.No. 15^54. LEIDSQK DAGBXaAD, Zaterdag' 1 Juli. Eerste Blad. Anno 1911. Officieels Kennisgeving. OMZE TEiEKKONDEïT. FEUILLETON. üe liefde overwosi. Afsluiting passage Burgsteeg. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeen© kennis dat de Burgsteeg, wegens het maken van een rioleering, van Maandag '1 Juli a.s. tot nadere a ankondiging, voor het verkeer met rij- en voertui gen zal zijn afgesloten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N G. DE GIJSELAAK, burgemeester. VAN STR.IJEN, Secretaris. Leiden, 30 JuDi 1911. Men kan verschillen over de vraag: in hoeverre het wenscbelijk of geoorloofd is, dat de mensch voor zijn bedrijf de krach ten van het dier aanwendt. Het is hier üiet de plaats om daaromtrent in uitvoerige beschouwingen te treden, die allicht de grenzen zouden overschrijden, die wij ons zei ven behooren te stellen. Dit -willen wij er wel van zeggen, dat 8 o m m i g e dieren, door hun eigenaardige lichaamsvormen en gewoonten, een bijzon dere geschiktheid schijnen te bezitten, om 'den mensch in zijn arbeid bij te staan, in zijn gezelschap te vertoeven en licrn alzoo het leven te veraangenamen of te vergemak kelijken. "Waar de mensch van die eigenaar digheden der dieren een verstandig gebruik maakt, daar schijnt dit echter niet uitslui tend te zijn in zijn eigen belang, maar ook wel degelijk in dat van het dier. Vooral geldt dit van het dier, welks hersenen t- wikkeling een zekere hoogte lieeft bereikt, 'dat daarom vermoedelijk meer dan anderen blootstaat aan het hoogst onaangenaam ge voel, dat de mensch veryeling noemt, of, (dat, door zijn lichaamsbouw en temperament,- behoefte 'gevoelt aaïi regelmatige beweging en aanwending van zijn krachten. Hoe dit ook zij het staat (vast, dat menig 'dier aan het mcnschelijk bestaan uitnemen de diensten bewijst en zóu is het reeds vele 'eeuwen geleden geweest. Om dat te bewij zen, behoeven wij slechts te herinneren aan liet „schip der woestijn"; en nu is het zeer wel mogelijk, dat verschillende beweegkrach ten de diensten van het dier overbodig zul len gaan maken. De behoefte aan het paard b.v. begint reecls sterk te verminderen en het is waarschijnlijk dat niet alleen de stelling van het dier in de maatschappij, als we het zoo eens mogen uitdrukken, een aan merkelijke wijziging zal ondergaan, maar ook zijn aantal zeer aanzienlijk zal afnemen; doch in ieder geval ligt dit nog in de toe komst en de wetgever, die er is voor de maatschappelijke orde, heeft slechts rekening te houden met twee feiten: dat de mensch het dier tot zijn gebruik in zijn bedrijf aan wendt, en dat 'daarbij, evenzeer als bij de .uitoefening van vele andere bedrijven, mis bruiken voorkomen die, ter bevordering van verschillende belangen, maatregelen tot be scherming van liet dier rechtvaardigen. Aan deze of dergelijke overwegingen heb ben wij te danken het tot-stand-komen der wet van 14 Juli 1910, houdende bepalingen ter bescherming van trekhonden, welke wet pp 1 September a.s. in werking zal treden. Op zichzelf is deze wet niet zeer belang rijk, ook omdat zij in zooverre overeen stemt met de meeste wetten van den nieu- veren tijd, dat zij slechts algemeen lijnen trekt en regelen stelt, doch de uitwerking der onderdeelen aan bijzondere besluiten, die desnoods weer gemakkelijk te verande ren zijn, overlaat. Met het oog op haar strekking is zij' echter van het uiterste be- iang. Het hoofddoel der wet is, den houder van een hondenkar te verbieden die te ge bruiken, anders dan met inachtneming van de voorschriften omtrent de lichamelijke gesteldheid en de maat der henden, die bij algemeenen maatregel