FEUILLETON. De van Sherlock Holmes. Die niet sterk is moet slim wezen. dat het beest zijn „gakgak" deed Kooren. viel er een goudstuk Nu begrepen de luidjes, wien zij op be zoek hadden gehad en zij verheugden zich van ganscher harte, en noemden hun klei nen jongen nu ook Maarten, ter herinne ring aan den heiligen bezoeker. De wai*e Ezel. Toen Koning George III van Engeland op een van zijn tochten op het einde der achttiende eeuw naar Weymouth ging, hield hij in een dorpje stil en liet zich eenigo yerverschingen voortzetten in de herberg >,De Ezel". De koningsgezinde waard was daarmede zoo in zijn schik, dat hij in de plaats van zijn uithangbord, waarop een ezaLkop stond, d© beeltenis des konings tiet ophangen en zijn herberg voortaap noemde: i,Koning George. De eigenaar van een andere Herberg in hetzelfde dorp kocht dat uithangbord en hing het aan zijn deur uit. Nu wüde het toeval dat de postwagen tam Weymout op Londen een nieuwen postillon en conducteur had. Hun voor schriften luidden dat zij bij de herberg „De Ezel" moesten pleisteren. Zdj hielden der halve niet stil voor de „Koning George", maar voor de herberg, waar grauwtje uit ging. De eigenaar van de „Koning George" bemerkende welke schade hij zich had oe- rokkend door de verandering van uithang bord, liet nu zoo spoedig mogelijk onder sajn schild met het beeld van koning George een bordje vastmaken met het opschrift: „Dit is de ware EzeL,? Edelmoedigheid bij honden. Een groote New-F om ndlander loopt vreedzaam den weg, als plotseling een karhond op hem toeschiet en hem blaf fende aan/valt. Twee andere honden voegen zich bij den aanrander. De gxoote hond echter neemt niet de notitie van do anderen en is, zoo noodig alleen bedacht op zelfverdediging. Eindelijk wordt hij boos, keert zich even nm en jaagt zijn vervolgers naar alle rich tingen op de vlucht, uitgezonderd den aan- 10) Meuna» wacht, daar is een auto, die etdl nniwt het trottoir. Het is die van den htier Bint», dien we zoo even hebben voor gesteld ft**" onze lezers en lezeressen. „Geen Lizzie er in Nu, dan interes- zeert bet mij ook niet", dacht Punoh. toch gaat hij er om heen draaien. Die Mrio hem bijzonder aan te trek- in zijn oogen ligt een bijzondere glans ast m toe kreunt hij zacht van verwonde ring en steeds snuffelt hij..... Degeen, die de eigenaar van het vber- £ujg schijnt,, heeft het verlaten en staat na bqj Guignol te kijken; hij volgt echter piwfc de voorstellingen, "eia-r schijnt meer te letten op hetgeen hdj de omstanders t boent zeggen- De schade aan de auto schijnt niet zoo gauw, hersteld; tenminste de chauffeur ligt met een ^ooten Engelsohen sleutel gewa pend onder het voertuig geknield en daar door komt Punch ook steeds nader. Hij bereikt en besnuffelt alles: de wielen, den bak, kortom het heele voertuig. Daiacr heeft Ni zdker zoo z'n reden voorhij kijkt naar rechts en links en.plotseling springt hij in den auto. Men ziet niet veel meer dan het uiteinde van zijn staart, dat steeds op en neer gaat., Met den ko.p om laag, ruikt hij op den grond; en jawel...., dat witte vlekje daar, dat is een zakdoek, den odeur kent bij 1 Ja, dat zakdoekje moet hebben toebehoord aan Lime I voerder, die zijn aanval blijft voortzetten. Plotseling nemen de zaken een onverwach ten keer. Een zware kar komt van den heuvel rol len, recht op de honden aan. Niemand denkt er aan de beide honden te waarschu wen en de kar is reeds dicht bij. Plotseling roept een in de buurt zijnde agent. „Uit den weg 1" De groote hond ziet het gevaar en springt op zijde, doch de andere ligt op den rug en verkeert nog te veel in vrees voor een kasstijding om het dreigend gevaar te zien. Daar ligt hij, het volgende oogenblik zal hij vermorzeld zijn., De New-Foundlander ziet den gevaar lijken toestand zijns vijands, springt dade lijk terug terwijl de kar vlak voor hem is, grijpt den anderen hond in zijn nek ©n draagt hem, onder het gejank des anderen, die een vreeselijke straf vreest, uit het spoor van den wagen. De groote hond legt den kleine daarop in de goot, zwaait een paar malen met zijn grocton staart heen en weer en loopt bedaard weg, onbekend met de gewoonte dat menschen dikwijls voor minder heldhaftige daden ridderorden arar geu. Tamme spreeuw. Aangaande een tammen spreeuw deelt een lezer van De Levende Natuur het vol gende mede: Nè. den vorigen winter in de kooi t© heb ben doorgebracht met dagelijks gedurende eenige oogenblikken vrijheid binnenshuis, o.a. voor het nemen van een bad, gaven we hem in het voorjaar als gewoonlijk de vrijheid, waarvan dit jaar met groote disr cretie gebruik werd gemaakt. Geregeld toch kwam Kij ons dagelijks bezoeken, zelfs in den paartijd, tot aan den datum samenvallend met den grooten trek. Hij bleef toen eenige dagen weg, doch bezocht ons daarna evenals vroeger eenige malen per dag, waarbij: zich het amusante verschijnsel voordeed dat wanneer ik (mu ziekbeoefenaar) bij open tuindeuren mijn instrument bespeelde, de spreeuw kwam aangevlogen, zich plaatste op mijn schou der om het hoogste lied mee te