VOOR DEJEUGD
1EIDSCH DAGBIAD
>5
Anekdoten.
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
Woensdag* 14 Juni.
Anno 1911.
«II i i i«;iiistii i iltii i in»i i iiili iinSffirs
Kapitein Maak-allesheel.
Een wraakoefening verijdeld.
Betaald gezet.
In een Londensch café stond de jonge lord
(B. te rooken en herhaaldelijk viel de a&ch
«ijner sigaar op zijn prachtige zijden das.
Sir Ed. St., die in een elegant kostuum bij
den haard stond, maakte hem daarop drie
maal achtereen opmerkzaam. Daar hot
lord B. begon te vervelen zoo dikwijls in
mijn gesprek gestoord te worden, riep hij
den vierden keer boos uit: Mijnheer, wat
gaat u het aan? Bk bemoei mij met uwe
«aken niet, doe het ook niet met de mijne
Uw jas is reeds een half uur lang aan het
branden en toch heb ik er u niets van ge-
«egd."
Ingez. door „Sneeuwwitje."
Niet gewasschen.
„Kijk eens grootmoe, wat een mooi vo
geltje 1" riep de kleine man.
„Ja," sprak de oude dame, „en dat lieve
diertje schreeuwt nooit!"
„O, maar dan wordt het zeker ook nooit
gewasschen!" was het antwoord.
Ingez. door Grietje Ommering.
Tante (tot haar neefje, een jongen uit
een groot gezin): „Wel Willem, 't is ver
bazend zooals gij groeit. Binnen korten
tdjd ben je je Pa over hoofd gegroeid 1"
Willem: „Gelukkig, tante. Dan is het
pa's beurt om mijn broeken te dragen."
Ingez. door „De twee Madeliefjes."
Verkeerd begrepen.
Dokter: „Moeder, je hebt toch zeker de
kleine iederen dag twee lepeltjes gegeven?'»
Moeder: „O, dokter, we hadden maar
één lepeltje in huis-"
fngez. door Alida en Adriaan Landman.
Meester: „Piet wat beteek ent dat stuk
leverworst in je bibliotheekboek?"
Piet: „O, Meester, dat heb ik gebruikt
als bladwijzer en zeker vergeten er uit
te nemen."
Ingez.' door „Een Raadsel vriendje."
Straatjongen (in oen chocolade winkel
komend): Juffrouw, hebt u ook muisjes?"
Winkeljuffrouw: „Ja, zeker."
Straatjongen: „Dan moet u een kat
nemen."
Die telden ook mee.
Automobilist: „Wat, dertig gulden voor
de kip, die ik doodgereden heb? Dat is me
dan toch wel éen beetje al te kras."
Boer: „Ja, maar u denkt zeker niet aan
al de eieren, die de kip mij nog had kun
nen leggen,"
Oplossingen ar Raadsels.
L
Vele kleintjes maken een groote.
II.
Wie het laatst lacht, lacht het best.
Ui
Krokodil;
Corrie v. d. Klein, „Postduif", „Storm-
vrouwtje", „de kleine Huishoudster", Sa
na van Weer en, „Padvinders", Wilhelm i-
nalinde", Dirk Houthoff, Corrie v. cL
Voort, Annie de l'Ecluse, Maria Brouwer,
^Vroolijke Frans, „Resida" Dirk Spuy-
man, „de twee Raodselvriendinnen", Truus
van Kleef, „Rosa Fluweeltje", A. Berg
man, „de kleine Officier", Poppenmoeder-
tje", „Grassprietje", „Goudvinkje",
Abram Jonkheid, „Theeroosje", Nellie en
Janna de Bruin, „Violenkransje", Hen
drik van Zanten, „Roodborstje", „Violet-
je", Jon Vroolijk, „Clivia", Arie Gille,
„Onrust", Arie van Konijnenburg, „Ke
nau", Hendrik Kriek, Antje van Konijnen-
blurg» «de kleine Tuinman", „de kleine
Winkelier", „de kleine Zaaier", „Leeuw
van Modderspruit", „de vroolijk Annie",
Baartje Oudahoorn, „Sneeuwklokje'„de
twee J'a", Frans en Anna Kriek, Tina
Riebeek, Jannetje en Marietje Laoourt,
„Schenkeltje", „Silvia", „Bastiaan",
„Meibloempje", Theresia Veeren, N. de la
Court, „Generaal de Wet", „Bosoh-
viooltje", 0. L. Jansen, Corri v. d. Bosch,
„de klein© Zeeofficier", Henri Romanesko,
A. Sirach, „Sneeuwwitje", „Magnolia",
„kleine Zwerver", „Goudstaartje", Gerrit
Boter, „Kortenaer", „de drie Zusjes", J.
v. d. Linden, „de echo der duinen", „de
klein© matroos", „de Amsterdammer", Jo
Kranenburg, te Leiden.
