No. 15759.
LEÏDSCH DAGBLAD, Vrijdag* 7 Juli. Tweede Blad. Anno 1911.
Buitenlandseh Overzieht
Eerste Kamer.
Uit de „Staatscourant".
FEUILLETON.
De liefde overwon.
[Wie met eenige bijzondere belangstelling
agaat de uitwerking van Duitschla-nds
plotseling en vrij ruw ingrijpen
ji de Ma rokkaansche kwestie, kan
ie gedachte niet onderdrukken, dat het voor-
el de vorm is, die aanstoot heeft gegeven.
Be Franschman heeft een spreekwoord lui
dende: „C'est le ton qui fait la musique",
ïtn wil daarmee zeggen, dat het er vooral
op aankomt hoe men een zaak aanpakt.
Do Franschc en Engeische diplomatie werkt
'geleidelijker en ongemerkt staat men voor
©en feit. Duitschland werkt met- schokken.
Het mist de .diplomatieke gladheid en in-
nemenden glimlach, die veel verbergt. Maar
het is toch niet zoo onrioozel om niet te
merken wat er gaande is. En als een
soldaat slaat het ineens met de vuist op
tafel en zegt: wat hot te zeggen heeft, kort
af. Het is interessant de houding der mogend
heden na te gaan.
Frankrijk voelt wel, gelooven wij, dat het
in Marokko te ver is gegaan en men wil
er graag Engeland de internationale verant
woordelijkheid laten, voor de openlijke afkeu
ring van liet Duitsche optreden. Het En
geische kabinet heeft, naar van verschil
lende zijden wordt- verzekerd, door den ge
zant te Berlijn aan de Duitsche regecring
'.oen mededeelen, dat Engeland de zending
an een sohip naar Agadir niet kon goed
keuren. Maar overigens ho.udt Engeland zich
er buiten. Aan den Fransclien aandrang, dat
Engeland ook een sohip naar Agadir zou
6turen, heeft Engeland geen gevolg ge
geven; slechts als Frankrijk een schip er
heen zendt, zal Engeland dit ook doen.
Maar Frankrijk is zoo verstandig, om het
voorloopig niet te doen.
Anderzijds is- het wel opmerkelijk, dat dit
conflict tusschen Frankrijk en Duitschland
weer uitbreekt tijdens een Kabinet waarin
Delcassé zit. Delcassé is Duitschlands doods
vijand en de. aanleidende oorzaak geweest van
liet gevaarlijke Marokko-incident eenige ja
ren geleden, dat geleid heeft tot de aote
van Algeciras. En ook than3 weer 6ohijnt
men aan de overzijde van den Rijn weer
wantrouwen te koesteren en in ruwe eerlijk
heid zegt men plotseling en onomwonden,
dat als er van de Marokkaansohe taart ge
deeld moet worden, Duitschland ook een hap
wensoht en om zijn eisohen meerdere kracht'
bij te zetten neemt h'.et al vast oen stuk,
gedachtig aan de'spreekwijze: „Zalig zijn
de bezitters'1 en zie maar dat gij mij nu
weer wcgkrijgt.
Zoolang Frankrijk geen antwoord heeft
gegeven op de Duitsche nota en dat zal wel
wachten tot Falliëres terug is, ziet men
■vooral naar Engelands houding.
Gisteren heeft in het Lagerhuis Asquith
een korte mededeeling gedaan te dezer
zake.
Hij zeide, dat de jongste gebeurtenissen
aanleiding hadden gegeven tot besprekin
gen tusschen de mogendheden, die bij Ma
rokko het meest geïnteresseerd zijn.
