.No. 15^54.
LEIDSQK DAGBXaAD, Zaterdag' 1 Juli. Eerste Blad.
Anno 1911.
Officieels Kennisgeving.
OMZE TEiEKKONDEïT.
FEUILLETON.
üe liefde overwosi.
Afsluiting passage Burgsteeg.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeen© kennis dat de
Burgsteeg, wegens het maken van een
rioleering, van Maandag '1 Juli a.s.
tot nadere a ankondiging, voor
het verkeer met rij- en voertui
gen zal zijn afgesloten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N G. DE GIJSELAAK, burgemeester.
VAN STR.IJEN, Secretaris.
Leiden, 30 JuDi 1911.
Men kan verschillen over de vraag: in
hoeverre het wenscbelijk of geoorloofd is,
dat de mensch voor zijn bedrijf de krach
ten van het dier aanwendt. Het is hier
üiet de plaats om daaromtrent in uitvoerige
beschouwingen te treden, die allicht de
grenzen zouden overschrijden, die wij ons
zei ven behooren te stellen.
Dit -willen wij er wel van zeggen, dat
8 o m m i g e dieren, door hun eigenaardige
lichaamsvormen en gewoonten, een bijzon
dere geschiktheid schijnen te bezitten, om
'den mensch in zijn arbeid bij te staan, in
zijn gezelschap te vertoeven en licrn alzoo
het leven te veraangenamen of te vergemak
kelijken. "Waar de mensch van die eigenaar
digheden der dieren een verstandig gebruik
maakt, daar schijnt dit echter niet uitslui
tend te zijn in zijn eigen belang, maar
ook wel degelijk in dat van het dier. Vooral
geldt dit van het dier, welks hersenen t-
wikkeling een zekere hoogte lieeft bereikt,
'dat daarom vermoedelijk meer dan anderen
blootstaat aan het hoogst onaangenaam ge
voel, dat de mensch veryeling noemt, of,
(dat, door zijn lichaamsbouw en temperament,-
behoefte 'gevoelt aaïi regelmatige beweging
en aanwending van zijn krachten.
Hoe dit ook zij het staat (vast, dat menig
'dier aan het mcnschelijk bestaan uitnemen
de diensten bewijst en zóu is het reeds vele
'eeuwen geleden geweest. Om dat te bewij
zen, behoeven wij slechts te herinneren aan
liet „schip der woestijn"; en nu is het zeer
wel mogelijk, dat verschillende beweegkrach
ten de diensten van het dier overbodig zul
len gaan maken. De behoefte aan het paard
b.v. begint reecls sterk te verminderen en het
is waarschijnlijk dat niet alleen de stelling
van het dier in de maatschappij, als we
het zoo eens mogen uitdrukken, een aan
merkelijke wijziging zal ondergaan, maar
ook zijn aantal zeer aanzienlijk zal afnemen;
doch in ieder geval ligt dit nog in de toe
komst en de wetgever, die er is voor de
maatschappelijke orde, heeft slechts rekening
te houden met twee feiten: dat de mensch
het dier tot zijn gebruik in zijn bedrijf aan
wendt, en dat 'daarbij, evenzeer als bij de
.uitoefening van vele andere bedrijven, mis
bruiken voorkomen die, ter bevordering van
verschillende belangen, maatregelen tot be
scherming van liet dier rechtvaardigen.
Aan deze of dergelijke overwegingen heb
ben wij te danken het tot-stand-komen der
wet van 14 Juli 1910, houdende bepalingen
ter bescherming van trekhonden, welke wet
pp 1 September a.s. in werking zal treden.
Op zichzelf is deze wet niet zeer belang
rijk, ook omdat zij in zooverre overeen
stemt met de meeste wetten van den nieu-
veren tijd, dat zij slechts algemeen lijnen
trekt en regelen stelt, doch de uitwerking
der onderdeelen aan bijzondere besluiten,
die desnoods weer gemakkelijk te verande
ren zijn, overlaat. Met het oog op haar
strekking is zij' echter van het uiterste be-
iang.
Het hoofddoel der wet is, den houder
van een hondenkar te verbieden die te ge
bruiken, anders dan met inachtneming van
de voorschriften omtrent de lichamelijke
gesteldheid en de maat der henden, die bij
algemeenen maatregel van'bestuur zijn ge
steld.
