No. 1574:1. EiEXDSCH IFrljdag1 16 Jimi, Tisrasd© Blad, Anno 1911.
Buitenlandseh Overzieht
FEUILLETON.
Co Siefdö overwon.
Uit de Rechtzaal.
Wij moeten nog even terugkomen op de
tninisterieele crisis in Bel
gië en wel in verband met de Vlaamsche
kwestie, die ook voor ons land zoo groot
belang heeft. Het nieuwe kabinet tooh is
overwegend Waalsck d.w.z. Fransch-gezind.
De eenige Vlaamsoh-gezinden in et minis
terie zijn Van de Yijvere, De Brocqueville
en Renkin. Het Handelsblad van
Antwerpen vindt hierin aanleiding om
nog eena een pleidooi te houden voor de
stevige propaganda der Vlaamsdhe bewe
ging-
De invloed, schrijft het blad, van M.
Woeste op dit ministerie zal gering zijn oti
hoe minder invloed M. Woeste daar heeft,
hoe beter het is voor de Vlamingen, die
door hem altijd gzfopt en bedrogen wer
den, hij die zijn leven lang nooit anders
deed dan onze rechtmatige eischen bekam
pen.
Daarentegen zal M. Helleputte, in de Ka
mer blijvend, genoeg invloed op het minis
terie bëhouden om te zorgen dat het niets
doet, wat de Vlamingen kan ontstemmen.
Intueschen blijven wij den 6trijd voor de
vervlaamsohing der Genfcsche hoogeschool
doorzetten en uit al onze krachten bijdragen
om de eensgezinde werking te doen worden
een onweerstaanbare strooming.
Goedschiks zullen we die vervlaamsohing
zoo min bekomen van het ministerie-De
Brocqueville als van het kabinet-Sclhollaert,
en onze andersdenkende Vlaamsohe mede
strijders zouden, moesten zij morgen meer
derheid zijn, voor dezelfde moeilijkheid
staan.
Dit moet ons niet beletten den strijd on
verdroten, onverpoosd voort te zetten.
Londen is in dit kroningsjaar, de
plaats van allerlei congressen en betoogin-
gen. Zoo zal morgen aldaar een reusachtige
betooging worden gehouden voor het vrou
wenkiesrecht. De betooging staat onder lei
ding van de Women's Social and Political
Union in medewerking met de verschillen
de vereenigingen voor vrouwenkiesrecht.
Men hoopt dat meer dan 40,000 vrouwen
aan deze betooging zullen deelnemen, en
tal van vrouwen, van hoogen rang op het
gebied van kunst en wetenschap, zullen in
den stoet medetrekken. Uit alle deelen van
het rijk zullen deputatiën van vrouwen aan
de betooging deelnemen; c-en historische af-
deeling in den stoet- zal toonen, ('at de
eisch van deelneming der vrouwen aan
land- en stadsbestuur volstrekt niet nieuw
of revolutionnair is, en alle vrouwen, die
in vroegere eeuwen in het publieke leven
een rol speelden zullen Zaterdag door de
straten van Londen trékken. De stoet zal
zich naar Albert Hall begeven, waar een
meefcing zal worden gehouden.
In den Franschen Senaat is de
Champagnekwestie weer aan de
orde geweest. Men weet, dat de Regeering
daar een beetje mee zit.
Senator Rambourgt deed het voorstel
om de administratieve afbakeningen op te
heffen. Ofschoon hij geen dadelijk succes
had, werd er tooh een motie aangenomen,
die verklaart, dat de Senaat op de regee
ring rekent, dat zij voordat de Kamer uit
eengaat een dringend ontwerp zal indienen
en verdedigen, dat de administratieve af
bakeningen vervangt door bepalingen over
het aangeven van de herkomst van den wijn
die bedrog beletten.
Of de wijnboeren nu voorloopig gerust
gesteld zullen zijn?
