No. 151*8.
LEIDSGH DAGBLAD, Zatordagr 24 Juni.
Derde Blad.
Anno 1911,
Buitenlandsch Overzicht
FEUILLETON.
Ö0 liefde overwon.
Over den optocht van gisteren, een van de
hoofdnummers van de
Kngelsche Kroningsfeesten
schrijft onze speciale verslaggever ons het
irolgende:
Londen, Vrijdag.
Vandaag zouden de nieuvrgekroonde Ko
ning en de Koningin in een schitterenden
«toet een groot deel van het voornaamste
doel van Londen doorrijden, tweemaal den
breeden Theems oversohrijden, om zich aan
het volk te vertoonen. Het weder was uit
stekend. Een zoel briesje, een bedekte
luoht .met nu en dan even een flauw regen
buitje en een gematigde temperatuur.
Om aoht uren werden de vele
poorten gesloten, die de straten,
waar de optocht langs zou gaan iQ
.versoheiden afdeelingen verdeelden en
slechte de houders van kaarten konden
nog paaseerem Maar reeds waren alle trot
toirs dicht bezet met menschen, die al in
den vorigon morgen, al in den nacht een
kijkplaatsje hadden ingenomen. En achter
de vensters van alle huizen en op d© tri
bune, zaten de millioenen, die den stoet
wenschten t-e zien. De straten versierd met
vlaggen, masten, festoenen van groen en
rozen, met kruiselings boven de straten,
van overzijde tot overzijde de bonte vlag
gen en emblemen van de vereenigingen en
gilden, waren feestelijk en vroolijk. Telkens
trokken militaire muziekkorpsen, boards",
lustig wijzen en marschen spelend door de
straften en werden dan door de menigte
met hurrah's" toegejuioht. Dit hurrah
wordt met den klemtoon op „rah" (als ré)
uitgesproken en dit geeft dat eigenaardige
>ééje"-geluid, dat als het uit vele kelen
tornt, zoo indrukwekkend wordt.
Ik kreeg een goede plaats vlak voor de
St.-Pauls Kathedraal. De oude, groote
Üity-kerk, iets kleiner dan de St.-Pieter
(je Rome, doch overigens Bolder van copie
lfefc djn vele klokken spelen ook Great
'Paul", de grootste klok van Engeland en
het plein voor het gebouw, waar een blank
beeld van koningin Victoria staat, was vol
van het gedreun en gebeier der zware bim-
bammer. Tegen het gebouw, op de trappen
en in de twee horticussen (als loges) zaten
de menschen, nu mensohijes, (kleurige insec
ten gelijk. Het wachten op den stoet was
een vermaak méér. Want op het plein stel
den de soldaten zich op, de roodgejakte
Infanterie, de blauwgejakte yeoman volon
tairs en muziekkorpsen speelden Wagner
Gounod! Soms kwamen pijpers en hoorn
blazers voorbij marcheeren, allen in schar-
lakeu-roode uniformen en gaven hun beste
liedjes en marschen-parade en ijdelheids-
vertooDing, soms werden exercitie-oefenin
gen ten beste gegeven en elk regiment wil
de dan 't andere in correctheid, goed mar
cheeren overtreffen en het publiek wist het
te waardeeren, juichte toe, klapte in de
handen als ware het in deji schouwburg.
De officieren bogen niet, maar wel keken
zij, boven hun scharlaken-rokken met- kal-
koen-roode langwerpige gezichten, naar bo
ven, naar al de vensters en tribunes, waar
de blonde meisje© van Engeland zaten.
Nooit zag ik zooveel schoonheden bij elkaar
als hier... nooit zoovele ideaal-sohoone
Trouwenkopjes en vrouwengestalten....
