No. 15759. LEÏDSCH DAGBLAD, Vrijdag* 7 Juli. Tweede Blad. Anno 1911. Buitenlandseh Overzieht Eerste Kamer. Uit de „Staatscourant". FEUILLETON. De liefde overwon. [Wie met eenige bijzondere belangstelling agaat de uitwerking van Duitschla-nds plotseling en vrij ruw ingrijpen ji de Ma rokkaansche kwestie, kan ie gedachte niet onderdrukken, dat het voor- el de vorm is, die aanstoot heeft gegeven. Be Franschman heeft een spreekwoord lui dende: „C'est le ton qui fait la musique", ïtn wil daarmee zeggen, dat het er vooral op aankomt hoe men een zaak aanpakt. Do Franschc en Engeische diplomatie werkt 'geleidelijker en ongemerkt staat men voor ©en feit. Duitschland werkt met- schokken. Het mist de .diplomatieke gladheid en in- nemenden glimlach, die veel verbergt. Maar het is toch niet zoo onrioozel om niet te merken wat er gaande is. En als een soldaat slaat het ineens met de vuist op tafel en zegt: wat hot te zeggen heeft, kort af. Het is interessant de houding der mogend heden na te gaan. Frankrijk voelt wel, gelooven wij, dat het in Marokko te ver is gegaan en men wil er graag Engeland de internationale verant woordelijkheid laten, voor de openlijke afkeu ring van liet Duitsche optreden. Het En geische kabinet heeft, naar van verschil lende zijden wordt- verzekerd, door den ge zant te Berlijn aan de Duitsche regecring '.oen mededeelen, dat Engeland de zending an een sohip naar Agadir niet kon goed keuren. Maar overigens ho.udt Engeland zich er buiten. Aan den Fransclien aandrang, dat Engeland ook een sohip naar Agadir zou 6turen, heeft Engeland geen gevolg ge geven; slechts als Frankrijk een schip er heen zendt, zal Engeland dit ook doen. Maar Frankrijk is zoo verstandig, om het voorloopig niet te doen. Anderzijds is- het wel opmerkelijk, dat dit conflict tusschen Frankrijk en Duitschland weer uitbreekt tijdens een Kabinet waarin Delcassé zit. Delcassé is Duitschlands doods vijand en de. aanleidende oorzaak geweest van liet gevaarlijke Marokko-incident eenige ja ren geleden, dat geleid heeft tot de aote van Algeciras. En ook than3 weer 6ohijnt men aan de overzijde van den Rijn weer wantrouwen te koesteren en in ruwe eerlijk heid zegt men plotseling en onomwonden, dat als er van de Marokkaansohe taart ge deeld moet worden, Duitschland ook een hap wensoht en om zijn eisohen meerdere kracht' bij te zetten neemt h'.et al vast oen stuk, gedachtig aan de'spreekwijze: „Zalig zijn de bezitters'1 en zie maar dat gij mij nu weer wcgkrijgt. Zoolang Frankrijk geen antwoord heeft gegeven op de Duitsche nota en dat zal wel wachten tot Falliëres terug is, ziet men ■vooral naar Engelands houding. Gisteren heeft in het Lagerhuis Asquith een korte mededeeling gedaan te dezer zake. Hij zeide, dat de jongste gebeurtenissen aanleiding hadden gegeven tot besprekin gen tusschen de mogendheden, die bij Ma rokko het meest geïnteresseerd zijn. Hij kon echter, zooals de zaken thans staan, slechts weinig mededeelen omtrent de onderhandelingen, hij zou echter gaarne zien, dat men wel begreep, dat volgen-s de meenihg der Britsche regeering een nieuwe toestand in Marokko is geschapen, welks verdere ontwikkeling de Britsche. belangen misschien directer kan aangaan dan tot dusverre het geval was. „Wij vertrouwen," zoo vervolgde de minister, ,,dat de diplo matie er in zal slagen een oplossing te vin den en voorzoover wij daaraan deel zullen nemen, zullen wij behoorlijk rekening hou den met genoemde belangen en met de ver vulling van de uit het traktaat voortvloeien de verplichtingen jegens Frankrijk, die aan het Huis hekend zijn. Eén ding is geruststellend in al deze emolh, en dat is dat èn het Fransohe èn het Duitsche staatshoofd de zaak blijkbaar niet zoo belangrijk hebben geacht om hun reisplannen er door in de war te