van'bestuur zijn ge steld. Zulk een maatregel is genomen bij een besluit van 6 Februari van dit jaar, waar bij het hoofdbeginsel cW wet op de vol gende wijze is uitgewerkt: Men mag als trekdieren niet bezigen: kreupele, schurftige, gewonde, zichtbaar drachtige of zoogende honden, ook geen nog niet volwassen honden, noch honden, met een geringere schouderhoogte dan fcO centimeter. Deze laatste bepaling komt echter nog niet terstond in werking; want indien dit het geval geweest ware, dan zou vermoede lijk het grootste gedeelte van de thans ge bruikte trekhonden na 1 September buiten dienst moeten zijn gesteld. We vreezen dat dit niet zou zijn geweest in het belang van de arme dieren, die reeds zoolang het brood voor hun meester hebben verdiend, doch' wiens meester niet altijd even barm hartig is, en wij vreezen dat het ook niet in het belang van het bedrijf zou zijn geweest. Het zou waarschijnlijk moeite gekost heb ben om zich zoo terstond van geschikte trekdieren te voorzien. Uit een stuk in de ,,Zwolsche Courant," van dr. L., bleek ons, dat men in Utrecht een onderzoek heeft in gesteld bij ongeveer honderdtwintig trek honden. Hiervan had nauwelijks één op de vijf de vereischte schouderhoogte, terwijl van de overblijvende vier nog niet de helft de hoogte van 55 centimeter bereikte. Bij de 120 honden waren er maar zes (manlijke exemplaren) die werkelijk goed gebouwd waren, terwijl men er onder de vrouwelijke slechts met moeite twee kon vinden, die voor fokdieren in aanmerking zouden kun nen komenen over het algemeen, de hon den weinig of niet voor den arbeid ge schikt waren. Dat de wet aan het gebruik van zulke trekdieren een einde maakt, juichen ok wij toe; maar natuurlijk kan niet alles in eens komen. De hoop is gevestigd op de vele vereenigingen tot bescherming van dieren, die nu als 't ware onder de vleu gelen der wet haar eigen vleugelen zullen kunnen ontplooien. Men rekent er op, dat zij genoeg invloed zullen kunnen oefenen, om het aanfokken van sterke dieren, van voldoende schouderhoogte te bevorderen, geschikt om lichte vrachten snel over flin ke afstanden te vervoeren, zonder daarvan nadeelen te ondervinden. Dit schijnt aanbe velenswaardiger dan gemeentel, verbodsbe palingen tot het gebruik van honden als trekdieren. Ook bij de beoordeeling dezer zaak komt de wetenschap dzr statistiek ons meer te hulp. Aan de hand van ver. schillende gegevens toch heeft men bere kend dat de waarde in arbeidskrachten, door trekhonden geleverd, in ons land jaar lijks op een bedrag van tien millioen gul den kan worden geraamd, hetgeen dooreen- genomen voor eiken hond zeventig gulden per jaar beloopt. Het is dus geen kleine zaak, die deze wet regelt. De Bond tot bescherming van den trekhond in Nederland die reeds vele jaren bestaat, heeft in den aanvang ocJk voor een algemeen wettelijk verbod van het gebruik van hónden als trekdieren geijverd, doch is daarvan terug gekomen en bepaalt zich er thans toe, on getwijfeld met vrij wat meer kans op cuc- ces, om den trekhond, zijn voeding, verple ging en bespanning te verbeteren, door het houden van kei ringen en wedstrijden, het invoeren van goed fokmateriaal en het ge ven van raad en voorlichting. Om nu nog even terug te komen op de schouderhoogte van den trekhond, moeten wij opmerken, dat, zocals reeds is gezegd, het voorschrift dér schouderhoogte van GO centimeter, niet terstond in werking komt. De bezwaren daartegen waren te groot en om die reden is in een nader besluit be paald, dat die hoogte van 60 centimeters al leen gelden zal voor honden die n a 1 Sep tember 1914 vóór de kar worden gespan nen. Wanneer