„Goudvischje", te Aarl anderveen.
Jansje Smdnk, te Benthuizen.
Gerrit en Jan v. d. Lee, te Koude
kerk.
„Kwikstaartje", Hendrika v. d. Mey,
Janna en Leni van der Meer, „Schilder"
Jaoob Martens, Johanna en Neeltje Tim-
mers, te Oegstgeest.
Grietje van Delft, Albert en Karei Mo-
nyé, Martina v. d. Haak. „Meitakje", .,de
Druiventros", .„Hyacinth", „Tulp", Hen
drika v. d. Mey, „Tortelduifje", te R ij n s-
b u r g.
Cornells Honig, te Voorschoten.
Arie van Santen, Dora de Bode, Trijntje
Kriege, Hendrik Binnendijk, te Was
senaar.
Reinier Verwers, te Zegwaard.
Johanna van Tilburg, Aartje en Johanna
Parlevliet, te Zoeterwoude.
Prijzen vielen ten deel aan: „Resida",
en „de kleine Officier" te Leiden en
Dora de Bode te Wassenaar.
„P o s t d u f." Zoo was je de stad uit
gevlogen „Postduifje" Nu, dat doen er
wel meer van jouw soort! Maar je komt
zekeT altijd net-jes weer op je til terug,
niet waar? Je krijgt nu anders concurrentie
van de vliegeniers.
Corrie v. d. Klein. Dat is dubbel
pret, hè, eerst logees en dan zelf uit de
stad 1 Anecdotes of raadsels, ik houd me
voor beide evenzeer aanbevolen. Maar
beste Corrie, dat verhaal van Sherlock Hol
mes hoef je mij heusch niet te sturen-
Denk zelf eens na, waarom! Je bedoeling
vind ik anders heel aardigNu, in afwach
ting dus van je andere inzending!
Corrie v. d. Voort. Je weet wel, ik
neem het nooit kwalijk, als je eens een
keer met kunt meedoen; het oorrespondee-
ren moet immers een pleizier en geen straf
zijn. Heb je dus eens een keer te veel
huiswerk, of moest je uit, of had je er om
de een of andore reden geen lust in, welnu
dan sla je eens een enkele maal over.
Tot ziens dus.
„Stormvrouwtje" is met de Pink
sterdagen naar Katwijk gevlogen. Ja, op al
die badplaatsen moet het zoo vol geweest
zijn. In trams en treinen zaten de men-
sohen opgepakt als haring in een vaatje 1
„R e s i d a." Het spijt me erg voor je,
dat je weer te bed moet blijven! Zeker
weer kou gevat met die snelle tempera
tuursverandering, als je die in ons< klimaat
altijd hebt. Te veel lezen is niet goed,
maar ik begrijp toch' wel, dat het voor jou
een heele uitkomst is, eens een prettig
boek te hebben. Van harte het beste er
mee.
„B o s o h v i o o 11 j e." Zieker, mag je
meedoen. En ik vind het een heel aardigen
schuilnaam ook. Ik houd ook zooveel van
allerlei soorten viooltjes l
„Magnolia." De schildpad was dus
ook verschrikt van het onweer. Ze geven
anders niet licht blijk van belangstelling,
die schi'lddieren, vindt je wel? Of maak je
bepaalde studie van jouw padje?
„Sneeuwwitje." Dank voor je
mooie kaart. Een volgenden keer krijg ik
dos ook een enkel woordje!
„M e 11 a k j e," eveneens bedankt voor
de alleraardigste kaart. Mijn Leidsche
vrienden en vriendinnen bedenken mij
druk.
„E cho der Duine n.'' Wat zullen de
duinen weergalmen, als je het volgend jaar
je victorie uitkraait, en door je examen
bent. Fransch valt je dus moeilijk? Nu, dit
dan maar een dubbele beurt!
