15731. LUÏDSCH Zaterdag- 3 Juni. Tweede Blad. Anno 1911. Offieieele Kennisgeving. Een gedachte bij het Pinksterfeest. £ftfOGRD HOUDEfL Tweede Kamer. Uit de „Staatscourant". Faillissementen. Verkiezing Kamer Tan Arbeid. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien het besluit van den Minister van (landbouw, Nijverheid en Handel van den fpd Mei 1911 No. 1167, Afdeeling Arbeid Brengen ter algemeene kennis: dat de stemming ter verkiezing van lli ~-p atroon der Kamer van Arbeid poe. de Winkel- en Grossiersbedrijven, die behoort te worden benoemd ter vervulling ir.u de plaats, die opengekomen is, door dat een der, bij de in Maart 1911 gehouden stemmingen, gekozen leden-patroons, die benoeming niet heeft aangenomen, zal plaats hebben op Dinsdag den 13d e n Juni 1911 en de herstemming, zoo noodig op V r ij d a g den 23s ten Juni d.a.v.; en dat het stembureau zitting zal hou- flen in een der lokalen van het Raadhuis van één uur 's namiddags tot vier uur 's namiddags en van zeven uur 's avonds Jpt negen uur 's avonds. Voorts vestigen zij de aandacht vaïi be- Janghebbenden op den inhoud van de ar tikelen 17 en 18 der Wet op de Kamers yan Arbeid, luidende als volgt: Artikel 17. ï.Het hoofd of de bestuurder vaA een Bedrijf of eene onderneming, waarin per sonen, die op een kiezerslijst voor eene Kamer van Arbeid zijn geplaatst, arbeid verrichten in fabrieken of werkplaatsen, is verplicht te zorgen, dat ieder van dezen gedurende ten minste twee achtereenvol gende, uren van den voor de stemming bepaalden tijd gelegenheid vinde om méde jbe werken tot de keuze, waartoe hij b£- ypegd is.*'- Artikel 18. 7,Het hoofd of de bestuurder,- iri Ket Voorgaande artikel bedoeld, is verplicht te fcorgen, dat in zijne fariek of werkplaats, 'pp eene plaats waar arbeid verricht wordt,- gedurende twee werkdagen voor en tijdens 1de tot stemming bepaalde uren op eene richtbare wijze is opgehangen een door hem onderteekende lijst, de uren in het voorgaande artikel bedoeld vermeldende, voor elk afzonderlijk of groepsgewijze of 'pf voor allen gezamenlijk. ï,Op de woorden arbeid" en „fabrieken fcn werkplaatsen" in dit en in het vorige artikel is par. 1 der Arbeidswet, met uit sondering van het Laatste lid van artikel toepasselijk." Burgemeester en Wethouders van Leiden, N. 0. DE GIJSELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN, Seoretaris. Lc en, 6 Mei 1911. Een lange, bange worsteling1 vertoont oinö &o natuurtoestand in de eerste tijden van het voorjaar. Bijna altijd is de strijd der elementen heftig en langdurig, eer de zachte temperatuur, zooalö nu reeds in de schoone Meimaand, en de kalme, heldere hemel van iden voorzomer betere vooruitzichten openen ten do hoop verlevendigen op duurzaam gun stige tijden, op oen Pinksterviering ook, in bveroanstemming met de schoone en hooge beteekenis van dat heerlijke feest. In figuurlijken zin gesproken is Pinksteren het feest, gewijd aan licht etn warmte, en bonder die twee heerlijke en voortreffelijke ^genschappen der natuur kunnen wij niet 1 [volkomen vervuld worden van die geestdrift, k"B—bb Vuurrood en met koortsig gloeiende bogen, maar uiterlijk kalm, eindigde de oude dr. Johns zijn toespraak met een op roeping van mannen, die konden rijden en BchieteiL Om hem heen stonden een aan tal mannen, vrouwen en kinderen, zwijgend Ifcen gevolge van een "angstige aandoening. „Wie zal de eerste zijn? vroeg de oude man, en onmiddellijk kwam uit de menigte .vooruitgestapt: Dick Olarges! Zelfs dr. Johns verloor bijna zijn ernst. 