FEUILLETON.
De hond van Sherlock fiolmes.
De drie schatten.
Kieuwe Raadsels.
Men was namelijk bezig een groote pier
aan te leggen en ge kunt u voorstellen,
dat de kinderen uit het nabijgelegen dorp
met belangstelling de w erkzaamheden gade
sloegen en dicht bij de groote machines
speelden, die bij het werk noodig waren.
Een van die machines werd door een man
bediend, die met Jacob vriendschap had
gesloten.
Daar Jacob nogal nieuwsgierig van aard
;was, trokken de bezigheden hem meer aan
dan het schoolvertrek, waar alles hem be
kend was behalve nu juist het werk, dat hij
Eelf verrichten moest. Alle vrije middagen
en soms ook schoolmiddagen bracht hij
man het strand door, waar de groote steen-
taassa steeds verder in zee vooruitstak te
jmidden der golven, die er nu eens tegen
•anbeukten, dan er zachtjes langs gleden.
Daar de kust rotsig was, moest men een
rots, die den weg versperde, laten sprin
gen. "Van tijd tot tijd werd er een bel ge
luid. Alle booten voeren dan weg en het
buskruit deed dan zware rotsblokken in de
lucht springen. Als dat gebeurd was, reden
er kranen (machines om lasten op te hef
fen) langs rails naar den oever, grepen
zware blokken graniet en brachten ze dan
op hun plaats.
Jacob vond het altijd aardig, om den
langen, ijzeren arm van de kranen te zien
draaien en de stevige kettingen te zien
heen en weer bewegen. Jan, de oude machi
nist, Jacobs vriend, praatte dikwijls met
hem onder het rooken van een pijpje. Hij
toonde hem de liohte hefboomen die dat
alles in beweging brachten, die de armen
deden open- en dichtgaan. En Jacob vond
het benijdenswaardig om machinist te zijn,
om zulke groote monsters te bevelen.
Op dien dag, dat Jacob besloot niet naar
school te gaan, was het prachtig weer en
de zee schitterde in Het zonlicht. Het was,
of de zee hem riep en hij moest aan die
stem gehoorzamen, zoo dacht hij ten minste.
Hij bracht het stemmetje in zijn binnen
ste, dat sprak van gehoorzaam zijn aan zijn
ouders en meesters, tot zwijgen en ging
naar zijn lievelingsplekje, de pier aan het
strand. Voor de honderdste maal legt Jan
aan Jacob de geheimen van zijn machine
uit.
„Ja, jongetje, zoo'n machine zit mooi in
elkaar. Het ziet er zoo onschuldig uit en
het heft lasten van tienduizend kilo's op,
alsof het een veertje is. Kijk eens, daar
gaat de hefboom naar rechts en een steen
wordt opgelicht: daar gaat hij naar links
en de heele machine draait om: Een kleine
druk op mijn ketting en het rotsblok laat
los."
„Toch geloof ik, baas Jan," zed Jacob,
„dat ik dit ook wel zou kunnen doen. Het
is zoo gemakkelijk om den hefboom naar
Hnks en rechts te bewegen."
„Dat lijkt ook zoo, jongenlief, maar je
moet eerst goed leeren lezen en schrijven."
De tijd verliepeen bel weerklonk. De
werklui legden hun gereedschappen neer.
„Elf uur, wij moeten gaan eten," zei
Jan. „Twee uur welverdiende rust. Wij
eten vandaag vischsoep. Twee schoppen
steenkolen voor de machine, dat is haar
middagmaal. Laat ons nu gaan 1"
Jacob bleef nog wat treuzelen. Hij voelde
wel eenig berouw bij de gedachte, dat hij
de school verzuimde en dacht aan de ver
wijten van zijn vader, als deze van de
vischvangst terugkeerde, en aan het be
droefde gezicht van zijn moeder, maar zijn
nieuwsgierigheid was helaas te groot, dan
dat hij besluiten kon naar school te gaan.