Zulk een maatregel is genomen bij een
besluit van 6 Februari van dit jaar, waar
bij het hoofdbeginsel cW wet op de vol
gende wijze is uitgewerkt:
Men mag als trekdieren niet bezigen:
kreupele, schurftige, gewonde, zichtbaar
drachtige of zoogende honden, ook geen
nog niet volwassen honden, noch honden,
met een geringere schouderhoogte dan fcO
centimeter.
Deze laatste bepaling komt echter nog
niet terstond in werking; want indien dit
het geval geweest ware, dan zou vermoede
lijk het grootste gedeelte van de thans ge
bruikte trekhonden na 1 September buiten
dienst moeten zijn gesteld. We vreezen
dat dit niet zou zijn geweest in het belang
van de arme dieren, die reeds zoolang het
brood voor hun meester hebben verdiend,
doch' wiens meester niet altijd even barm
hartig is, en wij vreezen dat het ook niet in
het belang van het bedrijf zou zijn geweest.
Het zou waarschijnlijk moeite gekost heb
ben om zich zoo terstond van geschikte
trekdieren te voorzien. Uit een stuk in de
,,Zwolsche Courant," van dr. L., bleek ons,
dat men in Utrecht een onderzoek heeft in
gesteld bij ongeveer honderdtwintig trek
honden. Hiervan had nauwelijks één op de
vijf de vereischte schouderhoogte, terwijl
van de overblijvende vier nog niet de helft
de hoogte van 55 centimeter bereikte. Bij
de 120 honden waren er maar zes (manlijke
exemplaren) die werkelijk goed gebouwd
waren, terwijl men er onder de vrouwelijke
slechts met moeite twee kon vinden, die
voor fokdieren in aanmerking zouden kun
nen komenen over het algemeen, de hon
den weinig of niet voor den arbeid ge
schikt waren.
Dat de wet aan het gebruik van zulke
trekdieren een einde maakt, juichen ok
wij toe; maar natuurlijk kan niet alles in
eens komen. De hoop is gevestigd op de
vele vereenigingen tot bescherming van
dieren, die nu als 't ware onder de vleu
gelen der wet haar eigen vleugelen zullen
kunnen ontplooien. Men rekent er op, dat
zij genoeg invloed zullen kunnen oefenen,
om het aanfokken van sterke dieren, van
voldoende schouderhoogte te bevorderen,
geschikt om lichte vrachten snel over flin
ke afstanden te vervoeren, zonder daarvan
nadeelen te ondervinden. Dit schijnt aanbe
velenswaardiger dan gemeentel, verbodsbe
palingen tot het gebruik van honden als
trekdieren. Ook bij de beoordeeling dezer
zaak komt de wetenschap dzr statistiek
ons meer te hulp. Aan de hand van ver.
schillende gegevens toch heeft men bere
kend dat de waarde in arbeidskrachten,
door trekhonden geleverd, in ons land jaar
lijks op een bedrag van tien millioen gul
den kan worden geraamd, hetgeen dooreen-
genomen voor eiken hond zeventig gulden
per jaar beloopt. Het is dus geen kleine
zaak, die deze wet regelt. De Bond tot
bescherming van den trekhond in Nederland
die reeds vele jaren bestaat, heeft in den
aanvang ocJk voor een algemeen wettelijk
verbod van het gebruik van hónden als
trekdieren geijverd, doch is daarvan terug
gekomen en bepaalt zich er thans toe, on
getwijfeld met vrij wat meer kans op cuc-
ces, om den trekhond, zijn voeding, verple
ging en bespanning te verbeteren, door het
houden van kei ringen en wedstrijden, het
invoeren van goed fokmateriaal en het ge
ven van raad en voorlichting.
Om nu nog even terug te komen op de
schouderhoogte van den trekhond, moeten
wij opmerken, dat, zocals reeds is gezegd,
het voorschrift dér schouderhoogte van GO
centimeter, niet terstond in werking komt.
De bezwaren daartegen waren te groot en
om die reden is in een nader besluit be
paald, dat die hoogte van 60 centimeters al
leen gelden zal voor honden die n a 1 Sep
tember 1914 vóór de kar worden gespan
nen. Wanneer de honden vóót 1 September
1914 voor de kar worden gespannen, is een
hoogte van 5 0 centimeter voldoende; ter
wijl diezelfde hoogte van 50 centimeter vol
doende is, en voortdurend vol
doende b 1 ij f t, voor honden die wor
den gespannen onder de kar De tegenwoor
dige trekdieren zullen dus nog ©enigen tijd
in gebruik kunnen worden gehouden en la
ter voor andere diensten kunnen werden
gebezigd.