Great Paul" beiert weer het plein vol met
zijn dreunen... de muziekkorpsen beginnen
opnieuw te spelen... van verre uit de op
het plein mondende straten zwelt het „ééje"
ran het hurrah
De stoet is in aankocht. En daar komen
■e aan, op fijne, rankpootige raspaardjes...
eerst de kurassiers van de koninklijke lijf
garde... met de wuivende staarten op de
blinkende helmen, de kurassen schitterend
met ster-schietende plekken, want de zon
is doorgebroken. En nu trekken voorbij mij
ai deze rijzige ruiters, al deze manlijke ge
stalten, al deze HeroTke figuren, allen recht
op met gewelfde borsten en fiere gezichten
•n adelaarsneuzen en krijgshaftige blikken.
En daarachter geheel in vergulde jas
sen, met alleen een donkerblauw fluweelen
jodkoypet als effen noot, het koninklijke
ataatamuziekkorps. Op den cadans van den
Turksohen trom en de bekkens marcheeren
daarachter de contingenten der troepen uit
Canada, gevolgd door een open statie-karoa
gemengd door twee voorrijders in schar
laken, waarin Sir Ward en generaal Botha
zitten. Heeft men Botha herkend? Hij zit
stil en is met zijn rond, gebruind gezicht
en het zwarte snorretje en de bruine oogen,
een: een Franschman dan een Z.-Afrikaner.
Het publiek juicht hem toe met langge
rekte hurrahs, maar Botha buigt niet en
lacht niet. Hij ziet de grootheid van een
wereldrijk, maar moet zichzelf in dezen
stoet, ondanks alle loyaiiteit, dan toch wel
voelen als een aan de zegekar des overwin
naars gebondene al is het met koorde a
van goud. Achter het rijtuig marcheeren
met zwaren tred de in khaiki-bruin gekleede
Nieuw-Zeelandsche en Afrikaansohe troe
pen, bruine helmen of grijze hoeden met
zijden opslag en de kokarde als een bloed
vlek, op 't hoofd, 't Zijn allen stevige breed
geschouderde kerels, en velen van hen zijn
geen chocolade-soldaten geweest. Zij heb
ben den oorlog gekend daar in Zuid-Afrika,
den oorlog met al zijn gruwelen. Men juicht
Ken toe. Er wordt wild met zakdoeken ge
zwaaid, ook als de troepen uit Rhodesia
komen. Er is geestdrift en er is bewustheid
bij al deze voorname lieden op de dure
plaatsen achter de vensters. Zij weten wel,
dat zij hier méér dan een tooneel-optocht
zien, meer dan een kroningsstoet... den
triomfante! ij ken zegetocht van de overwin
nende natie. En achter die uit Rhodesia
komen in statie-koetsen de sultans van Pe-
rah en de sultans van Kedah, met hun
rose en gele tulbanden om 't zwarte haar,
en de vergulde shawls, waaiend in 't briesje
achter hun ruggen. Er is even een leegte
op het plein. Dan, onder de tonen van een
wreede krijgsmuziek komt de Indische pro
cessie, de Maharadjahs, Radjahs, de
Tahors en RajahKiahs. O, ze waren schoon
deze vorsten uit het Oosten, rechtop maar
zonder fierheid, eer met melancholieke ge
latenheid zittend op hun trillende, nervige
peerdjes, in de tinten van de ge-bluschte
kleuren hunner veelvervige rokken, waarin
groen, geel, bruin, rose, oranjetinten
sohemeren, en can het hoofd de gewonden
en gewrongen hoofddoeken in de regen
boogkleuren... opeens zij, de vorsten uit
het Oosten, getild door hoogere schoon
heid, fijn eren smaak, zinrijker schikking,
boven de bonte, drokke barbaarsohe Wes
ter sche kleedij.
Zij keken .even op naar de St.-Pauls-Ka-
thedraal, den somberen, hoogen berookten
burcht en hoorden naar het gebeier der
dreunende klokkenen voort gingen zij,
óók zij in den stoet van het zegevierend,
Britfanje, van het westersche eiland, dat
de wereld regeert, omdat het de persoon
lijke vrijheid en de persoonlijkheid lief
heeft, omdat het krijgshaftig en onderne
mend is en omdat het een dichter heeft'
gehad, die het volk geleerd heeft, diep te
voelen, breed te zien en te... durven...
