No. 1574:1. EiEXDSCH IFrljdag1 16 Jimi, Tisrasd© Blad, Anno 1911. Buitenlandseh Overzieht FEUILLETON. Co Siefdö overwon. Uit de Rechtzaal. Wij moeten nog even terugkomen op de tninisterieele crisis in Bel gië en wel in verband met de Vlaamsche kwestie, die ook voor ons land zoo groot belang heeft. Het nieuwe kabinet tooh is overwegend Waalsck d.w.z. Fransch-gezind. De eenige Vlaamsoh-gezinden in et minis terie zijn Van de Yijvere, De Brocqueville en Renkin. Het Handelsblad van Antwerpen vindt hierin aanleiding om nog eena een pleidooi te houden voor de stevige propaganda der Vlaamsdhe bewe ging- De invloed, schrijft het blad, van M. Woeste op dit ministerie zal gering zijn oti hoe minder invloed M. Woeste daar heeft, hoe beter het is voor de Vlamingen, die door hem altijd gzfopt en bedrogen wer den, hij die zijn leven lang nooit anders deed dan onze rechtmatige eischen bekam pen. Daarentegen zal M. Helleputte, in de Ka mer blijvend, genoeg invloed op het minis terie bëhouden om te zorgen dat het niets doet, wat de Vlamingen kan ontstemmen. Intueschen blijven wij den 6trijd voor de vervlaamsohing der Genfcsche hoogeschool doorzetten en uit al onze krachten bijdragen om de eensgezinde werking te doen worden een onweerstaanbare strooming. Goedschiks zullen we die vervlaamsohing zoo min bekomen van het ministerie-De Brocqueville als van het kabinet-Sclhollaert, en onze andersdenkende Vlaamsohe mede strijders zouden, moesten zij morgen meer derheid zijn, voor dezelfde moeilijkheid staan. Dit moet ons niet beletten den strijd on verdroten, onverpoosd voort te zetten. Londen is in dit kroningsjaar, de plaats van allerlei congressen en betoogin- gen. Zoo zal morgen aldaar een reusachtige betooging worden gehouden voor het vrou wenkiesrecht. De betooging staat onder lei ding van de Women's Social and Political Union in medewerking met de verschillen de vereenigingen voor vrouwenkiesrecht. Men hoopt dat meer dan 40,000 vrouwen aan deze betooging zullen deelnemen, en tal van vrouwen, van hoogen rang op het gebied van kunst en wetenschap, zullen in den stoet medetrekken. Uit alle deelen van het rijk zullen deputatiën van vrouwen aan de betooging deelnemen; c-en historische af- deeling in den stoet- zal toonen, ('at de eisch van deelneming der vrouwen aan land- en stadsbestuur volstrekt niet nieuw of revolutionnair is, en alle vrouwen, die in vroegere eeuwen in het publieke leven een rol speelden zullen Zaterdag door de straten van Londen trékken. De stoet zal zich naar Albert Hall begeven, waar een meefcing zal worden gehouden. In den Franschen Senaat is de Champagnekwestie weer aan de orde geweest. Men weet, dat de Regeering daar een beetje mee zit. Senator Rambourgt deed het voorstel om de administratieve afbakeningen op te heffen. Ofschoon hij geen dadelijk succes had, werd er tooh een motie aangenomen, die verklaart, dat de Senaat op de regee ring rekent, dat zij voordat de Kamer uit eengaat een dringend ontwerp zal indienen en verdedigen, dat de administratieve af bakeningen vervangt door bepalingen over het aangeven van de herkomst van den wijn die bedrog beletten. Of de wijnboeren nu voorloopig gerust gesteld zullen zijn? Terwijl in den Senaat de Ghampag^e aan de orde was, heeft de Kamer de wet op de ouderdomspensioenen weer een stoot gegeven. Aangenomen werd een motie-Driimier, waarin vertrouwen wordt uitgesproken in de regeering, dat zij de wet zal verbeteren en zoo spoedig mogelijk een wet zal in dienen die den leeftijd van de pensioentrek- kenden op 60 jaar stelt en 100 frs. toe kent aan grijsaards, die den leeftijd waar op zij pensioen zouden krijgeD, reeds te boven zijn. Bij