Hij kon echter, zooals de zaken thans
staan, slechts weinig mededeelen omtrent
de onderhandelingen, hij zou echter gaarne
zien, dat men wel begreep, dat volgen-s de
meenihg der Britsche regeering een nieuwe
toestand in Marokko is geschapen, welks
verdere ontwikkeling de Britsche. belangen
misschien directer kan aangaan dan tot
dusverre het geval was. „Wij vertrouwen,"
zoo vervolgde de minister, ,,dat de diplo
matie er in zal slagen een oplossing te vin
den en voorzoover wij daaraan deel zullen
nemen, zullen wij behoorlijk rekening hou
den met genoemde belangen en met de ver
vulling van de uit het traktaat voortvloeien
de verplichtingen jegens Frankrijk, die aan
het Huis hekend zijn.
Eén ding is geruststellend in al deze
emolh, en dat is dat èn het Fransohe èn
het Duitsche staatshoofd de zaak blijkbaar
niet zoo belangrijk hebben geacht om hun
reisplannen er door in de war te laten stu
ren. Fallières heeft ons land bezocht en de
Duitsche Keizer is op zijn jaarlijksche
zeereis naar het noorden vertrokken.
Ons dunkt dat dit gerust een vingerwij
zing mag zijn om de zaak niet al te tragisch
op te vatten.
Punch", het bekende Engeische politie
ke blad mot zijn satirieke platen heeft
op geestige wijze de parlementaire kwestie
on. de houding der Lords in beeld gebracht.
Men ziet de Lords met gekroonde kakki-
hoeden van achter bun verschansingen
schieten op den vijand, die Parament Bill
heeft. Eén der verdedigers der wallen
haalt patronen uit een kistje, waarop men
leest „Amendments". In zijn nabijheid zit
een andere lord, houdende de witte vlag.
Onder de plaat leest men Is titel er van
„Geen overgave voor het oogenblik", en
dan verder:
Eerste Peer: „Wat'te doen met de witte
vlag?"
Tweede Peer: „Wel, ik zou zeggen, dat
het daartoe ten slotte komen moet; maar
wij kunnen toch in elk geval deze dingen
afschieten."
Deze plaat geeft feitelijk weer wat tot
dusverre nog door de meesten wordt ge
dacht. De Lords zijn thans, sedert eenige
dagen bezig te vechten tegen de artikelen
der "Veto-wet en doen zulks met allerlei
amendementen, waarvan zij vooruit weten,
dat zij de Regeering er geen schrik mede
zullen aanjagen. Zij zijn beslist onaanneme
lijk en het slot zal moeten zijn, dat het
Lord's kasteel, wanneer het Lagerhuis de
amendementen zal hebben afgewezen, de
witte vlag hijsoht en zioh onvoorwaardelijk
over geeft, of dat het de „inkwartiering"
zal moeten dulden van 500 ongewenschte in
dringers.
En dat laatste vinden de Peers, begrijpe
lijkerwijs zoo onaangenaam, dat men aan
neemt, dat zij vóór het zoover komt de wit
te vlag zullen hijschen.
Maar zeker weet men het niet en dat is
't juist wat aan den grondwettelijken strijd
in Engeland zooveel pikante spanning geeft.
De regeering heeft gisteren nog een paar
mededeelingen gedaan, die van belang zijn.
In .antwoord op vragen over het gerucht
betreffende de benoeming van Lord Kitche
ner tot Engelsch consul-generaal in Egypte,
verklaarde Grey, de minister van büiten-
landsche zaken, dat hij tot zijn spijt moest
mededeelen, dat Sir Eldon Gorst, daartoe
gedwongen door een ernstige ziekte, was
afgetreden, maar dat hij verder niets zou
mededeelen.
Grey verklaarde in antwoord op een an
dere vraag, dat er alle kans was, dat het
Engel sch-Amerikaansche arbitrage-ver drag
spoedig onderteekend zou worden.
Wij hebben gisteren een telegram gepu
bliceerd over oproer in Portugal. Aan
het slot stond, dat de. regeering een strenge
censuur uitoefende. Dit blijkt, want heden
wordt officieel alles voor onjuist en kwade
verzinsels uitgemaakt en voorloopig zullen
;we dan wel niet veel wijzer worden over
den toestand.