'Het was dan ook een te dwaas denkbeeld, dat Dick Clarges zou vechten; hij, de ten gere, zachte jongen, die, wat zijn karakter aangaat, veel op een meisje leek. Nu stormden ook honderden mannen toe (Om zich naast den knaap'te voegen. „Dicks" zei dr. Johns, ,,ben je bereid •je deel aan het werk op je. te nemen i „Ja, dokter." „Kan je schieten?"' „Dat heb ik mijn heele leven gedaan en rijden ook, van toen ik een kleine jongen Tas. Vandaag nog heb ik op den wilden »Coon" gezeten. Er klonken hoera's en gelach, maar Dick keek dr. Johns in de oogen en glim lachte als steeds. Dick was een der eersten, die het nieuws gehoord hadden. Hij was reeds lang gewoon den kleinen telegaphist Bundy, die zwak was, te gaan helpen en had zoo uitstekend telegraphee- ,Ton gedeetrd. Zoo kwam het, dat hij juist üfófc Bundy dienst deed, toen die onge- iroon onrustbarende tijding kwam. Zonder een woord te zeggen was Dick den spoorweg over gesneld, den Keuvel op, °m de «aak aan den ouden dr. Johns mee fe" deefcm. Was Dick ©en lafaard? die op het Pinksterfeest past en zoo ge heel ligt in de lijn dear blijde gebeurtenis sen, die wij in de dagen die .aanstaande zijn, herdenken. Wij zullen die gebeurtenissen hier thans niet schetsen. Bij verschillende gelegenheden en op verschillende wijzen zullen -wij er in de komende feesturen aan worden herinnerd. Ieder zal ze opvatten op zijn eigen wijze en er zijn eigen, beteekenis aan hechten. Dat is vrij natuurlijk en we gelooven niet dat het veel tot de zaak doet, mits we niet verschillen in de waarde en de betee kenis van het feest voor het heden; mits het op ons aller leven den zelfden invloed oefene. Want, is er één ding waarmede de! Pink ster gedachte in volslagen strijd is, dan is het de menschel ij ke zelfzucht in al zijn ver schillende vormen en schakeeringen. Met het eigen ik als afgod, met een zich afzonderen in eng besloten kring, een zioh opsluiten binnen de wanden van zelfingenomenheid en zelfgenoegzaamheid, is de geest van het goede en van het ware nimmer te vereeni gen. Daarvoor is hij te veel van Goddelijken oorsprong, staat hij te hoog, is hij te heilig. En dat sluit nog veel meer in zich. Met onverschilligheid voor de belangen van an deren en het algemeen welzijn, met gie righeid en hardvochtigheid, met haat en persoonlijke vijandschap in het hart, kun nen wij niet blijde feestvieren. Dat zijn allemaal zwarte zonen en doch teren van de verfoeilijke zonde der zelfzucht, de eeuwige vijandin van den geest van het goede. En al moge het niet zoo erg met ons gesteld zijn, al zijn we maar een beetje besmet door hetgeen waarmee we dagelijks omgaan en wat we dagelijks om ons heen zien, op zijn zachtst genomen is het toch ballast, die uitgeworpen moet wordenonkruid, tegen het voortwoekeren waarvan een ijverig wieden slechte kan haten. Dat kost veel strijd, strijd zboals We dien in voorjaarsdagen in de natuur zien, in dat opzicht een waar levensbeeld. Maar, wij zijn het niet alleen die te strijden hebben, wij gewone menschenkinderen. De groote voorgangers van het menschelijk geslacht op den weg ten goede, hebben dien strijd evenzeer gekend als wij. Zou men waarlijk meenen, dat die man nen; van wie het Pinksterfeest ons ver haalt, ook geen strijd met zichzelf te voe ren hadden, eer