„Meibloempje." Ja, er zijn er
meer, die zoo klagen over het onweer, dat
het zoo hagelde en regende. Ja, dat over
nemen mag. Het feuilleton valt algemeen
zoo in den smaak; het is ook heel amusant.
Dank je wel voor je inzending.
„Silvia." Wel gelukgewensoht met je
dertienden verjaardag. Het ontbrak je dus
niet aan belangstelling, dien dag. Ja ik ken
al heel wat kinderen, dat is waar. Telkens
sluiten wij weer nieuwe vriendschap.
Tina Riebeek. Waarom dat droevi
ge: „Het zal waarschijnlijk wel den-eersten
en den laatsten keer wezen?" Verklaar dat
eens voor een tweeden keer, dan ten
minste.
Hendrika v. d. Mey. Moeder Rfka
heeft gelijk, zend je raadsels maar in; ik
wacht ze af.
„V iolenkransj e." Bedankt voor
je kaart.
Hendrik Binnendijk. Zoo, dat
was nog eens een echte jongen-van Jan-de-
Wit. Dat mag ik. Daar moet je tegen kun
nen tegen zoo'n bad.
Ja, dat boek ken ik ook heel goed. Het
zijn pretige boeken, die brengen je meteen
nog wat op de hoogte van den Tachtjari
gen Oorlog. Dus heel leerzaam.
„L eeuw van Modderspruit."
Ook blij met zijn prijsje. Zeker, ik zal deD
uitgever uit jouw naam bedanken.
C- v. Iterson. Ja, „de Zilveren Schaat
sen" ken ik ook. Ik zou haast wel zeggen,
dat ik al die werkjes van Andriessen inder
tijd heb gelezen. Prettig hè, zoo'n voorlees-
uurtje op school.
„D Tuiventros." Wel zeker, den.
moed maar niet verliezen. Wie weet, wati
er nog eens is weggelegd voor „Druiven-,
tros," als de mensohen je maar niet opge
hapt hebben tegen dien tijd.
„G oudvink j e." Om vijf uren opge-,
staan? Enfin, vogeltjes zijn altijd zoo vroeg
bij de hand. Maar dat je je oververmoeid
hadt, wil ik wel gelooven. Geen aangename
napret, dan 1
Maarten van den Haak. Je moet
maar eens een briefkaart schrijven aan de
Administratie, om te reclameeren over je
boek. Dan zal hot zaakje wel in orde ko
men.
„Twee Raadselvriendinne n."
Waarom zou ik bezwaar hebben tegen je
schuilnaam? Doen jullie, maar gerust mee,
als de „Twee Raadsel vriendinnetjes."
Jansje Smink. Tot slot nog even
een enkel woordje aan mijn Benthuizensche
vriendin! Arm kindje, je heb het druk ge
had; maar toch weer eens genoten met de
Pinksterdagen! Nu, tot ziens!
MARIE VAN AMSTEL.
Onderlinge Correspondentie.
Wie heeft er voor mij plaatjes „Blonde
Duinen" 92100, „Lente" 799, „Zomer"
132—140 en G9, 110—120, en „Winter
127100? Wie ze mij zendt krijgt er 28
plaat jet voor in ruil. Mijn adres is:
C. L. Janssen, BLooglandeohe Kerkgracht
Sttt Leiden.
6S-5D
Er heer&chte een drukte en rumoer van
belang in de kinderkamer. En geen wonder
ook I Het kleine hondje, dat met zijn staart
aan de poot van de tafel was vastgebonden,
jankte en huilde al zijn best en Marietje
snikte, omdat haar broertje Willem de
oogen van haar lievelingspop had uitge
stoken. En boven dit alles uit klonlk de stem
van juf, die Willem beknorde, die voor het
renster stond en een arme vlieg de vleugels
uittrok.
v „Gauw vlieg, maak gauw dat je weg
komt, anders pak ik jo en dan trek
ik je heelemaa! aan stukjes", zei de kleine
wreedaard.
„Willem, wil je wel eens naar mij luis
teren!" riep juf, „kleed je aan; wij gaan
wandelen."
In plaats van te antwoorden, gooide hij
juf een schoen naar het hoofd en ging voort
met de arme vlieg te kwellen.