Den 19den Juni 1.1. ig wel de republiek
door de Constituante erkend, maar het
schijnt er nog verre van, dat het geheele
Portugeesche volk zich bij dezen ommekeer
heeft-neergelegd.
Nu is de positie der regeering moeilijk,
een lAstig ep wispelturig volk, een ongedis
ciplineerd leger, een op haar stuk staande
geestelijkheid en een krachtige monarchis
tische propaganda zijn even zooveel strui
kelblokken op haar weg.
Het laat zich niet aanzien, dat de bewo
genheid spoedig tot rust zal komen.
En thans zakken wij weer af naar het
B a 1 k a n-S chiereiland en zijn
Albaneesohe kwestie. Ook hier
is brandstof genoeg voor een ernstig conflict
tusschen de mogendheden, maar gelukkig
zijn deze het eens, en het evenwicht in
Europa tusschen de landen van het Drie
voudig Verbond Duitschland, Oostenrijk
en Italië en de landen der Triple entente
Engeland, Frankrijk, Rusland is zoo
solied dat er van verbreking geen sprake is.
Het kleine Montenegro is anders stout
genoeg, en hoopt maar steeds op den steun
van Rusland, maar dit blijft onaandoenlijk.
Ondertusschen heeft koning Nikita zijn
troepen gemobiliseerd.
Onder voorwendsel, bet land te bescher
men tegen de epidemische ziekten, die in
het Turksche leger aan de Albanische Mon-
tenegrijnsche grens zijn uitgebroken, werd
het garnizoen van Cettinje reeds naar de
grens gezonden. En onmiddellijk daarop
verklaarde koning Nikolaas aan den doyen
van 'het corps diplomatique, dat wegens de
mobilisatie van Turkije ook Montenegro
zich gedwongen ziet te mobiliseeren.
Dit is een gevaarlijk spelletje. Koning
Nikolaas slaat den goeden raad van de
groote mogendheden in den wind en treedt
eigenmachtig op. Turkije verlangt slechts,
dat hij de grenzen zal sluiten voor vluch
telingen uit Albanië, en de in zijn land
aanwezige Malissoren niet langer zal steu
nen. Aan een aanval op Montenegro denkt
Turkije niet; het heeft in het eigen land
nog genoeg te doen.
De proclamatie tot de Albaneezen heeft
geen succes gehad; dit schrijft Turkije'toe
aan Montenegro, dat tèlkeus in dë onder
handelingen tusschen de Porte en de op
standelingen ingTeep. Maar dit zou voor
de Porto nog geen reden zijn, Montenegro
aan to vallen. Montenegro maakt er Tur
kije een grief van, dat het vestingen en
grensstations opricht, op punten waar vol
gens de bes taande verdragen geen verster
kingen mogen worden opgericht. Daarin
ziet Montenegro een bedreiging van zijn
zelfstandigheid. Maar do Porte beweert,
voor de ondercLrukkiug van den opstand
in Albanië de grens te moeten kunnen af
sluiten; hot verzet daartegen doet de op
standelingen met te meer hoop de toekomst
te gemoet zien. Oók de mobilisatie van de
Montenegrijnen is een aanmoediging van
de opstandelingen. De Malis'Xorén worden
er door aangezet hun verzet vol te houden.
Uit Amerika komen berichten over de
viering van den Onafhankelijkheidsdag. Het
was zoo rustig ditmaal. Op dit thema gaan de
berichten uitvoerig door. En er schijnt aan
leiding voor te bestaan", op die rustige vie
ring bijzonder de aandacht te vestigen, want
vroeger vielen er dien dag veel slachtoffers.
Thans echter waren door de gemeentebestu
ren verbodsbepalingen uitgevaardigd tegen
het afsteken van gevaarlijk vuurwerk en te
gen andere woeste vermakelijkheden, waar-;
mede een gedeelte der bevolking bij vroe
gere gelegenheden het leven liarer mede
burgers in gevaar bracht. Hoe hoognoódig
deze maatregelen waren, blijkt uit het feit,
dat de viering van den Onafhankelijkheidsdag
in de laatste 5 jaren 1G0-I mënsohenlevens
heeft gekost,terwijl niét minder dan 35,901
menschen op dien dag meer of minder ern
stig gekwetst werdén.