laten stu ren. Fallières heeft ons land bezocht en de Duitsche Keizer is op zijn jaarlijksche zeereis naar het noorden vertrokken. Ons dunkt dat dit gerust een vingerwij zing mag zijn om de zaak niet al te tragisch op te vatten. Punch", het bekende Engeische politie ke blad mot zijn satirieke platen heeft op geestige wijze de parlementaire kwestie on. de houding der Lords in beeld gebracht. Men ziet de Lords met gekroonde kakki- hoeden van achter bun verschansingen schieten op den vijand, die Parament Bill heeft. Eén der verdedigers der wallen haalt patronen uit een kistje, waarop men leest „Amendments". In zijn nabijheid zit een andere lord, houdende de witte vlag. Onder de plaat leest men Is titel er van „Geen overgave voor het oogenblik", en dan verder: Eerste Peer: „Wat'te doen met de witte vlag?" Tweede Peer: „Wel, ik zou zeggen, dat het daartoe ten slotte komen moet; maar wij kunnen toch in elk geval deze dingen afschieten." Deze plaat geeft feitelijk weer wat tot dusverre nog door de meesten wordt ge dacht. De Lords zijn thans, sedert eenige dagen bezig te vechten tegen de artikelen der "Veto-wet en doen zulks met allerlei amendementen, waarvan zij vooruit weten, dat zij de Regeering er geen schrik mede zullen aanjagen. Zij zijn beslist onaanneme lijk en het slot zal moeten zijn, dat het Lord's kasteel, wanneer het Lagerhuis de amendementen zal hebben afgewezen, de witte vlag hijsoht en zioh onvoorwaardelijk over geeft, of dat het de „inkwartiering" zal moeten dulden van 500 ongewenschte in dringers. En dat laatste vinden de Peers, begrijpe lijkerwijs zoo onaangenaam, dat men aan neemt, dat zij vóór het zoover komt de wit te vlag zullen hijschen. Maar zeker weet men het niet en dat is 't juist wat aan den grondwettelijken strijd in Engeland zooveel pikante spanning geeft. De regeering heeft gisteren nog een paar mededeelingen gedaan, die van belang zijn. In .antwoord op vragen over het gerucht betreffende de benoeming van Lord Kitche ner tot Engelsch consul-generaal in Egypte, verklaarde Grey, de minister van büiten- landsche zaken, dat hij tot zijn spijt moest mededeelen, dat Sir Eldon Gorst, daartoe gedwongen door een ernstige ziekte, was afgetreden, maar dat hij verder niets zou mededeelen. Grey verklaarde in antwoord op een an dere vraag, dat er alle kans was, dat het Engel sch-Amerikaansche arbitrage-ver drag spoedig onderteekend zou worden. Wij hebben gisteren een telegram gepu bliceerd over oproer in Portugal. Aan het slot stond, dat de. regeering een strenge censuur uitoefende. Dit blijkt, want heden wordt officieel alles voor onjuist en kwade verzinsels uitgemaakt en voorloopig zullen ;we dan wel niet veel wijzer worden over den toestand. Den 19den Juni 1.1. ig wel de republiek door de Constituante erkend, maar het schijnt er nog verre van, dat het geheele Portugeesche volk zich bij dezen ommekeer heeft-neergelegd. Nu is de positie der regeering moeilijk, een lAstig ep wispelturig volk, een ongedis ciplineerd leger, een op haar stuk staande geestelijkheid en een krachtige monarchis tische propaganda zijn even zooveel strui kelblokken op haar weg. Het laat zich niet aanzien, dat de bewo genheid spoedig tot rust zal komen. En thans zakken wij weer af naar het B a 1 k a n-S chiereiland en zijn Albaneesohe kwestie. Ook hier is brandstof genoeg voor een ernstig conflict tusschen de mogendheden, maar gelukkig zijn deze het eens, en het evenwicht in Europa tusschen de landen van het Drie voudig Verbond Duitschland, Oostenrijk en Italië en de landen der Triple entente Engeland, Frankrijk, Rusland is zoo solied dat er van verbreking geen sprake is. Het kleine Montenegro is anders stout genoeg, en hoopt maar steeds op den steun van Rusland, maar dit blijft onaandoenlijk. Ondertusschen