de honden vóót 1 September 1914 voor de kar worden gespannen, is een hoogte van 5 0 centimeter voldoende; ter wijl diezelfde hoogte van 50 centimeter vol doende is, en voortdurend vol doende b 1 ij f t, voor honden die wor den gespannen onder de kar De tegenwoor dige trekdieren zullen dus nog ©enigen tijd in gebruik kunnen worden gehouden en la ter voor andere diensten kunnen werden gebezigd. Wij kunnen hier nog aan toevoegen, dat door den heer Kroon, leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, de aandacht is gevestigd op een in België algemeen ge bruikten trekhond, den Mé-tin. Het plan is nu om, met steun en voorlichting der vereeniging van eigenaren van trekhonden te Utrecht, eenige dezer dieren aan te koo- pen. De jongen dezer honden zullen onder de leden der vereeniging worden ver kocht en met de opbrengst er van zal men nieuw fokmateriaal koopen, om op deze wijze, binnen enkele >jaren, een groot aan tal trekdieren te verkrijgen, die geschikt zijn voor den arbeid en de vereischte schou derhoogte bezitten. Bij het besluit tot uit voering der wet is verder bepaald, dat tot het tuig moeten behooren een borstriem van minstens vier centimeter breedte van zacht leder reikende tot achter de voorpoo- ten en met strengen verbonden aan een spanstok, onder de hondenkar vastgemaakt tusschen de twee uiteinden van de boomen, een draagriem van minstens zes centimeter breedte en een buikriem van minstens vier centimeter breedte. De hondenkar moet verder voorzien zijn van steunsels, die voorkomen dat de kar den hond drukt, wanneer deze in rust is; ook moet zij voorzien zijn. van een drink bak. Op c!e kar moeten de naam van den hou der en van de gemeente waarin liij woon plaats heeft, alsmede het nummer van do kar goed leesbaar voorkomen. Als geleider van de kar mag niet optre den een persoon, die dén leeftijd van veer tien jaren nog piet heeft bereikt. Wanneer de hondenkar met meer dan één hond is bespannen^ moeten de dieren naast elkander wórden gespannen. Ech ter mogen voor de kar niet meer da-n drio en onder de kar niet meer dan twee hon den worden gespannen. Wij herinneren aan hetgeen hierboven gezegd is omtrent de schouderhoogte van honden die onder een kar gespannen worden; doch moeten tevens opmerken dat, in het algemeen, geen honden mogen wor den gespannen, die, te rekenen naar de schouderhoogte, niet rechtop onder de kar kunnen staan. Verder is het verboden dat meer dan twee personen op de hondenkar plaats ne- men. De lading, met inbegrip van den persoon of de personen, die op de kar gezeten zijn, moet zich in evenwicht bevinden en haar gewicht mag niet zoo groot zijn, dat het trekken bovenmatige inspanning vereischt. De snelheid mag niet grooter zijn, dan die van een paard in draf. Wij vertrouwen dat belanghebbenden van deze wenkeo in tijds een nuttig gebruik zul len maken, en herinneren er verder aan,, dat de houder van een hondenkar die niet mag gebruiken of doen gebruiken, tenzij hij als houder zij ingesohreven in een regis ter, aangelegd door burgemeester en wet houders der gemeepte, waarin hij woon plaats heeft. Elk voertuig, met een of meer honden bespanneD, wordt voor dc toepassing der wet als een hondenkar beschouwd. Bij de inschrijving wordt een mimmerbe- wijs afgegeven; maar de inschrijving wordt geweigerd wanneer hond, tuig, hondenkar of geleide, niet aan de voorschriften der wet voldoen. Hetzelfde gebeurt wanneer de houder tweemalen binnen een jaar onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding der trek- hondenwet of van de krachtens deze wet gegeven voorschriften. Onherroepelijke veroordeeling