Wijziging der Arbeidswet.
De Minister van Landbouw, enz. heeft
het afdeelingsverslag over bovengenoemd
wetsontwerp beantwoord. Hij treedt in een
weerlegging van -de meening, dat een meer
algemeene herziening i van de Arbeidswet
had moeten ontworpen zijn, zoowel als van
de meening dergënen,' die deze wet hadden
willen beperkt zien tot voldoening aan de
voorschriften van de Berner Conventie in
zake den nachtarbeid van vrouwen. De Mi
nister doet hierbij opmerken, dat het ont
werp gelijktijdige invoering van alle voorge
dragen wijzigingen niet vordert. De nieuwe
bepalingen omtrent den arbeidsduur, die
zeker wel tot de meest gewichtige van het
ontwerp behooren, zullen volgens de over
gangsbepalingen een jaar later in werking
treden dan de overige nieuwe voorschrif
ten. Ook hierdoor zal het mogelijk zijn, dat
de industrie^ zonder schokken te ondervin
den, zich aan de wettelijke eischen aanpast.
Wat de methode van werken bij de ar
beidsbescherming betreftx herinnert de
Minister aan zijn vroegere uiteenzetting
daaromtrent, onder mededeeling, dat op
het oogenblik nog afzonderlijke ontwerpen
in studie zijn in het belang van de veilig
heid van de arbeiders bij de uitvoering van
bouwwerken, tot voorkoming van ongeval
len ten gevolge van da ontploffing van ruw
en distilleerketels in branderijen en van
andere toestellen, zoomede tot voorkoming
van loodvergiftiging. Dat voor alle bij deze
regelingen betrokken arbeiders daarbij een
beperking van den arbeidsduur zal worden
voorgesteld, is niet te verwachten.
Als noodzakelijk gevolg van de verscherp
te bepalingen ten aanzien van de gehuwde
vrouw, behoeft^ volgens den Minister, niet
te worden verwacht^ dat deze vrouwen geen
werk meer zullen kunnen vinden in die ge
vallen, waar haar loon tot onderhoud van 't
gezin niet kan worden gemist.
De Minister verdedigt voorts zijn houding
ten opzichte van de veranderingen, welke
staande de behandeling in de Tweede Ka
mer in het wetsontwerp zijn gebracht.
De Minister achtte ook verschil van op
vatting omtrent eenige punten niet van
genoegzaam overwegend belang, om ter wil
le daarvan het tot-stand-komen van de
overigens z. i. zoo urgente wijzigingen in
gevaar te brengen. Nu de nachtarbeid voor
jongens in de glasblazerijen niet is toege
laten, zal de glasindustrie er ook in haar
eigen belang een weg op moeten vinden,
dat jongens tot glasblazers worden gevormd
zonder dat zij aan nachtarbeid deelne
men.
Het ontwerp wordt door den Minister
wijders verdedigd uit het oogpunt van de
lasten, die daardoor en meer in het alge
meen door de voortschrijdende sociale wet
geving aan de industrie zouden worden op-
gelegd.
De Minister ontwikkelt als zijn overtui
ging, dat een verstandige arbeidsbescher
ming in hooge mate aan de industrie ten
goede komt. En men lette ook op het her
haaldelijk gaconstateerde feit, dat vermin
dering van arbeidsduur niet noodzakelijk
vermindering van productie ten gevolge
heeft. In tal van gevallen het is overbe
kend bleef, niettegenstaande de bekor
ting van den arbeidstijd, de productie op
het oude peil gehandhaafd of steeg zelfs.