Plotseling voelde hij zioh opgepomen en
over de knie gelegd; zijn vader was bin
nengekomen, had alles begrepen en gaf den
ondeugenden jongen een flink pok slaag.
„Wacht ik zal je leeren juf zeer te doen
en arme dieren te plagen en ook nog het
speelgoed van je zusje «e bedervenGa
naar je kamer en daar zal je blijven, totdat
je je behoorlijk, gedragen kunt."
Willem, die het eenige zoontje was, liet
zich daarop heel wat voorstaan en toonde
ook nu volstrekt niet, dat zijn vader hem
pijn had gedaan. Met opgeheven hoofd en
de lippen stijf op elkaar gedrukt, verliet
hij de kinderkamer en sloot zich in zijn
slaapkamertje op.
„Nare juf!" mij te oommandeerenzij
vergeet, dat ik een jongen ben, ik wou dat
ik haar maar flink zeer had gedaan. Had
ik die vlieg ten minste maar te pakken kun
nen krijgen en dan had ik gaarne den hee-
len kop van de pop er afgerukt. Maar dat
kan ik allee morgen nog doen."
,r Hij had het pak slaag al weer vergeten
en zat ander kattekwaad te bedenken op
den rand van zijn bed, maar toen de zon
onderging viel hij langzamerhand in slaap.
Maar hij sliep niet rustig, zooals de
meeste kinderen- Op eens sprong er een
klein, leelijk mannetje op zijn kussen, die
Willem stevig bij de haren trok.
„Als je bh eft, word wakker! Ik ben ka-
pitein-breek-alles-stuk en ik heb je hulp
noodig."
Willem stond verbaasd op en volgde den
kleinen man; hij was zelf op eens ook zóó
klein geworden, dat 'hij het kereltje door
een reet in de vloer kon volgen. Zij daal
den steeds en kwamen eindelijk m de kin
derkamer aan. Het moest wel de kinderka
mer zijn, maar ze kwam Willem :oo groot
voor, evenals alles wat er in stond. De ta
fel was reusachtig en de haard leek veri
hooger d.tri anders; hij kon met de toppen
van zijn vingers niet eens de bqyenste ko
peren versiering bereiken en dan het vuur 1
Het leek bem wel een amid&e zóó fel stond
het in gloed. Maar wat hem het meest ver
baasde, was een groote massa gebroken
speelgoed, waaromheen een kring van klei
ne kereltjes stond geschaard, die allemaal
sprekend leken op kapitein-breek-allès-stuk
Ze hadden elk een stuk gebroken speelgoed
in de haüd en wierpen dat op een hoop on
der het zingen van allerlei liedjes en heb
maken van grimassen. Willem begreep er
niets van, maar zag er allesbehalve vroolijk
nit. Eindelijk kon hij zich niet langer
stilhouden en riepEr is ook speelgoed van
mijn zusje bij en ik wil niet, dat dit verder
gebroken Wordt! Dit zeggende liep hij op
een der kereltjes af en wilde hem het stuk
uit de handen rukken, maar het lukte hem
niet. Alles werd op den hoop gegooid en die
werd dus al hooger en hooger.
„Nu op de vliegenjachtriepen de
dwergjes en zij renden door de kinderka
mer naar de ramen toe, terwijl Willem met
een boos gezioht, naar den stapel gebroken
Bpeelgoed stond te kijken. Plotseling hoor
de hij een zoemen en piepen en daar kwa
men de kereltjes aan met een heelen troep
verminkte vliegen. Wat lachten de kwel-
duiveltjesOok de .«rme vlliegen werden op
den hoop gegooid onder het zingen van
liedjes, waarvan Willem n en dan een paar
woorden opving: o. a.
Waarom loop je over Willems brood,
vliegjes? Sla de vliegen dood, Willem, hoor
niet naar haar angstig brommen. Je hebt
pleizier en dat is toch maar het voornaam
ste T'
Willem was zoo verontwaardigd, dat hij
kapitein-breek-aJles-stuk bij r-m arm schud
de en riep: je moogt niet zoo wreed zijn!
Houd er mee op 1 Maar of hij zich al drif
tig maakte, het gaf hem niets, ja, de kerel
tjes begonnen eer hoe langer hoe wilder te
dansen en te lèchen. Sommigen, die het
meest durfden, riepen Willem toe: je hebt
zelf ook speelgoed stukgemaakt en vliegen
dood gemarteld.