Terwijl in den Senaat de Ghampag^e aan
de orde was, heeft de Kamer de wet op
de ouderdomspensioenen weer
een stoot gegeven.
Aangenomen werd een motie-Driimier,
waarin vertrouwen wordt uitgesproken in
de regeering, dat zij de wet zal verbeteren
en zoo spoedig mogelijk een wet zal in
dienen die den leeftijd van de pensioentrek-
kenden op 60 jaar stelt en 100 frs. toe
kent aan grijsaards, die den leeftijd waar
op zij pensioen zouden krijgeD, reeds te
boven zijn.
Bij dit alles doet het eenigsrins onaange
naam aan, dat de sabotage op de
En zy zag veel meer. Zy zag hoe er dan
een ruwe man naar voren trad, betaalde en
Lord by den halsband greep en hem mootrok,
ondanks zyn verzet, Lord zou hullen, maar
zou meegesleurd worden. HU zou trachten
loe te komen en geslagen worden.
pLordl 0, Lordl Neen, neen, dat zal en dat
mag niet gebeuren. Dat zal ik voorkomen,
jongenwees maar gerust. Wil ik je daarvoor
eparen, Lord, ja? Omdat Ik zooveel van je
houd, zal ik het kunnen."
Lord keek haar aan alsof hU alles begreep.
Zacht likte by de hand van zUn meesteres.
Toon stond Edela op.
„Ja ja, hé Lord, als ik het doe, zal het je
geen pyn doen, wèl?"
Hoe blU scheen de zon dien dag l Wat heer
lijke zoelte was er in do lucht van het ko
mende voorjaar. En hoe mooi zag het land
goed „Eichenkamp" er, ondanks zyn verval,
by deze zonne-belichting uitl Wie zou vermoed
hebben, dat op dezen dag van licht en zon
zooveel donkere zorgen op „Eiohenkamp"
drukten?
Bernard Havestrand was in den middag nog
maals op weg naar „Eichenkamp" gegaan.
HU liep snel voort, als was hU bang te laat
U zullen komen. En hU was daarvoor inder
daad bevreesd; iedere minuut was kostbaar;
geen oogenblik was er, meende by, te ver
liezen. En al voortgaande, maakte hy zichzelf
▼erwyten, dat hy zoo lang gewacht, dat hy
Fransche spoorwegen nog altijd voort1 rt.
Men kan de laatste weken geen Fran
sche courant opslaan óf men vindt er een
bericht in over daden van sabotage op de
spoorwegen. Den eenen keer zijn er eenige
tientallen telegraafdraden doorgesneden;
den anderen keer weer zijn telegraafpalen
met dynamiet „opgeblazen" of verden
draden van seintoestellen vernield. Dezer
dagen vroeg de „Figaro" of het niet zaak
werd maar een vaste rubriek te gaan in-
lasschen, zóó regelmatig keeren de beriöh-
ten over sabotage weer.
Blijkbaar oordeelt de regeering, dat het
tijd wordt een eind te maken aan dit mis
dadig optreden, op krachtiger wijze dan tot
nu toe geschiedde. Het bleef tooh meestal
bij het „instellen van een onderzoek", zon
der dat ooit de daders gegrepen werden.
In den laatsten ministerraad he ct do mi
nister van justitie meeg?deeld een wetsont
werp op de sabotage te zullen klaar maken.
De telegrammen over de verkiezin
gen in Oostenrijk- duiden er op, dat
de maoht der Christen-socialistische art ij
gebroken is. Deze partij, die jarenlang in
het land oppermachtig was, heeft de ne
derlaag geleden. Lueger, de bekende Ween-
sche burgemeester, die eenigen tijd geleden
is gestorven, beeft dezen ondergang van de
partij waarvan hij de groote man was, niet
overleefd.