zij opstonden om de wereld in te treden? En het was waarlijk ook geen wonder! Hun taak was tot nog toe vrij gemakkelijk geweest: een voorbereiding, een oefenschool. Diep doordrongen van eer bied en liefde voor den grooten Meester, ten diepste overtuigd van het verhevene, het ware zijner beginselen en het richtsnoer van. zijn leven, met een innig geloof in de zegepraal dier beginselen, waren zij toch steeds discipelen geweest en hadden zij aan de verbreiding dier beginselen uitsluitend iets door het goede voorbeeld en de onbe rispelijkheid van hun levenswandel toege bracht. Maar toen het oogenblik kwam, dat hen onbeschermd en zelfstandig zag staan te midden van een vijandige en verdorven wereld, toen zij het gewicht voelden van den last een zeer vereerenden, maar ook zeer zwaretn last, dien de Meester op hun schouders had gelegd, toen zal nog wel eens een gevoel van gedruktheid, van klein heid, van aarzeling, die mannen overval len hebben. Zij hadden nu te staan voor den grooten strijd van het leven, voor hun gemoedelijke pvertuiging, voor de beginse len die in Hem belichaamd waren, die nu uit hun midden was weggenomen, en zij wisten dat er, eenmaal den strijd aanvaard hebbende, slechts één keus was: overwinnen of sterven. Wat was er waar van hetgeen gefluisterd werd over zijn lafheid? Arnold Mitchell had hem met zijn hoed in het gelaat gesla gen ©n hem tot een gevecht uitgedaagd, maar Dick had geweigerd. Had hij daaren tegen zijn leven niet gewaagd om den ouden Steven te redden en uit den weg te trekken van een naderende machine? Nadat Dick zioh het eerst aan dr. Johns had opgegeven, was hij naar Kuis gesneld. „Moeder," riep hij, de kamer binnen stormend, „maak mijn rijlaarzen en ge weer klaar en ook wat eten. Ik ga Ben zadelen. Maar haast ul" „Maar Dick, wat is er?" „Moeder, verlies geen oogenblik. De oor log is uitgebroken en langs de geheel© rivier wordt al gevochten. De vijand is naar onzen oever overgestoken, heeft een half dozijn steden genomen, Cedar Hill bestormd en trekt op naar de hoofdstad. De telegraaflijnen naar het Oosten zijn in 's vijands handen en het leger van gene raal Boon, dat de rivier verdedigt, weet niets van hetgeen gebeurd is." Moeder en Pet stonden een oogenblik sprakeloos, maar daarop repten zich haar handen om alles gereed te maken en zij staakten alleen het werk om een traan af te wisschen. "Vijf minuten later zat Dick te paard en reed Lij, na zijn moeder en zuster omhelsd te hebben, weg. Een eind verder werd hij echter opgehouden door het bleek gelaat van Emily Wilde, het mooie meisje, voor wie hij zoo dikwijls boodschappen had ge daan. ,,'t Is verschrikkelijk, Dick. Ga je heen?"' „O ja, we gaan allen, we moeten, we ho pen de terugtrekkende militie-troepen van nacht te ontmoeten en dr. Johns zegt, dat) we misschien stand kunnen houden tot ren boden generaal Boon kunnen bereiken, om hem te hulp te roepen." „Dick, misachten zal ik je nooit weerzien; Zij hebben overwonnen, de Apostelen deS geloofö, der liefde en des vredes. Zij zijn nu al sinds vele eeuwen uit het midden der Wereld weggenomen, maar zij hebben ons een kostbaren eea onvergankelijker schat na gelaten, waarvan wij verheugd gedachtenis vieren in deze blijde dagen en die wij, zal zal liet wel met ons zijn, dankbaar te aan vaarden hebben. Dat dan de Apostelen van den gkooten Meester ons levensvoorbeelden mogen zijn. In zeker