Wij kunnen hier nog aan toevoegen, dat
door den heer Kroon, leeraar aan 's Rijks
Veeartsenijschool te Utrecht, de aandacht
is gevestigd op een in België algemeen ge
bruikten trekhond, den Mé-tin. Het plan
is nu om, met steun en voorlichting der
vereeniging van eigenaren van trekhonden
te Utrecht, eenige dezer dieren aan te koo-
pen. De jongen dezer honden zullen onder
de leden der vereeniging worden ver
kocht en met de opbrengst er van zal men
nieuw fokmateriaal koopen, om op deze
wijze, binnen enkele >jaren, een groot aan
tal trekdieren te verkrijgen, die geschikt
zijn voor den arbeid en de vereischte schou
derhoogte bezitten. Bij het besluit tot uit
voering der wet is verder bepaald, dat tot
het tuig moeten behooren een borstriem
van minstens vier centimeter breedte van
zacht leder reikende tot achter de voorpoo-
ten en met strengen verbonden aan een
spanstok, onder de hondenkar vastgemaakt
tusschen de twee uiteinden van de boomen,
een draagriem van minstens zes centimeter
breedte en een buikriem van minstens vier
centimeter breedte.
De hondenkar moet verder voorzien zijn
van steunsels, die voorkomen dat de kar
den hond drukt, wanneer deze in rust is;
ook moet zij voorzien zijn. van een drink
bak.
Op c!e kar moeten de naam van den hou
der en van de gemeente waarin liij woon
plaats heeft, alsmede het nummer van do
kar goed leesbaar voorkomen.
Als geleider van de kar mag niet optre
den een persoon, die dén leeftijd van veer
tien jaren nog piet heeft bereikt.
Wanneer de hondenkar met meer dan één
hond is bespannen^ moeten de dieren
naast elkander wórden gespannen. Ech
ter mogen voor de kar niet meer da-n drio
en onder de kar niet meer dan twee hon
den worden gespannen.
Wij herinneren aan hetgeen hierboven
gezegd is omtrent de schouderhoogte van
honden die onder een kar gespannen
worden; doch moeten tevens opmerken dat,
in het algemeen, geen honden mogen wor
den gespannen, die, te rekenen naar de
schouderhoogte, niet rechtop onder de kar
kunnen staan.
Verder is het verboden dat meer dan
twee personen op de hondenkar plaats ne-
men.
De lading, met inbegrip van den persoon
of de personen, die op de kar gezeten zijn,
moet zich in evenwicht bevinden en haar
gewicht mag niet zoo groot zijn, dat het
trekken bovenmatige inspanning vereischt.
De snelheid mag niet grooter zijn, dan
die van een paard in draf.
Wij vertrouwen dat belanghebbenden van
deze wenkeo in tijds een nuttig gebruik zul
len maken, en herinneren er verder aan,,
dat de houder van een hondenkar die niet
mag gebruiken of doen gebruiken, tenzij
hij als houder zij ingesohreven in een regis
ter, aangelegd door burgemeester en wet
houders der gemeepte, waarin hij woon
plaats heeft.
Elk voertuig, met een of meer honden
bespanneD, wordt voor dc toepassing der
wet als een hondenkar beschouwd.
Bij de inschrijving wordt een mimmerbe-
wijs afgegeven; maar de inschrijving wordt
geweigerd wanneer hond, tuig, hondenkar
of geleide, niet aan de voorschriften der
wet voldoen.
Hetzelfde gebeurt wanneer de houder
tweemalen binnen een jaar onherroepelijk
is veroordeeld wegens overtreding der trek-
hondenwet of van de krachtens deze wet
gegeven voorschriften. Onherroepelijke
veroordeeling op genoemde wijze, wegens
dierenmishandeling of wegens het feit, dat
hij door dioTen heeft deen trekken of dra-
g..i, lasten die kennelijk hun krachten te
boven gingen, of dat hij het vervoer door
trek- of lastdieren heeft dnen plaats heb
ben op een noodeloos pijnlijke of kwellen
de wijze, heeft hetzelfde gevolg.
Betaling van dc opgelegde boete wordt
met onherroepelijke veroordeeling gelijk
gesteld.