Daar ligt alles wat je zelf vernield hebt
Het schoot hem te binnen, dat zij helaas
de waarheid spraken en bij die gedachten
werd hij zoo verdrietig en beschaamd, dat
hij zich op den grond liet vallen en niette
genstaande, dat hij een jongen was in tra
nen uitbarstte.
Zoo had hij al een tijdje gezeten, terwijl
hij niet eens bemerkt had, dat er een aar
dig ventje voor hem stond, net zoo groot
als kapitein-breek-alles-stuk. Maar dit ke
reltje had een lief gezichtje en zei op
vriendelijken toon: „ik kom je helpen,
Willem, ga maar met mij mee Ik ben ka-
pi te in-maak-all es-'heelik zal je leeren,
hoe je gebroken speelgoed weer kunt ma
ken en verminkte vliegen weer kunt op-
kweeken."
Willem was nog altijd bevreesd, dat de
kwelduiveltjes weer te voorschijn zouden
komen maar het vriendelijke mannetje
stelde hem gerust en zei terwijl hij op den
hoop speelgoed en vliegen wees: luister
eens goed; ik zal je wat voorlezen. Het
is een recept, om vliegen en speelgoed
weer heel te maken.
I Toonladders, die gedurende een kwar
tier, zondeT één fout, door een kleinen ver-
niel-al worden gespeeld, kunnen vijftien
poppen van nieuwe armen* en beenen
voorzien.
II Let maken van - ier sommen dagelijks,
gedurende een heele week, is voldoende
om al het speelgoed uit de kinderkamer
heel te maken.
III Vriendelijkheid jegens éen vlieg, zal
een verwond exemplaar een paar nieuwe
vleugels geven en verder nog allerlei vrien
delijkheid aan vliegen betoond, kan een
massa zieken en gewonden genezen.
IV Beleefdheid tegenover juf, maakt een
jongen flink en groot.
Hier hield bet m .netje op met lezen,
ik geloof, zei hij, dat vooreerst deze voor
schriften voldoende zijn, om je helpen,
als je alle vliegen die je gekweld, en al het
speelgoed, dat je vernield hebt weer in
orde wilt brengen; tenzij je liever een
volgeling wilt zijn van kapitein-breek-alles-
stuk.
„Neen, IJ wil ik volgen," sprak Willem
vast besloten.
„Dan komt alles in orde, zei de vriende
lijke kapitein en schudde Willem de hand.
Op eens echter merkte onze baas, dat hij
in zijn eigen bedje zat en hjj hoorde de
bel voor het ontbijt.
Gauw kleedde hij zich aan en rende naar
de kinderkamer, om naar de vlieg te zoe
ken, maar hij vond ze niet. Hij keek ook
naar Marietje's pop en naar het hondje,
maar alles was weg.
Toen liep höj weer naar de ontbijtkamer,
nam zijn rekenboek en lei en ging aan het
sommen maken. Na het ontbijt had hij
nog juist een kwartiertje, om toonladders
te spelen en genoot bij voorbaat al bij de
gedachte, dat de vriendelijke kapitein Ma
rietje's pop en de vlieg in orde zou maken.
Toen juf 's middags met de kinderen in
de kinderkamer zat, hoorde Willem haar
zeggen tot zijn moeder: „Ik geloof dat
Willem veel aardiger wordt."
Als hij tenminste zoo vriendelijk en be
leefd blijft als hij vanochtend was, dan
zal het best gaan V'
Kapitein-maak-alles-heel hield woord
De pop van zus Marie prijkte den ande
ren dag met een paar mooie blauwe oogen
en Willem was er van overtuigd, dat het.
de door hem gekwelde vlieg was, die met
een paar flinke vleugeltjes in het zonlicht
danste.
Hij had een goed lesje gehad en brak
voortaan nooit meer Marietje's speelgoed,
terwijl hij ook geen dieren meer plaagde.
Jacob Veening had op zekeren dag be
sloten niet naar school të gaan. Hij wist
heel goed, dat hij niet leerde lezen of
schrijven door langs het strand te wande
len en krabben te vangen, maar het was
zoo verleidelijk om naar de werkzaamheden
ie gaan kijken, die daar juist verricht
werden*