Het was als een droombeeld deze
Ooslcrsche grooten en ook die in de rijtui
gen zaten, zelfs zaten in twee rijtuigen vieil
vrouwen, met gebruinde gezichten, effen,
gladgestreken haar en bandeaux en in ge
sluierde gewaden van regenboog-tinten, met
haar ernstige gezichten en droeve oogen,
onbewegelijk en toch bewogen, antwoord-,
den niet door glimlach of buiging op de
zakdoekbezwaaiing en het „ééje" der kijr
kers, doch zij bleven in waardige terughou
dendheid en keken alleen op naar den
koepel van de zwarte kerk, die zijn bronzen
stemmen bulderde op hen neerhet
overwinnende geloof van de overwinnende
natie.
Maar nu, achfer den somberen stoet van
gebruinde Oosterlingen, daar kwamen de
ware kinderen van Britanniade ma
trozen en de zee-söïdaten. In hun blauwe
baaitjes, de blauwe branie-kraag op, geeb
strooien hoedjes boven de gezonde, open,
bruine gezichten, aan witte kabels hun
extra glimmende kanonnen voorttrekkend
langs het asfalt der straten, marcheerden
ze, de Britsche Jantjes, de vervaarlijke
Jack Tar'sde over-moedige zeeschui
mers. „Rule Britannia, rule the waves 1"
speelde het muziekkorps door het plein en
in een vrije orde, in een orde die maling
had aan Iden stijven dril van blinde ge-.
hoorzaamheid, die de andere soldaten als
om strijd toonden, Hepen zij voor hun stuk-:
jes kanon met het eindje kabel in de hand.
En opeens donderde het gejubel los voor
de matrozenal het geschitter van pun
per en scharlaken en goud en al de schoon-*
heid van Arabische nachtvertellingen van
radjahs en sultans en al de blinking van
kurassen en helmen was vergetenvoor
deze kortgebouwde, ruwe zeebonken in
donkerblauwe jasjes met kobalt-biauwe
branie-kragen en vuil-gele stroohocdjes
Rule Britannia, rule the waves
Heersch Britanje, bfeheersch de golven .ïj
En golven van gejubel waren het die
over matrozen werden uitgestort, over den
beminden Jack Tar, Japie Teer, die de
grootheid van het id oor de oceanen om
spoeld eiland fot overweldiger hebben ge-:
waakt. Maar de Jantjes liepen voor hun
stukken, vrij en onverschillig voor die land-
rotten-ovaties en hun wijdbeensche schre-;
den lieten de breedgeschouderde lichamen
deinen boven dat vaste asphalt en alleen
soms wierpen ze een knipoogje tegen een
paar mooie meisjes in de menigte, zoo maar
langs den neus van den zee-officier en de
meisjes gichelden Rule Britannia, rule
the waves
Als de „ééjes" even uitgeraasd zijn, ko
men de lanciers, met de rood-witte vaan-:
tjes wapperend aan de lange lansen en dan
de huzaren; de officieren zitten op panter
vellen, die met kop en al op het zadel
liggen dat geeft hun iets nog woesters,
dan zij al zijn onder de hooge zwarte kol
bakken waaruit boven een bloedvlak hangt
van den kolbak-zak. De buitenlandsche oL
ficieren jijden hierachter en de drie Duit-,
sche reuzen van keizer Wilhelms lijfgarde,
op hooge bruine paarden, in een uniform
van wit laken, met messing kuras en hoog,
op den hoogen helm, de adelaar met de
gespreide vleugelen, wekken de algemeenO
bewondering en zelfs hurrahs Maar
toch meer bewonderingen iets wat ik
vrees zou willen noemen. Want dat is de
andere groote natiede natie van de
toekomst, de natie van de andere kracht,
van de orde en de blinde gehoorzaamheid.
Dat is Germanje,zal het eens staan
tegenover Britanje en zal deze witte wa
penrok bloedrood geverfd worden als de
Engelsche maar door Engelsch bloed?