Op de eerste vordering van de ambtena
ren, met het opsporen der overtredingen
vaa de wet belast, dat zijn in hoofdzaak
alle ambtenaren van Rijks en Gemeente
politie, en die van den Rijks en Provin
cialen Waterstaat, is de geleider van een
hondenkar verplicht om die te doen stilhou
den en zijn nummerbewijs te vertoonen.
Het wordt dus nu oppassen; want de wet
steekt er den draak niet mede. Overtreding
van de gestelde voorschriften wordt ge
straft met hechtenis van ten hoogste aoht
dagen of met geldboete van ten hoogste
vijftig gulden.
Een dierenvriend, die ons eenige wen
ken gaf, merkte te dezer zake nog op, dat
een eigenaar, die meer denkt aan het wel
zijn zijner dieren dan aan zijn eigen ge
mak, geen andere hondenkar zal willen
hebben dan op vier wielen. Deze ligt altijd
in evenwicht en biedt ook overigens allerlei
voordeelen aan. Alleen over zandige of
zware wegon zijn zij moeilijker te trekken.
Jammer dat ze duurder zijn.
Yoor handelaren, die van deur tot deur
met koopwaren gaan, zooals groentenboe-
'ren en dergelijke, die minder op snel
vervoer behoeven te letten, zijn zij ten
zeerste aan te bevelen. Als de baas bij de
klanten is, en er een praatje maakt, kan
de hond op zijn gemak gaan liggen, zonder
de vracht op zijn rug te krijgen. Overigens
moet men ook m aanmerking nemen dat
het stappen den hond niet aangeboren is,
en hij meer geschikt is voor snelleren gang,
dien hij vanzelf aanneemt, omdat zijn
lichaamsbouw en zijn zenuwachtig gestel
daarmede in overeenstemming zijn. W.
JDc gebrnmlö glazen voor liet
Vredespaleis.
Ilct Kamerlid de heer V. dc Stuers heeft
aan dc Regeering schriftelijk do volgendo
vragen gesteld:
„Is het waar dat de als een geschenk voor
het Yredespalais bedoelde gebrande glazen
reeds besteld zijn?
Zoo ja, wanneer is zulks geschied?
Is zulks gedaan door den Minister, of door
het bestuur der Carnegiestichtiug, met diens
goedvinden
Hierop heeft do minister van Buitenland-
sche Zaken eveneens schriftelijk liet vol
gende geantwoord:
„Ter zake van de voor liet Vredespaleis
bedeelde gebrande glazen is een afspraak
gemaakt met de firnia Schout-en tc Delft.
Deze afspraak werd gemaakt in Mei 1910
tusschen bedoelde firma en den architect van
liet Vredesspaieis in opdracht van het bestuur
der Carnegiestichting, nadat dit zich van de
instemming van den Minister van Builcn-
landschc Zaken had verzekerd."
Bezoek vau president Fallières.
De Fransche legatie verzoekt het volgende
mede te deelen:
De in Nederland verblijvende Fransche
kolonie wordt uitgenoodlgd zich op Woensdag
5 Juli e.k. '8 namiddags to halfzes te begeven
naar het gezantschap van Frankrijk te
's Gravenhage, waar zy zal worden ontvangen
door den president der Republiek.
Het- middagconcert in de Kurzaal te
Schevcmngen ter eere van het bezoek aan
ons Hof van den President der Fransche
republiek, te geven Woensdag 5 Juli a. s-,
zal aanvangen des namiddags ten 3 uren
en gedeeltelijk worden bijgewoond door
H. M. de Koningin, President Fallières en
Z. K. H. Prins Hendrik.
Het programma is uitsluitend saamge-
steld uit toonwerken van Fransche compo
nisten, behalve de rhapsocïie ,,Pict Hein"
van onzen landgenoot P. van Anrooy. De
«aal zal met een planten- en bloemen-
decoratie zijn versierd.
De Koningin en dc Prins komen a. s.
Dinsdagnamiddag per trein van 2 u 51 min.
van I-Iet Loo te Amsterdam aan en zullen
zich van het station onmiddellijk begeven
naar de plaats, waar president Fallières
aan wal stapt, om met den President naar
liet paleis op den Dam te rijden.