op genoemde wijze, wegens dierenmishandeling of wegens het feit, dat hij door dioTen heeft deen trekken of dra- g..i, lasten die kennelijk hun krachten te boven gingen, of dat hij het vervoer door trek- of lastdieren heeft dnen plaats heb ben op een noodeloos pijnlijke of kwellen de wijze, heeft hetzelfde gevolg. Betaling van dc opgelegde boete wordt met onherroepelijke veroordeeling gelijk gesteld. Op de eerste vordering van de ambtena ren, met het opsporen der overtredingen vaa de wet belast, dat zijn in hoofdzaak alle ambtenaren van Rijks en Gemeente politie, en die van den Rijks en Provin cialen Waterstaat, is de geleider van een hondenkar verplicht om die te doen stilhou den en zijn nummerbewijs te vertoonen. Het wordt dus nu oppassen; want de wet steekt er den draak niet mede. Overtreding van de gestelde voorschriften wordt ge straft met hechtenis van ten hoogste aoht dagen of met geldboete van ten hoogste vijftig gulden. Een dierenvriend, die ons eenige wen ken gaf, merkte te dezer zake nog op, dat een eigenaar, die meer denkt aan het wel zijn zijner dieren dan aan zijn eigen ge mak, geen andere hondenkar zal willen hebben dan op vier wielen. Deze ligt altijd in evenwicht en biedt ook overigens allerlei voordeelen aan. Alleen over zandige of zware wegon zijn zij moeilijker te trekken. Jammer dat ze duurder zijn. Yoor handelaren, die van deur tot deur met koopwaren gaan, zooals groentenboe- 'ren en dergelijke, die minder op snel vervoer behoeven te letten, zijn zij ten zeerste aan te bevelen. Als de baas bij de klanten is, en er een praatje maakt, kan de hond op zijn gemak gaan liggen, zonder de vracht op zijn rug te krijgen. Overigens moet men ook m aanmerking nemen dat het stappen den hond niet aangeboren is, en hij meer geschikt is voor snelleren gang, dien hij vanzelf aanneemt, omdat zijn lichaamsbouw en zijn zenuwachtig gestel daarmede in overeenstemming zijn. W. JDc gebrnmlö glazen voor liet Vredespaleis. Ilct Kamerlid de heer V. dc Stuers heeft aan dc Regeering schriftelijk do volgendo vragen gesteld: „Is het waar dat de als een geschenk voor het Yredespalais bedoelde gebrande glazen reeds besteld zijn? Zoo ja, wanneer is zulks geschied? Is zulks gedaan door den Minister, of door het bestuur der Carnegiestichtiug, met diens goedvinden Hierop heeft do minister van Buitenland- sche Zaken eveneens schriftelijk liet vol gende geantwoord: „Ter zake van de voor liet Vredespaleis bedeelde gebrande glazen is een afspraak gemaakt met de firnia Schout-en tc Delft. Deze afspraak werd gemaakt in Mei 1910 tusschen bedoelde firma en den architect van liet Vredesspaieis in opdracht van het bestuur der Carnegiestichting, nadat dit zich van de instemming van den Minister van Builcn- landschc Zaken had verzekerd." Bezoek vau president Fallières. De Fransche legatie verzoekt het volgende mede te deelen: De in Nederland verblijvende Fransche kolonie wordt uitgenoodlgd zich op Woensdag 5 Juli e.k. '8 namiddags to halfzes te begeven naar het gezantschap van Frankrijk te 's Gravenhage, waar zy zal worden ontvangen door den president der Republiek. Het- middagconcert in de Kurzaal te Schevcmngen ter eere van het bezoek aan ons Hof van den President der Fransche republiek, te geven Woensdag 5 Juli a. s-, zal aanvangen des namiddags ten 3 uren en gedeeltelijk worden bijgewoond door H. M. de Koningin, President Fallières en Z. K. H. Prins Hendrik. Het programma is uitsluitend saamge- steld uit toonwerken van Fransche compo nisten, behalve de rhapsocïie ,,Pict Hein" van onzen landgenoot P. van Anrooy. De «aal zal met een planten- en bloemen- decoratie