15731. LUÏDSCH Zaterdag- 3 Juni. Tweede Blad. Anno 1911.
Offieieele Kennisgeving.
Een gedachte bij het Pinksterfeest.
£ftfOGRD HOUDEfL
Tweede Kamer.
Uit de „Staatscourant".
Faillissementen.
Verkiezing Kamer Tan Arbeid.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien het besluit van den Minister van
(landbouw, Nijverheid en Handel van den
fpd Mei 1911 No. 1167, Afdeeling Arbeid
Brengen ter algemeene kennis:
dat de stemming ter verkiezing van
lli ~-p atroon der Kamer van Arbeid
poe. de Winkel- en Grossiersbedrijven, die
behoort te worden benoemd ter vervulling
ir.u de plaats, die opengekomen is, door
dat een der, bij de in Maart 1911 gehouden
stemmingen, gekozen leden-patroons, die
benoeming niet heeft aangenomen, zal
plaats hebben op Dinsdag den 13d e n
Juni 1911 en de herstemming, zoo
noodig op V r ij d a g den 23s ten
Juni d.a.v.;
en dat het stembureau zitting zal hou-
flen in een der lokalen van het Raadhuis
van één uur 's namiddags tot vier uur
's namiddags en van zeven uur 's avonds
Jpt negen uur 's avonds.
Voorts vestigen zij de aandacht vaïi be-
Janghebbenden op den inhoud van de ar
tikelen 17 en 18 der Wet op de Kamers
yan Arbeid, luidende als volgt:
Artikel 17.
ï.Het hoofd of de bestuurder vaA een
Bedrijf of eene onderneming, waarin per
sonen, die op een kiezerslijst voor eene
Kamer van Arbeid zijn geplaatst, arbeid
verrichten in fabrieken of werkplaatsen,
is verplicht te zorgen, dat ieder van dezen
gedurende ten minste twee achtereenvol
gende, uren van den voor de stemming
bepaalden tijd gelegenheid vinde om méde
jbe werken tot de keuze, waartoe hij b£-
ypegd is.*'-
Artikel 18.
7,Het hoofd of de bestuurder,- iri Ket
Voorgaande artikel bedoeld, is verplicht te
fcorgen, dat in zijne fariek of werkplaats,
'pp eene plaats waar arbeid verricht wordt,-
gedurende twee werkdagen voor en tijdens
1de tot stemming bepaalde uren op eene
richtbare wijze is opgehangen een door
hem onderteekende lijst, de uren in het
voorgaande artikel bedoeld vermeldende,
voor elk afzonderlijk of groepsgewijze of
'pf voor allen gezamenlijk.
ï,Op de woorden arbeid" en „fabrieken
fcn werkplaatsen" in dit en in het vorige
artikel is par. 1 der Arbeidswet, met uit
sondering van het Laatste lid van artikel
toepasselijk."
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
N. 0. DE GIJSELAAR,
Burgemeester.
VAN STRIJEN, Seoretaris.
Lc en, 6 Mei 1911.
Een lange, bange worsteling1 vertoont oinö
&o natuurtoestand in de eerste tijden van
het voorjaar. Bijna altijd is de strijd der
elementen heftig en langdurig, eer de zachte
temperatuur, zooalö nu reeds in de schoone
Meimaand, en de kalme, heldere hemel van
iden voorzomer betere vooruitzichten openen
ten do hoop verlevendigen op duurzaam gun
stige tijden, op oen Pinksterviering ook, in
bveroanstemming met de schoone en hooge
beteekenis van dat heerlijke feest.
In figuurlijken zin gesproken is Pinksteren
het feest, gewijd aan licht etn warmte, en
bonder die twee heerlijke en voortreffelijke
^genschappen der natuur kunnen wij niet
1 [volkomen vervuld worden van die geestdrift,
k"B—bb
Vuurrood en met koortsig gloeiende
bogen, maar uiterlijk kalm, eindigde de
oude dr. Johns zijn toespraak met een op
roeping van mannen, die konden rijden en
BchieteiL Om hem heen stonden een aan
tal mannen, vrouwen en kinderen, zwijgend
Ifcen gevolge van een "angstige aandoening.