Het waren drie reuzen in blanken wa
penrok en boven op den blinkenden helm
spreidde .de gouden adelaar zijn vleugels
uit
God save the King... de klokken hei eren
weer en de muziek, die zooveel Duitsche
muziek gespeeld, heeft ook dat is Ger
many's kracht speelt nu Haydn's wijze,
die ginds, in Germany als 7,Heil Dir im
Siegerkranz" wordt gezongenvan verre,
over muziek en klokkengebeier heen, komt
do zwellende xuisching van het „Eéje",,,
„Eéje", het Engelseh© hurrah, de oheera"
De staatskaros met den. Koning en de-ko
ningin Alle hoeden gaan af. „Gentle
men, the Kingl" 7,Gentlemen", heeren zegt
de politieagent en hij heeft gelijk. Dit is
een natie van „gentlemen". „The king and
the .Queen". Acht Isahella-kleurige paard-
jes, do gepluimde koppen op de fiergebogen
halzen op en neer bewegend, trekken de'
gouden, open koets, hoog op de wielen en
in de koets, zit rechts de Koning, de nieuw-
gezalfde, in scharlaken veldmaarsohalksuni-
form en den hermelijnen mantel los achter
zich en naast hem de Koningin, met een.
witten hoed op met paarse en witte ve
deren £n een blank satijnen kleedEen
storm van hoerahs dreunt over het plein.
De Koning is nu niet, zooals gisteren, bleek,
maar hij is gezond gebruind en zijn blauw
oog is levendig. Hij heeft een zacht, goedig
gelaat en 9r is meer ernst dan strengheid
in zijn trekken. Men ziet, dat hij zich ge
lukkig en tevreden voeltalles is dan
ook zoo prachtig meegeloopen, tob nu en
zelfs de dreigende regenwolken houden haal
buien in.... God save the King! God be-
scherme den Koning. En ook de Koningin
is niet, zooals gisteren, bleek met alleen
de lippen van den fijnbesneden mond rooi,
maar zij is vroolijk en blozend en buigt
met vriendelijken glimlach en gratie-volle
beweging naar het trouwe volk', Het ge
duldige volk, dat zes uren heeft gewaoht
om dit ééne onvergetelijke oogenblik te mo.
gen genieten
Lord Kitchener, hoog en streng,- belicha
ming van wil en plicht, rijdt naast de karos
en zijn oog waakt dit fèl-grijze oog van
den d'iOggekop, dat op de Z.-Afrikaonsche
oorlogsvelden den geesel van den oorlog heeft
zien zwaaien, dat velden met lijken heeft
geziennu waakt zijn oog over zijn Ko
ning en zijn Koningin. Heet niet een trot-
sche Engelsohe wapenspreuk,jlch dien
en hij dientveldmaarschalk Lord Kit
chener."
Een gevolg van prinsen rijdt achter de
goud-en-schariaken staatsiekoets en daaraoh-
ter weer hetroïke gestalten van reuzen in
donkere kurassen en met staalkleurige hel
men op, waarop roode staarten in den wind
zwaaien en dansen naar het rhythme
van de brieschende volbloedpaardenDan
is de stoet voorbijdrijft weg langs de
grijze kerk in de wolk van „hurrahs", die
als iets levends, maar onzichtbaars den Ko
ning en de Koningin omgeven zal langs den
heelen weg, twee uren lang, over de breede
bruggen van den geelgroenen stroom, tot
strakj in het beige Buckingham paleis
En heel, heel laat, dan zullen de Koning
en de .Koningin de statiegewaden afleggen
en een cogonblik stil zijn en elkaar nieta
zeggen en dan. weder, zooals gisteren, m e n-
s c h e n zijn, niets dan menschen en weenen.