opzicht is onze taak een andere, onze bestemming niet dezelfde, is het doel gewijzigd; maar hierin ie toch wel volko men overeenstemming, dat wij dezelfde leer- en oefenschool hebben te dcorloopen als zij, om dan het geleerde in denzelfden geest toe te passen en te verbreiden. Wij zullen nooit iets op zedelijk gebied tot stand brengen, indien ook wij niet, als de Apostelen, innig overtuigd zijn dat alleen de beginselen, wier verkondiging wij op het Pinksterfeest herdenken, in staat zijn om de wereld duurzaam tot meerdere volma king te leiden, en indien ook wij niet deelen in de innige liefde en diepe vereering voor den 'drager van het verhevenste voorbeeld, dat de wereld ooit aanschouwde. Maar indien wij het niet willen laten hij overtuiging alleen, maar ook iets willen doen om in de groote menschenwereld an deren die overtuiging deelachtig te doen worden, dan zullen wij ook iete moeten doen, wat van grooter beteekenis is, maar vrij wat meer van onzen goeden wil en van onze krachten zal vorderen. Dan moeten wij bedenken dat leer en leven niet te schei den zijn; dan moeten wij in ons algemeen en bijz?onder leven het geleende toepassen, aan de wereld doen zien dat de geest van het licht ons bestraalt en velen tot leering en voorbeeld en daardoor ten zegen zijn. En eerst dan kunnen wij hopen om zeiven ook apostelen te worden van de leer, waar voor de tempels omstortten en die de wereld door weerloozen overwinnen deed. Nooit zullen wij de diepe beteekenis dier gewijde dichtregelen ooit beter begrepen heb ben, dan wanneer wij in dein geest van het bovenstaande ons opmaken ter Pinkstervie ring. Laat ons bij die viering maar in geestdrift ontgloeid zijn voor het ware, het goede en het schoone; dan zal dat inderdaad, wezen: eon heiliging van het Pinksterfeest. De natuur heeft weeir haar tooverwookd ge sproken. Zij viert feest. Het opengeslagen boek vol wonderen en heerlijkheden spreekt weer tot hart en verstand. Dat op die wijze Ook de majesteit van het hoogere tot ons spreke in de blijde tonen van het feestlied, dat weerklank moge vinden in ieders gemoed, het brengen in de rechte stemming, het vatbaar maken voor een waar en dankbaar genot. Nem'o. Nadat gisternamiddag de Minister van Justitie aan 't woord was geweest, repli ceerde de heer Roessingh over het Eeds- w e t j e. Ook de heer Troelstra verdedigde nader zijn standpunt. Hij verklaarde bij de behandeling van art. 1 zijn amendement zoodanig te zullen wijzigen, dat in plaats van de facultatieve toelating tot de belofte, de dwingende wordt gesteld voor ieder die gemoedsbezwaren heeft. Spr. vindt het ontwerp een aanslag op de rechten van de Nederlandsohe burgers. Het beteekent onzekerheid, bovenal voor de on- geloovigen. De Minister dupliceert. De algemeen© beschouwingen worden ge sloten. jou, dien ik bijna eiken dag gezien heb sedert mijn geboorte. Ik weet heel veel van je. Ik ken het verhaal van je opoffe ring voor je moeder en Pet; wie ook spot tend over je mag denken of meenen, dat je laf bent, ik niet." „Wat ben je goed, Emily. Als ik durfde, zou ik je wel willen omhelzen. Vaarwel." Emily's teedere handen grepen hem bij de mouw. „Een oogenblik, Dick. In mijn gedachten ben jij de eerlijkste, trouwste, flinkste en liefste jongen, die er is. Wou je mij om den hals vliegen? Ik zal je een kus geven cn den Hemel bidden, dat je in het gevecht gespaard wordt. Emily," riep