heeft koning Nikita zijn troepen gemobiliseerd. Onder voorwendsel, bet land te bescher men tegen de epidemische ziekten, die in het Turksche leger aan de Albanische Mon- tenegrijnsche grens zijn uitgebroken, werd het garnizoen van Cettinje reeds naar de grens gezonden. En onmiddellijk daarop verklaarde koning Nikolaas aan den doyen van 'het corps diplomatique, dat wegens de mobilisatie van Turkije ook Montenegro zich gedwongen ziet te mobiliseeren. Dit is een gevaarlijk spelletje. Koning Nikolaas slaat den goeden raad van de groote mogendheden in den wind en treedt eigenmachtig op. Turkije verlangt slechts, dat hij de grenzen zal sluiten voor vluch telingen uit Albanië, en de in zijn land aanwezige Malissoren niet langer zal steu nen. Aan een aanval op Montenegro denkt Turkije niet; het heeft in het eigen land nog genoeg te doen. De proclamatie tot de Albaneezen heeft geen succes gehad; dit schrijft Turkije'toe aan Montenegro, dat tèlkeus in dë onder handelingen tusschen de Porte en de op standelingen ingTeep. Maar dit zou voor de Porto nog geen reden zijn, Montenegro aan to vallen. Montenegro maakt er Tur kije een grief van, dat het vestingen en grensstations opricht, op punten waar vol gens de bes taande verdragen geen verster kingen mogen worden opgericht. Daarin ziet Montenegro een bedreiging van zijn zelfstandigheid. Maar do Porte beweert, voor de ondercLrukkiug van den opstand in Albanië de grens te moeten kunnen af sluiten; hot verzet daartegen doet de op standelingen met te meer hoop de toekomst te gemoet zien. Oók de mobilisatie van de Montenegrijnen is een aanmoediging van de opstandelingen. De Malis'Xorén worden er door aangezet hun verzet vol te houden. Uit Amerika komen berichten over de viering van den Onafhankelijkheidsdag. Het was zoo rustig ditmaal. Op dit thema gaan de berichten uitvoerig door. En er schijnt aan leiding voor te bestaan", op die rustige vie ring bijzonder de aandacht te vestigen, want vroeger vielen er dien dag veel slachtoffers. Thans echter waren door de gemeentebestu ren verbodsbepalingen uitgevaardigd tegen het afsteken van gevaarlijk vuurwerk en te gen andere woeste vermakelijkheden, waar-; mede een gedeelte der bevolking bij vroe gere gelegenheden het leven liarer mede burgers in gevaar bracht. Hoe hoognoódig deze maatregelen waren, blijkt uit het feit, dat de viering van den Onafhankelijkheidsdag in de laatste 5 jaren 1G0-I mënsohenlevens heeft gekost,terwijl niét minder dan 35,901 menschen op dien dag meer of minder ern stig gekwetst werdén. Wijziging der Arbeidswet. De Minister van Landbouw, enz. heeft het afdeelingsverslag over bovengenoemd wetsontwerp beantwoord. Hij treedt in een weerlegging van -de meening, dat een meer algemeene herziening i van de Arbeidswet had moeten ontworpen zijn, zoowel als van de meening dergënen,' die deze wet hadden willen beperkt zien tot voldoening aan de voorschriften van de Berner Conventie in zake den nachtarbeid van vrouwen. De Mi nister doet hierbij opmerken, dat het ont werp gelijktijdige invoering van alle voorge dragen wijzigingen niet vordert. De nieuwe bepalingen omtrent den arbeidsduur, die zeker wel tot de meest gewichtige van het ontwerp behooren, zullen volgens de over gangsbepalingen een jaar later in werking treden dan de overige nieuwe voorschrif ten. Ook hierdoor zal het mogelijk zijn, dat de industrie^ zonder schokken te ondervin den, zich aan de wettelijke eischen aanpast. Wat de methode van werken bij de ar beidsbescherming betreftx herinnert de Minister aan zijn vroegere uiteenzetting daaromtrent, onder mededeeling, dat op het oogenblik nog afzonderlijke ontwerpen in studie zijn in het belang van de veilig heid van de arbeiders bij de uitvoering van bouwwerken, tot voorkoming