dit alles doet het eenigsrins onaange naam aan, dat de sabotage op de En zy zag veel meer. Zy zag hoe er dan een ruwe man naar voren trad, betaalde en Lord by den halsband greep en hem mootrok, ondanks zyn verzet, Lord zou hullen, maar zou meegesleurd worden. HU zou trachten loe te komen en geslagen worden. pLordl 0, Lordl Neen, neen, dat zal en dat mag niet gebeuren. Dat zal ik voorkomen, jongenwees maar gerust. Wil ik je daarvoor eparen, Lord, ja? Omdat Ik zooveel van je houd, zal ik het kunnen." Lord keek haar aan alsof hU alles begreep. Zacht likte by de hand van zUn meesteres. Toon stond Edela op. „Ja ja, hé Lord, als ik het doe, zal het je geen pyn doen, wèl?" Hoe blU scheen de zon dien dag l Wat heer lijke zoelte was er in do lucht van het ko mende voorjaar. En hoe mooi zag het land goed „Eichenkamp" er, ondanks zyn verval, by deze zonne-belichting uitl Wie zou vermoed hebben, dat op dezen dag van licht en zon zooveel donkere zorgen op „Eiohenkamp" drukten? Bernard Havestrand was in den middag nog maals op weg naar „Eichenkamp" gegaan. HU liep snel voort, als was hU bang te laat U zullen komen. En hU was daarvoor inder daad bevreesd; iedere minuut was kostbaar; geen oogenblik was er, meende by, te ver liezen. En al voortgaande, maakte hy zichzelf ▼erwyten, dat hy zoo lang gewacht, dat hy Fransche spoorwegen nog altijd voort1 rt. Men kan de laatste weken geen Fran sche courant opslaan óf men vindt er een bericht in over daden van sabotage op de spoorwegen. Den eenen keer zijn er eenige tientallen telegraafdraden doorgesneden; den anderen keer weer zijn telegraafpalen met dynamiet „opgeblazen" of verden draden van seintoestellen vernield. Dezer dagen vroeg de „Figaro" of het niet zaak werd maar een vaste rubriek te gaan in- lasschen, zóó regelmatig keeren de beriöh- ten over sabotage weer. Blijkbaar oordeelt de regeering, dat het tijd wordt een eind te maken aan dit mis dadig optreden, op krachtiger wijze dan tot nu toe geschiedde. Het bleef tooh meestal bij het „instellen van een onderzoek", zon der dat ooit de daders gegrepen werden. In den laatsten ministerraad he ct do mi nister van justitie meeg?deeld een wetsont werp op de sabotage te zullen klaar maken. De telegrammen over de verkiezin gen in Oostenrijk- duiden er op, dat de maoht der Christen-socialistische art ij gebroken is. Deze partij, die jarenlang in het land oppermachtig was, heeft de ne derlaag geleden. Lueger, de bekende Ween- sche burgemeester, die eenigen tijd geleden is gestorven, beeft dezen ondergang van de partij waarvan hij de groote man was, niet overleefd. Het zijn vooral de vrijzinnigen en sociaal democraten, die van deze debacle hebben geprofiteerd. Door dezen vitslag is in de Oostenrijksohe politiek een gewichtig oogenblik aangebroken, want de nieuwe meerderheid zal op een combinatie moeten steunen van verschillende partijen en de re. geering ziet met kloppend hart i it hoe deze combinatie zich zal vormen. En de Albaansehe kwestie loopt, hopenlijk op haar emd. Aan de op standelingen is amnestie verleend. Zij hebben tien dagen om zich over te goven en hun wapenen in te leveren. Ge schiedt dit niet, dan kunnen zij niet meer op genade rekenen. Wie zich eohter aan deze voorwaarde onderwerpt, z&l niet ge straft worden. Wij hopen, dat de opstandelingen hier aan zullen gehoor geven. Want voor ons Hollanders, die met Albanië hoegenaamd in geen enkel opzicht iets hebben uit te staan, werd die opstand, eerlijk gezegd, wel wat vervelend. Iemand die men wel in het oog moet hou den ia de heer Castro, onzen Venezolaan- schen buurman in Weet-Indië. De groote man broeit blijkbaar op even groote din gen. Hij zwerft