Dick, zioh naar haar over» buigend, „als ik uit het gevecht terugkeer, zal ik je vragen mijn vrouw te worden.1' De vijand had alom gezegevierd, zelfs de stad was in zijn macht, en nu rukte zijn overwinnend leger op tegen den laats ten hinderpaal op zijn weg, Granietpas. Het gevecht was hevig. „Als wij den pas maar tot den nacht kunnen houden, morgen zullen onze renboden generaal Boon meebrengen!" zeiden de officieren. Plotseling hield de vijand op met vuren en er vertoonde zich een parlementair. Dick, die den geheelen dag in de nabijheid van dr. Johns gevochten had, zag hoe de dokter verbleekte. „Wat is er dokter?" vroeg Dick. „Niet meer of minder dan dat zij ouzo renboden hebben opgevangen. De, vijand eiseht van ons, dat wij den pas zullen over geven, anders zal hij zijn kanonnen op de heuvels brengen en zijn infanterie ten aan val zenden en zullen wij zware verliezen lijden." „En wat antwoordt u?" „Dat zoo wij al den pas niét kunnen hen- den, wij in elk geval onze lijken op het slagveld kunnen achterlaten." Yragendag. De heer Van Hoogstraten richt te tot den Ministef van Binnenlandsche Zaken de volgende vragen: lo. Is de Minister van meening, dat de be staande wet op het lager onderwijs e enige vingerwijzigingen bevat, waardoor de ge meentebesturen zich belemmerd kunnen ge voelen het bijzonder bewaarschoolonderwijs te subsidieeren? 2o. Is de Regeering voornemens, stappen to doen ten einde het verleenen van finan- cieelen steun aan hét bewaarschoolonder wijs wettelijk te regelen. De Minister van Binnenland se h e Zaken (de (heer Heemskerk) ant woordde als volgt: lo. Mij is geen enkele bepaling bekend welke de gemeentebesturen zou kunnen be lemmeren om bot bijzonder bewaarschool- onderwijs te subsidieeren; trouwens, in zeer vele gemeenten vindt dat dan ook reeds plaats. 2o. Overigens wordt voorbereid een wet telijke regeling van het bewaarschoolonder wijs, waarbij zoo mogelijk het beginsel van financieelen steun van gemeentewege ware vast te leggen. De Voorzitter had nog medegedeeld, dat de commissie van voorbereiding vooi het tarief-ontwerp den 16den dezer maand haar werkzaamheden zal anvangen. De vergadering werd verdaagd tot as. Woensdagmorgen te elf uren. Openbare Leeszaal en Bibliotheek „Uenvens." Gedurende de maand Mei telde de lees zaal 2181 bezoekers, en werden 1583 boeken uitgeleend. Door geschenken en aankoop werden de volgende aanwinsten verkregen: J. J. Cremer, Het Orgel; Kleine ver tellingen; Hanna de freule; Vertellingen en SchetsenDaniël Sils. J. P. T h ij s- t e, Het intieme leven der vogels. L. Knappert, Geschiedenis der NecL.- Herv. Kerk, ged. 16de en 17de eeuw. W. v. Dam, Geestelijke domheid. M. W. de Visser, Japansche kleurendrukken in het Rijks-Ethnogr. Museum te Leiden- Verslag over 1910 v. h. Centr. Ge nootschap v. kinder-Kerstedlings- en vacan- tie-kolonies. W. Shakespeare, Julius Ceasar; vert. d. E. B. Koster. Suze laChapell eR oobol, Een boete. A n n a v. Gog hK a u 1 b a o h, Eigen Haan*d. Mevr. J. A. Simon s Mees, Voor het diner. Top Naeff, De stille getuige. G. J. Hengeyeld, Het rundvee. H. Sienkiewioz, Quo VadisR. W. Emerson, Repre sentative men. W. Morris, News from Nowhere. Clara Viebig, Ab- solvote. Maxim Gorki, Dred Men- scben. G. Travers, Mona Maclean.