„Wie zal de eerste zijn? vroeg de oude
man, en onmiddellijk kwam uit de menigte
.vooruitgestapt: Dick Olarges!
Zelfs dr. Johns verloor bijna zijn ernst.
'Het was dan ook een te dwaas denkbeeld,
dat Dick Clarges zou vechten; hij, de ten
gere, zachte jongen, die, wat zijn karakter
aangaat, veel op een meisje leek.
Nu stormden ook honderden mannen toe
(Om zich naast den knaap'te voegen.
„Dicks" zei dr. Johns, ,,ben je bereid
•je deel aan het werk op je. te nemen
i „Ja, dokter."
„Kan je schieten?"'
„Dat heb ik mijn heele leven gedaan en
rijden ook, van toen ik een kleine jongen
Tas. Vandaag nog heb ik op den wilden
»Coon" gezeten.
Er klonken hoera's en gelach, maar
Dick keek dr. Johns in de oogen en glim
lachte als steeds.
Dick was een der eersten, die het nieuws
gehoord hadden.
Hij was reeds lang gewoon den kleinen
telegaphist Bundy, die zwak was, te gaan
helpen en had zoo uitstekend telegraphee-
,Ton gedeetrd. Zoo kwam het, dat hij juist
üfófc Bundy dienst deed, toen die onge-
iroon onrustbarende tijding kwam.
Zonder een woord te zeggen was Dick
den spoorweg over gesneld, den Keuvel op,
°m de «aak aan den ouden dr. Johns mee
fe" deefcm.
Was Dick ©en lafaard?
die op het Pinksterfeest past en zoo ge
heel ligt in de lijn dear blijde gebeurtenis
sen, die wij in de dagen die .aanstaande
zijn, herdenken.
Wij zullen die gebeurtenissen hier thans
niet schetsen. Bij verschillende gelegenheden
en op verschillende wijzen zullen -wij er in
de komende feesturen aan worden herinnerd.
Ieder zal ze opvatten op zijn eigen wijze
en er zijn eigen, beteekenis aan hechten.
Dat is vrij natuurlijk en we gelooven niet
dat het veel tot de zaak doet, mits we
niet verschillen in de waarde en de betee
kenis van het feest voor het heden; mits
het op ons aller leven den zelfden invloed
oefene.
Want, is er één ding waarmede de! Pink
ster gedachte in volslagen strijd is, dan is
het de menschel ij ke zelfzucht in al zijn ver
schillende vormen en schakeeringen. Met het
eigen ik als afgod, met een zich afzonderen
in eng besloten kring, een zioh opsluiten
binnen de wanden van zelfingenomenheid en
zelfgenoegzaamheid, is de geest van het
goede en van het ware nimmer te vereeni
gen. Daarvoor is hij te veel van Goddelijken
oorsprong, staat hij te hoog, is hij te heilig.
En dat sluit nog veel meer in zich. Met
onverschilligheid voor de belangen van an
deren en het algemeen welzijn, met gie
righeid en hardvochtigheid, met haat en
persoonlijke vijandschap in het hart, kun
nen wij niet blijde feestvieren. Dat zijn
allemaal zwarte zonen en doch teren van de
verfoeilijke zonde der zelfzucht, de eeuwige
vijandin van den geest van het goede. En
al moge het niet zoo erg met ons gesteld
zijn, al zijn we maar een beetje besmet
door hetgeen waarmee we dagelijks omgaan
en wat we dagelijks om ons heen zien, op
zijn zachtst genomen is het toch ballast,
die uitgeworpen moet wordenonkruid, tegen
het voortwoekeren waarvan een ijverig wieden
slechte kan haten.
Dat kost veel strijd, strijd zboals We dien
in voorjaarsdagen in de natuur zien, in dat
opzicht een waar levensbeeld. Maar, wij zijn
het niet alleen die te strijden hebben,
wij gewone menschenkinderen. De groote
voorgangers van het menschelijk geslacht
op den weg ten goede, hebben dien strijd
evenzeer gekend als wij.
