RECEPT.
STOFGOUD.
ALLERLEI.
de droomen van het verleden, welke zij op
wekken. Uit de omgeving der muren ste
ken zij vooruit met keur spitsbogen, heur
gekartelden of geheel ronden vorm. "Vele
mensohen bevinden zioh inderdaad op dezen
hof. Paarden en muildieren staan er te
wachten en op den achtergrond, onder oude
bogen, welke een soort nissen vormen, zijn
de ministers vereenigd, die daar met wei
nig papier hun ambt in de open luaht uit
oefenen.
Onder gindsche arkade zetelt de Minister
van Oorlog, in een andere spreekt de Mi
nister van Justitie recht, van wiens oor
deel geen hooger beroep meer bestaat. Sol
daten houden er orde met stokslagen en zoo
wel beklaagden als getuigen worden door
twee athletisch gebouwde soldaten bij den
kraag gepakt en voor 's Ministers rechter
stoel gesleept.
Verder waagde Lotd zich niet in het pa
leis. De ministers bestegen, ondersteund
door dienaren, hun muildieren en reden
huiswaarts. Met hun witte baarden, hun
lange witte gewaden, die scherp contras
teerden met de roodleeren zadels der muil
dieren, welke ieder door vier dienaren wer
den geleid, zagen zij er verrukkelijk uit,
als oude profeten.
Oe koning van Italië.
In geen Monarchistische^ Staat van
Europa draagt het Hofleven zulk een bur
gerlijk karakter als in Italië. Dit is vooral
in het oog gevallen bij de feestelijkheden
ter herdenking van Italië's eenheid. Het
Hof bewaarde dezelfde teruggetrokkenheid
als gewoonlijk; er waren geen gala-diners
of militaire parades. Dit is geheel in den
geest van den Koning, die het meest van
emstigen arbeid houdt. Hij staat 's mor
gens vroeg op en men vindt hèm dan
spoedig aan zijn schrijftafel. Hij houdt jer
van zich zooveel mogelijk over de dingen,-
die hem interesseeren, te laten voorlichten,
en brengt niet zelden een Minister bij .elen
of andere voordracht in verbazing door zijn
kennis van het onderwerp. Meer dan eens
verschijnt de Koning onaangediend aan een
ministerie of in een kazerne. Dikwijls laat
hij een troepenafdeeling, zonder van zijn
komst bericht te hebben gezonden,- alar
meeren, ten einde haar te inspecteeren.
Niet zelden reist Victor Emanuel III
naar verwijderde streken van zijn Rijk, waar
publieke werken worden uitgevoerd,- neemt
deze op jen maakt er, fotografische opna
men van. Feestelijke ontvangsten met in
het wit gekleede dames en burgemdesters-
toespraken kent men in Italië niet. Daar
entegen geeft iedere stad of dorp, waar
de Koning komt, een flinke som voor de
finnen.
De Koning houdt niet van praal. Dd
£>nt vangst aan het Hof draagt een eenvou-
|dig karakter. Djt is ook het geval bij
audiënties.
De eenige verstrooiing van den Koning
is zijn muntverzamelingdie voor een dei;
'belangrijkste van de geheele wereld geldt,-
en de jacht. Met voorliefde maakt het
koninklijk echtpaar een uitstapje naar het
«iland Monte Christo, dat door den roman
van Alexander Dumas beroemd is gewor
den, Het gevolg blijft dan op het jacht
en de Koning en de Koningin houden dan
in een klein boerenhuis verblijf, waar, zoo
als men zegt, de Koningin zelf het eten.
voor. haar gemaal en zichzelf bereidt.
OorentaaB.
Kleine, goedgevormde oor en verraden
geest en levendigheid.
Een zeer losstaande oorlel beteekent een
goed karakter.
Een breed en glad oor verkondigt een
zwakken geest.
Een plat, lang oor geeft eigenliefde en
zotheid aan.
Een rood, dik, warm oor is een te eken
van een genotziek, luchthartig tempera
ment.
Een kort, dik, slechtgevormd oor is een
slecht te eken.
Ereede ooren, dicht bij den schedel ge
plaatst, met een puntig toeloopende lel,
zijn bij zeer jonge menschen het onfeilbare
bewijs, dat zij spoedig zwaar en dik zullen
worden.
Vanill© soufflé.
1 L. melk, 40 gr. bloem, 25 gr. boter, 40
gr. suiker, 3 eieren, iets zout, stokje va-
nielje.
Bereiding: De meïk met de vanielje een
tijdlang laten trekken, daarna wat laten be
koelen. De bloem met de melk goed glad
aanmengen, de suiker en de boter ex bdj
doen en het mengsel onder goed roeren even
aan de kook laten komen. Daarna één voor
één de eierdooiers toevoegen, ten slotte de
massa luchtig vermengen met het zeer stijf
geklopte eiwit. Het mengsel dadelijk over
doen in een diep beboterd vuurvast scho
teltje en pLm. 20 min in een matig warmen
oven zetten, om mooi te rijzen en lichtbruin
te worden.
Spot ia dikwijls gebrek a-n-n geest.
La Bruyère.,
De onschuld is een bloem; wanneer één
blad van de bloem afvalt, ontbladert zij al-
lengskens.
Wallis.
Alseen h e e r in de tram zit.
Als pendant van het schetsje in het vorig
Zondagsblad geeft een dame, die een heer
in de tram waargenomen heeft, het volgen
de:
De man gaat zitten, strekt zijn beenen
uit, strijkt zijn snorren op, legt de handen
over elkaar op zijn stok.
De conducteur komt; de heer zoekt een
dubbeltje, eerst op zij in het zakje van zijn
jacquette, dan in het zijzak je van zijn over
jas, dan in twee zakken van zijn gekleurd
vest. Dan in zijn twee broekzakken.