zijn versierd. De Koningin en dc Prins komen a. s. Dinsdagnamiddag per trein van 2 u 51 min. van I-Iet Loo te Amsterdam aan en zullen zich van het station onmiddellijk begeven naar de plaats, waar president Fallières aan wal stapt, om met den President naar liet paleis op den Dam te rijden. Daar de koninklijke rijtuigen Woensdag in de residentie tér beschikking moeten zijn, zullen de Koningin en de Prins met den President, Woensdagavond uit Den Haag tegen middernacht in de hoofdstad teruggekomen, in auto's naai- het paleis teruggebracht worden. De ontvangst van den President der Fransche republiek door den gemeente raad der residentie zal plaats hebben Woensdagnamiddag kwartier over vieren in de conversatiezaal van het Kurhaus.. Daar zullen do raadsleden aan het Fran sche staatshoofd worden voorgesteld, en zal de waarnemende burgemeester, wet houder Jansen, tot den heer Fallières een toespraak houden. De meeste gezanten bij Hr. Ms. hof, die tevens in het buitenland standplaats heb ben, komen naar 's-Gravenliage ter ont vangst van president Fallières en tot deel neming aan den galamaaltijd voor de hoof den der buitenlandsche missiën te Amster dam. De ministers, leden van het Kabinet, zul len zich Dinsdag voor hetzelfde doel in de hoofdstad bevinden. Bijkstuiiiboawwiiiterschool te Aalsmeer. De directeur van de Ryk*tuinbouwwintor- school te Aalsmeer verzoekt ons mede te de&len, dat de minimum-leeftyd voor toelating is 15 jaar. Duur van den cursus twee winter- halJjaren. Aangifte tot 15 September a.s. Aan vang der lossen begin October. Programma's en inlichtingen zyn koatelooe by hem ver- k fjgbaar. T.-M. Aan liet verslag der Noord-Zuid-Holland- sche Tramweg-Mij., te Amsterdam (Zio ons vorig nommer) is nog het volgende ont leend: De ontvangsten bedroegen voor den tramweg HaarlemLeiden uit het perso nen-vervoer f 99,763 (f 96,115), uit het goe deren-vervoer f 20,991 (f 20,881), en uit di verse baten f 4995 (f 4321); voor den tram weg HaarlemAlkmaar uit het personen vervoer f 56,383 (f 52,480), goederen-ver voer f 15,925 (f 15,129), diverse baten f 1301 (f 1115). De uitgaven waren, vergeleken bij het jaar 1909, voor den tramweg Haar- de.a—Leiden f 808 lager, zoodat het saldo der exploitatierekening f 5240 hoogcr is dan in 1909; daarentegen voor den tram weg HaarlemAlkmaar f 7504. liooger ten gevolge van uitbreiding van personeel voor het doen loopen van meer treinen op heb gedeelte Yelsen-Alkmaar, van loonsverhoo- ging en pensioenverzekering en van meer kostén van onderhoud aan het rollend ma terieel; het saldo der exploitatierekening is derhalve f 2649 lager dan in 1809- Heb exploitatie-saldo van de stoomtramwegen LeidenKatwijk en RijnsburgNoordwijk is f 13,305 hooger dan in 1909. De winst en verliesrekening sluit met een saldo van f 47,179. Pest op Java. Bij het departement van koloniën is ont vangen het volgende telegram van den gouv.-gen. van Ned.-Indic, dd. 28 dezer, betref lende pestgevallen op Java-: Afdeeling Mal ang: 2 gevallen, waar onder geen dooden. Van de lijders van vo rige dagen overleden er 3. De besmetverklaring van Ke d r i is gisteren, 27 dezer, opgeheven. Van de be smetverklaring van Kediri werd indertijd melding gemaakt in het Indisch telegram van 27 April jl.l. Eon telegram d d. 29 Juni meldt: Afdeeling Mal ang (gisteren 28 dezer) een geval dat doodeiyk was. Van de ïyders van de vorige dagen overleden er nog drie. Voortaan zal de landvoogd behoudens bijzondere voorvallen slechts wekelijk- sche persberichten seinen. 