van ongeval len ten gevolge van da ontploffing van ruw en distilleerketels in branderijen en van andere toestellen, zoomede tot voorkoming van loodvergiftiging. Dat voor alle bij deze regelingen betrokken arbeiders daarbij een beperking van den arbeidsduur zal worden voorgesteld, is niet te verwachten. Als noodzakelijk gevolg van de verscherp te bepalingen ten aanzien van de gehuwde vrouw, behoeft^ volgens den Minister, niet te worden verwacht^ dat deze vrouwen geen werk meer zullen kunnen vinden in die ge vallen, waar haar loon tot onderhoud van 't gezin niet kan worden gemist. De Minister verdedigt voorts zijn houding ten opzichte van de veranderingen, welke staande de behandeling in de Tweede Ka mer in het wetsontwerp zijn gebracht. De Minister achtte ook verschil van op vatting omtrent eenige punten niet van genoegzaam overwegend belang, om ter wil le daarvan het tot-stand-komen van de overigens z. i. zoo urgente wijzigingen in gevaar te brengen. Nu de nachtarbeid voor jongens in de glasblazerijen niet is toege laten, zal de glasindustrie er ook in haar eigen belang een weg op moeten vinden, dat jongens tot glasblazers worden gevormd zonder dat zij aan nachtarbeid deelne men. Het ontwerp wordt door den Minister wijders verdedigd uit het oogpunt van de lasten, die daardoor en meer in het alge meen door de voortschrijdende sociale wet geving aan de industrie zouden worden op- gelegd. De Minister ontwikkelt als zijn overtui ging, dat een verstandige arbeidsbescher ming in hooge mate aan de industrie ten goede komt. En men lette ook op het her haaldelijk gaconstateerde feit, dat vermin dering van arbeidsduur niet noodzakelijk vermindering van productie ten gevolge heeft. In tal van gevallen het is overbe kend bleef, niettegenstaande de bekor ting van den arbeidstijd, de productie op het oude peil gehandhaafd of steeg zelfs. Ontkennend beantwoordt <lo Minister de tweeledige vraag of het wetsontwerp te ver gaat in de zorg voor de jeugdige en vrou welijke arbeiders, zoodafc daarin zelfs een geest van ziekelijke zorg zou doorscheme ren; en of verwacht mag worden, dab ten gevolge van de ontworpen bepalingen tal van ondernemingen zullen gaan kwijnen of misschien geheel worden opgeheven. Onge twijfeld zal de verdere inperking van den arbeidsduur voor versohillende onderne mingen niet zonder bëteekenis zijn; maar het ontwerp beweegt zioh ten deze in de richting van een strooming, die in het be drijfsleven duidelijk merkbaar is. Uit/de statistiek der arbeidsinspectie jkt trou wens duidelijk, dat de tien-urige arbeids dag in onze nijverheid op ruime sohaal, zonder dwang van den wetgever, is inge voerd. In de cijfers vindt de Minister groo- ten steun voor zijn overtuiging, dat met de inperking van den arbeidsduur bij de Ar beidswet verder kan worden gegaan dan thans het geval is en dat de voorgestelde wijzigingen op dit punt de industrie niet ïjoo diep zullen schokken als gevreesd wordt En de verscherping van de Arbeidswet op andere punten zal van de industrie niet noe menswaardige offers vorderen (behoudens de voor het eerst daarin opgenomen veen derij.) De Minister' is.dankbaar voor den steun van andere leden, die zich met de wets- voordracht konden vereenigen. De invloed van verkorting van arbeids duur op de productie in de tektielnijverheid moet afzonderlijk worden beoordeeld voor de katoenspinnerijen. Op grond intusschen van een onderzoek naar de ervaringen, in de spinnerijen te Gronau met den tien urendag opgedaan, is de Minister vun oor deel, dat ervaringen als daar opgedaao voor allerlei andere fabrieken geen nood zakelijk gevolg bc' "even te zijn van de hier voorgestelde beperking van den werktijd. En dat ook in werkgeverskringen niet alge meen ernstige gevolgen van de aanhangige