in de Ajnerikaansohe wate ren op een schip, dat van allerlei oorlogstuig is voorzien. Maar de Amerikaansche regee ring heeft ih-em goed in het oog en zal wel zorgen, dat hij geen stoutigheden doet. Bokser en worstelaar Ralph H. Fitzsimmoas aan het woord. Breed van schouders, hoog van gestalte, met een krachtig gezicht, onder zware wenkbrauwen, energieke, bruine oogen, zoo staat Ralph H. Fitzsimmons voor - Hij is pas 35 jaar, lijkt door de kracht van zijn trek/ken wat ouder. Deze man, die de gevreesde tegenpartij is geweest van de boksers OorLett, Sulli van, Jack Johnson, die met succes stand ge houden heeft tegen Jeffries, heeft zooeven Samaritaansche diensten aan den zieken Sylvester Sohaffer bewezen. „Wel, Ralph, vertel mij eens wat uit je veelbewogen leven." De bokskampioen steekt een sigaret op, neemt een teugje koffie en verhaalt: „Ik ben uit een oude Amerikaansche familie gesproten. Nadat ik de school had bezocht, heb ik in de medicijnen gestudeerd, maar deed veel aan sport, vooral aan bok sen." „Wie was uw leeraar?" „Ik heb mijzelf alles geleerd. Ik ben een se-lf-made-man. Zuoht naar avontuur deed mij de studie vaarwel zeggen en negentien jaar oud, streed ik mijn eersten bokswed strijd. Toen was ik nog amateur. Ik over won en werd in hetzelfde jaar leeraar aan de New-York Athletic Club. Daa h^b ik niet veel eer nogmaals beproefd had freule Van der Eichen te bewegen zUn vader ver ontschuldiging te vragen. Als hy dat eer bad gedaan, zoo dacht hy, en het was hem ge lakt, dan was misschien nog een uitweg ge vonden, een uitstel verkregen althans. Maar thans wilde hy dan toch gaan. Zy moest toch naar hem hooren, zy moest tooh verstandig zyn en toegeven vóór het te laat was. En hy wilde naar de barones gaan, om haar te vragen naar zyn vader te gaan of haar dochter te zenden. De barones moest buigen, al was het alleen ter wille van haar dochter. Wat zou er anders worden van het jonge meisje, dat niet werken kon voor haar brood, dat niet bestand was tegen de moei- lykheden van den ruwen stryd om het bestaan I Steeds sneller ging hy voort. Doch plotse ling bleef hy met een schok staan. Daar vlak by hem, aan den kant van het welland, waar eenige oude wilgen zich over het water bogen, zag hy Edela, zonder mantel, zonder hoed, en naast haar Lord, dicht tegen haar aan. Wat was er in dat schouwspel, hetwelk Bernard zéé trof, dat hy, ondanks zichzelf, moest biyven staan? Stil was het alom en toch was het hem of hy een kreet gehoord had, een zacht gekreun. Was het van den kant, waar Edela stond, gekomen? Was het de hond geweest, die het geluid had gemaakt? En nu zag hy hoe zy haar arm ophief, langzaam, als ware het haar byna onmogeiyk. Zy had iets in haar hand, dat blonk en ge richt werd op haar hond. Wat wilde zy doen? Wat moest dat be duiden? Haar hond, waarvan zy zooveel hield als was het een deel van haar zelf, zy zou toch niet met eigen hand haar hond Maar plotseling werd het hem duldeiyk met den grooten Jeffries menige match, uit gevochten; toen kende Jeffries nog weinig. Maar er zat toekomst in hern." „Vindt u het boksen een sohoone sport?" „Voor zoover als het boksen beoefend wordt door amateurs als middel tot zelf verdediging, heeft het zijn voorde den. Maar overigens veracht ik de bok «kunst als be- roeps9port. Zij is te brutaal, en wie als be roepsbokser niet gemeen rijn kan, komt niet voorwaarts. Naar mijn oordeel tellen beroepsboksers niet meer mee tot de goede mensohen. Men mo^t zijn '1 genstander stompen toedienen, die misdadig zijn. Daar om heb ik het boksen vaarwel gezegd en ben worstelaar geworden." „Dus worstelen acht u hooger als lichaamsoefening. „In 1903 ben ik