Het was nu bovendien zoo aardig om
de groote stilte op te merken, die er nu
overal op het werk heerschte, na de be
drijvigheid van daareven. Men hoorde niets
meer dan het geruisch der zee, die nu
weer den boventoon voerde. Hier en daar
zag men de werklui na het middagmaal
uitrusten en kwamen kleine vissohersboo-
ton nader, die vroolijk over de golfjes
voorthuppelden-
Jacob volgde met nieuwsgierige oogen
een van de naderende bootjes, waarvan de
witte zeilen zoo mooi te-gen de blauwe
lucht afstaken.
„Zoo," zei Jacob, „dat is vaders bootje 1"
Dat wae zoo; het was de mooie, nieuwe
boot, de trots der familie, de stevige boot,
die eiken dag met prachtige visch gevuld
werd.
Jacob is trotsch op de boot, maar daar
bedenkt hij opeens, dat zijn vader er in zit
en verbergt zioh vlug achter de machine.
Hij ziet, dat zijn vader snel roeit en wel
dra bij de pier aanlegt. Hij legt de boot
vast, vlak tegenover Jacobs schuilplaats
en neemt er groote manden uit, gevuld met
glinsterende sardientjes; daarop gaat va
der met zijn beide matrozen naar het
dorpje.
Jacob komt voorzichtig uit zijn schuil
plaats te voorschijn. De boot ligt volgens
hem niet op een goede plaate. Vlak er bo
ven strekt de machine haar langen arm
uit, waarvan aan het einde een groot gra-
nietblok hangt. Wanneer dat stuk steen
loslaat, dan valt het op de boot en dan is
het gedaan met vaders verdiensten. Als
Jacob maar durfde! De hefboom links! De
arm zou draaien en het gevaar zou gewe
ken zijn!
Maar Jacob had geen tijd om hierover
verder na te denken. Hij zag op eens iets,
dat zijn bijzondere aandacht trok: een
man, dien hij tot nu toe niet had opge
merkt, sloop stilletjes naderbij, sprong in
een bootje, maakte het los en roeide zacht
jes voort.
Jacob keek goed toe; het wae, alsof hij
er een voorgevoel van had, dat de man
iets kwaads in den zin had. Eindelijk her
kende hij hem. Het was een vroegere ma
troos van zijn vader geweest, Pieter van
der Velde, een man, die dikwijls dronken
was en dan met iedereen twist zocht. Zijn
vader had hem lang m dienst gehouden,
daar hij medelijden met Pieters vrouw en
kinderen had. Maar eindelijk had hij hem
moeten wegjagen. Pieter had toen beloofd,
dat hij zich zou wreken hierover en men
had hem meermalen in herbergen hooren
zeggen, dat baas Veemng wel nader van
hem zou hooren.
Pieter roeide te voorzichtig dan dat hij
niet iets kwaads in zijn schild voerde. Een
boosaardige glimlach gleed nu en dan over
zijn gezicht.
Eindelijk was hij de boot van Jacobs
vader op zijde gekomen en Jacob hoorde
hem met een triomfantelijk gezicht zeggen:
„Ziezoo, dat zal een lesje zijn, dat Vee-
ning lang heugen zal 1"
„Hij zal zeker de boot losmaken en et
mee wegroeiendacht Jacob. Maar neen,
de boot bleef vastgemeerd; Pieter trok voor
zichtig een grijze buis uit zijn zak. Met een
koordje maakte hij deze aan den rand der
boot vast. Plotseling begreep Jacob, wat
er zou gebeuTen. Hij had die soort buizen
dikwijls in de handen der werklui gezien,
als ze rotsen lieten springen. Het is een
dynamietbom. Pieter had er dus zoo een
aan de boot vastgemaakt, hij zal de lont in
brand steken en eenige oogenblikken later
zal vaders boot in stukken vliegen.
Wat moet hij doen? Roepen? Niemand,
zal hem hooren. En dan i6 het toch te laat
Pieter krijgt een doosje lucifers uit zijn
zak. Eén lucifer weigert, da ai* komt de
tweede aan de beurt.
Plotseling vliegt Jacob op de machine ftf.
Wat heeft hij daar gezien? Aan het uit
einde van den ijzeren arm hangt onbeweeg
lijk het stuk graniet. Schuin er onder ligt
Pieters boot, en...