In hnn ooren zal het gebeier van de klok
ken van Westminster-Abbey en St.-Pauls-
Cathedraal nagalmen, en heiden, de gezalfden
zooals Salomon gezalfd werd door Zadok,
zullen knielen en in een stil gebed zich her
inneren, elkaar herinneren,- dat al deze schit
tering, maar werk van menschen is
God save the King and the QueenGod
hescherme al wat de Koning in zich voelt,
en boven zich, den Koning der Koningen.
Wij moeten uit deze feestelijke omgeving
spoedig weg naar Frankrijk, dat
thans ook alle aandacht vraagt. Wezen wij
gisteren op de moeilijkheden waarmede het
Fransche Kabinet te worstelen had en pre
zen wij Monis gelukkig, omdat hij door zijn
ongesteldheid zioh zoo noodig excuseeren
kan, wij hadden niet vermoed, dat de posi
tie van het kabinet zoo hachelijk was,
als gistermiddag is gebleken.
Want over een betrekkelijk kleine mols
hoop is het ministerie gestruikeld en het
Kabinet dat nog slechts enkele maanden
aan het bewind was, ligt zielloos neer.
Het ging aldus.
De Kamer behandelde een interpellatie
over het opperbevelhebberschap in tijd van
oorlog.
In antwoord op die interpellatie ver
klaarde de minister van oorlog Goiran, dat
in de regeling van het opperbevelhebber
schap, waarin reeds sinds lang is voorzien
en die beantwoordt aan de behoefte, niete
is veranderd.
De verklaring van den minister van oor
log in den Senaat, dat in tijd van oorlog de
leiding der krijgsoperaties in handen der
regeering behoorde te blijven, waardoor de
interpellatie is uitgelokt is slechts de
uiting van zijn persoonlijke meening.
De eenvoudige orde van dan dag, door
de regeering afgewezen, werd daarop met
238 tegen 2-24 sfemmen aangenomen.
Daarop besloten de minis
ters hun ontslag in te dienen.
De ministerieele crisis, hoewel onverwacht
uitgebroken na een debat, dat betrekkelijk
onbelangrijk en allerminst hartstochtelijk
was, heeft toch slechts weinig verwonde
ring gewekt.
Men acht het over het algemeen waar
schijnlijk, dat minder de verklaring van
den minister van oorlog een groot aantal
leden aanleiding heeft gegeven tot het uit
brengen van een voor de regeering ongun
stig votum, dan wel de quaestie der kies-
reohthervorming, die aan de parlementaire
wereld 7X>oveeI zorg baart.
Misschien ook dat het kabinet blij is een
gereede. aanleiding te hebben om heen te
gaan, want de moeilijkheden stapelden zioh
op.
De ministers hebben dadelijk vergaderd
op het ministerie van binnenlandsche zaken
en na een bespreking, die 25 minuten duutf«
de, besloten hun ontslag in te dionen ntf
den terugkeer van president Fallières uit
Rouaan.
De demissionnaire ministers zullen mof*
gen opnieuw een kabinetsraad houden te*
afdoening van de loopende zaken.
Op het bericht, dat het kabinet zijn ontU
slag had ingediend, staakte de Senaat dei
behandeling van de interpellatie over de:
in de koloniën opgedane ervaringen in zake
van de aviatiek.
Zoo is dan dit kabinet van het staatstoó«
neel verdwenen, betreurd door bijna nie
mand. Inderdaal moet erkend worden, dab
het kabinet een sterke centrale figuur als
die van Briand miste. Er was geen vaste
hand aan het roer en het sohip van staat
werd heen en weer geslingerd tussohen de
klippen der politiek totdat het strandde...1
De Belgi sohe Kamer is Donder
dag begonnen met de behandeling der be
grooting. Voor men daartoe overging, ver
klaarde de minister-president, dat de re
geering eenige verbeteringen in de School
wet zou aanbrengen en haar dan later we
der indienen.
Jackson (radicaal) zeide daarop: ,,Ik con
stateer dat uit deze verklaring blijkt, dat
de behandeling overeenkomstig onzen eisch,
verdaagd is."
Yandevelde (socialist) maakte daarna nog
de opmerking: „De vet is Teeds dood en
men gaat haar nog verder dood mak, n."
