis?" „Zoo liep het, Janus, en toen was het uit. De vrouwen in cfr schik, dat kan je begrijpen. Ze zien de mannen liever drie maal in de week des avonds naar de ver gadering gaan dan driemaal op één Zon dag. Dat begrijp je toch wel?" „Ik begrijp het zeer goed. Wat ze hier doen kan overal geschieden. En ik heb het niet ver mis, vermeen ik, als ik zeg, dat het in het belang van Kerk, Maat schappij en Huisgezin en niet in het minst van de Vereeniging zelf is, als er zoo min mogelijk op Zondag vergaderd wordt." „Volkomen met je eens, Janus!" Misdadige woeling. „Het woord bleef" zegt „De Nederlander" „uit 1903. De zaak was toen niet nieuw en na 1903 niet dood.''" Het blad bespreekt den loop, dien de sta- king te Amsterdam hééft genomen; in het voorbijgaan er op wijzend, dat te Rotter dam, waar de Iconen geringer waren dan te Amsterdam, de staking reeds spoedig is geëindigd, op de enkele voorwaarde, dat de reeders een verhooging van looncn zouden overwegen. Van ordeverstoring werd daar weinig of niets meer vernomen. Te Amsterdam gaat het anders. Na een schets van de wij^e, waarop de werkwilligen door de stakersworden bejegend, schrijft „D e Nederlander": „En als dan eindelijk, misschien door een verkeerd begrepen bevel, misschien door een te haastige uitvoering van voor uiter sten nood bestemde orders, de soldaten schieten, en er bloed vloeit, dan roept heel de stakers-wereld schande oVer O-verheids-^, terrorisme en militaire willekeur. Ongetwijfeld, terrorisme Maar van welke zijde? En met welk recht beklagen zich daarover de sociaal-demo craten, beklaagt zich- „Het Volk," dat, met de leiders der beweging, verantwoorde lijk is ook voor de misdadige woelingen, welke op dit oogenblik in Amsterdam zorg en onrust haren?" Wél herinnert hetzelfde blad, dat eenige bekende sociaal-democratische penvoerders de tegenwoordige beweging afkeuren, maar wijst er tevens op, dat, al geeft de partij geen geld voor de anarchistische beweging, die beweging zelve toch door haar woord voerder mr. Troelstra gesteund wordt als een strijd „tegen het optreden van de ka pitalistische autoriteiten, hetgeen de ver bittering der arbeiders volkomen recht vaardigt." „Van harte hopen wij," zegt „D e N e- d er'lander" ten slotte „dat alsnog het gezond verstand moge zegevieren. Dat wederzijdsche tegemoetkoming worde betoond, ofschoon dit, waar zoo duidelijk bleek, dat. de strijd voor de zooveelste maal loopt o m d e ma cht in het bedrijf hoogst bezwaarlijk is gemaakt. Maar indien het niet zoo mocht zijn, in dien de opzweepiDgs-artikelen van „Het V o 1 k" en de neiging van mr. Troelstra om de geestelijke leider te zijn van oproe rige anarchisten, het volk al meer opzwee pen tot daden van geweld, dan zullen de gevolgen komen voor rekening van hen, die deze misdadige woelingen hebben uit gelokt. Op mr. Troelstra en de zijnen I" „Het Huisgezin" meent, dat de uitslag der gemeenteraad s- nverkiezingen wel tot ernst stemt en verbindt daaraan dan de volgende be schouwingen Niet dat de rechtscho partijen, over <le geheele linie genomen, teruggedreven wor den, of dat haar samenwerking te wenschen laat. Integendeel, de rechterzijde handhaaft zich veelal prachtig en de samenwerking is over het algemeen loyaal en trouw. Maar voor het overige is er weinig re den tot verblijdenis. Dat de sociaal-democraten in de groote steden en ook wel elders aan invloed en stemmencijfers winnen, is een wel natuur lijk, maar toch bedroevend verschijnsel. Evenwijdig daarmee gaat de inzinking der liberale partij. Schoon dit laatste, op