worstelaar geworden. Het is een ge: mde lichaamsoefening, en wanneer „fair" gevochten wordt, is 't ook een hcri normale kunst or ziin brood te verdienen." „Men zegt we1 eens, dat de w -telwed- strijden op een afspraak berusten. Te vo ren is de overwinnaar reeds aangewezen." „Dat is niet zoo. Wij strijden zeer fair. Maar ik begrijp wel, wat aanleiding tot dat geruoht heeft gegeven. Zie wanneer twee partijen hebben te worstelen, waarbij de eene partij zeer veel sterker is dan de andere, dan wordt overeengekomen, dat de sterkere zich in acht zal nemen om de zwak kere geen pijn te doen, want u moet wel beseffen, dat bij zoo'n worsteling het ge vaar, om verwond te worden, zeer gre t is." „Wat denkt u van Dirk van den Berg?" „Hij is een zeer groot technicus. Er zijn er weinig, die de kunst va i het worstelen zoo goed bekeerschen als hij. Hij is niet het ruwe worstelmensch, maar hij is een artist in zijn vak, hij werkt met intelligen tie." „Dus 't komt niet alleen or de kracht aan V' „Maar zeker niet. Men moet natuurlijk van nature en door oefening sterk zijn, maar de meester wordt slechts hij, die zijn kraciht op de meest verstandige wijze weet toe te passen. Het worstelen oefent in moed berekening en geeft tegenwoordigheid van geest. Daarom is het amateur-worstelen ook goed voor degenen, die in het praotisohe leven staan. Zij zullen daardoor in zaken hun zenuwen meester zijn." „Oefent u zich lang?" „Eiken morgen een paar uur, om de armkrachten te behoud._i. Overigens matig leven." „Eet u veel?" „Neen, normaal, zooals elk gezond mensoh van mijn leeftijd. „Houdt u van uw beroep?" „Het heeft voor mij een onaangename zijde. Ik vind onder mijn collega's te weinig menschen met ontwikkeling; menschen, met wie ik over wetenschap en kunst kan spreken. Daardoor voel ik mij zeer een zaam. U begrijpt, wij reizen de wereld rond. Ik troost mij dan maar met boeken, voornamelijk met filosofische." „En welke filosofie hangt u aan?" „Ik heb mijn eigen filosofie, mijn natuur filosofie. Ik geloof, dat men datgene is, 't welk men van zichzelf maakt. Ik ben Nethist." „Wat is dat, „Nethist"?" Dat is hij, die gelooft, dat hij is zooals hij zidh denkt. „Wie er sich bettet, so scihlaft er", zegt het spreekwoord. (Zooals men zich te bed legt, zoo slaapt men.)' „Hoe bevalt u Nederland?" „Ik vind, dat de Nederlanders zeer veel van de Spanjaarden hebben, maar van Spanjaarden, die niet lui zijn, die Angel saksische energie hebben." „Dat is een zeer merkwaardige uitspraak Weet u dat wij lang onder Spaansohe heer schappij zijn geweest en er sedert dien in Nederland veel Spaansoh bloed zit?" „Neen, ik wist het niet. Het doet mij genoegen, dat mijn opmerking juist blijkt. Ik heb veel gereisd, spreek behalve de moderne talen Italiaansoh, Spaansch, Roe- meensch, Grieksch, en Boelgaarscb. Uw Nederlandsohe taal lijkt mij op 't gehoor een mengsel van Duitsch, Engelsch en Fransoh. Maar het gutturale (het. in de waarom zy dit wilde doen. En meteen sprong hy op haar toe en riep op gebiedenden toon: „Niet doenl Freule, om's Hemels wil, doe het niet! Geef het dier zoo lang aan my tot de verkooplng voorby is, dan kunt gy hem den volgenden dag terug krygen. Schiet niet, freule I" Edela hoorde zyn stem; zy verstond niet, begreep niet. Het was haar of daar het spook kwam aanstormen, dat al dagen lang had rond geschuiveld, onzichtbaar voor het oog, op „Echenkamp". Edela meende, dat het kwam om haar haar eigendom te ontrukken, om Lord mee te voeren, weg van haar. En luid klonk er een stem in haar: Laat het niet gobeurenl Bewaar Lord voor dit verdriet l Laat het niet gebeuren, dat een ander hem tnet zich voert I Nogmaals klonk waarschuwend