Psychologie van het vliegen. welks plechtige onthulling in Reuters ge boorteplaats Stavenhagen kort geleden plaats had. Op den voorgrond dezer af beelding van rechts naar links: prof. Wand- sohneider, de schepper vod het monument; liet Fritz-Reater monument, de groothertogin van Mecklenburg-Schwe- rin; de groothertog van Mecklenburg- Schwerin; Prins Hendrik der Nederlanden; de gemalin van den regent van Brunswijli Jofoann Albrecht. speelgoed, waarmede mijnheer ratelslang kennis maakt. Aan het ééne uiteinde er van bevindt zich een leeren lus. De Mexicaan- sche slangenjager tergt de slang met zijn stok, totdat het woedend geworden reptiel zich opkronkelt, om toe te slaan, waarbij het tegelijkertijd een geratel doet hooren, hetwelk veel gelijkt op een uurwerk, dat afloopt. De lederen lus of strik wordt vervolgens handig over den kop der slang geslagen en van af dat oogenblik mag zij ratelen zoo hard zij wil, zij is een hulpelooze gevan gene; aile verhalen omtrent den afstand, tot waarop een ratelslang haar sprong kan nemen, zijn verzonnen; integendeel, zij kau in het geheel niet springen of tot op haar halve lengte treffen; en, wanneer een der de harer lengte van den grond is, kan rij zich niet opkronkelen, noch toeslaan. Haar vervolger sleept haar daarop zonder vorm van proces naar het kamp toe, waar zij met een reusachtige houten schaar met twee tongen onder handen wordt genomen. Er is een krachtig persoon voor noodig, om de in woede verkeerende ratelslang, wan neer zij ten volle opgeschrikt is, en zich met haar ontzaglijke spierkracht ineen- kronkelt, te manipuleer en, want deze achepsels wegen meerdere ponden en zijn soms zoo dik als een volwassen mansbeen. De slang wordt vervolgens in een hok of kist gebracht, welke een schuifdeur of klep bevat. Deze deur wordt zorgvuldig een weinig opengeschoven (totdat de slang haar kop er doorsteekt) en vervolgens We der dichtgeschoven, zoodat de hals vlak achter den kop er tusschen geklemd wordt. De slang is dan volstrektonbekwaam om toe te slaan, doch zet den boel daarbinnen intusschen vrij aardig op stelten met het overige gedeelte van haar lichaam, dat zich binnen het hok bevindt, waarbij dit laatste inwendig wordt gebonsd en gerammeld, tot dat het schijnt, alsof zij het tot splinters wil slaan, terwijl haar ratel een gonzend ge fluit doet hooren, dat met niets boven of onder de aarde kan worden vergeleken. De slang wordt nu met haar kop achter over tegen den grond der kist gedrukt, tot dat de kaken zich openeneen glas of kom wordt op doelmatige wijze er voor gehou den en de kop vervolgens vrijgelaten, waar na de kaken zich toeslaan over den Tand van het glas, juist op dezelfde wijze, alsof de slang had toegebeten. Dit wordt aldus gedaan, om het doodelijk venijn, dat langs den rand van het glas naar beneden loopt, op te vangen; het gif wordt vervolgens in flesschen verpakt, om aan doctoren en scheikundigen met een onderzoekenden geest voor experimenteele doeleinden te worden verkocht. Men beweert, dat daar mede antitoxinen (tegengiften) worden bereid en wellicht kunnen we op een toe komstig tijdBtdp nog eens zeer vertrouwd daarmede geraken, hoewel men moeilijk kan aannemen, dat ratelslangvenijn ooit wel een populaire drank of wel ratelslangen zelf verwende huisdieren zullen worden. Elke «lang produceert tijdens den beet gemiddeld een tot twee lepels venijn en ib daarna feitelijk onschadelijk tot op het tijd stip, dat de gifklieren weder een volgende dosis hebben gebrouwen, hetgeen een kwes tie van enkele uren is. Later wordt de muil weder met geweld geopend en de giftanden worden er geheel met behulp van een chirurgische tang uitgebroken, terwijl de gifbeurzen of klieren, welke vlak achter de oogen en bij de wortels dezer giftanden zijn gelegen, met een ontleedmes worden ver wijderd, De ongelukkige slang wordt ver volgens losgelaten, want zij is nu onscha delijk ais een gewone grasslang, daar zij nu noch giftanden, noch veTgif meer bezit en terwijl de giftanden opnieuw weder kun nen opkomen, de klieren zulks echter nim mer doen. De ratelaar is dan gereed om te worden verscheept. Terloops zij verhield, dat men het ais vaststaand kan beschou wen, dat elke slang in gevangenschap, on danks de verzekeringen der daarbij betrok ken personen, even onschadelijk is als een poedeL Zij kan niet bijten, óf wel, als zij dit kan, wanneer de giftanden weder zijn opgeko