zichzelf geen ver lies beduidt, doet men toch met de machts toeneming van het socialisme geen voordee- ligen ruil. Er zijn er, die zeggen, laat het socialisme maar winnen, zooveel te eerder komt de reactie. Wij deelen deze mecning niet, duchten veeleer, dat wat de sociaal-democratie een maal gewonnen 'heeft, haar niet licht ont wrongen zal worden. Nu zijn we, lettende op de teekenen, die we reeds zagen, niet geheel zonder zorg voor do eenstemmigheid ter rechterzijde, waar men staat voor de keuze: liberaal of sociaal-democraat. Evenzoo is er reden om de moeilijkheid, waarvoor de vrijzinnige partijen jeplaatst worden, niet te onderschatten. Voor een bondgenootschap met de vrij zinnigen is de rechterzijde niet gemakkelijk te vinden. Ook de vrijzinnigen zijn op een dergelijk bondgenootschap niet fel, terwijl van den anderen kant een samengaan met de socialisten in de vrijzinnige kringen geen algemeene instemming blijkt te vinden. We zullen met het tegenwoordige stelsel vastloopen. Het schept naar allo kanten moeilijkheden. Er is, we zeiden het reeds eerder, maar één middel om aan het slop, waarin wo dreigen te geraken, te ontkomen: invoering van evenredige vertegenwoor diging. Voor de gemeenteraadsverkiezingen stuit men bovendien niet op grondwettige bezwa ren, terwijl het groot aantal leden, dat ge kozen moet worden (wij hebben voor de invoering van E. V. de grootere gemeenten op het oog, waar prineipieele strijd ge voerd wordt) de toepassing van het stelsel vergemakkelijkt. Ken ring* <lie nst van eet- en drink waren te Leiden. II. Kindermeel. Een twaalftal mon sters kindermeel uit den handel kwam tot onderzoek. Men kan drie soorten kindermeel onder scheiden, en wel één groep, die zich vooral kenmerkt door een zeer verhoogd gehalte aan in koud water oplosbare koolhydraten en die bij microscopisch onderzoek in hoofd zaak geheel of bijna geheel gedextrineerd meel bevat; een tweede groep, die zoowel blijkens do chemische analyse als blijkens het nricrosoopisch onderzoek uit zuiver rjjst- tóöel bestaat; terwijl eindelijk het Herculo- Mndermeel een aparte plaats inneemt, door dien wel een hoog percentage oplosbare kool hydraten aanwezig is, die evenwel niet zijn gevormd door het oplosbaar maken van het zetmeel, maar eenvoudig aan overigens onveranderd meel (rijst cn tarwe) zijn toe gevoegd. Het i9 duidelijk, dat alleen de vertegen woordigers van de "eerste groep: Nestle, Nu- trioia, Kufeke en Nutrix, op den naam van kindermeel in den eigenlijken zin kun nen aanspraak maken, omdat alleen in deze producten het voor zeer jonge kinderen, on verteerbare zetmeel is omgezet in voor dezen bruikbare stoffen. Bovendien onder scheiden zij zioh door een hoog eiwitgehalte en soms (Nestle) door een hoog gehalte aan vet. De tweede groep, De Gruyter, Lissonc, Molenaar, Verhoeff en Knorr, zijn meest niets anders dan rijstmèel, zooals ook duide lijk blijkt bij vergelijking der analysccijfcrs BI) Doodsbleek was by; een witte doek was om zijn voorhoofd gebonden, want een rots blok liad hem gewond. XXII. „Dus longontsteking is het," kermde me vrouw Riefenstalh. „Nu, dan zal hy wel visr, zes weken te bed moeten liggen!" Maar hoe moeijyk baar de gedachte ook viel, dat zij zoo lang een zieke, misschien weldra een doode in huis zou hebben, toch ■Het zy terstond een der vertrekken tot zie kenkamer inrichten. Zy liet verder de oude Heineredorf uit do stad komen, die altijd by zieken oppaste en die nu naast het bed van den ingenieur zat. "Walter Riefensiahl meende, dat men den vader van den ingenieur