Zou men waarlijk meenen, dat die man
nen; van wie het Pinksterfeest ons ver
haalt, ook geen strijd met zichzelf te voe
ren hadden, eer zij opstonden om de wereld
in te treden? En het was waarlijk ook
geen wonder! Hun taak was tot nog toe
vrij gemakkelijk geweest: een voorbereiding,
een oefenschool. Diep doordrongen van eer
bied en liefde voor den grooten Meester,
ten diepste overtuigd van het verhevene,
het ware zijner beginselen en het richtsnoer
van. zijn leven, met een innig geloof in de
zegepraal dier beginselen, waren zij toch
steeds discipelen geweest en hadden zij aan
de verbreiding dier beginselen uitsluitend
iets door het goede voorbeeld en de onbe
rispelijkheid van hun levenswandel toege
bracht. Maar toen het oogenblik kwam, dat
hen onbeschermd en zelfstandig zag staan
te midden van een vijandige en verdorven
wereld, toen zij het gewicht voelden van
den last een zeer vereerenden, maar ook
zeer zwaretn last, dien de Meester op
hun schouders had gelegd, toen zal nog wel
eens een gevoel van gedruktheid, van klein
heid, van aarzeling, die mannen overval
len hebben. Zij hadden nu te staan voor
den grooten strijd van het leven, voor hun
gemoedelijke pvertuiging, voor de beginse
len die in Hem belichaamd waren, die nu
uit hun midden was weggenomen, en zij
wisten dat er, eenmaal den strijd aanvaard
hebbende, slechts één keus was: overwinnen
of sterven.
Wat was er waar van hetgeen gefluisterd
werd over zijn lafheid? Arnold Mitchell
had hem met zijn hoed in het gelaat gesla
gen ©n hem tot een gevecht uitgedaagd,
maar Dick had geweigerd. Had hij daaren
tegen zijn leven niet gewaagd om den
ouden Steven te redden en uit den weg te
trekken van een naderende machine?
Nadat Dick zioh het eerst aan dr. Johns
had opgegeven, was hij naar Kuis gesneld.
„Moeder," riep hij, de kamer binnen
stormend, „maak mijn rijlaarzen en ge
weer klaar en ook wat eten. Ik ga Ben
zadelen. Maar haast ul"
„Maar Dick, wat is er?"
„Moeder, verlies geen oogenblik. De oor
log is uitgebroken en langs de geheel©
rivier wordt al gevochten. De vijand is
naar onzen oever overgestoken, heeft een
half dozijn steden genomen, Cedar Hill
bestormd en trekt op naar de hoofdstad. De
telegraaflijnen naar het Oosten zijn in
's vijands handen en het leger van gene
raal Boon, dat de rivier verdedigt, weet
niets van hetgeen gebeurd is."
Moeder en Pet stonden een oogenblik
sprakeloos, maar daarop repten zich haar
handen om alles gereed te maken en zij
staakten alleen het werk om een traan
af te wisschen.
"Vijf minuten later zat Dick te paard en
reed Lij, na zijn moeder en zuster omhelsd
te hebben, weg. Een eind verder werd hij
echter opgehouden door het bleek gelaat
van Emily Wilde, het mooie meisje, voor
wie hij zoo dikwijls boodschappen had ge
daan.
,,'t Is verschrikkelijk, Dick. Ga je heen?"'
„O ja, we gaan allen, we moeten, we ho
pen de terugtrekkende militie-troepen van
nacht te ontmoeten en dr. Johns zegt, dat)
we misschien stand kunnen houden tot ren
boden generaal Boon kunnen bereiken, om
hem te hulp te roepen."
„Dick, misachten zal ik je nooit weerzien;
Zij hebben overwonnen, de Apostelen deS
geloofö, der liefde en des vredes. Zij zijn
nu al sinds vele eeuwen uit het midden
der Wereld weggenomen, maar zij hebben ons
een kostbaren eea onvergankelijker schat na
gelaten, waarvan wij verheugd gedachtenis
vieren in deze blijde dagen en die wij, zal
zal liet wel met ons zijn, dankbaar te aan
vaarden hebben.
Dat dan de Apostelen van den gkooten
Meester ons levensvoorbeelden mogen zijn.
In zeker opzicht is onze taak een andere,
onze bestemming niet dezelfde, is het doel
gewijzigd; maar hierin ie toch wel volko
men overeenstemming, dat wij dezelfde leer-
en oefenschool hebben te dcorloopen als zij,
om dan het geleerde in denzelfden geest
toe te passen en te verbreiden.