28> Ede ia las, wat Christiaan Havestrand schreef. Het schryven deed haar pyniyk aan. Ieder woord trof haar als een gemeenheid, een •madeiyken hoon l Moest zy dit alles geloovenkon en moest dit mét een wraakzuchtige leugen zyn? Neen, het was waarheid, wat h(J schreef, dat iedere bete, die Edeïa van der Eichen sedeit een vol jaar nuttigde, het dak boven haar lioofd, ja zelfs de klaereD, die zy droeg, louter aalmoezen waren van een Havestrand. Haar handen trokkon aan haar kleed, alsot zij het in stukken wildo scheuren, alsof zy zichzelf in stukken wilde trekken Zy, die sedert jaar en dag door Christiaan Havestrands'zoon onderhouden en gevoed wasl „Aan gold kleeft geen smet; men bevlekt zich de hooggeboren hnnden er niet mee. Altyd maar aannemen, wat zich voordoet 1" Zoo schreef haar Christiaan Havestrand. Zeker dacht h\j, dat zy de bron kende, waar uit het g6ld voor haar onderhoud vloeide I Zy dreigde een oogenblik haar bezinning te verliezen. Alles, wat zy tot nu toe in haar leven van Havestrand had ondervonden, was "niets, nog niets, in vergelijking met dit, mot dezen ongehoorden 6maad. O, was het toch maar een leugen, wat haar zoo ondenkbaar, zoo overdraagiyk scheen l Zy wankelde naar haar 8chryit8fel. Zy wilde naar haar notaris in Rotheneek schryven. Maar misschien was die mee in het komplot; hy dacht misschien, evenals Havestrand, dat gold Bltyd goed is, van wien ook afkomstig. Neen, aan hemzelf moest zy schryven, aan Bernard Havestrand; hem zyns vaders brief sturen en de waarheid van hom vragen. Zyn aires wist zy wel is waar niet, maar zy kon den brief naar den notaris sturendeze zou hem dan wel verder bezorgen. In vliegende haast bracht zy don brief zelf naar de post. Daarna keeide zy huiswaarts. -Maar voor do huisdeur gekomon, keerde z'y weer terug, 't Was haar nu te benauwd binnen vier muren. Over de Herculosbrug gekomen, ging zy den Tiergarten in en liep langs de meest afgelegen zypaden. Eén gedachte ging a's vlammend vuur door haar hoofd: wraak over den smaad, dien do zoon van Christiaan Havestrand haar aangedaan had. Verbitterd was zy tegen Ber nard Havestrand, duizendmaal erger nog dan toen hy haar toegevoegd had, terwijl hy haar zoo by den arm greep, dat de teekens van zyn vingers daarin stonden: „Schaamt gy u niet!" Ja, schamen moest zy zich nu! Zy zou sterven van schaamte, als zy zich niet op hem kon wreken. Maar hoe kon zy zich wreken? Wederom met de zvvaep in de hand? Zou ze hem in't gezicht slaan, een slag met de roede op zyn voorhoofd geven, dat hy zoo trotsch ophief, toen hy zeide: „Er is ook nog oen andere adel, freule Van der Eichen, als die een wapen schild draagt." Zou zy Zy kon het niet verdragen 1 Had hy dan niet geweten, dat hy haar de ergste vernede ring aandeed, die men haar aandoen kon, die zy nimmer, nimmer weer te bovon kon komen? Of was het werkeiyk slechts medelyden ge weest deelneming voor de arme, door de heele wereld verlaten wees? Op een bank, die mlddon in het groene boscli stond, was zy neergezonken. In het dichte woud klonk eon zachte raerelslag. Een snik kwam plotseling uit Edela's borst. Zy spronj? op Met verschrikte oogen zag zy om zich heon. Om 'e Hemels wil, nu niet weenen I Weg van deze eenzame, geheimzin nige plek, waar een geheimzinnige stem tot haar doordringen wilde, die niets wist van aan- gedanen «maad; een stom, die niet om wraak schreeuwde, een stem, waarvan zy vreosde, dat zy haar waanzinnig zou maken, als zy haar nog langer hoorde! Van het smalle pad, dat zich door het kreu pelhout slingerde, ging zjj naar de hoofdlaan en bloef daar besluiteloos staan, alsof zy noch doel noch richting moor wist. Een wagen van de oleotrischo tram ging haar voorby; zy staarde dien na zonder te woten wat zy zag. Toen schrok zy op van lomand, die haar groette. Zy keek om en zag graaf Tauern voor zich staan. Hy moest uit de electrische tram ge komon zyn. „Zoo; Ireuie, is het avondje ven gisteren u goed bekomen?" vroeg hy hoffoiyk, maar wat oppervlakkig. „Neen, meneer de graaf." 