voorstellen gorden gevreesd, blijkt wel hier uit, dat in Twente op dit oogenblik nog spinnerijen in aanbouw zijn of worden uit gebreid. Het doet den Minister leed, dat vele le den ernstig bezwaar hadden tegen de for- muleering van het ontwerp, waar di': het arbeiden op zichzelf verbiedt. Intusschen vertrouwt 'hij, dat daardoor de wetsvoor- dracht voor die leden niet onaannemelijk zal zijn. Ook kan de Minister niet inzien, dat de in het ontwerp gewraakte delegatie van macht op ambtenaren de uitvoering der wet en de verantwoordelijkheid daarvoor van den Minister overbrengt bij do ambte naren. Aan den wen Sch om uitstel van het verbod van nachtarbeid van jongens in glasfabrie ken kan do Minister onmogelijk te gemoet komen. Den leden, die zioh er niet mede konden vereenigen, dat volgens het ontwerp cok de veenderijen onder do werking der Arbeids wet worden gebracht, brengt de Minister in herinnering, dat op grond van een spe ciaal onderzoek van den directeur-generaal van den arbeid de overtuiging werd verkre gen, dat zonder overwegend bezwaar dit bedrijf onder do werking der Arbeidswet kan worden gebracht. Naar 's Ministers meening verbiedt arti kel 3 der wet ook arbeid van kinderen in of voor een onderneming die in een winkel wordt gedreven. Vaccinewetje. Het voorloopig verslag is versohenen over het wetsontwerp tot nadere wijziging en aanvulling der wet van 4 December 1872 (Staatsblad .No. 134), houdende voorzienin gen tegen besmettelijke ziekten. Meerdere leden waardeerden, dat door dit wetsontwerp eenige bezwaren, welke er bestaan tegen den vaocinedwang, zijn weg genomen; maar betreurden, dat het voor stel niet zoo ver gaat als zij wel gewenscht hadden. Alle andere beschouwingen, waar toe dit wetsontwerp aanleiding geeft, buiten bespreking latende, meenden zij, dat de bezwaren van medischen aard, welke tegen de vaccinatie zijn ingebracht, en welke ook door den Minister zijn erkend in de Memo rie v^n Antwoord aan de Tweede Kamer, ■hadden moeten leiden tot algeheele af schaffing van den vaccinedwang. Deze beschouwingen werden door andere leden bestreden. Zij waren van oordeel, dat de resultaten eener eeuw van dien aard zijn, dat men niet anders dan waardeeren kan het groote nut van de verplichte toe passing van do groote ontdekking van Jen- ner. Tegen de instelling eener Staatscom missie, als verlangd door de eerstgenoemde groep van leden, om de vraag to onderzoe ken of de vorderingen der wetenschap ten aanzien van de ziekten van den mensoh en van het rund octk van dien aard zijn, dat dit aanleiding zou kunnen geven tot wijzi ging der Vaocinewet, hadden deze leden be zwaren. Zij vreesden, dat het resultaat niet groot en een objectief onderzoek zeer moeilijk zou zijn, omdat bij het onderzoek dier oommissie ook de gemoedsbezwaren op den voorgrond zullen treden. Eerstgenoemde leden echter bleven do in stelling der oommissie wenschelijk en wet tig achten. Zij meenden, dat een objectief onderzoek zeer wel mogelijk wr wanneer aan de commissie ter beantwoording wer den voorgelegd de volgende vragen: of de vaccinatie schadelijk kan zijn, en of de vaccinatie een behoorlijk voorbehoedmid del is tegen de kinderpokken. Bij Kon. besluit is, met ingang van 13 September 1911, benoemd tot leeraar in de scheikunde aan de Cadettenschool W. Th. Clous, thans tijdelijk als zoodanig werk zaam. Bxanicas Hoogdiiitgclie taal. De Minister van Binnenlandsche Zaken brengt ter kennis, dat, behoudens onvoor ziene omstandigheden, het mondeling ge deelte van de examens in de Iloogduit- sche taal, middelbaar onderwijs, akti A, en lager onderwijs voor zoover die in het openbaar worden gehouden, zal worden afgenomen te 's-Gravenhagc, in het ge bouw Diligentia-, Lange Voorhout, op do navolgende dagen en uren: middelbaar onderwijs, akte A: op 12, 14, 15, 16, 17, 13 19, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 28 zoo noodig ook op 29 Augustus a.s., teSkens te 94 uur. v.m. en te 14 uur n.m.lager onderwijs: op 15,' 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 21, 25, 26, 29 en zoo noodig op 29 Augustus a.s., telkens te 9 uur v.m. en te l£ uur n.m. („Sts.