Eén draai met den hefboom!
Ditmaal draait Jacob de kruk om. Een
secondeHet blok wankelt, valt. Een on
heilspellend geluid volgt. Pieters boot
kraakt, spiingt hoog op en Pieter valt in
een grooten boog in zee.
De lucifers zijn nu flink nat. Pieter tracht
„Instijgen, instijgen", herhaalden weer
de beambten. Dus er Hielp niets meer aan l
En weg moest hij. Bovendien: wat betee-
kende nu nog het verdwijnen van Punch
tegenover Lizzie?
Dus, Sherlock Holmes wierp nog eens een
laatsten blik op het perron, waar zij vier
en twintig uren geleden zoo vroolijk wa
ren aangekomen.
Een doordringend gefluit deed zich hoo
ren, de locomotief liet stoom uit en weg
ging bet in volle vaart!
Bijna tegelijkertijd ontving de juwelier,
de heer Alartier in dc rue de la Paix het
volgend schrijven
Mijnheer,
Onverwachte omstandigheden roepen
mij onmiddellijlk naar ixmden terug en dus
kan ik mijn onderzoek niet voortzetten,
wat uw zaak betreft. Duid het mij av.p.
niet ten kwade, dat ik geen af scheid ben ko
men nemen.
Uw. Dn.
Sherlock Holmes.
'P.S. Ik moet er nog aan toevoegen, dat
de aanwijzingen die ik vanmorgen gaf niet
voldoende waren om de zaak tot een goed
te ikunnen brengen. S. H„
Wat had het den detective een strijd ge
kost, om den brief te schrijven 1 Maar zijn
Lizzie moest hij immers terug hebben. Dat
ging den vader natuurlijk boven alles, voor
het overige had het bericht echter geen
ander gevolg, dan dat het den hem vijandig
gezinden inspeoteur van politie met blijd
schap vervulde.
HOOFDSTUK IY.
Punch op het appèl.
Om drie uren in den namiddag had een
bijzonder ouderwetsche auto stil g.v ouden
dicht bij het theater Guignol. De machine
zelf zag er leelijk uit, maar de chauffeur"
was in spiksplinternieuw tenue. De man
was echter zoo klein en nietig, dat hij zeker
de grootste moeite had gehad, om een pak
kleeren te krijgen voor zijn maat Wat
nummer twee betrof, die vormde juist een
schitterende tegenstelling met die eerste,
want zoo klein en mager als die was, zoo
cliik en groot was hij. Men kon wel aan zijn
kleeding zien, 'at hij vroeger waarschijn
lijk met meer zorg op zijn uiterlijk had ge
let. Wat hem nu nog bovendien iets opval
lends gaf, was dat hij eenigszins mank
ging. Zeker om den tijd wat ve verdrij
ven, terwijl de chauffeur bezig was het on
gemak aan zijn auto te herstellen, was hij
uit het voertuig gestegen en had zioh on
der de toeschouwers van het theater ge
mengd. Na verloop van tien minuten was
hij echter weer naderbij gekomen. De
chauffeur .scheen altijd nog druk bezig,
maar toen de dikke man weer dicht bij
'hem was, zei hij op fluisterenden toon:
„Wat zeggen ze daar ginds?"
„Onder de groep jee waar ik tusschen-
door heb geloopen, hoorde ik niets, maar
ik zal nog eens verder op gaan kijken."
Biribi?"
„Ja, wat?"
„Wees voorzichtig, oude jongen, we «jn
midden in het vuur en kunnen ons dus heel
licht branden 1"
„Jawel, maar te veel voarziohtigheid kan
ook schaden! Laat mij maar begaan, Cou-
louvre, ik zal wel goed uit mij oogen kij
ken, dat geloof ik je."
„De politie ziet anders ook scherp, be
denk dat wel."