Wij zullen nooit iets op zedelijk gebied
tot stand brengen, indien ook wij niet, als
de Apostelen, innig overtuigd zijn dat alleen
de beginselen, wier verkondiging wij op het
Pinksterfeest herdenken, in staat zijn om
de wereld duurzaam tot meerdere volma
king te leiden, en indien ook wij niet deelen
in de innige liefde en diepe vereering voor
den 'drager van het verhevenste voorbeeld,
dat de wereld ooit aanschouwde.
Maar indien wij het niet willen laten hij
overtuiging alleen, maar ook iets willen
doen om in de groote menschenwereld an
deren die overtuiging deelachtig te doen
worden, dan zullen wij ook iete moeten
doen, wat van grooter beteekenis is, maar
vrij wat meer van onzen goeden wil en
van onze krachten zal vorderen. Dan moeten
wij bedenken dat leer en leven niet te schei
den zijn; dan moeten wij in ons algemeen
en bijz?onder leven het geleende toepassen,
aan de wereld doen zien dat de geest van
het licht ons bestraalt en velen tot leering
en voorbeeld en daardoor ten zegen zijn.
En eerst dan kunnen wij hopen om zeiven
ook apostelen te worden van de leer, waar
voor de tempels omstortten en die de wereld
door weerloozen overwinnen deed.
Nooit zullen wij de diepe beteekenis dier
gewijde dichtregelen ooit beter begrepen heb
ben, dan wanneer wij in dein geest van het
bovenstaande ons opmaken ter Pinkstervie
ring. Laat ons bij die viering maar in
geestdrift ontgloeid zijn voor het ware, het
goede en het schoone; dan zal dat inderdaad,
wezen: eon heiliging van het Pinksterfeest.
De natuur heeft weeir haar tooverwookd ge
sproken. Zij viert feest. Het opengeslagen
boek vol wonderen en heerlijkheden spreekt
weer tot hart en verstand.
Dat op die wijze Ook de majesteit van
het hoogere tot ons spreke in de blijde
tonen van het feestlied, dat weerklank moge
vinden in ieders gemoed, het brengen in de
rechte stemming, het vatbaar maken voor
een waar en dankbaar genot.
Nem'o.
Nadat gisternamiddag de Minister van
Justitie aan 't woord was geweest, repli
ceerde de heer Roessingh over het Eeds-
w e t j e.
Ook de heer Troelstra verdedigde
nader zijn standpunt. Hij verklaarde bij de
behandeling van art. 1 zijn amendement
zoodanig te zullen wijzigen, dat in plaats
van de facultatieve toelating tot de
belofte, de dwingende wordt gesteld
voor ieder die gemoedsbezwaren heeft.
Spr. vindt het ontwerp een aanslag op de
rechten van de Nederlandsohe burgers. Het
beteekent onzekerheid, bovenal voor de on-
geloovigen.
De Minister dupliceert.
De algemeen© beschouwingen worden ge
sloten.
jou, dien ik bijna eiken dag gezien heb
sedert mijn geboorte. Ik weet heel veel
van je. Ik ken het verhaal van je opoffe
ring voor je moeder en Pet; wie ook spot
tend over je mag denken of meenen, dat
je laf bent, ik niet."
„Wat ben je goed, Emily. Als ik durfde,
zou ik je wel willen omhelzen. Vaarwel."
Emily's teedere handen grepen hem bij
de mouw.
„Een oogenblik, Dick. In mijn gedachten
ben jij de eerlijkste, trouwste, flinkste en
liefste jongen, die er is. Wou je mij om den
hals vliegen? Ik zal je een kus geven cn
den Hemel bidden, dat je in het gevecht
gespaard wordt.
Emily," riep Dick, zioh naar haar over»
buigend, „als ik uit het gevecht terugkeer,
zal ik je vragen mijn vrouw te worden.1'
De vijand had alom gezegevierd, zelfs de
stad was in zijn macht, en nu rukte zijn
overwinnend leger op tegen den laats ten
hinderpaal op zijn weg, Granietpas.