Ontkennend beantwoordt <lo Minister de
tweeledige vraag of het wetsontwerp te ver
gaat in de zorg voor de jeugdige en vrou
welijke arbeiders, zoodafc daarin zelfs een
geest van ziekelijke zorg zou doorscheme
ren; en of verwacht mag worden, dab ten
gevolge van de ontworpen bepalingen tal
van ondernemingen zullen gaan kwijnen of
misschien geheel worden opgeheven. Onge
twijfeld zal de verdere inperking van den
arbeidsduur voor versohillende onderne
mingen niet zonder bëteekenis zijn; maar
het ontwerp beweegt zioh ten deze in de
richting van een strooming, die in het be
drijfsleven duidelijk merkbaar is. Uit/de
statistiek der arbeidsinspectie jkt trou
wens duidelijk, dat de tien-urige arbeids
dag in onze nijverheid op ruime sohaal,
zonder dwang van den wetgever, is inge
voerd. In de cijfers vindt de Minister groo-
ten steun voor zijn overtuiging, dat met de
inperking van den arbeidsduur bij de Ar
beidswet verder kan worden gegaan dan
thans het geval is en dat de voorgestelde
wijzigingen op dit punt de industrie niet
ïjoo diep zullen schokken als gevreesd wordt
En de verscherping van de Arbeidswet op
andere punten zal van de industrie niet noe
menswaardige offers vorderen (behoudens
de voor het eerst daarin opgenomen veen
derij.)
De Minister' is.dankbaar voor den steun
van andere leden, die zich met de wets-
voordracht konden vereenigen.
De invloed van verkorting van arbeids
duur op de productie in de tektielnijverheid
moet afzonderlijk worden beoordeeld voor
de katoenspinnerijen. Op grond intusschen
van een onderzoek naar de ervaringen, in
de spinnerijen te Gronau met den tien
urendag opgedaan, is de Minister vun oor
deel, dat ervaringen als daar opgedaao
voor allerlei andere fabrieken geen nood
zakelijk gevolg bc' "even te zijn van de hier
voorgestelde beperking van den werktijd.
En dat ook in werkgeverskringen niet alge
meen ernstige gevolgen van de aanhangige
voorstellen gorden gevreesd, blijkt wel hier
uit, dat in Twente op dit oogenblik nog
spinnerijen in aanbouw zijn of worden uit
gebreid.
Het doet den Minister leed, dat vele le
den ernstig bezwaar hadden tegen de for-
muleering van het ontwerp, waar di': het
arbeiden op zichzelf verbiedt. Intusschen
vertrouwt 'hij, dat daardoor de wetsvoor-
dracht voor die leden niet onaannemelijk
zal zijn.
Ook kan de Minister niet inzien, dat de
in het ontwerp gewraakte delegatie van
macht op ambtenaren de uitvoering der
wet en de verantwoordelijkheid daarvoor
van den Minister overbrengt bij do ambte
naren.
Aan den wen Sch om uitstel van het verbod
van nachtarbeid van jongens in glasfabrie
ken kan do Minister onmogelijk te gemoet
komen.
Den leden, die zioh er niet mede konden
vereenigen, dat volgens het ontwerp cok de
veenderijen onder do werking der Arbeids
wet worden gebracht, brengt de Minister
in herinnering, dat op grond van een spe
ciaal onderzoek van den directeur-generaal
van den arbeid de overtuiging werd verkre
gen, dat zonder overwegend bezwaar dit
bedrijf onder do werking der Arbeidswet
kan worden gebracht.
Naar 's Ministers meening verbiedt arti
kel 3 der wet ook arbeid van kinderen in of
voor een onderneming die in een winkel
wordt gedreven.
Vaccinewetje.
Het voorloopig verslag is versohenen over
het wetsontwerp tot nadere wijziging en
aanvulling der wet van 4 December 1872
(Staatsblad .No. 134), houdende voorzienin
gen tegen besmettelijke ziekten.