„Nou vooruit dan! Niemand sohijnt ons
nu nog in de gaten te hebben
Maar dat dachten ze toch maar: nie
mand? Ja, wel een hond, met grijsachtig
lang haar en dien wij onmiddel,''k herkend
zouden hebben als Punch,dat goede
trouwe beest was na een heelen nacht en
een heelen dag zoeken zrijn meesteresje
eindelijk op het spoor gekomen:
Toen hij den vorigen av~~ 1 met zijn baas
in Gigantic-hotel terug gekomen was en
daar Lizzie niet had gezien bij haar
gouvernante toen hij meegenomen
was naar het gare du Nord, ook
nog zonder dat de kleine Lizzie
er bij was, had het schrandere dier zeker
zich te redden. Werklui komen aanloopen
en trekken hem uit het wateT. De dyna
mietbom aan Yeenings boot wijst Pieters
■chuld aan, zoodat hij gevangen genomen
WOTdt.
Dezen keer bromde vader niet op Jacob
dat hij de school verzuimd had. Hij be
loofde hem zelfs, dat hij voor machinist
mocht leeren.
Een leerjongen moest zijn weg maar
vinden de wijde wereld in; vol moed liep
hij alvast het boech door en niets hinderde
hem, want geen zwaar pakje droeg hij bij
zich. Maar hij had het hart op de rechte
plaats, was frisch en gezond en dus kon
het ook niet anders, of hij wae vol moed
en opgewektheid.
Plotseling hoorde hij, dicht bij zich een
steunen en zuchten van belang en opkij
kend, zag hij een arm, oud moedertje met
een bundel doode takjes op den rug, die
tevergeefs probeerde, op te rijzen van den
grond. Dadelijk was onze jongen tot helpen
bereid; hij nam het bundeltje op zijn eigen
schouders ©n bracht het moedertje naar
haar hutje, dat ergens achter in het woud
lag.
„Ja mijn beste jongen," sprak het oudje;
j,ik ben zelf zoo arm nis de mieren maar
een goed© raad is dikwijls ook veel waard.
Daarom: luister naar mij en raap alles
op, waar je voet soms tegen stooten mocht,
hetzij dan een steen, of wat ook."
Onze leerjongen bedankte vriendelijk
voor dezen raad en ging lustig verder. Na
een honderd schreden geloopen te hebben,
stootte hij met den voet tegen een wit
kiezelsteentje, en indachtig aan wat het
oude moedertje gezegd had, raapte hij het
op en stak het bij zioh. Een eindje verder
vond hij op dezelfde manier een ouden
verroesten sleutel en een stompje kaars,
ook deze beide dingen bewaarde hij zorg
vuldig: voor den sleutel zou de dorpssmid
hem nog wel een kleinigheid geven, zoo
meende hij en met dat eindje kaars kon
hij zich bijlichten, als hij de donkere trap
opging van de dorpsherberg.
Toen het al donker begon te worden en
,er nog steeds geen einde kwam aan het
bosoh, begreep onze jongen, dat hij ver
dwaald moest zijn. Maar gelukkig kwam hij
langs de hut van een kluizenaar, die hem
vriendelijk uitnoodigde, bij hem even te
tornen uitrusten van de vermoeienissen en
bij zichzelf de gevolgtrekking gemaakt dat
er iets bijzonders moest zijn gebeurd met
zijn meesteres, dat er iets niet in den haak
was.
En toen ze dan ween: vertrokken uit Pa
rijs zonder Ldzzie, zagen de baas en de
gouvernante er beiden even treurig uit.
Honden zijn verbazend gevoelig wat dit
aangaat en niet licht bedriegen zij zich m
de gemoedstemming van hun baas of zijn
familie; daarom zaJ Punch ook wel dege
lijk verband hebben begrepen tusschen die
tranen van Bridget en het weg zijn en blij
ven van Lizzie
Het beest was dan ook verbazend onrus
tig en zenuwachtig geweest, en had steeds
den baas aangekeken met vragend-ver-
wonderde blikken; maar de baas was ook
Keol anders dan anders, en bemoeide zich
bijzonder weinig met den viervoetigen mak
ker 1 En tct overmaat van ramp zou de
arme Punch nu weer in dien vreeselijkcn
goederenwagen moeten zitten, waar hij al
eens zoozee«r van genoten had!... En ziet
dus, hoe en waarom het beest zich uit de
voeten gemaakt had, toen dat gevalletje
met dat briefje overrijken aan zijn baas
den vorigen dag op het station had plaats
gehad.