-Ct."). SU Zy kreeg een hoogroode kleur en werd toen weer bleek. Zonder een woord to zeggen, liep zy haastig de kamer uit en kwam even later terug in een keurige witte blouse, de laatste, die haar moeder voor baar nog had gekocht. Het was geen kostbaar kostuum, want de geldmiddelen van barones Van der Eichen hadden toen roeds niet meer toegelaten, dat zü kostbare zaken voor haar dochter kocht. Maar het was een smaakvol kostuum en het stond Edela bijzonder goed. Alle lijnen van haar edelo gestalte kwamen mooi uit in dit kleed. Daarby had zij een aardig matrozen- hoedje opgezet, dat haar uitstekend stond. Het was een zeldzaam aantrekkelijk gezicht, zooals zy daar stond, terwijl heur blonde haar onder haar kleine hoedje uit kwam. HiJ bood haar galant den arm. „Nu, laat ons dan maar gaan 1 De automo biel staat buiten te wachlen en Ik donk, dat tVogeltje ook klaar is, die wel veel zin zal hebben om mee te gaan." Dus Vogeltje ging ook mee. Zy had een Bplinternieuw, elegant zomertoilet aan en trad statig uit haar kamer. Ook zij was 'b middags in de stad geweest en had in- koopen gedaan, om in do komendo dagen behoorlijk voor den dag te kunnen komen. Zy was anders niet in staat geweest om zulke kostbare inkoopen to doen, maar dion morgen had zy een cadeautje van Tauern gekregen, zoodat zjj_nu goed by kas was. In de open auto reden zy uit naar Wann- 8ee. Op het terras van het Zweodsche pavil- joon lieten zij zich een en ander brengen. Zy zaten zeer gezellig byeon en Edela was Tauern zeer dankbaar, dat hy op ongedwongen, vroolyke wyze praatte, evenals hy dat in de auto gedaan had. Daardoor behoefde zU maar weinig te spreken en voelde zich tameiyk op haar gemak. Af en toe keek zy hem van ter zyde aan zonder dat hy dat bemerkte. Hy kon zeer innemend doen, als hy wilde. Edela vroeg zich af hoe toch wel zyn eigenlyk_ karakter was, hoogmoedig en koud, zooals zy altyd had gedacht; of innemend, vriendeiyk, zooals dezen middag? Nu, als graaf Tauern steeds zoo voor komend tegen zijn gemalin was, dan zou Edela zeker tevreden kunnen zyn. Wanneer hy haar wilde trouwen? dacht Edela. Daar over had hy nog met geen enkel woord gesproken. Hy deed dat ook niet toen Edela eenige dagen later een briefje van hem ontving, waarin hy haar mededeelde, dat hy voor enkele dagen de stad uitging. „Tot dan kus ik je de hand," zoo schreef hy. Een andere liefkoozing dan die had Edela tot op dien dag nog niet van hem ontvangen. Hot gaf haar een gevoel van verlichting, dat Tauern eenige dagen wegging. Als hy maar weg bleef zoolang tot zy haar financiën. ge regeld had en zy geen cent meer schuldig was aan den zoon van Christiaan Havestrand, den gehaten Bernard. Twee dagen later kroeg zy bericht van haar notaris uit Rothenock. Deze schreef haar, dat hy de verschillende geldswaardige papleren, die nog onder zyn berusting waren, voor haar verkocht had. De opbrengst daarvan was zoq-^ zeer meegevallen, dat het bedrag, hetwelk Edela te kort kwam, ruim kon worden aan gevuld. De notaris zei haar, dat hy de zaak nu verder wel zou regelen en hot geld zoo spoe dig mogelyk naar Bernard Havestrand zou terugsturen. Edela had dus haar schuld voldaan. Maar nu was zy ook arm. Doodarm was zy Zy had een maand pension-geld vooruit betaald en kon hier du» nog zoo lang biyven. Dan had zy nog een paar gulden over, doch dan bezat zy ook niets meer. Morgen was het haar verjaardag, maar nie mand wist, dat zy dan drie en twinlig j3ar werd Dan zou een nieuw leven voor haar beginnen. Een nieuw leven, maar welk een leven! Edela van der Eichen was gestorven en wat voortaan nog van haar leefde zou gravin Tauern heeten. 