Meerdere leden waardeerden, dat door
dit wetsontwerp eenige bezwaren, welke er
bestaan tegen den vaocinedwang, zijn weg
genomen; maar betreurden, dat het voor
stel niet zoo ver gaat als zij wel gewenscht
hadden. Alle andere beschouwingen, waar
toe dit wetsontwerp aanleiding geeft, buiten
bespreking latende, meenden zij, dat de
bezwaren van medischen aard, welke tegen
de vaccinatie zijn ingebracht, en welke ook
door den Minister zijn erkend in de Memo
rie v^n Antwoord aan de Tweede Kamer,
■hadden moeten leiden tot algeheele af
schaffing van den vaccinedwang.
Deze beschouwingen werden door andere
leden bestreden. Zij waren van oordeel, dat
de resultaten eener eeuw van dien aard
zijn, dat men niet anders dan waardeeren
kan het groote nut van de verplichte toe
passing van do groote ontdekking van Jen-
ner. Tegen de instelling eener Staatscom
missie, als verlangd door de eerstgenoemde
groep van leden, om de vraag to onderzoe
ken of de vorderingen der wetenschap ten
aanzien van de ziekten van den mensoh en
van het rund octk van dien aard zijn, dat
dit aanleiding zou kunnen geven tot wijzi
ging der Vaocinewet, hadden deze leden be
zwaren. Zij vreesden, dat het resultaat
niet groot en een objectief onderzoek zeer
moeilijk zou zijn, omdat bij het onderzoek
dier oommissie ook de gemoedsbezwaren op
den voorgrond zullen treden.
Eerstgenoemde leden echter bleven do in
stelling der oommissie wenschelijk en wet
tig achten. Zij meenden, dat een objectief
onderzoek zeer wel mogelijk wr wanneer
aan de commissie ter beantwoording wer
den voorgelegd de volgende vragen:
of de vaccinatie schadelijk kan zijn, en of
de vaccinatie een behoorlijk voorbehoedmid
del is tegen de kinderpokken.
Bij Kon. besluit is, met ingang van 13
September 1911, benoemd tot leeraar in de
scheikunde aan de Cadettenschool W. Th.
Clous, thans tijdelijk als zoodanig werk
zaam.
Bxanicas Hoogdiiitgclie taal.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
brengt ter kennis, dat, behoudens onvoor
ziene omstandigheden, het mondeling ge
deelte van de examens in de Iloogduit-
sche taal, middelbaar onderwijs, akti A,
en lager onderwijs voor zoover die in het
openbaar worden gehouden, zal worden
afgenomen te 's-Gravenhagc, in het ge
bouw Diligentia-, Lange Voorhout, op do
navolgende dagen en uren: middelbaar
onderwijs, akte A: op 12, 14, 15, 16, 17, 13
19, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 28 zoo noodig ook
op 29 Augustus a.s., teSkens te 94 uur. v.m.
en te 14 uur n.m.lager onderwijs: op 15,'
16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 21, 25, 26, 29 en
zoo noodig op 29 Augustus a.s., telkens te
9 uur v.m. en te l£ uur n.m. („Sts.-Ct.").
SU
Zy kreeg een hoogroode kleur en werd
toen weer bleek. Zonder een woord to zeggen,
liep zy haastig de kamer uit en kwam even
later terug in een keurige witte blouse, de
laatste, die haar moeder voor baar nog had
gekocht.
Het was geen kostbaar kostuum, want de
geldmiddelen van barones Van der Eichen
hadden toen roeds niet meer toegelaten, dat
zü kostbare zaken voor haar dochter kocht.
Maar het was een smaakvol kostuum en het
stond Edela bijzonder goed. Alle lijnen van
haar edelo gestalte kwamen mooi uit in dit
kleed. Daarby had zij een aardig matrozen-
hoedje opgezet, dat haar uitstekend stond.
Het was een zeldzaam aantrekkelijk gezicht,
zooals zy daar stond, terwijl heur blonde haar
onder haar kleine hoedje uit kwam.
HiJ bood haar galant den arm.