— P. de Goulevain, Au Coeur de la vie. Edna Lyall, The hinderera. A n n i Keary, Oldbury. Els a Wolff, Fraulein Maria. Salv. Farina, II Signor lo; Capelli biondi. Gas. De- 1 a v i g n e, Marino Faliero. Oudheid kundige mededeel!ngen. F. Dahn, Wat is liefde 1 Nellie van Kol, Aphoris- men. J. J. Rousseau, Emile. Ca- n a d a-gids; handboek. J. W. Pont, De dissenters (Uit onzen bloeitijd). J. J. M u y 1 w ij k, De studiereis v. Nederi. Coöper. naar Engeland in 1910. C. B ©- nina, Bescherming beschouwd in het be lang van loontrekkenden. 0 (b r is t u s- beschouwingen, Onder Modernen. De parlementair ging terug en weldra was het gevecht begonnen. Plotseling rende een enkle ruiter, bloots hoofds zonder jas of schoenen, alleen met een hemd en broek aan, op het rookgor dijn toe, dat tusschen de strijdenden hing. „Dick, ben je gek?" riep dr. Johns ©u rende hem op zijde. Maar Dick reed door, reed als een kind van de wildernis en allen, die hem zagen, vrienden en vijanden, slaak ten kreten van bewondering. De kogels regenden om hem heen, maar bij wist de rivier te bereiken en sprong er met zijn moedig paard in. Met moeite doorkliefde 't dier den snellen stroom, naar den tegen- overgestelden oever. Een stekend© pijn "n Dicks been zeide hem, dat hij gewond was, maar hij stoorde zioh er niet aan en zette zijn tocht voort. Onophoudelijk spoorde hij zijn trouw dier aan, maar het was dcor verscheidene kogels getroffen en bezweek juist op het oogenblik, dat rij den oever, bereikten. Zoodra hij aan den oever kwam, voelde hij, hoe stijf zijn been was, maar hij ver mande zich en strompelde verder. Zijn be proevingen waren echter nog niet voorbij. Nauwelijks had hij de richting ingeslagen van het kamp van generaal Boon, of hij zag een vijandelijke afdeeling op zioh af komen; nog vóór hij den tijd had gehad zich te verweren, zag hij een sabel voor zijn oogen glinsteren, Kij voelde een hevigen slag op den linkerkant van het voorhoofd en stortte ter aarde. Hoe lang hij zoo ge legen had wist hij zich later niet te herin neren; maar toen hij weer bijkwam, herin nerde hij zich dadelijk, wat hij zich had voorgenomen, en weer ging hij op weg, meer strompelend dan loopend. Toen hij eenige uren later in het kamp van generaal Boon aankwam, Kad hij juist nog kracht te stamelen: „Granietpas, haast u ze rijn verloren." Toen zakte hij in elkaar en voelde ge ruimen, tijd niets meer. J. J. Kok, Elementair leerboek v. K., boekhouden en berekeningen in het levens verzekeringsbedrijf. Tijdschrift Ned. Aardrijlkskundig Genootschap 1884— '89, '9193, 1909'10. Homoeopa- t i s o h e bibliotheek 712. W e t e n- s o h a p p e 1 ij k e bladen 1905'06. H. Robbers, De gelukkige familie; Eén voor één. F. Paulsen, Inleiding tot de wijsbegeerte. R. Bazin, Donatienne. De toute son ame. Gyp, Lo mariage de Chiffon. A. W. N i e u w e n h u i s,, Animisme, Spiritisme en feticism© onder de volken van den Ned. Indischen Archipel. Bij Kon. besluit is aan den oprichter1 böj 'a Rijks kustverlichting te Egmond aan Zee M. Muije, op zijn verzoek, wegens meer dan 65-jargen ouderdom, met ingang van 1 Juli 1911 eervol ontslag uit zijn be trekking verleend. voor den tijd van drie jaar gedetacheerd bij de landmacht in West-Indiö de 2de4uit. der inf. J. G. A. van der Upwich van het leger in NecL-Indië, thans k la suite van de Koloniale Reserve goedgekeurd de herbenoeming, bij be sluit van den gouverneur-generaal van Ne- derlandsch-Indië van 12 April, van den tegenwoordigen president der Javasohe Bank, den Keer mr. G. Vissering, tot die betrekking voor den tijd van vijf jaren, ingaande met 2 Juli 1911. Onderscheidingen Atjeh. Bij Kon. besluit is ter belooning van per soneel van het leger in Ned.