moest telegrafeeren. Maar er was niemand, die het adres wist. Edela was zeer bleek geworden, toen deze kwestie, ter sprake was gekomen. Moest zy bet zyn, die den vader op de hoogte bracht van de ziekte van zyn zoon? Neen, neen, zy wilde niet langer vader en zoon naast elkander noemen! Zy wiet, dat do zoon zyn vader met meer bezocht had Zou zy die twee dan weer samen brengen? Neen, neen, dat mocht niet, dacht zy, en zU zei dit steeds als zy zacht voorby de deur van de ziekenkamer ging. In haar kamer girig zy naast de kachel Kitten. Hier lag ook de geredde hond. Zy had het dier drooggewreven en het met brood en vleesch gevoed. Toen het haar met dankbare oogen aanzag, kwamen haar de tranen in de oogen, boog zy zich over hem en drukte zyn kop tegen zich aan. Het was maar een heel gewone huishond; het was geen dier van edel ras en in niets geleek het op den mooien hond, dien zy eens gedood had. «Lord, Lord," zei ze zacht. Toen was het of zy een mannenstem hoorde: „Jaren van myn loven zou ik hebben willen geven, als ik dit had kunnen voorkomen." In de ziekenkamer werd ondertusschen de toestand van den patiönt steeds ernstiger. De dokter begon het geval donker in te zien. Hy wist niet veel meer te zeggen, om de huis- genooten gerust te stellen. „Hy is jong en heeft een krachtig gestel, daar moeten wy onze hoop op vestigen," zei hy In het kantoor keek Walter af en toe Edela in stilte aandachtig aan. Het was hem mot ontgaan, dat er een groote verandering met haar had plaats gehad. Die verandering kon niet alleen door den hond veroorzaakt zyn. Om stil te zitten, was Edela tot een by na ondraagiyke marteling geworden. Zoo vaak zy het dan ook doen kon, ging zy uit, om in het vrye veld wat rond te loopen. Dat gaf haar altyd wat verlichting. Het was niet ge- makkeiyker zoolang te wachten, niet3 te kun nen doen, werkloos te moeten zyn. In de schemering ging Edela nogmaals naar buiten en een eind den straatweg op. De hond voigde haar geregeld. Toen zy weer terug kwam, bleaf zy voor de villa nog even staan on keek naar het raam van de zieken kamer. Terwyi zy daar zoo stond, hoorde zy stemmen achter zich. Een man stond met een jongen op den weg te praten en deze wees hem naar de villa. Daarop kwam de man nader. Edela greep zich aan het tuinhek vast. Zy kende dien man; zy kende z'Jn rood, breed gelaat, dat thans nog rooder was dan gewoon- ïyk van het harde loopen. Wie hal Christiaan Havestrand hierheen geroepen? Doch al wist zy ook niet wie hem gewaar schuwd had, dat, wat hem hierheen had ge dreven, las zy op zyn gezift. Vaderangsten vaderliefde spraken daaruit. Hy moest zich bewust geworden zyn, dat banden van bloed zich maar niet willekeurig verbreken laten. Zy ble9f staan zonder één beweging te ma ken, want nu had Chrisliaan Havestrand ook haar gezien en erkend. Het kwam zoo plotseling, dat hy byna wankelde van schrik. Hy stiet een doffen kreet uit, waaruit haat en woede spraken, en zyn oogen begonnen te fonkelen. Alles, wat hem hierheen had doen gaan, scheen hy vergeten te zyn, nu hy plotseling tegenover haar stond, wie hy de schuld gaf van alles, wat er tus- schen Bernard en hem gekomen was. Daar 6tond zy; de gehate! Het was hem of hy haar met de vuisten in het gezicht moest slaan. „Zoo, dus daarom was het, dat ik geen be richt van hier kreeg! Daarom was het, dat ik eerst uit de courant las wat hier gebeurd was. Jelui, adellyk bedelaarsvolk I Myn zoon is van veel beter adel dan gy 1" „Ja, dat is hyi" Een toonlooze stem had die woorden ge zegd, maar het klonk luid on duideiyk en en