Het gevecht was hevig. „Als wij den
pas maar tot den nacht kunnen houden,
morgen zullen onze renboden generaal
Boon meebrengen!" zeiden de officieren.
Plotseling hield de vijand op met vuren
en er vertoonde zich een parlementair.
Dick, die den geheelen dag in de nabijheid
van dr. Johns gevochten had, zag hoe de
dokter verbleekte.
„Wat is er dokter?" vroeg Dick.
„Niet meer of minder dan dat zij ouzo
renboden hebben opgevangen. De, vijand
eiseht van ons, dat wij den pas zullen over
geven, anders zal hij zijn kanonnen op de
heuvels brengen en zijn infanterie ten aan
val zenden en zullen wij zware verliezen
lijden."
„En wat antwoordt u?"
„Dat zoo wij al den pas niét kunnen hen-
den, wij in elk geval onze lijken op het
slagveld kunnen achterlaten."
Yragendag.
De heer Van Hoogstraten richt
te tot den Ministef van Binnenlandsche
Zaken de volgende vragen:
lo. Is de Minister van meening, dat de be
staande wet op het lager onderwijs e enige
vingerwijzigingen bevat, waardoor de ge
meentebesturen zich belemmerd kunnen ge
voelen het bijzonder bewaarschoolonderwijs
te subsidieeren?
2o. Is de Regeering voornemens, stappen
to doen ten einde het verleenen van finan-
cieelen steun aan hét bewaarschoolonder
wijs wettelijk te regelen.
De Minister van Binnenland
se h e Zaken (de (heer Heemskerk) ant
woordde als volgt:
lo. Mij is geen enkele bepaling bekend
welke de gemeentebesturen zou kunnen be
lemmeren om bot bijzonder bewaarschool-
onderwijs te subsidieeren; trouwens, in
zeer vele gemeenten vindt dat dan ook
reeds plaats.
2o. Overigens wordt voorbereid een wet
telijke regeling van het bewaarschoolonder
wijs, waarbij zoo mogelijk het beginsel
van financieelen steun van gemeentewege
ware vast te leggen.
De Voorzitter had nog medegedeeld,
dat de commissie van voorbereiding vooi
het tarief-ontwerp den 16den dezer maand
haar werkzaamheden zal anvangen.
De vergadering werd verdaagd tot as.
Woensdagmorgen te elf uren.
Openbare Leeszaal en Bibliotheek
„Uenvens."
Gedurende de maand Mei telde de lees
zaal 2181 bezoekers, en werden 1583 boeken
uitgeleend.
Door geschenken en aankoop werden de
volgende aanwinsten verkregen:
J. J. Cremer, Het Orgel; Kleine ver
tellingen; Hanna de freule; Vertellingen
en SchetsenDaniël Sils. J. P. T h ij s-
t e, Het intieme leven der vogels. L.
Knappert, Geschiedenis der NecL.-
Herv. Kerk, ged. 16de en 17de eeuw. W.
v. Dam, Geestelijke domheid. M. W.
de Visser, Japansche kleurendrukken
in het Rijks-Ethnogr. Museum te Leiden-
Verslag over 1910 v. h. Centr. Ge
nootschap v. kinder-Kerstedlings- en vacan-
tie-kolonies. W. Shakespeare,
Julius Ceasar; vert. d. E. B. Koster.
Suze laChapell eR oobol, Een
boete. A n n a v. Gog hK a u 1 b a o h,
Eigen Haan*d. Mevr. J. A. Simon s
Mees, Voor het diner. Top Naeff,
De stille getuige. G. J. Hengeyeld,
Het rundvee. H. Sienkiewioz,
Quo VadisR. W. Emerson, Repre
sentative men. W. Morris, News
from Nowhere. Clara Viebig, Ab-
solvote. Maxim Gorki, Dred Men-
scben. G. Travers, Mona Maclean.—
P. de Goulevain, Au Coeur de la vie.
Edna Lyall, The hinderera. A n n i
Keary, Oldbury. Els a Wolff,
Fraulein Maria. Salv. Farina, II
Signor lo; Capelli biondi. Gas. De-
1 a v i g n e, Marino Faliero. Oudheid
kundige mededeel!ngen. F. Dahn, Wat
is liefde 1 Nellie van Kol, Aphoris-
men. J. J. Rousseau, Emile. Ca-
n a d a-gids; handboek. J. W. Pont,
De dissenters (Uit onzen bloeitijd). J. J.