Daar stond hij nu alleen en verlaten op
het station, als een arme zwerver, zonder
baas en zonder huis! Maar voor zichzelf
wa»s hij niet bezoTgd; dat leventje kende
hij nog wel van zijn eerste jeugd in Londen,
wien hij nu ook zijn wedervaren vertelde.
„Nu, je bent een echt. Zondagskind 1"
antwoordde de goede man, nadat hij het
heele verhaal had aangehoord. Dat steentje
is de steen der wijzen, als je dat altijd
maar bij je draagt, weet je overal raad op
en zal nooit je goed verstand je in den
steek laten, die sleutel zal je toegang ver-
leenen, waar je tenminste met een goed en
eerlijk hart kunt binnenkomen en dat eind
je kaars, zal je op honderd mijlen in den
omtrek al het booze en slechte doen zien
wat de mensohen 'van rins zijn. Bewaar je
schatten maar zorgvuldig!"
Geen wonder, dat onze jongen welge
moed de Teis weer aanvaardde den volgen
den ochtend. Hij kwam nu al heel gauw
aan het eind van het bosch cti bereikte zoo
de residentie des Konings, waar groote
droefheid heerschte: de vijand was in het
Land en de vorst zelf was gevangengenO'
men en in den grooten hongertoren opgeslo
ten, waar geen mensch hem uit bevrijden
kon, zoodanig was die afgesloten, met tal
van sloten. Maar ~e vriend wist raad,
die bevrijdde den koning en zoo dankbaar
was toen de vorst, dat hij den eenvoudigen
leerjongen uitnoodigde mee te gaan naar
zijn slot en daar deed deze nog een ge
wichtige ontdekking. Hij stak zijn ©iacije
kaars op en zag meteen, hoe de vijand
nog ergens ver radelij k verborgen lag tn
zeker het land weer zou overvallen. Maar
nu trof de koning heel goede maatregelen,
zoodat de vijand voorloopig afzag van ©eni
gen verderen aanval. Onze leerjongen werd
nu uit dankbaarheid tot stadhouder geko
zen en gij begrijpt, dat het hem volstrekt
niet aan verstand ontbrak, om zijn post
naar behooren te bekleeden. Ja, zelfs maak
te hij een einde aan veel leelijks en slechts,
om hem heen, want hij had slechte een eind
je kaars aan te steken, om al het strafbare
onmiddellijk te ontdekken. De koning was
dan ook zóó tevreden, dat hij eerlijk erken
de, dat onder zijn eigen bestuur het land
nog nooit zoozeer gebloeid had 1 En daar
hij geen zoons bezat, besloot hij dus met
goedvinden van zijn staatsraad, dat de stad
houder later zijn opvolger zou worden en
dan de hand zijner dochter zou krijgen.
Dat was een gejubel en gejuich, toen het
aanstaand koninklijk paar werd ingezegend,
want om zijn groote wijel-cid was de stad
houder over heel het land, bemind als geen
tweede.. Het volk gen ot voortdurend den
vrede en of er nog zoo'n rijk bestaat, ik
weet het niet, want drie zulke schatten
worden toch niet gevonden op aardel
toen hij ook maar verlaten rondzwierf, en
h'efc van het toeval afhing, of hij hier en
daar al eens een korst brood opdeed, of
iets anders begeerlijks.
Hij wist ook, hoe je het moest aanleggen,
om als „zwerver" niet in handen te vallen
van de politie, die er in alle steden altijd
even gauw bij is, om die armzalig losloopen-
de blaffers maar mee te pakken
De zaak is nu, dat hij zijn weg terug
moet vinden, het huis waar hij geslapen
heeft, dus het Gigantic-hotel, want van
daar uit leiden alle verdere sporen en te
gelijk beginnen daar ook alle andere moei
lijkheden. Het is nacht als hij dit bereikt,
en heel anders ziet het er dan ook uit. De
hoofddeur is gesloten en op het breede
trottoir liepen slechts twee man van de
nacht-pohtie.