de stem van Bernard Haveatrand, toen een knal een klein rookwolkje steeg op en zonder nog eenig geluid te geven zakte de hond Ineen. Daar stond Edela tegenover Havestrand, de revolver nog in de hand, bloedspatten in het gezicht Langzaam deed hy nog een stap nader en zag in haar oogen, waaruit naam- looze smart sprak. „Arm, arm kind Maar die zachte toon werkte niet uit, wat hy verwacht had. Een schok liep door haar lichaam en luid riep zy hem toe: Moordenaar 1 Moordenaar I Ga weg van my 1" Bernard wist niet wat te doen. Hy zag hoe overspannen zy was. Zou hy zoo weg gaan? „Ik mag u hier niet alleen laten, freule," zei hy weifelend. „Ga weg!" riep zy nogmaals en moteen hief zy haar hand op, als zooht zy nog een doel voor een tweeden kogel. „Als gy dat beslist wilt, moet lk gaan," keel gesprokene) doet wc:r aan 't Spaansch denken." „Denkt u bij 't worstelen te blijven?" „Voorloopig ja. Ik ben een paar jaar geleden de eerste geweekt, die met een echten Amerikaansclien Grisly-beer gewor steld heeft en heb in 't Palace Theater in Londen daar veel succes mee gehad. Maar ik kon het niet voortzetten, omdat de beer een te intelligent r is." „Hoezoo?" „Het dier onthoudt alle grepen. Als ik een paar keer dezelfde greep had toege past om hem te leggen, kende hij hem en wist voortaan te voorkomen dat ik hem toepaste. En na een maand werd het mij onmogelijk het dier op den grond te krij gen, tenzij dan doordat ik hem den poot uit het lid draaide. Maar dat was dierenmis handeling. „Pair" worstelen was met zoo'n knaap, die met vier handen veoht en tien maal sterker is dan een man van mijn kracht, echter onmogelijk. En men kan niet elko maand een nieuwen beer krijgen. Dus moest ik het worstelen van den man met den beer opgeven, hoewel ik er veel geld mee verdiende." „Heeft u den grooten bokswedstrijd tus- echen Johnson en Jeffries bijgewoond?" „Ja., en ik heb van te voren Jeffries den afloop voorspeld. Men heeft echter het verslag van dien wedstrijd te veel opge sierd. Al de verhalen van oog-uitslaan, tan- den-uitslaan, de doofheid van Jeffries, zijn gelogen. Beroepsboksers zijn niet zoo donu dat zij elkaar voor levenslang ongelukkig slaan. Maar toch, het is een ruwe en on edele beroeps-sport, die ik gaarne den rug heb toegekeerd Daarmede was ons gesprek ten einde Eén van die groote, sterke mannen, die men 's avonds op het tooneel den forsohen bouw van hun gjespierdo leden "et tentoon stellen, had uw reporter het r.,- en van dit „kiekje van zijn ziel" toegestaan. BERNARD OANTER. De Haarlemsche rechtbank veroordeelde: G. D. B., bakker te Bennebroek, wegens mishandeling, tot vijf gulden boete of een week tuchtschool; M. V., huisvrouw van O. van Z., zonder beroep te Haarlemmer meer, wegens oplichting, tot een week ge vangenisstraf; H. M. R, veehouder te Hillegom, wegens melkvervalsching, tot veertien dagen gevangenisstraf Rotterdamsche Rechtbank. G. J. W., 27 jaar, harmonicaspeler te Gouda, bekende de hem ten laste gelegde verduistering van een drietal rijwielen, in Februari en Maart gepleegd. Hij beweerde 't feit uit „werkelijke armoede" te hebben gepleegd, omdat hij niet genoeg verdiende voor zichzelven en voor zijn oude moeder, die hulpbehoevend was. Daarom waa inj ook getrouwd: zijn vrouw verzorgde nu zijn moeder. Op 12 Februari had hij bij Rietkerk een fiets gehuurd, eerst voor een dag, daarna voor een week. Hij had dit rijwiel beleend voor f4 en dit opgemaakt. Later had hij dit bedrag weer opgespaard en aan Rietkerk teruggegeven. Op 25 Februari had hij bij getuige Van der Valk twee rijwielen gehuurd, één uit naam van zijn neef. Met het eerste had hij dienst gedaan als hulpbesteller bij de