-Indië, dat rioh onderscheiden heeft bij de krijgsver richtingen in Atjeh en onderhoorïgheden gedurende het eerste halfjaar 1910: a. in de Militaire Willemsorde bevorderd tot ridder 3de kl. de Amboineesche mare chaussee Th. Nussy, en benoemd tot ridder 4de kl de Europeesche sergeant van het korps marechaussee L. Molier; b. begiftigd met de eeresabel met Ket ge bruikelijk opschrift de lste-luit. van het korps marechaussee H. J. Schmidt; o. bepaald, dat bij afzonderlijke dagor ders, zoo in Indië als in Nederland, eervol Bullen worden vermeld, de lste-luit. J. F. Haver-Droeze ecu de Europeesche sergeant J. van der Poet, beiden van het korps marechaussee. L. B. P. Paanakker, Raampoortstraat 27b, en A. G. J. van der Schuit, Weste Wagenstraat 99, te Rotterdam, bedden schoen winkeliers, te zamen aan laatstge noemd adres handelende onder de firma L., Paanakker en Go. B. J. Bombeld, bakker, te Zenderen. W. Koops, koopman te Klein dijk, ge meente Odoorn. J. Rehwinkel, rijwielhandelaar, te Co©-» vorden, en handelende aldaar onder den firmanaam J. Rehwinkel en Zonen. J. D. Vrieze, bouwondernemer te Arn hem. W. N. Kort, grossier in suikerwerken, te Vlissingen. De Naamlooze Vennootschap Koper-» Maatschappij „Sevilla" gevestigd te Am sterdam. P. J. Fontaine, te Niouwer-AmsteL G. H. J. Coelen, winkelier, te Amster-i dam. M. G. Niehorster, bouwer, te Amsterdam. H. van Essen, bloemist, te Bussum. L. van Collem, zonder beroep, te Amster dam. Bijna de geheele stad was naar het spoorwegstation getrokken en stond ge duldig te wachten tot de trein zou aanko men. Eindelijk, na een lange afwezigheid, gedurende welken tijd Kij in het hospitaal was verpleegd, zou Dick Clarges, de red- dier van de hoofdstad en van de verdedi gers van Granietpas, terugkeefren. Toen de trein stil had gehouden, ver scheen voor een der portieren een man. Het volk, dat hem toejuichte, merkte op, dat Dick niet alleen ouder was geworden, maar dat ook een diep litteeken over zijn voorhoofd liep en dat rijn eene schouder werd opgeduwd door de drukking van een kruk. Alle hoofden werden ontbloot en hier en daar hoorde men snikken. Dick hinkte naar een gereedstaand rij tuig, vergezeld van zijn vroegeren comman dant, dr. Johns. Men had de paarden van den wagen ge spannen en de vroegere krijgsmakkers van Dick trokken hem in triomf naar zijn huis, waar rijn moeder en Pet hem onder het storten van vreugdetranen opwachtten. Nauwelijks was hij binnen, of ook Emily Wilde kwam en zonk weenend op haar kineën naast den stoel, waarin Dick had plaats genomen. Na het avondmaal strom pelde Dick met Emilymee om haar thuis te brengen en nam, als vroeger, aan de deur afscKeid. Maar vóór rij binnenging, zei ze: „Dick, je herinnert je, dat je voor je heenging beloofd hebt, dat je, als je ooit terugkwam, me zou vragen je vrouw te worden?" „Ja, maar Emily..." „A'la je blieft geen woord meer, Dick. Ze hebben je wel verminkt en je bent mét rijk, dat wil je zeker zeggen, maar ik bied je mijn liefde aan en mijn leven en al wat ik heb en dan zal ik nog trotsch zijn je groot hart en roemrijken naam te mogen bezitten. Dick, ik weet, dat je je woord zuK» houden, je moet het houden l"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9