Het zijn vooral de vrijzinnigen en sociaal
democraten, die van deze debacle hebben
geprofiteerd. Door dezen vitslag is in de
Oostenrijksohe politiek een gewichtig
oogenblik aangebroken, want de nieuwe
meerderheid zal op een combinatie moeten
steunen van verschillende partijen en de re.
geering ziet met kloppend hart i it hoe deze
combinatie zich zal vormen.
En de Albaansehe kwestie
loopt, hopenlijk op haar emd. Aan de op
standelingen is amnestie verleend.
Zij hebben tien dagen om zich over te
goven en hun wapenen in te leveren. Ge
schiedt dit niet, dan kunnen zij niet meer
op genade rekenen. Wie zich eohter aan
deze voorwaarde onderwerpt, z&l niet ge
straft worden.
Wij hopen, dat de opstandelingen hier
aan zullen gehoor geven. Want voor ons
Hollanders, die met Albanië hoegenaamd
in geen enkel opzicht iets hebben uit te
staan, werd die opstand, eerlijk gezegd,
wel wat vervelend.
Iemand die men wel in het oog moet hou
den ia de heer Castro, onzen Venezolaan-
schen buurman in Weet-Indië. De groote
man broeit blijkbaar op even groote din
gen. Hij zwerft in de Ajnerikaansohe wate
ren op een schip, dat van allerlei oorlogstuig
is voorzien. Maar de Amerikaansche regee
ring heeft ih-em goed in het oog en zal wel
zorgen, dat hij geen stoutigheden doet.
Bokser en worstelaar
Ralph H. Fitzsimmoas aan het woord.
Breed van schouders, hoog van gestalte,
met een krachtig gezicht, onder zware
wenkbrauwen, energieke, bruine oogen, zoo
staat Ralph H. Fitzsimmons voor - Hij
is pas 35 jaar, lijkt door de kracht van zijn
trek/ken wat ouder.
Deze man, die de gevreesde tegenpartij
is geweest van de boksers OorLett, Sulli
van, Jack Johnson, die met succes stand ge
houden heeft tegen Jeffries, heeft zooeven
Samaritaansche diensten aan den zieken
Sylvester Sohaffer bewezen.
„Wel, Ralph, vertel mij eens wat uit je
veelbewogen leven."
De bokskampioen steekt een sigaret op,
neemt een teugje koffie en verhaalt:
„Ik ben uit een oude Amerikaansche
familie gesproten. Nadat ik de school had
bezocht, heb ik in de medicijnen gestudeerd,
maar deed veel aan sport, vooral aan bok
sen."
„Wie was uw leeraar?"
„Ik heb mijzelf alles geleerd. Ik ben een
se-lf-made-man. Zuoht naar avontuur deed
mij de studie vaarwel zeggen en negentien
jaar oud, streed ik mijn eersten bokswed
strijd. Toen was ik nog amateur. Ik over
won en werd in hetzelfde jaar leeraar aan
de New-York Athletic Club. Daa h^b ik
niet veel eer nogmaals beproefd had freule
Van der Eichen te bewegen zUn vader ver
ontschuldiging te vragen. Als hy dat eer bad
gedaan, zoo dacht hy, en het was hem ge
lakt, dan was misschien nog een uitweg ge
vonden, een uitstel verkregen althans.
Maar thans wilde hy dan toch gaan. Zy
moest toch naar hem hooren, zy moest tooh
verstandig zyn en toegeven vóór het te laat
was. En hy wilde naar de barones gaan, om
haar te vragen naar zyn vader te gaan of
haar dochter te zenden. De barones moest
buigen, al was het alleen ter wille van haar
dochter. Wat zou er anders worden van het
jonge meisje, dat niet werken kon voor haar
brood, dat niet bestand was tegen de moei-
lykheden van den ruwen stryd om het bestaan I
Steeds sneller ging hy voort. Doch plotse
ling bleef hy met een schok staan. Daar vlak
by hem, aan den kant van het welland, waar
eenige oude wilgen zich over het water bogen,
zag hy Edela, zonder mantel, zonder hoed, en
naast haar Lord, dicht tegen haar aan.