Feitelijk kan de wet voorloopig als afge
daan worden beschouwd, daar niet te ver
wachten is, dat het nieuw afgetreden kabi
net, al heeft het verklaard hetzelfde stand
punt in te nemen als bet vorige, zioh op
nieuw zal wagen aan ontketening van den
feilen partijstrijd, die in de jongste dagen
de gemoederen in België in beroering heeft
gebracht.
Dat de Sultan van Marokko al
lesbehalve ingenomen is met het kalme
doordringen van de Spanjaarden in rijn
land heeft hij dezer dagen nog eens uitdruk
kelijk herhaald.
Moelay Hafid heeft Zondag j.l. den be-
richtgever van den „Matin" te Fez ontvangen.
De Moorsche vorst zag er, volgens den cor
respondent, zeer bezorgd uit en begon on
middellijk te spreken over het optreden der
Spanjaarden, dat hem blijkbaar diep had
gegriefd. Op afgemeten toon, alsof hij cllc
woord wikte en woog, zeide hij: 7,Ik her
schouw de bezetting van El Ksar en de ont
scheping van troepen te La ras j als een
gewelddaad, die door niete wordt gewettigd.
In de streek heerschte absolute rust.
a De dne stammen, die in opstand waren
gekomen, waren verslagen en hadden zich!
onderworpen.
Sjeik Oherkaoui en de troepen van den
Makhzen hebben geheel alleen de stammen
ten onder gebracht. Zij hadden geenerlei
hulp noodig en hebben die ook niet ge
vraagd.
Ik hoop, dat de mogendheden, die de
Akte van Algeciras hebben onderteekend,
speciaal Frankrijk en Engeland, zullen op
komen tegen dergelijke gewelddaden, die in
strijd, zijn met alle verdragen.
Do opstand in Yemen in Arabisch
Turkije scheen langen tijd geluwd. Een
telegram bracht echter gisteren weer
pijnlijke verrassing. De opstandelingen
toch hebben met een groote macht een
onverwachten aanval gedaan op de
voorhoede van Mohamed Ali Pasja. Deze
voorhoede was 4 bataljons met 4 kanonnen
sterk en was gekampeerd 3 mijlen buiten
Geezan.
Duizend soldaten werden gedood, 500 ge
wond, grootendeels met het blanke wapen.
De troepen vluchtten in wanorde naar
Geezan achtervolgd door de rebellen. In de
verwarring, die ontstond, begon een
Turksche kanonneerboot Geezan te geschie-
ten, waardoor nog verscheidene honderden
soldaten gedood of gekwetst werden.
De Arabieren trokken af met een buit
van 4 kanonnen, twee maxims, twee dui
zend gbweren en een groote hoeveelheid
munitie en vivres.
De oommandant der strijdmacht wordt
vermist.
40)
„Gy «Ut slecht uitgerust voor zulke kllm-
partyon als deze," zei hy, na eenige oogen-
blikken zwygeus. „Ik geloof, dat gy goed zult
doen in het vorvolg uw neigingen tot klim
men wat meer te beheerschen. Er ia niet
altyd iemand by de hand, die u voor vallen
kan behoeden."
Weer klonk dat hoogmoedige in zyu stem,
dat haar daar boven zoo goórgord haddat be
velende, hetwelk zy niet goed kon verdragen.
Beuoslde hy misschien haar te iaten ge
voelen, dat by haar dank niet wenschto? Dan
wildo zy hem toch ook luien gevoelen, dat zy
zyn Ifulp niet zoozeer op prye 8telde.
„ik deDk niet, dat ik gevallen zou zyn,"
zei ze en haar toon was niet minder hoog
moedig dan de zjjne.
„tiy zulke dingen," zei hy iets minder
koel, „kan men inceilyk vooruit zeggen wat
er gebeuren kan en wat niet. Men meent
Borns, dat men met andera dan geluk kan
hebben en komt dan beorogen uit."