Daar de koninklijke rijtuigen Woensdag
in de residentie tér beschikking moeten
zijn, zullen de Koningin en de Prins met
den President, Woensdagavond uit Den
Haag tegen middernacht in de hoofdstad
teruggekomen, in auto's naai- het paleis
teruggebracht worden.
De ontvangst van den President der
Fransche republiek door den gemeente
raad der residentie zal plaats hebben
Woensdagnamiddag kwartier over vieren
in de conversatiezaal van het Kurhaus..
Daar zullen do raadsleden aan het Fran
sche staatshoofd worden voorgesteld, en
zal de waarnemende burgemeester, wet
houder Jansen, tot den heer Fallières een
toespraak houden.
De meeste gezanten bij Hr. Ms. hof, die
tevens in het buitenland standplaats heb
ben, komen naar 's-Gravenliage ter ont
vangst van president Fallières en tot deel
neming aan den galamaaltijd voor de hoof
den der buitenlandsche missiën te Amster
dam.
De ministers, leden van het Kabinet, zul
len zich Dinsdag voor hetzelfde doel in de
hoofdstad bevinden.
Bijkstuiiiboawwiiiterschool te
Aalsmeer.
De directeur van de Ryk*tuinbouwwintor-
school te Aalsmeer verzoekt ons mede te
de&len, dat de minimum-leeftyd voor toelating
is 15 jaar. Duur van den cursus twee winter-
halJjaren. Aangifte tot 15 September a.s. Aan
vang der lossen begin October. Programma's
en inlichtingen zyn koatelooe by hem ver-
k fjgbaar.
T.-M.
Aan liet verslag der Noord-Zuid-Holland-
sche Tramweg-Mij., te Amsterdam (Zio
ons vorig nommer) is nog het volgende ont
leend:
De ontvangsten bedroegen voor den
tramweg HaarlemLeiden uit het perso
nen-vervoer f 99,763 (f 96,115), uit het goe
deren-vervoer f 20,991 (f 20,881), en uit di
verse baten f 4995 (f 4321); voor den tram
weg HaarlemAlkmaar uit het personen
vervoer f 56,383 (f 52,480), goederen-ver
voer f 15,925 (f 15,129), diverse baten f 1301
(f 1115). De uitgaven waren, vergeleken
bij het jaar 1909, voor den tramweg Haar-
de.a—Leiden f 808 lager, zoodat het saldo
der exploitatierekening f 5240 hoogcr is
dan in 1909; daarentegen voor den tram
weg HaarlemAlkmaar f 7504. liooger ten
gevolge van uitbreiding van personeel voor
het doen loopen van meer treinen op heb
gedeelte Yelsen-Alkmaar, van loonsverhoo-
ging en pensioenverzekering en van meer
kostén van onderhoud aan het rollend ma
terieel; het saldo der exploitatierekening
is derhalve f 2649 lager dan in 1809- Heb
exploitatie-saldo van de stoomtramwegen
LeidenKatwijk en RijnsburgNoordwijk
is f 13,305 hooger dan in 1909.
De winst en verliesrekening sluit met
een saldo van f 47,179.
Pest op Java.
Bij het departement van koloniën is ont
vangen het volgende telegram van den
gouv.-gen. van Ned.-Indic, dd. 28 dezer,
betref lende pestgevallen op Java-:
Afdeeling Mal ang: 2 gevallen, waar
onder geen dooden. Van de lijders van vo
rige dagen overleden er 3.
De besmetverklaring van Ke d r i is
gisteren, 27 dezer, opgeheven. Van de be
smetverklaring van Kediri werd indertijd
melding gemaakt in het Indisch telegram
van 27 April jl.l.
Eon telegram d d. 29 Juni meldt:
Afdeeling Mal ang (gisteren 28 dezer)
een geval dat doodeiyk was. Van de ïyders
van de vorige dagen overleden er nog drie.
Voortaan zal de landvoogd behoudens
bijzondere voorvallen slechts wekelijk-
sche persberichten seinen.
28>
Ede ia las, wat Christiaan Havestrand schreef.
Het schryven deed haar pyniyk aan. Ieder
woord trof haar als een gemeenheid, een
•madeiyken hoon l
Moest zy dit alles geloovenkon en moest
dit mét een wraakzuchtige leugen zyn?
Neen, het was waarheid, wat h(J schreef,
dat iedere bete, die Edeïa van der Eichen
sedeit een vol jaar nuttigde, het dak boven
haar lioofd, ja zelfs de klaereD, die zy droeg,
louter aalmoezen waren van een Havestrand.