Wat was er in dat schouwspel, hetwelk
Bernard zéé trof, dat hy, ondanks zichzelf,
moest biyven staan? Stil was het alom en
toch was het hem of hy een kreet gehoord
had, een zacht gekreun. Was het van den
kant, waar Edela stond, gekomen? Was het
de hond geweest, die het geluid had gemaakt?
En nu zag hy hoe zy haar arm ophief,
langzaam, als ware het haar byna onmogeiyk.
Zy had iets in haar hand, dat blonk en ge
richt werd op haar hond.
Wat wilde zy doen? Wat moest dat be
duiden?
Haar hond, waarvan zy zooveel hield als
was het een deel van haar zelf, zy zou toch
niet met eigen hand haar hond
Maar plotseling werd het hem duldeiyk
met den grooten Jeffries menige match, uit
gevochten; toen kende Jeffries nog weinig.
Maar er zat toekomst in hern."
„Vindt u het boksen een sohoone sport?"
„Voor zoover als het boksen beoefend
wordt door amateurs als middel tot zelf
verdediging, heeft het zijn voorde den. Maar
overigens veracht ik de bok «kunst als be-
roeps9port. Zij is te brutaal, en wie als be
roepsbokser niet gemeen rijn kan, komt
niet voorwaarts. Naar mijn oordeel tellen
beroepsboksers niet meer mee tot de goede
mensohen. Men mo^t zijn '1 genstander
stompen toedienen, die misdadig zijn. Daar
om heb ik het boksen vaarwel gezegd en
ben worstelaar geworden."
„Dus worstelen acht u hooger als
lichaamsoefening.
„In 1903 ben ik worstelaar geworden.
Het is een ge: mde lichaamsoefening, en
wanneer „fair" gevochten wordt, is 't ook
een hcri normale kunst or ziin brood te
verdienen."
„Men zegt we1 eens, dat de w -telwed-
strijden op een afspraak berusten. Te vo
ren is de overwinnaar reeds aangewezen."
„Dat is niet zoo. Wij strijden zeer fair.
Maar ik begrijp wel, wat aanleiding tot
dat geruoht heeft gegeven. Zie wanneer
twee partijen hebben te worstelen, waarbij
de eene partij zeer veel sterker is dan de
andere, dan wordt overeengekomen, dat de
sterkere zich in acht zal nemen om de zwak
kere geen pijn te doen, want u moet wel
beseffen, dat bij zoo'n worsteling het ge
vaar, om verwond te worden, zeer gre t is."
„Wat denkt u van Dirk van den Berg?"
„Hij is een zeer groot technicus. Er zijn
er weinig, die de kunst va i het worstelen
zoo goed bekeerschen als hij. Hij is niet
het ruwe worstelmensch, maar hij is een
artist in zijn vak, hij werkt met intelligen
tie."
„Dus 't komt niet alleen or de kracht
aan V'
„Maar zeker niet. Men moet natuurlijk
van nature en door oefening sterk zijn,
maar de meester wordt slechts hij, die zijn
kraciht op de meest verstandige wijze weet
toe te passen. Het worstelen oefent in moed
berekening en geeft tegenwoordigheid van
geest. Daarom is het amateur-worstelen ook
goed voor degenen, die in het praotisohe
leven staan. Zij zullen daardoor in zaken
hun zenuwen meester zijn."
„Oefent u zich lang?"
„Eiken morgen een paar uur, om de
armkrachten te behoud._i. Overigens matig
leven."
„Eet u veel?"
„Neen, normaal, zooals elk gezond
mensoh van mijn leeftijd.
„Houdt u van uw beroep?"
„Het heeft voor mij een onaangename
zijde. Ik vind onder mijn collega's te weinig
menschen met ontwikkeling; menschen, met
wie ik over wetenschap en kunst kan
spreken. Daardoor voel ik mij zeer een
zaam. U begrijpt, wij reizen de wereld
rond. Ik troost mij dan maar met boeken,
voornamelijk met filosofische."