men, kan zij evenwel niet den dood door vergif veroorzaken. De ,,tamgemaakte" slang wordt nu verder verpleegd, totdat zij vet is, en ten slotte bij het gewicht verkocht tegen f 1.50 a f 2.50 per pond, waarbij de opkoopers meestentijds slangenbezweerders of wel eigenaars van menagerieën, slangen uitstallingen, parken en zoölogische tuinen zijn. De huiden van dezulke, welke sterven, worden afgestroopt en tot leer verwerkt voor damesceintuurs, taschjes, zakboekjes omslagen en dergelijke artikelen van klee ding en versiering en wanneer zij door de looiers rijn opgewerkt, ve^tp^ien zij zeer mooie kleurnuancceringen, snijden er zeer aardig uit. Het groote moment is niet het vliegen, maar de verwachting vóór de vlucht. De geest verkeert in een abnormale span ning en is als bereid op den minsten prikkel weg te snellen. Nu is het vliegtuig nog een dood^ding uit stof, latten en een ijzeren hart, dat niet slaat. Wanneer dan de dub bele zeis van den propeller gaat draaien, en de helpers achteruit stuiven als wegge- bezemd door rijn deunend ontwaken, ge beurt voor den toeschouwer het wonder van elke aeroplaan: de natuurlijkheid, waarmede hij uit het eene element m het andere glijdt. De vlieger weet daarvan zoo veel en zoo weinig als de luchtschipper, die plotseling de verkleinende omhoogge- richte gezichten zijner vrienden onder zich verzinken ziet. De aarde gaai Bcheef on der hem staan, met weiden, huizen en ver korte menschengestalten, die een geweldi ge verticale drukking plat schijnt te slaan. De wil blijft in de ruimte alleen heerschen de wil tegen de kracht. Op dat oogenblik keert de verhouding tusschen vlieger en machine om. Het toestel siddert in den wil den slag van zijn koortsig hart; de vlieger is ais versteend in starre rust. Hij is func tie, die op de machine overgaat. Het contact is tot stand gekomen, de opgehoop te spanning heeft haar doel. De mensch heeft zijn ziel aan zijn werktuig gegeven, als God aan zijn schepsel. Het middelpunt van het Heelal is het ik- gevoel. De vliegeT voelt zich niet, zooals de toeschouwer zich hem denkt, als een punt buiten de moederaarde, maar de aarde ia een ding buiten hem, een panorama, dat hij overziet, een beeld van alles, wat het leven uitmaakt. Daarom is het hem zoo natuurlijk dat hij in de ruimte zweeft. De toeschouwer is geneigd te gelooven, dat met de hoogte het besef van het gevaar toeneemt: het omgekeerde is het geval. De, nabijheid van materieele dingen maakt be vreesd en prikkelbaar; hun wijken geeft den vlieger souvereiniteit, overzicht en' vrije beschikking. De wereld maakt zich.' los uit zijn subjectief zich deel gevoelen, en openbaart, als voorwerp van zuivere beschouwing, het sohoone plan harer ver schijning. Alle dingen zijn op de rechte plaats: de gekamde bruine akkers; het gele mozaïk der korenvelden; de, donkere zee der wouden, waarover de wind vaart; de lichte, telkens elkaar kruisende banden der heirwegen; de spoortreinen, die traag over hun dubbelen staaldraad voortschui- ven, zich bedekkende als met witte wol vlokken; de stoombooten op rivieren en plassen: dek met schoorsteen en andere stippels; de roodgemutste huizen, parman- tig opgesteld. Het dorp heeft vorm en or ganisme: langs beek en straat of gelijk een kudde, geschaard rondom godshuis en kerk hof. De stad lijkt in de verte, die aan komt vliegen, een nevel, een vervagend conglo meraat; haar uitwaseming hangt boven haar als grauw, randloos massief. Bij het naderkomen boren haar torens zich door den nevel; onder den vlieger ligt nu het net der straten met de huizenblokken, als gestoken turf. De afstand der hoogte plet de aarde: al haar dingen zijn verkleind en speeltuig. Zij wordt landkaart, die rich in relief voor den vliegeT ontrolt, het doel te gemoet. Deze vreugde geeft, zegt Leonhardt Adelt verder, ook de ballon; maar hier is zij toet van anderen aard. Want wie daar inzitten weten niets van den roes van' verbroket banden en van het geheel eigen meester zijn, dien de vlieger geniet. Die geweldige blaasbalg, het luchtschip, drukt op hen, nl3 een tweede aardbol, of aardtrawant, waar aan zij hangen. Daar is de luch'texpres, droom van een dilettant en onvruchtbare bloesem van een nieuwe schoonheid, die de naieve in verbazing met den duimstok meet. Wanneer gij niet overwinnen, maar zien wilt, dan is de ballon de primitiefste

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 16