M u y 1 w ij k, De studiereis v. Nederi.
Coöper. naar Engeland in 1910. C. B ©-
nina, Bescherming beschouwd in het be
lang van loontrekkenden. 0 (b r is t u s-
beschouwingen, Onder Modernen.
De parlementair ging terug en weldra
was het gevecht begonnen.
Plotseling rende een enkle ruiter, bloots
hoofds zonder jas of schoenen, alleen met
een hemd en broek aan, op het rookgor
dijn toe, dat tusschen de strijdenden hing.
„Dick, ben je gek?" riep dr. Johns ©u
rende hem op zijde. Maar Dick reed door,
reed als een kind van de wildernis en allen,
die hem zagen, vrienden en vijanden, slaak
ten kreten van bewondering. De kogels
regenden om hem heen, maar bij wist de
rivier te bereiken en sprong er met zijn
moedig paard in. Met moeite doorkliefde 't
dier den snellen stroom, naar den tegen-
overgestelden oever. Een stekend© pijn "n
Dicks been zeide hem, dat hij gewond was,
maar hij stoorde zioh er niet aan en zette
zijn tocht voort. Onophoudelijk spoorde hij
zijn trouw dier aan, maar het was dcor
verscheidene kogels getroffen en bezweek
juist op het oogenblik, dat rij den oever,
bereikten.
Zoodra hij aan den oever kwam, voelde
hij, hoe stijf zijn been was, maar hij ver
mande zich en strompelde verder. Zijn be
proevingen waren echter nog niet voorbij.
Nauwelijks had hij de richting ingeslagen
van het kamp van generaal Boon, of hij
zag een vijandelijke afdeeling op zioh af
komen; nog vóór hij den tijd had gehad
zich te verweren, zag hij een sabel voor zijn
oogen glinsteren, Kij voelde een hevigen
slag op den linkerkant van het voorhoofd
en stortte ter aarde. Hoe lang hij zoo ge
legen had wist hij zich later niet te herin
neren; maar toen hij weer bijkwam, herin
nerde hij zich dadelijk, wat hij zich had
voorgenomen, en weer ging hij op weg,
meer strompelend dan loopend.
Toen hij eenige uren later in het kamp
van generaal Boon aankwam, Kad hij juist
nog kracht te stamelen: „Granietpas, haast
u ze rijn verloren." Toen zakte hij in
elkaar en voelde ge ruimen, tijd niets meer.
J. J. Kok, Elementair leerboek v. K.,
boekhouden en berekeningen in het levens
verzekeringsbedrijf. Tijdschrift
Ned. Aardrijlkskundig Genootschap 1884—
'89, '9193, 1909'10. Homoeopa-
t i s o h e bibliotheek 712. W e t e n-
s o h a p p e 1 ij k e bladen 1905'06. H.
Robbers, De gelukkige familie; Eén voor
één. F. Paulsen, Inleiding tot de
wijsbegeerte. R. Bazin, Donatienne.
De toute son ame. Gyp, Lo mariage
de Chiffon. A. W. N i e u w e n h u i s,,
Animisme, Spiritisme en feticism© onder de
volken van den Ned. Indischen Archipel.
Bij Kon. besluit is aan den oprichter1
böj 'a Rijks kustverlichting te Egmond aan
Zee M. Muije, op zijn verzoek, wegens
meer dan 65-jargen ouderdom, met ingang
van 1 Juli 1911 eervol ontslag uit zijn be
trekking verleend.
voor den tijd van drie jaar gedetacheerd
bij de landmacht in West-Indiö de 2de4uit.
der inf. J. G. A. van der Upwich van het
leger in NecL-Indië, thans k la suite van de
Koloniale Reserve
goedgekeurd de herbenoeming, bij be
sluit van den gouverneur-generaal van Ne-
derlandsch-Indië van 12 April, van den
tegenwoordigen president der Javasohe
Bank, den Keer mr. G. Vissering, tot die
betrekking voor den tijd van vijf jaren,
ingaande met 2 Juli 1911.