„En welke filosofie hangt u aan?"
„Ik heb mijn eigen filosofie, mijn natuur
filosofie. Ik geloof, dat men datgene is,
't welk men van zichzelf maakt. Ik ben
Nethist."
„Wat is dat, „Nethist"?"
Dat is hij, die gelooft, dat hij is zooals
hij zidh denkt. „Wie er sich bettet, so
scihlaft er", zegt het spreekwoord. (Zooals
men zich te bed legt, zoo slaapt men.)'
„Hoe bevalt u Nederland?"
„Ik vind, dat de Nederlanders zeer veel
van de Spanjaarden hebben, maar van
Spanjaarden, die niet lui zijn, die Angel
saksische energie hebben."
„Dat is een zeer merkwaardige uitspraak
Weet u dat wij lang onder Spaansohe heer
schappij zijn geweest en er sedert dien in
Nederland veel Spaansoh bloed zit?"
„Neen, ik wist het niet. Het doet mij
genoegen, dat mijn opmerking juist blijkt.
Ik heb veel gereisd, spreek behalve de
moderne talen Italiaansoh, Spaansch, Roe-
meensch, Grieksch, en Boelgaarscb. Uw
Nederlandsohe taal lijkt mij op 't gehoor
een mengsel van Duitsch, Engelsch en
Fransoh. Maar het gutturale (het. in de
waarom zy dit wilde doen. En meteen sprong
hy op haar toe en riep op gebiedenden toon:
„Niet doenl Freule, om's Hemels wil, doe
het niet! Geef het dier zoo lang aan my tot
de verkooplng voorby is, dan kunt gy hem
den volgenden dag terug krygen. Schiet niet,
freule I"
Edela hoorde zyn stem; zy verstond niet,
begreep niet. Het was haar of daar het spook
kwam aanstormen, dat al dagen lang had
rond geschuiveld, onzichtbaar voor het oog,
op „Echenkamp". Edela meende, dat het
kwam om haar haar eigendom te ontrukken,
om Lord mee te voeren, weg van haar. En
luid klonk er een stem in haar: Laat het
niet gobeurenl Bewaar Lord voor dit verdriet l
Laat het niet gebeuren, dat een ander hem
tnet zich voert I
Nogmaals klonk waarschuwend de stem
van Bernard Haveatrand, toen een knal
een klein rookwolkje steeg op en zonder nog
eenig geluid te geven zakte de hond Ineen.
Daar stond Edela tegenover Havestrand, de
revolver nog in de hand, bloedspatten in het
gezicht Langzaam deed hy nog een stap
nader en zag in haar oogen, waaruit naam-
looze smart sprak.
„Arm, arm kind
Maar die zachte toon werkte niet uit, wat
hy verwacht had. Een schok liep door haar
lichaam en luid riep zy hem toe:
Moordenaar 1 Moordenaar I Ga weg van my 1"
Bernard wist niet wat te doen. Hy zag
hoe overspannen zy was. Zou hy zoo weg gaan?
„Ik mag u hier niet alleen laten, freule,"
zei hy weifelend.
„Ga weg!" riep zy nogmaals en moteen
hief zy haar hand op, als zooht zy nog een
doel voor een tweeden kogel.
„Als gy dat beslist wilt, moet lk gaan,"
keel gesprokene) doet wc:r aan 't Spaansch
denken."
„Denkt u bij 't worstelen te blijven?"
„Voorloopig ja. Ik ben een paar jaar
geleden de eerste geweekt, die met een
echten Amerikaansclien Grisly-beer gewor
steld heeft en heb in 't Palace Theater in
Londen daar veel succes mee gehad. Maar
ik kon het niet voortzetten, omdat de beer
een te intelligent r is."
„Hoezoo?"