Juist omdat er zoo weinig menschen wa
ren kon Punch gemakkelijker liet spoor vol
gen, dat Lizzie daar op den grond moest
hebben achtergelaten, hij snuffelde al zijn
best, en verdween als een pijl uit den boog
in een bepaalde richting. De Champs
Elysées liep hij af en zoo kwam hij einde
lijk terecht bij Guignol. Daar ging bij dade
lijk ai op het bankje, waar Lizzie gezeten
bad, en merkte ook wel degelijk, dat hij
zelf hier was geweest, namelijk toen hij'
met zijn baas weer terug kwam van den
juwelier. Toen keerde hij sich' om, sloeg
recht af, ging de Avenue de Marigny cp,
hoogstwaarschijnlijk den weg, dien Lizzie
Pe kraaien en 't enkelsieraad©
Een paar kraaien woonden in een Hol
len boom, maar onder in dienzelfen boom
had zich een groote slang gelegerd, die
altijd onmiddellijk de jonge kraaitjes opat,
zoodra ze uit het ei waren gekropen.
„Zoo gaat het toch niet", zei het vrouw
tje wanhopig. We krijgen onmogelijk ooit
zoo een huisgezin bij elkaar 1"
„Ja, dat zal oo(k niet gaan, vóórdat die
nare slang weg is hier; maar wacht, laat
dat maar eens mij aan over", sprak het
mannetje.
En '8 morgens, toen de zoon van den
koning daar dichtbij kwam baden en zijn
gouden enkelsieraden daar ergens aan den
oever gelegd had, vloog het mannetje er
gauw op af, pakte zoo'n enkelring, gooide
dien in den hollen stam en allee was in
rep en roer weldra Toch werd de ring be
merkt door één der dienaren, die nu echter
ook de slang te pakken kreeg, en haar
een kopje (kleiner maakte!
Ingezonden door „De kleine Stoffeerder*
L
Zoek uit deze zinnen een spreekwoord»
Hoor, or is een schip in nood-
Een kabel breekt niet gauw.
Er zijn vier wetten besproken*
Ingez. door Andries Bernard.
IL
Zoek uit onderstaande zinnen
spreekwoord.
Ik ben al te good.
Het huis is te huur.
Het goed was duur.
De krant is kapot.
Buurmans hond is valsch.
Dat kind is gek.
Ingezonden door „Sneeuwwitje".
DX
Wie rijmt er nog eens mee?
Een baken ligt in
Rood draagt den naam van...».
Een mantel heeft een.....
De slager slacht het
Het schip ligt aan de
Men bergt zijn hoeden in een....
Een schoono bloem dat is de
De tuinman harkt de
De naaister na rit de
gevolgd had toen de voorstelling was afge-
loopen, maar op een tiental meter van het
theater werd hij het spoor bijster, dal
komt, hier had zijn meesteresje zeker voor
het laatst den voet op den grond gezet',
maar waar was ze toen gebleven? Dal
scheen niet duidelijk uit te maken voor dea
hond. Het was nu intusschen al volop dag
geworden, en reeds begon de gewone druk
te en het genji, vooral ook van ruiters, die
een ochtendw an delritje maakten. Het arme
beest bleef maar steeds ronddwalen, en be
gon dan nu ook braaf honger en dorst te
krijgen; sinds den vorigen middag had hj|
niets meer gegeten, en dan was hij nogal
zoo ingespannen bezig geweest, moet je
denken.
Het liep zoo langzamerhand al tegen
twaalf uren, en de hitte was ondraaglijk,
zoodat den armen Punch de tong uit den
bek hing.
Steeds bleef hij maar om het theater
heenloopen, dat al haast weer open ging
voor zijn middagvoorstelling. Hoor maar»
daar weerklinkt al de teom; het koord
wordt gespannen om alle banken heen en
tal van kleine meisjes nemen plaate op dfli
bankjes. Och, Punch's hart gaat open teh
kens meent hij zijn meesteres te herkennen,
en zijn maag jeukt zool... arme, arme hondl
(Wordt vervolgd).