Alles tevergeehs, om eindelijk uit zijn
achterbroekzak zijn portemonuaie voor den
dag te halen en er een dubbeltje uit te
nemen.
Komt de controleur de tram binnen, dan
begint hetzelfde proces opnieuw. De ma.n
zoekt in een dozijn zakken naar het coupon
netje, en haalt uit eiken zak een partij
trambriefjes, maar het juiste is er niet bij.
Het goede ligt toevallig vertrapt onder zijn
voet.
Och, hadden de he eren ook rrwjr een
tasohje I
Zn krant.
Aan het station van een Zuidhollandsohe
stad, waar de paardentram nog rijdt, maar
eerstdaags door een electrisohe vervangen
wordt, waar grachten 's zomers verre van
welriekende geuren doen opstijgen en
waarheen de jongelingschap trekt om
kennis, veel kennis te verwerven, aan 't
station van die stad nu, kwam Zaterdag
zooals alle andere dagen der week, 's mor
gens even vóór negen een boemelende
schooltredn binnen.
De reiziger» en vele reizigertjea, 't was
immer* een achooltrein, verdwijnen, na
uitgestapt te zijn, door den niet zeer
grootsteedsohen uitgang. Enkele nieuwe
reizigers klimmen, 't mag hier zeker klim
men heeten, want 't is nog een antiek,
geen verhoogd perron, den trein in. De
boemel zal dan vertrekken. Daar herinnert
de conducteur,- pardon hoofdoonduete ur,:
zich iets.
Hij snelt naar een dames-coupé en roept
naar binnen „Juffrouw, komt uw vriendin
vandaag niet?" Naeen ontkennend ant
woord ontvangen te hebben, klinkt 't ge
rustgesteld: „Nou, dan kunnen we wel
gaan."
Reeds beroeren 's conducteurs lippen het
fluitje, als plots een heerenhoofd, dito
borst en dito arm door een portierraampje;
verschijnen, de arm zwaaiend met een och-1
tendblad,
„Akol" De „Ako'' verschijnt. „Je hebt
me een onvolledig exemplaar verkocht."
Ako zegt, dat hij 't wel ruilen wil, heeft
echter geen onder bdj zich, moet naar buf
fet. De conducteur meent, dat 't nog wei
kan, als hij maar gauw voortmaakt, 't Is
immers maar een boemeltrein 1 Jongen
weg, met het onvolledige exemplaar. Komt
na een poosje terug hijgend en blazend,
eonouiTeerend met de locomotief. Wederom
beroeren 's hoofdconducteurs lippen het
fluitje, nu echter met goed gevolg. De
trein zich knarsend, schuddend, boe
melend -in beweging. De jongen reikt
juist op tijd den heer de krant met
een vriendelijk „als 't u blieft". Een mis-'
echien nog vriendelijker „dank je" volgt.
De jongen had 't ook wel verdiend, had!
hard geloopen, z,n best gedaan slechts voorj
een krant. De boemel begint sneller te
boemelen. De jongen begint zegevierend te'
lachen en roept tot den nog steeds uit hetj
portier hangenden heer: „'t Is hetzelfde
exemplaar, ze hadden geen anderGonv
duoteur en Ako knipoogen, kenden het
smoesje. De trein boemelt verder, de mijn*
heer bromt een weinig. („Ned.")
Snugger.
Zweetend en hijgend kwam boer Hannea
de deur in van het kantoor op de bovenste
verdieping van het huis. „Die trappen",
trachtte hij uit te roepen, „zijn.... wel....
©en,... mijl.... langl"
De eigenaar van het kantoor gaf zijn ver-
bazing te kennen, dat hij al die trappen op
geklommen was, en vroeg hem waarom hij
de lift niet gebruikt had.
„Ik niet," antwoordde Hannes, „ik zag
juist dat ding vol menschen daar in dat gat
vallen 1"
Y1 e i e n dl
Een redenaar klaagde er over, dat zijn
hoorders niet aandachtig naar hem luister
den. Hij zou wenschen, dat, als hij sprak,
aller oogen op hem gericht waren.
„Hang dan een klok achter u," luidde de
raad van een vriend.
Yerdeeling.
„Wat geef je je vrouw voor haar verjaar
dag?"
„Het vorig jaar heb ik haar een nieuwe
japon gegeven, Dit jaar betaal ik deze."
Zwaar van begrip.
Doktere „Geef hiervan uw man eiken dag
driemaal een lepel in drie lepels water."
„Och, hemeltjelief, en ik heb maaT twee
lepels l"
Het toppunt van wantrouwen.
Twee vagebonden, nadat zij elkaar tot af
scheid de hand hadden gereikt, tellen hun
vingers na, of er geen ontbreken.
Een toonladder.,
In een garaiaoenstadje kwam eens onver
wachts een kolonel en ondervroeg den bur
gemeester of de soldaten zich in den regel
nogal behoorlijk gedroegen.
De burgemeester, die wel muzikaal was,
mjuhr niet zeer vlot sprak, gaf daarop een
antwoord, waarin hij de geheele toon ladder/
dooratottérde
„Do-do-doorgaans", sprak hij, „heb ik
geen re-re-reden tot klagen van de mi-mi-
militairen, maar ik vind het wel fa-fa-fa
taal, dat enkele sol-soldaten nu en dan
's avonds zoo la-la-laat met een si-si-si gaar
in den mond do-do-door de straten zwie
ren."
Galgenhumor.
Boekhouder: „Waar zal ik die 20 mille
boeken, waarmee de kassier er van door
gegaan is?"
Ohef: „Me dunkt, onder de „loopende
zaken'V-