„Het dier onthoudt alle grepen. Als ik
een paar keer dezelfde greep had toege
past om hem te leggen, kende hij hem en
wist voortaan te voorkomen dat ik hem
toepaste. En na een maand werd het mij
onmogelijk het dier op den grond te krij
gen, tenzij dan doordat ik hem den poot uit
het lid draaide. Maar dat was dierenmis
handeling. „Pair" worstelen was met zoo'n
knaap, die met vier handen veoht en tien
maal sterker is dan een man van mijn
kracht, echter onmogelijk. En men kan niet
elko maand een nieuwen beer krijgen.
Dus moest ik het worstelen van den man
met den beer opgeven, hoewel ik er veel
geld mee verdiende."
„Heeft u den grooten bokswedstrijd tus-
echen Johnson en Jeffries bijgewoond?"
„Ja., en ik heb van te voren Jeffries den
afloop voorspeld. Men heeft echter het
verslag van dien wedstrijd te veel opge
sierd. Al de verhalen van oog-uitslaan, tan-
den-uitslaan, de doofheid van Jeffries, zijn
gelogen. Beroepsboksers zijn niet zoo donu
dat zij elkaar voor levenslang ongelukkig
slaan. Maar toch, het is een ruwe en on
edele beroeps-sport, die ik gaarne den rug
heb toegekeerd
Daarmede was ons gesprek ten einde
Eén van die groote, sterke mannen, die
men 's avonds op het tooneel den forsohen
bouw van hun gjespierdo leden "et tentoon
stellen, had uw reporter het r.,- en van
dit „kiekje van zijn ziel" toegestaan.
BERNARD OANTER.
De Haarlemsche rechtbank veroordeelde:
G. D. B., bakker te Bennebroek, wegens
mishandeling, tot vijf gulden boete of een
week tuchtschool; M. V., huisvrouw van
O. van Z., zonder beroep te Haarlemmer
meer, wegens oplichting, tot een week ge
vangenisstraf; H. M. R, veehouder te
Hillegom, wegens melkvervalsching, tot
veertien dagen gevangenisstraf
Rotterdamsche Rechtbank.
G. J. W., 27 jaar, harmonicaspeler te
Gouda, bekende de hem ten laste gelegde
verduistering van een drietal rijwielen, in
Februari en Maart gepleegd. Hij beweerde
't feit uit „werkelijke armoede" te hebben
gepleegd, omdat hij niet genoeg verdiende
voor zichzelven en voor zijn oude moeder,
die hulpbehoevend was. Daarom waa inj
ook getrouwd: zijn vrouw verzorgde nu zijn
moeder. Op 12 Februari had hij bij Rietkerk
een fiets gehuurd, eerst voor een dag,
daarna voor een week. Hij had dit rijwiel
beleend voor f4 en dit opgemaakt. Later
had hij dit bedrag weer opgespaard en
aan Rietkerk teruggegeven.
Op 25 Februari had hij bij getuige Van
der Valk twee rijwielen gehuurd, één uit
naam van zijn neef. Met het eerste had
hij dienst gedaan als hulpbesteller bij de
posterijen, tot 9 Maart, toen hij het in de
Stadsbank te Gouda voor f 4 beleende.
Het derde had hij dienzelfden dag bij getui
ge Sanders beleend voor f 6.50.
Beklaagde ontkende de bedoeling te heb
ben gehad, zich deze rijwielen toe te eige
nen.
Hij had altijd gedacht ook de beide laat
sten terug te kunnen koopen, doch hier
mede gewacht, toen hij merkte, dat Van
der Valk er politiezaken van gemaakt had.
Hij hoopte nu dat de „Edelachtbare het
schikkelijk met hem maken zou", dan kon
hij direct na zijn ontslag met «afbetalen aan
vangen.
Na het hooren der getuigen eisohte het
zei hy op droevigen toen. „Maar, freule, ik
had graag een paar jaar van myn leven ge
geven om u dit verdriet te besparen."
Toen draaide hy zich om en liet Edela alleen.