zingen, totdat ik het mijne eindigde. De vreugde ons verschaft door dien Punch is half gek van vreugd©; hij stoot een kort huilend geblaf uit want nu is hij zijn meesteresje tenminste op het spoor I Zij heeft in den auto gezeten; dat lijdt geen twijfel en nu hij eenmaal haar spoor ontdekt heeft, zal hij het ook niet meer loslaten, dat neemt hij zich vast voor. Daarom werpt hij zich op eenige meters afstand van den auto neer en is geretd het ding te volgen, zoo dra het zich maar in beweging zet. Dit alles was zoo vlug in het werk gegaan, dat La Couleuvre niet eens bemerkt ;1 eeft, wat er gaande was; hij was b /endien te zeer bezig 2ajn patroon gade to slaan te midden der menigte en steeds moest hij zich voor een allersnelste vlucht gereed houden; want gelijk te begrijpen is uit hetgeen vooraf gaat, deden beide mannen daar niet veel goeds. Eindelijk kwam de eigenaar van den auto weer terug en stond de chauffeur dan ook ving op. „Nog altijd niets?" vroeg hij. „Neen, nog altijd niets; we kunnen gaan dus .,Nu, vooruit! En terwijl de chauffeur eens even met den borstel over zijn stoffi ge kleeren ging, zette de eigenaar zich vast neer en vertrok d© auto een paar seconden later, al hijgend en puffend. Punch er achteraan, steeds op eenige meters afstand. Nadat z© zoo de Ohamps Elysées waren afgetufd, ging d© auto ver der langs- den linkeroever der Sein©, over dè Place de la Concord© en zoo eindelijk den boulevard St.-Germain op. „Oef!" zei de klein© magere chauffeur, terwijl hij zich blijkbaar, tot een praatje vroolijken, gezellig en vfcgel, verkeerde in droefheid toen Mj 30 October wegbleef en die absentie zich verlengde tot 9 Decern-1 ber. Droefgeestig tuurde ik in die dagen, van afwezigheid op een achtergelaten veertje met de gedachte: „Spoorloos ver*' dwenen," waarschijnlijk opgepeuzeld door' een kat, sperwer, uil of ander roof gespuis, j totdat we op laatstgenoemden datum wer den verrast door zijn wederverschijning*' zich meldende door pikken tegen de rui-/ ten. Zijn winterverblijf is evenals de twee, vorige winters de kooi, waarin hij ook nu weer, onder gekweel blijken geeft vanj tevredenheid en bekendheid met de huis- genooten. In een tijd van groote droogte hadden de olifanten natuurlijk ook veel mpeite om aan drinkwater te komen. Ten laatste ont dekten ze toch een plas, waar dichtbij een hazenkolonie gelegerd was en eiken dag trapten de logge olifantepooten vele kleine baasjes dood. Dit werd ten slotte zóó gevaar lijk, dat er een vergadering werd belegd van deze snelvoeters, waarin een oqfle haas met een goed voorstel voor den dag kwam. Hij zou zelf de zaak wel bepleiten tegen over de dikhuiden. Toen deze den volgenden ochtend op een bepaald uur naderkwamen, ging de kleine haas op een heuveltje staan en sprak heer Olifant-Chef aan als volgt: „Heer, ik ben afgezant van de Maan, en Haar Majesteit heeft njj opgedragen, u mee te deelen, dat wij hazen haar onmid-' dellijlke garde vormen, hier op aarde en dat zij niet verdraagt, dat ons eenig leed ge schiedt. „Daar weten we niets van", sprak de olifant. „Nu, als U de moeite neemt, om hier te komen, tege^ den avond, dan zult U de maan van woede het hoofd zien schudden in het water." De olifant twijfelde. Maar 's avonds zag hij waarlijk, in het Timpelend water de maan heen- en weer schudden, van woede naar hij meende, en zóózeer ontsteld werd hij op dit gezicht, dat hij beloofde, den ba zen nooit meer eenig kwaad te doen I zette, omdat het hier nu minder druk was., Nu Bijibi, nu geloof ik toch wel, dat onze patroon, Tommy Sbarp, reden heeft tot tevredenheid: hij' had> jouw aangeraden, om er gauw van door te gaan met den auto en dat heb je dan ook gedaan en ik heb intusschen reden gegeven aan ons stilj staan, daar bij het théatr© Guignol, door dat mankement voor te wenden aan ons voertuig; En je bent toch wel zeker, dat niemand iets verdachts heeft gezien of ge hoord? Nu, dan is die zaak dus in orde., Alles gaat goed tot dusver I Wat de kleine betreft, die is best bewaard en degeen die^ haar daar uitvindt zal heel vroeg moeten) o«pstaan!" „Maar in Godsnaam La Couleuvre houd toch je mond, je weet het immers: één woord, op onvoorzichtige wijze uitgelaten en opgevangen dóór ik weet niet wièn en ik weet niet waar, kan ons den heelen, boel bederven. En als men ons het dochter tje van Holmes weer afhandig maakte, mijn hemel, dan wee - ik niet, waar de patroon al toe in staat zou zijn!" „Is hij daar dan zoozeer op gieateldt" „Of Tommy Sharp er op gesteld is? Het dochtertje van zijn gloeiendsten tegen stander in zijn mahht te hebben? Moet je dat nu nog vragen? Het ia toch heuach geen wonder, dat de fameuze detective gevreesd wordt door den man die anders aan alle mogelijke politae-onderaoeken al tijd ontsnapte! Maar dat komt: Holmes heeft zichzelf dien strik gespannen, doordat hij bet kind met zich meenam, nietwaar, niet zoo gauw bad de groote detective Lon den verlaten, of zijn doodsvijand was daar van op de hoogte gesteld door zijn mede-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12