posterijen, tot 9 Maart, toen hij het in de Stadsbank te Gouda voor f 4 beleende. Het derde had hij dienzelfden dag bij getui ge Sanders beleend voor f 6.50. Beklaagde ontkende de bedoeling te heb ben gehad, zich deze rijwielen toe te eige nen. Hij had altijd gedacht ook de beide laat sten terug te kunnen koopen, doch hier mede gewacht, toen hij merkte, dat Van der Valk er politiezaken van gemaakt had. Hij hoopte nu dat de „Edelachtbare het schikkelijk met hem maken zou", dan kon hij direct na zijn ontslag met «afbetalen aan vangen. Na het hooren der getuigen eisohte het zei hy op droevigen toen. „Maar, freule, ik had graag een paar jaar van myn leven ge geven om u dit verdriet te besparen." Toen draaide hy zich om en liet Edela alleen. Nog even keek zy hem na, viel toen neer op de knieën en drukte het lyk van den trouwen Lord tegen zich aan en snikte daar lang. V» De schemering viel op de velden rondom „Eichenkamp." By de stallen stonden een paar dienstmeisjes zacht te praten. Zy keken schuw naar den ouden knecht, die uit geweest was om Lord te halen, en nu een gat groef in den tuin, op het lievelingsplaatsje van de barones, om het dier daar te begraven. Doodstil was het in het groote huis. Edela was de woonkamer binnengegaan, waar het anders zoo gezellig was in de schemering, maar waar nu alles uit was weggehaald, be halve de tafel en een paar stoelen. Al het andere was naar de groote zaal gebracht, waar de verkooping zou plaats hebben. Dicht by de deur bleef zy staan en keek rond in de kamer, tot er geklopt werd en de keuken- meld binnen kwam met een brandende lamp. Dat behoorde eigeniyk niet tot de bezig heden van Hilbrioh en het soheen haar dan I ook of zy wat moest zeggen ter opheldering van haar handelwyze. Marie is even een boodschap gaan doen en het zou donker zyn, als wy wilden waohten tot zy terug is." Er kwam geen antwoord en het meisje maakte geen aanstalten om heen te gaan. Zy trok oen paar maal aan haar schort en zei toen: „Ja, en in de kapel kan men ook zeker geen hand meer voor oogen zien". Zy waohtte O. M. een gevangenisstraf van drie maan den. Uitspraak 20 dezer. Aniüterdamsclie Rechtbank, De vierde kamer heeft gisteren uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarigen jongen man, die na drie jaar als kantoor bediende te zijn werkzaam geweest, zonder betrekking zijnde, de woning van zijn vader moest verlaten, omdat deze ging hertrou- ven. Hij meldde zich eenige malen aan bij de politie om nachtverblijf. Op eenige kaar ten, hem door de politie verstrekt voor de toevlucht voor onbehuisden van den heer Jonkers, schreef hij woorden: „geen plaats" en vervoegde zioh daarmee bij eenige ingezetenen om geld vc r nachtver blijf. De rechtbank veroordeelde bekl. wegens opliohting tot 2 maanden gevangenisstraf en wegens landlooperij tot 3 dagen hechte nis. Aanval op een curator. Het gerechtshof te Amsterdam heeft lie den in hooger beroep den Amsterdamschen aannemer J. H. G. veroordeeld tot 2 maan den gevangenisstraf overeenkomstig het vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 13 April jl. wegens mishandeling en belee- diging van Mr. P. Tideman te Bloemendanl. Verstoord dah Mr. T. als curator in een faillissement hem aad gemaand tot beta ling van f 125., terwijl hij meende slechts f 85. schuldig te zijn, had hij hem op zun kantoor opgezocht, hem in de kin gebeten, vuistslagen tegen hoofd en kaak toegediend en allerlei scheldwoorden toegevoegd. Raad voor da Schoepvaart. De Raad v. d. Scheepv. heeft in openb. ver gadering onderzocht de aanvaring op 16 Maart jl. van de „Pierman Eduard" K. W. 9 en de „Zeehond", Y. M. 70; schipper van de K. ~W. 9 was de