Nog even keek zy hem na, viel toen neer
op de knieën en drukte het lyk van den
trouwen Lord tegen zich aan en snikte daar
lang.
V»
De schemering viel op de velden rondom
„Eichenkamp." By de stallen stonden een
paar dienstmeisjes zacht te praten. Zy keken
schuw naar den ouden knecht, die uit geweest
was om Lord te halen, en nu een gat groef
in den tuin, op het lievelingsplaatsje van de
barones, om het dier daar te begraven.
Doodstil was het in het groote huis. Edela
was de woonkamer binnengegaan, waar het
anders zoo gezellig was in de schemering,
maar waar nu alles uit was weggehaald, be
halve de tafel en een paar stoelen. Al het
andere was naar de groote zaal gebracht,
waar de verkooping zou plaats hebben. Dicht
by de deur bleef zy staan en keek rond in
de kamer, tot er geklopt werd en de keuken-
meld binnen kwam met een brandende lamp.
Dat behoorde eigeniyk niet tot de bezig
heden van Hilbrioh en het soheen haar dan
I ook of zy wat moest zeggen ter opheldering
van haar handelwyze.
Marie is even een boodschap gaan doen
en het zou donker zyn, als wy wilden waohten
tot zy terug is."
Er kwam geen antwoord en het meisje
maakte geen aanstalten om heen te gaan.
Zy trok oen paar maal aan haar schort en
zei toen:
„Ja, en in de kapel kan men ook zeker
geen hand meer voor oogen zien". Zy waohtte
O. M. een gevangenisstraf van drie maan
den. Uitspraak 20 dezer.
Aniüterdamsclie Rechtbank,
De vierde kamer heeft gisteren uitspraak
gedaan in de zaak tegen een 21-jarigen
jongen man, die na drie jaar als kantoor
bediende te zijn werkzaam geweest, zonder
betrekking zijnde, de woning van zijn vader
moest verlaten, omdat deze ging hertrou-
ven.
Hij meldde zich eenige malen aan bij de
politie om nachtverblijf. Op eenige kaar
ten, hem door de politie verstrekt voor de
toevlucht voor onbehuisden van den heer
Jonkers, schreef hij woorden: „geen
plaats" en vervoegde zioh daarmee bij
eenige ingezetenen om geld vc r nachtver
blijf.
De rechtbank veroordeelde bekl. wegens
opliohting tot 2 maanden gevangenisstraf
en wegens landlooperij tot 3 dagen hechte
nis.
Aanval op een curator.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft lie
den in hooger beroep den Amsterdamschen
aannemer J. H. G. veroordeeld tot 2 maan
den gevangenisstraf overeenkomstig het
vonnis van de Rechtbank te Haarlem van
13 April jl. wegens mishandeling en belee-
diging van Mr. P. Tideman te Bloemendanl.
Verstoord dah Mr. T. als curator in een
faillissement hem aad gemaand tot beta
ling van f 125., terwijl hij meende slechts
f 85. schuldig te zijn, had hij hem op zun
kantoor opgezocht, hem in de kin gebeten,
vuistslagen tegen hoofd en kaak toegediend
en allerlei scheldwoorden toegevoegd.
Raad voor da Schoepvaart.
De Raad v. d. Scheepv. heeft in openb. ver
gadering onderzocht de aanvaring op 16
Maart jl. van de „Pierman Eduard" K. W.
9 en de „Zeehond", Y. M. 70; schipper van
de K. ~W. 9 was de heer P. v. d. Ben te
Katwijk-aan-Zee, reeder F. E. Meerburg,
schipper van de Y. M. 70, J. Zwaan, IJmui-
den; reederij Stoomvisscheirij Maatschappij
Doggersbank, IJmuiden.
De schipper van de „F-E." verklaarde,
dat hij geen zeevaartkundig onderwijs heeft
genoten. Hij vaart al 32 jaar, waarvan 18
als schipper. Den 15den Maart bevond rich
het schip op 52 gr. 30 min. N.B. en 33 gr.