Haar handen trokkon aan haar kleed, alsot
zij het in stukken wildo scheuren, alsof zy
zichzelf in stukken wilde trekken Zy, die sedert
jaar en dag door Christiaan Havestrands'zoon
onderhouden en gevoed wasl
„Aan gold kleeft geen smet; men bevlekt
zich de hooggeboren hnnden er niet mee. Altyd
maar aannemen, wat zich voordoet 1"
Zoo schreef haar Christiaan Havestrand.
Zeker dacht h\j, dat zy de bron kende, waar
uit het g6ld voor haar onderhoud vloeide I
Zy dreigde een oogenblik haar bezinning te
verliezen. Alles, wat zy tot nu toe in haar
leven van Havestrand had ondervonden, was
"niets, nog niets, in vergelijking met dit, mot
dezen ongehoorden 6maad.
O, was het toch maar een leugen, wat haar
zoo ondenkbaar, zoo overdraagiyk scheen l Zy
wankelde naar haar 8chryit8fel. Zy wilde naar
haar notaris in Rotheneek schryven. Maar
misschien was die mee in het komplot; hy
dacht misschien, evenals Havestrand, dat gold
Bltyd goed is, van wien ook afkomstig.
Neen, aan hemzelf moest zy schryven, aan
Bernard Havestrand; hem zyns vaders brief
sturen en de waarheid van hom vragen.
Zyn aires wist zy wel is waar niet, maar
zy kon den brief naar den notaris sturendeze
zou hem dan wel verder bezorgen.
In vliegende haast bracht zy don brief zelf
naar de post. Daarna keeide zy huiswaarts.
-Maar voor do huisdeur gekomon, keerde z'y
weer terug, 't Was haar nu te benauwd binnen
vier muren.
Over de Herculosbrug gekomen, ging zy den
Tiergarten in en liep langs de meest afgelegen
zypaden. Eén gedachte ging a's vlammend
vuur door haar hoofd: wraak over den smaad,
dien do zoon van Christiaan Havestrand haar
aangedaan had. Verbitterd was zy tegen Ber
nard Havestrand, duizendmaal erger nog dan
toen hy haar toegevoegd had, terwijl hy haar
zoo by den arm greep, dat de teekens van
zyn vingers daarin stonden: „Schaamt gy u
niet!"
Ja, schamen moest zy zich nu! Zy zou
sterven van schaamte, als zy zich niet op hem
kon wreken.
Maar hoe kon zy zich wreken? Wederom
met de zvvaep in de hand? Zou ze hem in't
gezicht slaan, een slag met de roede op zyn
voorhoofd geven, dat hy zoo trotsch ophief,
toen hy zeide: „Er is ook nog oen andere
adel, freule Van der Eichen, als die een wapen
schild draagt." Zou zy
Zy kon het niet verdragen 1 Had hy dan
niet geweten, dat hy haar de ergste vernede
ring aandeed, die men haar aandoen kon, die
zy nimmer, nimmer weer te bovon kon
komen?
Of was het werkeiyk slechts medelyden ge
weest deelneming voor de arme, door de heele
wereld verlaten wees?
Op een bank, die mlddon in het groene boscli
stond, was zy neergezonken.
In het dichte woud klonk eon zachte
raerelslag. Een snik kwam plotseling uit
Edela's borst.
Zy spronj? op Met verschrikte oogen zag
zy om zich heon. Om 'e Hemels wil, nu niet
weenen I Weg van deze eenzame, geheimzin
nige plek, waar een geheimzinnige stem tot
haar doordringen wilde, die niets wist van aan-
gedanen «maad; een stom, die niet om wraak
schreeuwde, een stem, waarvan zy vreosde,
dat zy haar waanzinnig zou maken, als zy
haar nog langer hoorde!
Van het smalle pad, dat zich door het kreu
pelhout slingerde, ging zjj naar de hoofdlaan
en bloef daar besluiteloos staan, alsof zy noch
doel noch richting moor wist.
Een wagen van de oleotrischo tram ging
haar voorby; zy staarde dien na zonder te
woten wat zy zag. Toen schrok zy op van
lomand, die haar groette.
Zy keek om en zag graaf Tauern voor zich
staan. Hy moest uit de electrische tram ge
komon zyn.