„Nu, laat ons dan maar gaan 1 De automo
biel staat buiten te wachlen en Ik donk, dat
tVogeltje ook klaar is, die wel veel zin zal
hebben om mee te gaan."
Dus Vogeltje ging ook mee. Zy had een
Bplinternieuw, elegant zomertoilet aan en
trad statig uit haar kamer. Ook zij was
'b middags in de stad geweest en had in-
koopen gedaan, om in do komendo dagen
behoorlijk voor den dag te kunnen komen.
Zy was anders niet in staat geweest om
zulke kostbare inkoopen to doen, maar dion
morgen had zy een cadeautje van Tauern
gekregen, zoodat zjj_nu goed by kas was.
In de open auto reden zy uit naar Wann-
8ee. Op het terras van het Zweodsche pavil-
joon lieten zij zich een en ander brengen.
Zy zaten zeer gezellig byeon en Edela was
Tauern zeer dankbaar, dat hy op ongedwongen,
vroolyke wyze praatte, evenals hy dat in de
auto gedaan had. Daardoor behoefde zU maar
weinig te spreken en voelde zich tameiyk op
haar gemak.
Af en toe keek zy hem van ter zyde aan
zonder dat hy dat bemerkte. Hy kon zeer
innemend doen, als hy wilde. Edela vroeg
zich af hoe toch wel zyn eigenlyk_ karakter
was, hoogmoedig en koud, zooals zy altyd
had gedacht; of innemend, vriendeiyk, zooals
dezen middag?
Nu, als graaf Tauern steeds zoo voor
komend tegen zijn gemalin was, dan zou
Edela zeker tevreden kunnen zyn. Wanneer
hy haar wilde trouwen? dacht Edela. Daar
over had hy nog met geen enkel woord
gesproken.
Hy deed dat ook niet toen Edela eenige
dagen later een briefje van hem ontving, waarin
hy haar mededeelde, dat hy voor enkele
dagen de stad uitging.
„Tot dan kus ik je de hand," zoo schreef hy.
Een andere liefkoozing dan die had Edela
tot op dien dag nog niet van hem ontvangen.
Hot gaf haar een gevoel van verlichting, dat
Tauern eenige dagen wegging. Als hy maar
weg bleef zoolang tot zy haar financiën. ge
regeld had en zy geen cent meer schuldig
was aan den zoon van Christiaan Havestrand,
den gehaten Bernard.
Twee dagen later kroeg zy bericht van haar
notaris uit Rothenock. Deze schreef haar, dat hy
de verschillende geldswaardige papleren, die
nog onder zyn berusting waren, voor haar
verkocht had. De opbrengst daarvan was zoq-^
zeer meegevallen, dat het bedrag, hetwelk
Edela te kort kwam, ruim kon worden aan
gevuld.
De notaris zei haar, dat hy de zaak nu
verder wel zou regelen en hot geld zoo spoe
dig mogelyk naar Bernard Havestrand zou
terugsturen.
Edela had dus haar schuld voldaan. Maar
nu was zy ook arm. Doodarm was zy Zy had
een maand pension-geld vooruit betaald en kon
hier du» nog zoo lang biyven. Dan had zy
nog een paar gulden over, doch dan bezat zy
ook niets meer.
Morgen was het haar verjaardag, maar nie
mand wist, dat zy dan drie en twinlig j3ar
werd Dan zou een nieuw leven voor haar
beginnen.
Een nieuw leven, maar welk een leven!
Edela van der Eichen was gestorven en wat
voortaan nog van haar leefde zou gravin
Tauern heeten.
'sMidaaga van den volgenden dag werd eraan
haar deur geklopt en toen zy „binnen" riep,
trad Tauern over haar drempel.
Een gevoel van beklemming preep haar
terstond aan, omdat hy in haar tigm kamer
binnen kwam. En daarnaast kwam een gevoel
van spyt, dat hy nu reeds terugkwam, juist
op een dag, dat z'y zoo graag alleen was ge
weest om in de stilte alles nog eens te o/er-
denken.