„Dacht je dat zei Edela uitdagend.
Hy keek naar de zon, die al dicht by
den hoiizon stond, en zag toen het pad af,
dat langzaam naar beneden voerde. Toen
vroeg hy
„Uw weg naar uw hotel gaat langs den
kruisweg?"
Edela schrok, Zy begreap, dat als hy de
bedoeling bad haar nog verder te begeleiden,
zy na den dieiiBt, dien by haar bewezen had,
niet het reoht had hein dit te weigeren.
Hy echter scheen geen antwoord te ver
wachten.
„Gy zult u moeten haasten, als gy nog
vóór de duisternis In uw hotel terug wilt zyn,"
iel hy kortaf.
Zooals een koning een leenman van zich
heon laat gaan, zoo klonken deze woorden.
Edela'i oogen schitterden van drilt. Wat ver
beeldde deze man zioh wel?
Er lag iets spottende om den mond van
den veertigjarigen man, toen hy den toorn
in de blauwe meisjesoogen las. Hy ging
rechtop ztaan, nam zyn berghoedje in de hand
en zoi vroolyk:
„Nu, goede reia dan verder 1" En daarna
voegde hy er aan toe, zyn hoed weer op
zettend, mat een korte buiging:
„Tauern 1"
Edela begreep, dat dit zyn naam was. Hy
wilde misschien, dat ook zy haar naam zou
noemen. Plotaeling viel het haar in, dat zy
dezen naam Tauern al eer gehoord moest
hebben. En inderdaad, zy herinnerde zich nu,
dat haar moeder hem wel eeDs genoemd had
alB behoorende tot een der oudste grafelyke
geslachten.
Zy dacht er echter terstond niet verder
over door. De herinnering aan haar moeder
had alle andere gedachten terstond weer
verdreven.
Doodmoe kwam zy na een lange wandeling
eindeiyk weer in haar hotel terug. De gasten
zaten m de oetzaal aan den gemeenschappe-
iyken maaltyd. Slechts twee dames, een dok-
terBvrouw met haar dochter, met wie Edela
gewoonlyk korte groeten wisselde, zaten onder
de waranda. Zwijgend zaten de vrouwen
naait elkander. Op het oogenblik, dat de
Alpenzon achter de toppen der bergen ver
dween. heigeen eau heeiiyk schoon eohouw-
spel opleverde, namen zy eikaars handen en
staarden zoo, sprakeloos, in het verschiet.
Het was of Edela een steek In het hart
kresg, toen zy dat zag. Moeder en dochter:
twee, die gelukkig waren door eikaars liefde;
twee, die ryk waren, ryk aan geld, ryk aan
goluk.
Haastig ging Edela de waranda met een
vluohtig knikje voorby.
Op haar kamer gekomen, liet zy zich op
een stoel vallen, drukte het hoofd in de handen
en bleef zoo zitten, ln droevige en pyuiyke
gedachten verzonken.
Daar werd geklopt.
„Binnen I" riep Edela terstond, niet anders
denkend dan dat het het kamermeisje zou
zyn, eu hot gelaat afwendend voor het veuBter.
Daar vroeg een zachte stem:
Mag ik een oogenblikje by u binnenkomen
De deur weer achter zich sluitend, kwam
de jongste der twee damss, die daar juist in
de waranda hadden gezeten, op Edela toe.
Edela was opgestaan, om ds vrlendelyke
bezoekster te gemoet te gaan, maar deze
liet haar niet ver komen. Zy sloeg haar arm
om Edela's schouders en trok haar voor den
spiegel.
„Als je daar even lnkykt, zult ge begrypen
waarom ik tot u kom Wy maakten ons een
beetje onrust over u."
Edela keek in den spiegel en zag hoe haar
gelaat doodebleek was en hoe er diepe, blauwe
kringen onder haar oogen lagen. Euela staarde
op dat beeld alsof het niet haar eigen gezicht
maar dat van een vreemde was.