heer P. v. d. Ben te Katwijk-aan-Zee, reeder F. E. Meerburg, schipper van de Y. M. 70, J. Zwaan, IJmui- den; reederij Stoomvisscheirij Maatschappij Doggersbank, IJmuiden. De schipper van de „F-E." verklaarde, dat hij geen zeevaartkundig onderwijs heeft genoten. Hij vaart al 32 jaar, waarvan 18 als schipper. Den 15den Maart bevond rich het schip op 52 gr. 30 min. N.B. en 33 gr. 30 min. O.L. op de Noordzee. Men was 'b nachts aan het visschen. Twee rondschij- nende witte lichten waren brandende, teen hij om twee uur het dek verliet. De wind was Z.O., flauwe koelte. Het uitricht was zeer helder. Het schip lag N. ten W. voor en liep ongeveer 1 mijl over den grond. Het roer stond vast en lag bakboord over. Alle zeilen waren op. Op een bepaald oogenblik hoorde hij den wachtsman iets roepen. Hij begaf rich da delijk aan dek en zag op 40 mijl afstand W.Z.W. een trawler, die visschende vrij snel naderde. De schipper riep nog het na derende vaartuig toe, dat zijn net achteruit stond, doch de ander bleef doorvaren en raakte met zijn bakboordsboeg eerst den bezaansboom van de „F. E." en vervolgens het achterschip. Hulp had de ,,F. E." niet noodig gehad. De schipper van de „Zeehond" verklaarde als getuige, dat zijn schip door den vloed harder werd weggetrokken dan het net, zoo dat het touw onder het schip door geraakte. Men zag een aanvaring aankomen, doch kon die niet meer vermijden. De schipper waj niet geroepen, hoewel hij gelast had als zich deta voordeed dat steeds te doen. Men kor niet van koers veranderen, omdat de lijn onder het schip door lag. Een der leden van den Raad deed don stuurman van den trawler opmerken, dat cie trawler te laat de maohine stop zette. Een ander lid. zeide dat de trawler verkeerd deed achter het vaartuig te willen passeoren, daar zelfs in dat geval toch schade aan Iet net van den logger zou zijn toegebracht, zeer goed had de trawler voor den logger om kunnen gaan. Ook de inspecteur van de scheepvaart, de heer Lefferts, plaatste zicli op dit standpunt. Het onderzoek werd. daarna gesloten. Uitspraak doende is de Raad tot de over- weer even, maar vervolgde toeu: „Mevrouw is n.l. naar de kapel gegaan on is nog steeda niet terug. Zy zag er uit alsof zy niet goed was". Het duurde eren vóór de beteekenls van die woorden tot Edela doordrong. Haar moeder was in de kapel? Daar waren de grafkelders der familie, waarin ook haar vader en haar broertje, dat reeds zeer joDg gestorven was, begraven lagen. Zeker wilde haar moeder afscheid van de geliefde doodon nemen. Edela vergat plotseling haar ei?en verdriot door de gedachte aan dat van haar moeder. Zy keerde zich om naar de dour. „Ik wil haar gaan halen," zei ze. Dooh het was niet meer noodig, want de buitendeur werd geopend en de barones kwair binnen. Het dienstmeisje keek even naar het gelaat van de barones, toen deze binnentrad. Geweend had zy niet, dat zag men. Maar het was of de trekken van het gelaat verstyfd waren en of zy ouder was geworden de laatste uren. Droevig ging het meisje de kamer uit. Neen, geweend had zy niet, al de uren, dat zy by de dooden in de kleine kapel was ge weest. Maar er was Iets kils en kouds over haar wezen gekomen, alsof zy zelf geen levende mensch meer was. En terwyi zy daar neer- gozeten had in de stilte en in de schemering, was er een groot verlangen in haar gekomen: „Hier blyven. Hier blyvenl" Haar hand had gerust op de steenen van het graf van haar geliefden man. En het waa haar een oogenblik alsof zyn handen naar buiten kwamen en haar vastgrepen, innig zooals vroeger, en alsof zyn stem haar teeder toeriep* „Biyf toch, biyf by myr (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5