Onderscheidingen Atjeh.
Bij Kon. besluit is ter belooning van per
soneel van het leger in Ned.-Indië, dat
rioh onderscheiden heeft bij de krijgsver
richtingen in Atjeh en onderhoorïgheden
gedurende het eerste halfjaar 1910:
a. in de Militaire Willemsorde bevorderd
tot ridder 3de kl. de Amboineesche mare
chaussee Th. Nussy, en benoemd tot ridder
4de kl de Europeesche sergeant van het
korps marechaussee L. Molier;
b. begiftigd met de eeresabel met Ket ge
bruikelijk opschrift de lste-luit. van het
korps marechaussee H. J. Schmidt;
o. bepaald, dat bij afzonderlijke dagor
ders, zoo in Indië als in Nederland, eervol
Bullen worden vermeld, de lste-luit. J. F.
Haver-Droeze ecu de Europeesche sergeant
J. van der Poet, beiden van het korps
marechaussee.
L. B. P. Paanakker, Raampoortstraat
27b, en A. G. J. van der Schuit, Weste
Wagenstraat 99, te Rotterdam, bedden
schoen winkeliers, te zamen aan laatstge
noemd adres handelende onder de firma L.,
Paanakker en Go.
B. J. Bombeld, bakker, te Zenderen.
W. Koops, koopman te Klein dijk, ge
meente Odoorn.
J. Rehwinkel, rijwielhandelaar, te Co©-»
vorden, en handelende aldaar onder den
firmanaam J. Rehwinkel en Zonen.
J. D. Vrieze, bouwondernemer te Arn
hem.
W. N. Kort, grossier in suikerwerken, te
Vlissingen.
De Naamlooze Vennootschap Koper-»
Maatschappij „Sevilla" gevestigd te Am
sterdam.
P. J. Fontaine, te Niouwer-AmsteL
G. H. J. Coelen, winkelier, te Amster-i
dam.
M. G. Niehorster, bouwer, te Amsterdam.
H. van Essen, bloemist, te Bussum.
L. van Collem, zonder beroep, te Amster
dam.
Bijna de geheele stad was naar het
spoorwegstation getrokken en stond ge
duldig te wachten tot de trein zou aanko
men. Eindelijk, na een lange afwezigheid,
gedurende welken tijd Kij in het hospitaal
was verpleegd, zou Dick Clarges, de red-
dier van de hoofdstad en van de verdedi
gers van Granietpas, terugkeefren.
Toen de trein stil had gehouden, ver
scheen voor een der portieren een man.
Het volk, dat hem toejuichte, merkte op,
dat Dick niet alleen ouder was geworden,
maar dat ook een diep litteeken over zijn
voorhoofd liep en dat rijn eene schouder
werd opgeduwd door de drukking van een
kruk. Alle hoofden werden ontbloot en hier
en daar hoorde men snikken.
Dick hinkte naar een gereedstaand rij
tuig, vergezeld van zijn vroegeren comman
dant, dr. Johns.
Men had de paarden van den wagen ge
spannen en de vroegere krijgsmakkers van
Dick trokken hem in triomf naar zijn huis,
waar rijn moeder en Pet hem onder het
storten van vreugdetranen opwachtten.
Nauwelijks was hij binnen, of ook Emily
Wilde kwam en zonk weenend op haar
kineën naast den stoel, waarin Dick had
plaats genomen. Na het avondmaal strom
pelde Dick met Emilymee om haar thuis
te brengen en nam, als vroeger, aan de
deur afscKeid. Maar vóór rij binnenging,
zei ze:
„Dick, je herinnert je, dat je voor je
heenging beloofd hebt, dat je, als je ooit
terugkwam, me zou vragen je vrouw te
worden?" „Ja, maar Emily..."
„A'la je blieft geen woord meer, Dick. Ze
hebben je wel verminkt en je bent mét
rijk, dat wil je zeker zeggen, maar ik bied
je mijn liefde aan en mijn leven en al wat
ik heb en dan zal ik nog trotsch zijn je
groot hart en roemrijken naam te mogen
bezitten. Dick, ik weet, dat je je woord
zuK» houden, je moet het houden l"