Elsboth Wien rug vervolgde:
„Dat hadt je niet gedacht, nietwaar? Wy
It1n er ook van geschrokken, uy hebt van
daag te veel van uw krachten gevergd, zyt
oververmoeid eu moet u daarom aadeljjk ter
ruste begeven. Ik zal dan zoo vry zyn be
neden even last te geveD, dat men u thee
•n wat brood hier brengt; dan moet gegaan
slapen en na eon langen slaap zult ge dan
weer verfrischt ontwaken."
„Voifrischt ontwaken?" zei Edela op ver
bitterden toon. Wanneer ontwaakte zy nog
vroolyk en verfrischt; biy, dat er weer een
heldere morgen was aangebroken? Zy kende
dat immers niet meer sinds haar moeders
doodl By het ontwaken warsn er steeds
droeve gedachten; droef bleef zy dan den ge-
heelen dag door. Doch haar droefheid had zy
nog steeds voor vreemde oogen weten te
verbergen en zoo wilde zy ook nil doen.
Edela streek zich over haar ptJniyk voor
hoofd en zei zacht:
„Ja, ik ben vermoeid. Gy zyt zeer vriende-
iyk om zoo naar my te komen vragen. Ik
begryp niet, hoe u
„Hoo ik er toe kom my aan u op te
dringen, wilt ge zeggen?" vlei Elsbeth met
haar zachte stem lachend ln. „Nu, dat zal
ik u zeggen I Ziet ge, ik meen, dat wy,
menschen, elkaar in ds moeliyke dagen moeten
bystaan en stounen. Wy moeten elkaar steeds
trachten te helpen, of wy veel of weinig
kunnen doen. Zoo traoht ik nu iets voor u
te doen, het is maar esn kleinigheid, daar ik
op het oogenblik niet weet, dat ik iets groots
voor u kan doen."
Edola bewoog slch niet en even was hst
doodstil ln de kamer. Toen klonk weer ds
saohte, harteiyke stem.
„Gy hebt ongetwyfeld een groot verllsB
geleden. Is het uw moeder, die u door den
dood ontvallen ia?"
„Ja, myn moeder; allei, wat ik had; da
senige, die ik liefhad."
,Arm kindl"
Daar greep Elela de handen van Elsbeth,
„Zeg dat woord niet!" zei ze. „Ge weot
niet wia dat ook eens tegen my gezegd heelt
en hoeveel verdriet my dat heeft gedaan.
Soms denk Ik, dat dat woord nog het ergste
van alles is."
Ds handen van Elsbeth weer loslatend, ging
Edela langzaam naar hel raam en drukte haar
voorhooid tegen het koude glas. ElsS^oh Wien-
trug kwam achter haar staan en keek naar
buiten. In het dal was liet al Bchemorig, maar
ds toppen der bergen waren nog goud getint
door de daarachter wegzinkende zon.
„Ik houd myn oogen steeds naar bozen ge-
richt," zei Elsbeth. „Het Is goed In de duistere
dagen bet hoofd niet te laten zakken, maar
te zien naar het lioht, dat van boven valt."
Toen ging zy de kamer uit.
Den volgenden morgen reeds giDgen ds
doktersvrouw en haar dochter weg.
„En gy, freule," vroeg de laatste, „denkt u
hier nog lang te blyven?"
Edela keek eerst eenigen tyd zwygend voor
zich uit en iel toen weifelend:
„Nog lang? Ik weot het eigeniyk niet."
„Als het u misschien hier In het hoogge
bergte op den duur wat te eenzaam wordt,
dan zou ik u in Zwitserland eon andere plaats
zeer kunnen aanbevelen, waar het u ongo-
twyfeld goed zal bevallen. By het Thuner-moor
is het een wat mildere luchtstreek dan hier,'
Daar weet ik wel een paar goede adressen. Ik
zal ze voor de zekerheid even voor u afschry ven.
Het kan te pas komen."
Zy nam eon kaartje uit haar taschje, schreef
daar vlug wat op en gaf dat aan Edela.
- - CWokH yervolgtLJ