't Liefst had zy hem toegeroepen hoe beleedrgd zy zich ge voelde. „Niet? Heeft de „Tannlhiusor" u in den droom gestoord, of hat veelbewogon slot in het hotel u ontstemd?" vroeg hy langzaam. „Wat ging u die dronken boer aan?" „En als hy my nu wèl oens aanging?" Zy kon dit gezegde niet onderdrukken. Zyn oogen zagen haar doordringend aan. „Zullen wy verder gaan?" vroeg hy kort. Mechanisch, ging tij een paar schreden vorder, maar bleef woer slaan, toen hy plot seling vroeg: „Denkt u nog wel eens aan onzo ontmoeting op do steile rotsen?" Verdiepte hU zich nog wel eens daarin? vroeg Edala zich af Waarom vroeg hy dat nu, op dit oogenblik Haar stom klonk scherp, toen zy ant woordde „Ja, ik denk er nog wel eens aan." Hot schoon toen, als kon hy haar z|Jn leiding aanbieden, op hot govaarlyke pad. „Wat beteekent deze vraag?' „Ik wou my te uwer beschikking stellen, freule Van der Eichen, zoo er zich oen weg voor u opent, dien u niet alloan kunt of durft bewandelen." Uit dozo woorden klonk meer dan zy uit spraken. „Wat weet u van my?" vroeg zy. „Ik west zoowat alles, wat or van u to weten is, Edela van der Eichon." Beteekende dat misschien, dat hy ook wist, wat zy zolf pas heden wist? Was do heele wereld daar misschien al Y3n vervuld? Schreeuwde Christiaan Havestrand het in alle winden uit; en zy alloen had daar geen ver moeden van? Toen raakte Tauern zacht haar «arm aan. „Kom, ga mee, freule, wy hebben beiden dezelfde behoefte: den korteten weg te nernon en dan eerst te ontbijten." Zy zag hem aan als verstond zy hem niet. Hoo meende hy dat? vroog zy zich af. Wilde, hy met haar in een restaurant gaan? Zy schudde hot hoofd. „Neen, graaf." „Ik ga langs den kortsten weg naar huis. Freule Van der Eichen, doet u dat niet? Kom nu toch mee, daar steekt toch niets in, als u my veroorlooft in uw gezelschap te gaau ontbyten." Ondanks den hoogmoed, did uit zyn woordon klonk, zag zy hem in liet lacbendo gezicht. Maar vóór zj een woord tot antwoord had gevonden, knikte hy en zei: „Hot is werkeiyk niet ver, in een paar minuten zyn we in Charlottenhof. Wee» toch geen kind, freule, en kom meel" En Edela liep werkeiyk aan zyn zyde mee. Dat hy zoo over haar besobikte, deed haar goed. Ook de hoogmoed van zyn koud gezicht deed haar goed. Wat hy ook van haar mocht weten, van haar oogenblikken van zwakheid kon hy niets vermoeden. Dat zy dit plotseling duidelyk gevoelde, maakte hem op eens sympathiek voor haar. Slechts geen medelyden l Onverschillig, koud, hard, wreed moest by zyn. Zy wilde niet weer medelyden van monschen ondervinden. Graaf Tauern zou den smaad bogrypen, waar- ouler freule Van dor Eichen leed, en zou voldoening voor haar eischen. Zy zag het voor haar, hoe zyn vloeschlooze, gespierdo hand zich doeltreffend ophief, om hem, die het waagde haar te boleedigen, als een hond neer lo schieten. Mechanisch ging zy naast hem voort, tot Tauern voor een deftigen restauratietuin staan bleef en zeide: „Ziezoo, nu zyn wy er ge lukkig al." Zonder het eigeniyk te willon, ging zy door de deur, die hy voor haar opende en welke toegang gaf tot den tuin. Er was niemand. Aan een tafol te midden van het groen diende men hun het ontbyt op. „Ge hebt natuuriyk goeden eetlust," zei de graaf met beslistheid, op een toon, die geen tegenspraak duldde. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9