30 min. O.L. op de Noordzee. Men was
'b nachts aan het visschen. Twee rondschij-
nende witte lichten waren brandende, teen
hij om twee uur het dek verliet. De wind
was Z.O., flauwe koelte. Het uitricht was
zeer helder. Het schip lag N. ten W. voor
en liep ongeveer 1 mijl over den grond.
Het roer stond vast en lag bakboord over.
Alle zeilen waren op.
Op een bepaald oogenblik hoorde hij den
wachtsman iets roepen. Hij begaf rich da
delijk aan dek en zag op 40 mijl afstand
W.Z.W. een trawler, die visschende vrij
snel naderde. De schipper riep nog het na
derende vaartuig toe, dat zijn net achteruit
stond, doch de ander bleef doorvaren en
raakte met zijn bakboordsboeg eerst den
bezaansboom van de „F. E." en vervolgens
het achterschip. Hulp had de ,,F. E." niet
noodig gehad.
De schipper van de „Zeehond" verklaarde
als getuige, dat zijn schip door den vloed
harder werd weggetrokken dan het net, zoo
dat het touw onder het schip door geraakte.
Men zag een aanvaring aankomen, doch kon
die niet meer vermijden. De schipper waj
niet geroepen, hoewel hij gelast had als zich
deta voordeed dat steeds te doen. Men kor
niet van koers veranderen, omdat de lijn
onder het schip door lag.
Een der leden van den Raad deed don
stuurman van den trawler opmerken, dat cie
trawler te laat de maohine stop zette. Een
ander lid. zeide dat de trawler verkeerd
deed achter het vaartuig te willen passeoren,
daar zelfs in dat geval toch schade aan Iet
net van den logger zou zijn toegebracht,
zeer goed had de trawler voor den logger
om kunnen gaan. Ook de inspecteur van de
scheepvaart, de heer Lefferts, plaatste zicli
op dit standpunt.
Het onderzoek werd. daarna gesloten.
Uitspraak doende is de Raad tot de over-
weer even, maar vervolgde toeu: „Mevrouw
is n.l. naar de kapel gegaan on is nog steeda
niet terug. Zy zag er uit alsof zy niet goed was".
Het duurde eren vóór de beteekenls van
die woorden tot Edela doordrong. Haar moeder
was in de kapel? Daar waren de grafkelders
der familie, waarin ook haar vader en haar
broertje, dat reeds zeer joDg gestorven was,
begraven lagen. Zeker wilde haar moeder
afscheid van de geliefde doodon nemen.
Edela vergat plotseling haar ei?en verdriot
door de gedachte aan dat van haar moeder.
Zy keerde zich om naar de dour.
„Ik wil haar gaan halen," zei ze.
Dooh het was niet meer noodig, want de
buitendeur werd geopend en de barones kwair
binnen.
Het dienstmeisje keek even naar het gelaat
van de barones, toen deze binnentrad. Geweend
had zy niet, dat zag men. Maar het was of de
trekken van het gelaat verstyfd waren en of zy
ouder was geworden de laatste uren. Droevig
ging het meisje de kamer uit.
Neen, geweend had zy niet, al de uren, dat
zy by de dooden in de kleine kapel was ge
weest. Maar er was Iets kils en kouds over
haar wezen gekomen, alsof zy zelf geen levende
mensch meer was. En terwyi zy daar neer-
gozeten had in de stilte en in de schemering,
was er een groot verlangen in haar gekomen:
„Hier blyven. Hier blyvenl"
Haar hand had gerust op de steenen van
het graf van haar geliefden man. En het waa
haar een oogenblik alsof zyn handen naar buiten
kwamen en haar vastgrepen, innig zooals
vroeger, en alsof zyn stem haar teeder toeriep*
„Biyf toch, biyf by myr
(Wordt vervolgd).