Haastig liep hij op haar toe. Hy scheen
den ontevreden trek op haar gelaat niet te
bomerken. Snel sloeg hy zyn arm om haar
schouder en kuste haar op den mond En toen
hy gevoolde, dat zy trilde, kuste hy haar
nogmnals.
„Harleiyk geluk gewenscht met den dag van
hedenI Harteluk geluk gewenscbtl"
Hetyyas;,_haar,jds .hoprde zU niet wat hy
zei. Z-y had willen huilen. Zy had hem van
zich willen stooton. Maar zy vond geen kracht
om het te doen en ook kon zy goen woord
uitbrengen.
Zyn arm lag om haar als een ijzeren band
en zyn stem had iets gebiedends, toen hy
vervolgde:
„Komaan, Edela, wy willen nu je verjaar
dag vieren 1"
Nu kwam er weer beweging in Edela en zy
vond kracht om te zeggen:
„Yerjaardagja, ja... Ik ben vandaag
jarig En Edela van dor Eichen is vandaag
gestorven
„Dan moet zy gekist en naast do andere
dooden gelegd worden," zei Tauern en zag
haar met een hartstochtelykon blik aan.
„Ik ben op „Eichenkamp" geweest."
Edela ontstelde. Hy wist nu dus alles, alles.
Hy, die gedachten scheen te kunnnen lezen,
waarvan andoren niets vermoedden, hy had
zich van alles op de hoogte gesteld.
„Ik had er over ge Jacht „Eichonkamp" te
koopen en je te geven op je verjaardag, Edela.
Maar het is niet de moeite waard. Het land
goed is le zeer in vorval."
Dat was te veel voor Edela. Hy had dit
willen doen. Tauern had haar geboortegrond
voor haar willen terugkoopenDaaraan had
hy gedacht. Iets, dat zy wel dikwyis In
stilte had gehoopt, maar nooit had durven
uitsprekenEn al zou zy ook nooit meer
daarheen gaan, dan was hy het toch geweest,
die het z'yne gedaan had om haar het land
goed terug te geven. En zy, zy was bevreesd
voor hem geweest. Zy had zyn helpende
hand willen afwfizm
En snikkend sloeg zyhaar armen om zyn
hals en haar gezicht tegen zyn schouder
drukkend, zei. ze .zacht.;
„Wat ben je goed, Adriaanl Toe, heb nog
wat geduld met my
XV.
De trouwdag werd bepaald op zos weken
na Edela'8 verjaardag. Het zou een eenvoudige
trouwdag zyn, zonder aenlg vertoon. En dan
zouden zy de wintermaanden op reis gaan.
Edela vond alles goed. Ook dat Vogeltje
haar haar diensten steeds opdrong; dat Vogeltje
zelf allerlei dingen kocht on dat dit alleB van
Tauern's geld ging. Veel inkoopen behoefden
overigens niet gedaan te worden. Edela had
alleen enkele reiskostuums noodig.
Edela had het ook goed gevonden, dat
Tauern na een paar dagen kwam om afscheid
van haar te nemen.
Hy wilde naar zyn landgoederen gaan, om
te zien of daar alles in orde was. En dat
zou zeker eenige dagen vragen, want de be
zittingen van graaf Tauern waren zeer uit
gestrekt.
„Eerst wil ik naar Tauernburg gaan," had
hy gezegd. En Edela wist, dat hy daar, zy&
geliefd verbiyf, alles in orde wilde laten
brengen voor haar ontvangst. Want als zy
in het volgende voorjaar uit het Zuiden
zouden terugkeeren, zouden zy voorloopig op
Tauernburg biyven.
Edela had het echter ook goed govondeD,'
als hy nog langer by haar gbbleven was. Het
was haar alles hetzelfde. Het was haar zoo
vreemd te moede, nu zy weldra gravin
Tauern zou zyn. Zy wist niet prec.es meer
wat zy zelf wilde. Graaf Tauern was het
thans, die haar leven sou lelden.
iWordt vervolgd).