'sMidaaga van den volgenden dag werd eraan haar deur geklopt en toen zy „binnen" riep, trad Tauern over haar drempel. Een gevoel van beklemming preep haar terstond aan, omdat hy in haar tigm kamer binnen kwam. En daarnaast kwam een gevoel van spyt, dat hy nu reeds terugkwam, juist op een dag, dat z'y zoo graag alleen was ge weest om in de stilte alles nog eens te o/er- denken. Haastig liep hij op haar toe. Hy scheen den ontevreden trek op haar gelaat niet te bomerken. Snel sloeg hy zyn arm om haar schouder en kuste haar op den mond En toen hy gevoolde, dat zy trilde, kuste hy haar nogmnals. „Harleiyk geluk gewenscht met den dag van hedenI Harteluk geluk gewenscbtl" Hetyyas;,_haar,jds .hoprde zU niet wat hy zei. Z-y had willen huilen. Zy had hem van zich willen stooton. Maar zy vond geen kracht om het te doen en ook kon zy goen woord uitbrengen. Zyn arm lag om haar als een ijzeren band en zyn stem had iets gebiedends, toen hy vervolgde: „Komaan, Edela, wy willen nu je verjaar dag vieren 1" Nu kwam er weer beweging in Edela en zy vond kracht om te zeggen: „Yerjaardagja, ja... Ik ben vandaag jarig En Edela van dor Eichen is vandaag gestorven „Dan moet zy gekist en naast do andere dooden gelegd worden," zei Tauern en zag haar met een hartstochtelykon blik aan. „Ik ben op „Eichenkamp" geweest." Edela ontstelde. Hy wist nu dus alles, alles. Hy, die gedachten scheen te kunnnen lezen, waarvan andoren niets vermoedden, hy had zich van alles op de hoogte gesteld. „Ik had er over ge Jacht „Eichonkamp" te koopen en je te geven op je verjaardag, Edela. Maar het is niet de moeite waard. Het land goed is le zeer in vorval." Dat was te veel voor Edela. Hy had dit willen doen. Tauern had haar geboortegrond voor haar willen terugkoopenDaaraan had hy gedacht. Iets, dat zy wel dikwyis In stilte had gehoopt, maar nooit had durven uitsprekenEn al zou zy ook nooit meer daarheen gaan, dan was hy het toch geweest, die het z'yne gedaan had om haar het land goed terug te geven. En zy, zy was bevreesd voor hem geweest. Zy had zyn helpende hand willen afwfizm En snikkend sloeg zyhaar armen om zyn hals en haar gezicht tegen zyn schouder drukkend, zei. ze .zacht.; „Wat ben je goed, Adriaanl Toe, heb nog wat geduld met my XV. De trouwdag werd bepaald op zos weken na Edela'8 verjaardag. Het zou een eenvoudige trouwdag zyn, zonder aenlg vertoon. En dan zouden zy de wintermaanden op reis gaan. Edela vond alles goed. Ook dat Vogeltje haar haar diensten steeds opdrong; dat Vogeltje zelf allerlei dingen kocht on dat dit alleB van Tauern's geld ging. Veel inkoopen behoefden overigens niet gedaan te worden. Edela had alleen enkele reiskostuums noodig. Edela had het ook goed gevonden, dat Tauern na een paar dagen kwam om afscheid van haar te nemen. Hy wilde naar zyn landgoederen gaan, om te zien of daar alles in orde was. En dat zou zeker eenige dagen vragen, want de be zittingen van graaf Tauern waren zeer uit gestrekt. „Eerst wil ik naar Tauernburg gaan," had hy gezegd. En Edela wist, dat hy daar, zy& geliefd verbiyf, alles in orde wilde laten brengen voor haar ontvangst. Want als zy in het volgende voorjaar uit het Zuiden zouden terugkeeren, zouden zy voorloopig op Tauernburg biyven. Edela had het echter ook goed govondeD,' als hy nog langer by haar gbbleven was. Het was haar alles hetzelfde. Het was haar zoo vreemd te moede, nu zy weldra gravin Tauern zou zyn. Zy wist niet prec.es meer wat zy zelf wilde. Graaf Tauern was het thans, die haar leven sou lelden. iWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5