Christiaan Havestrand keek Edela aan alsof hy haar die woorden nog eens van de lippen Wilde rukken. Maar Edel*'® mond had zich vast gesloten zy sloeg de oogen neer, keerde zich om en ging langzaam den weg op. Christiaan Havestrand zag haar woedend na, totdat haar gestalte in de schemering verdween. Wat had zy gezegd? En wat had zy daar mee gemeend? Hoe kwam zy hier, waar zyn zoon ook was; zyn zoon, over wien in alle bladen wat te lezen stond en wien het te danken was, dat het dreigend gevaar van doorbreken van den dyk was afgewend? Waren die twee misschien hier samen gekomen, om zich met elkaar te verzoenen Of was het, dat zyn zoon dood was en zy hem nog eens had willen zien De jongen had daar juist .gezegd, dat de ingenieur nu waarschijnlyk al gestorven zou zyn. Als dat eens zoo was Zyn blikken gingen naar de vensters van de villa. Kwam er dan niemand uit dat huis, om hem te zeggen hoe het met zyn zoon was? Daar kwam eindelyk iemand naar buiten. Dien liep hy nu te gemoet. Het was Walter Riefenstahl, die terstond begreep wien hy voor zich had. Hy reikte Havestrand de hand, sprak hem een hartelyk woord toe en zei, dat hy de hoop nog niet op moest geven. „Hy leeft dus nog?" „Zeker, meneer Havestrand! Hy heeft al leen zeer hooge koortsen en ylt. Niemand mag by hem komen dan de dokter en de oude verpleegster." Havesirand wild9 de oude vrouw in elk geval spreken. Zy kwam juist de trap af en schudde het hoofd, terwyi zy mompelde: „Het is nu een en veertig; zdó hoog is de thermometer nog niet geweest. Als het maar niet twee en veertig wordt." met die van een gewoon rijstmeel uit den liandcl. Zij onderscheiden zich daarvan in hoofdzaak alléén door den veel hoogcren prijs. Wel is li et mogelijk, dat aan de bereiding eenige meerdere zorg is besteed, doch daar door alleen kunnen zij op den naam van kin dermeel nog geen aanspraak maken. Worden dergolijke waren verkocht onder haar eigen naam, zooals die van de firma's Knorr en Verhoeff, dan kan men daarmede nog vrede hebben; anders echter wordt de zaak, wan- neer zulko producten, veelal voorzien van attesten van onderzoekingsbureanx, als „prima Kindermeel" (Molenaar), met „hooge voedingswaarde" (Lissone), of als „onover troffen voedzaam en licht verteerbaar" (De Gruyter) in den handel worden gebracht. Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte van het product „Herculo". Een mengsel van rijstmeel cn tarwemeel wordt niet veran derd in kindermeel in den waren zin van het woord, door eenvoudig wat suiker toe te voegen. Hierdoor wordt aan de onverteer baarheid an het zetmeel niets veranderd en dus blijft liet. cssenticcle verschil met echt kindermeel bestaan. Puddingmeel. Tot onderzoek kwa men 26 monsters puddingmeel. Slechts 10 van de 26, du9 i 38 procent, bleken vrij te zijn van saccharine of andere kunstmatige zoetstoffen. De hoeveelheid aanwezige suiker was om gekeerd evenredig met de hoeveelheid toe- gevoegde saccharine, daar deze laatste, een voor de voeding volkomen nutteloozc, mis schien niet eens 'onschadelijke stof, juist moet dienen om de zooveel duurdere suiker te vervangen. Bij een niet onbelangrijk percentage der mpnsbers bleek de suiker volkomen te ont breken. Het overgroote aantal bestond uit enkel Uiaismeel, soms gemengd met een grooter of kleiner percentage aardappelmeel. In dien regel waren anïline-klcurstoffen gebruikt, om do gowcnschte kleur aan den te berci- den pudding te geven. Eenige monsters meel voor chocoladiopudding, bleken te weinig cacao te bevatten, om daarmede de ge- wenschto bruine kleur