„Zoo; Ireuie, is het avondje ven gisteren
u goed bekomen?" vroeg hy hoffoiyk, maar
wat oppervlakkig.
„Neen, meneer de graaf." 't Liefst had zy
hem toegeroepen hoe beleedrgd zy zich ge
voelde.
„Niet? Heeft de „Tannlhiusor" u in den
droom gestoord, of hat veelbewogon slot in
het hotel u ontstemd?" vroeg hy langzaam.
„Wat ging u die dronken boer aan?"
„En als hy my nu wèl oens aanging?"
Zy kon dit gezegde niet onderdrukken.
Zyn oogen zagen haar doordringend aan.
„Zullen wy verder gaan?" vroeg hy kort.
Mechanisch, ging tij een paar schreden
vorder, maar bleef woer slaan, toen hy plot
seling vroeg:
„Denkt u nog wel eens aan onzo ontmoeting
op do steile rotsen?"
Verdiepte hU zich nog wel eens daarin?
vroeg Edala zich af Waarom vroeg hy dat
nu, op dit oogenblik
Haar stom klonk scherp, toen zy ant
woordde
„Ja, ik denk er nog wel eens aan."
Hot schoon toen, als kon hy haar z|Jn
leiding aanbieden, op hot govaarlyke pad.
„Wat beteekent deze vraag?'
„Ik wou my te uwer beschikking stellen,
freule Van der Eichen, zoo er zich oen weg
voor u opent, dien u niet alloan kunt of durft
bewandelen."
Uit dozo woorden klonk meer dan zy uit
spraken.
„Wat weet u van my?" vroeg zy.
„Ik west zoowat alles, wat or van u to
weten is, Edela van der Eichon."
Beteekende dat misschien, dat hy ook wist,
wat zy zolf pas heden wist? Was do heele
wereld daar misschien al Y3n vervuld?
Schreeuwde Christiaan Havestrand het in alle
winden uit; en zy alloen had daar geen ver
moeden van?
Toen raakte Tauern zacht haar «arm aan.
„Kom, ga mee, freule, wy hebben beiden
dezelfde behoefte: den korteten weg te nernon
en dan eerst te ontbijten."
Zy zag hem aan als verstond zy hem niet.
Hoo meende hy dat? vroog zy zich af.
Wilde, hy met haar in een restaurant gaan?
Zy schudde hot hoofd.
„Neen, graaf."
„Ik ga langs den kortsten weg naar huis.
Freule Van der Eichen, doet u dat niet? Kom
nu toch mee, daar steekt toch niets in, als
u my veroorlooft in uw gezelschap te gaau
ontbyten."
Ondanks den hoogmoed, did uit zyn woordon
klonk, zag zy hem in liet lacbendo gezicht.
Maar vóór zj een woord tot antwoord had
gevonden, knikte hy en zei:
„Hot is werkeiyk niet ver, in een paar
minuten zyn we in Charlottenhof. Wee» toch
geen kind, freule, en kom meel"
En Edela liep werkeiyk aan zyn zyde mee.
Dat hy zoo over haar besobikte, deed haar
goed. Ook de hoogmoed van zyn koud gezicht
deed haar goed. Wat hy ook van haar
mocht weten, van haar oogenblikken van
zwakheid kon hy niets vermoeden. Dat zy
dit plotseling duidelyk gevoelde, maakte hem
op eens sympathiek voor haar.
Slechts geen medelyden l Onverschillig, koud,
hard, wreed moest by zyn. Zy wilde niet
weer medelyden van monschen ondervinden.
Graaf Tauern zou den smaad bogrypen, waar-
ouler freule Van dor Eichen leed, en zou
voldoening voor haar eischen. Zy zag het
voor haar, hoe zyn vloeschlooze, gespierdo
hand zich doeltreffend ophief, om hem, die
het waagde haar te boleedigen, als een hond
neer lo schieten.
Mechanisch ging zy naast hem voort, tot
Tauern voor een deftigen restauratietuin staan
bleef en zeide: „Ziezoo, nu zyn wy er ge
lukkig al."
Zonder het eigeniyk te willon, ging zy door
de deur, die hy voor haar opende en welke
toegang gaf tot den tuin. Er was niemand.
Aan een tafol te midden van het groen
diende men hun het ontbyt op.
„Ge hebt natuuriyk goeden eetlust," zei de
graaf met beslistheid, op een toon, die geen
tegenspraak duldde.
(Wordt vervolgd.)