te kunnen bereiken, zoodat ook daarbij notabele kwantiteiten ani- linc-kleurstof waren gebezigd. Het onder zoek zal worden voortgezet, nadat den f brikanten is aangezegd, in hun product veranderingen te brengen. Brood- en bak war en. Bij het on derzoek van hot hier ter stede ten verkoop aangeboden brood werden dezelfde misstan d-en waargonomen, als in liet vorig jaar verslag vermeld. Er werd getracht met de bakkers overleg te plegen, om te bereiken, dat hieraan oen einde werd gemaakt. Inder daad toonde men zich over het algemeen bereid, daartoe mede te werken en naar het zich laat aanzien, zal binnenkort langs min nelijken weg verbetering in den toestand kunnen worden .gebracht. Spiritualiën. Naar aanleiding van belichten in de meeste dagbladen, dat na de verhooging van den accijns op het ge- distilloerd, spiritualiën op groote schaal zou den worden vervalscht met methanol, werd,- mode als gevolg van een ingekomen verzoek der vereeniging „Vergunning" een cenigs- zins uitvoerig onderzoek ingesteld naar de hoodanighoid van eenige hier ter stede ten verkoop zijnde soorten alcoholische dran ken. Hot resultaat van deze zéér tijdroovendei cn kostbare onderzoekingen in jenever, bran dewijn, bitter, rum, cognac, boeren jongens cn boerenmeisjes was, dat in geen enkel inonstar iruear dan sporen methylalcohol (min- der dan 1 pCt.) konden worden aangetoond. Aluin, peper en zwavelzuur, die volgend geruchten zouden worden gebezigd om den smaak van de spiritualiën te verbeteren worden evenmin gevonden. Ilct alcoholge halte echter bleek onderhevig aan zeer sterke wisselingen, die in tamelijk nauw verhand bleken te bestaan mot den prijs. Het laagst waargenomen alcoholpercentage (voluum-procenten) in jenever was 30.0 pCt., het hoogste 42.4 pCt. Voor brandewijn wa ren deze cijfers resp. 30.3 en 42.3 pCt- Margarine. Tot- onderzoek kwa men 242 monsters margarine, waarvan er 38, dus jJz 15 pCt., een hooger watergo»: halte bezaten dan 16 pCt. Is dit bij de 35 pCt. ondeugdelijke mon- Christiaan Havestrand was zichxelf niet meer meester. „Als ik dan niet mot hem spreken mag, dan wil ik hem toch zien Dat konden zy hem niet weigeren en zy lieten hem daarom door een kier van de deur in de kamer zien. Daar lag de zieke. Zyn in gevallen gelaat was hoog lood van koorts, zyn handen plukten onrustig aan de dekens en hy praatte steeds door. Christiaan Havestrand greep zich aan den deurpost vast; hy beet op de punten van zyn gryzen baard, teiwyi het zweet hem uitbrak. Toen deed Havestrand de deur weer dicht en ging met Walter Riefenstahl naar di woonkamer beneden. Daar hoorde hy ook een en ander op zyn vraag hoe freule Van der Eichen hier svas gekomen en wat zy hier In huie deed. Kantoorjuffrouw was z;J dus; zy at hier mee aan tafel, woonde hier in en kon ieder oogenblik dus de kamer binnen komen. Hy sprong by die gedachte van zyn sloel op. „Helpen kan ik op het oogenblik tocb niet, daarom zal ik nu maar gaan en een katner zoeken in „De Gouden Leeuw." Morgenvroeg kom ik dan weer vragen hoe het er mee is." Zonder een woord van afscheid liep hy weg. Woede, angst en zorg beletten hem meer te zeggen. In „De Gouden Leeuw" liet hy zich daarop twee ftesschen rooden wyn brengen en daarby bleef hy den halven nacht zitten Het hoofd werd hem steeds zwaarder; denken kon hy ten slotte niet meer. Met moeite sleepte by zich tegen den morgen naar zyn bed en viel toen in een zwaren slaap. Eerst laat in don morgen werd hy wakker met een dof gevoe1 in al zyn leden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5