Slaap en slapeloosheid.
Ten huweljjk vragen.
me, die gesloten deuren, die neergelaten
gordijnen, het dikke tapijt, waarin de voe
ten als verzinken; welk een oase te midden
van het geweldige gedruiaoh des levens,
van het woelige artistenbeetaan 1 Francdi
genoot er dubbel van: van dat voor den
acteur zoo zeldzame geluk, nu het bijna de
bekoring van een verboden vrucht had. Hij
kuste Jeanne zacht op het voorhoofd, ter
wijl zij hem de geurende thee schonk.
Nog gloeiend van het spel en de opwin
ding nam hij een kopje er van en dronk het
in één teug leeg. Hij was verwonderdze
smaakte zoo zonderling. ,,Ik heb er niet
genoeg suiker in gedaan," dacht hij. Hij
vroeg een tweede kopje. Hij zag niet Jean-
nes trillende handen, den krankzinnig-
woesten blik, dien zij hem toewierp. Hij
dronk het kopje leeg. Maar toen viel hij op
de ottomane neer. AUes draaide om hem
heen. Het was hem of hij vuur in de keel
had, vuur in de ingewanden. Hij wilde
schreeuwen; hij kon niet. Hij zag Jeanne
aan; hij zag haar koude poppenoogen, haar
waanzinnige oogen, strak en starend op
hem gericht, en hij begreep alles.
„Giftmengster 1" mompelde hij, zioh
wringend en bijtend in het fluweel der kus-
tena
Hij dacht nog eens aan Jeanne, aan Ca-
rola, aan een groote kat, waarmee hij als
kind had gespeeld, aan dansende lichteri,
die hij in zijn geboortedorp had gezien;
tij dansten, dansten, en plotseling was het
hem of de vlammen in zijn oogen drongen
en zijn hersens verteerden. Toen.... niets
meer.
Jeanne, die eerst was teruggedeinsd, pnt.
tet door de vreeselijke worsteling, waarvan
zij de ooTza-aik maar al te goed kende, na
derde, zoodra zij hem onbeweeglijk zag. Zij
drukte Francis' lijk in haar armen, als een
kind, strekte hem zacht op den divan uit,
kruiste hem de armen, sloot hem de oogen.
De ernst van den dood spreidde ziob reeds
uit over het klassieke gelaat van den schoo-
nen Lohengin, wiens gelaat-strekken hij ver
wrong. En streng, de handen op de borst
gekruist, had hij wel iets van een dier goe
de ridders van den H. Graal, die op de
saroophagen rusten, in het Heilige Land.
Jeanne knielde zeer kalm by hem neer
en zag hem lang aan.
„Wat slaapt hij gerustWat is hij mooi l"
dacht zij.
En geen droefheid! En geen berouw!
Een eindeloos gevoel van geluk en wel-
eijn vervulde haar ziel. Dit afschuwelijke,
dit afgrijselijke visioen van haar Francis in
de armen van een andere; die foltering, die
haar des nachts zich op haar bed deed om
wentelen en in haar armen bijten van waan
zinnige woe.de, het was nu voorgoed gedaan!
Zij had hem voor altijd ontrukt aan (1e
kussen van die Elsa's, van de Brunehiides,
van die Salammbó's! En in haar arm, ver
ward hoofdje herhaalde zij die albeheer-
schende gedachte, eerst gelukkig en met be
wustzijn, toen werktuiglijk: „Ik heb hem
geredJa, ik heb hem gered I"
Den volgenden dag, toen men eindelijk
de deur door de politie liet openbreken,
vond men Jeanne in dezelfde houding steeds
geknield liggend bij Francis' lijk. De dokter
constateerde vergiftiging door strychnine.
Wat den rechter van instructie betreft, hij
trachtte het mogelijke uit Jeanne te krij
gen; op zijn handigste vragen antwoordde
zij steeds: „Ik heb hem gered! Gered 1"
Meer kwam men niet te weten.
In het krankzinnigengesticht, waar men
Jeanne na haar vrijspraak heeft opgesloten,
wordt zij een model-patiënte geacht. Al
tijd zacht en onderworpen, vervult zij stipt
en methodisch de eentonige bezigheden de
zer ongelukkigen. Allee*, als men haar van
Francis spreekt, dan antwoordt zij met een
zonderling lachje, dat als een lichtstraal
over haar somber gelaat komt: „Sst! Hij
slaapt! Ik heb hem gered! Hij is gelukkig,
o, zóó gelukkig!"
Men moet overigens haar verleden kennen
om te weten, dat zij krankzinnig is.
„En is zdj het werkelijk? Weten wij of
niet zij het is, die gelijk heeft?" zei on
langs nog de oude geestelijke, die haar nu
en dan bezoekt.
Het is een zonderlinge tegenstrijdigheid,
dat de beschaving, welke het leven zooveel
aangenamer en gemakkelijker maakt, toch
eigenlijk oorzaak is, dat voor velen het
leven zoo vol bezwaren is.
Daar is bijv. slapeloosheid, een der erg
ste bezwaren van de moderne levenswijze.
De slaap is voor ons nog een mysterie.
Deze eeuwenlang schijnende droomen, die
soms maar een paar seconden duren, zijn
den wetenschappelijk gevormden mensch,
die tevergeefs de oorzaak naspeurt, nog
altijd een raadsel. Zelfs hoeveel slaap men
noodig heeft, is een vraag, waarover de ge
leerden het niet eens zijn, ofschoon nog
niemand zich heeft voorgedaan, die het zon.
der slaap scheen te kunnen stellen.
Nu heeft de Londensche dokter Hadyn
Brown in een boek over „Slaap en Slape
loosheid", een boek, dat elkeen kan in-
te-esseeren, die met slapeloosheid heeft te
tobben, een uitvoerige beschouwing gege
ven over den aard van den slaap en de
manier om in slaap te komen.
Hij hecht bijzondere waarde aan den
hypnotischen invloed in ernstige gevallen,
aan welken invloed hij verre de voorkeur
geeft boven middeltjes uit de apotheek of
andere hulpmiddelen om bet bewustzijn
verdooven.
„De hypnotische rust is de beste voorbe
reiding voor den natuurlijken slaap, daar
men geleidelijk uit den eenen toestand in
den anucren overgaat, en de eene toe
stand als bet ware den anderen schept,
die anders misschien onmogelijk zou zijn.
Ik heb patiënten gehad, die niet den
slaap konden vatten, dan nadat zij vele
en gevaarlijke hoeveelheden vergiften had
den geslikt, maar die spoedig rust vonden
onder hypnotischen invloed- Door dezen
laatste worden de hersenen tot kalmte ge
bracht, de zenuwen ontspannen zich en het
vermogen om te slapen wordt besteed, daar
de patiënten bemerken, dat de aanleg om te
slapen terugkeert, waardoor zij zich rusti
ger gevoelen en ten gevolge daarvan in 't
algemeen beter, zoodat zij spoedig in staat
zijn in slaap te vallen, alleen maai* door
de behoefte aan en het verlangen naar
slaap."
In minder ernstige gevallen is er een
vorm van zelfhypnotisme, die daarin be
staat, dat men de oogen opwaarts heft,
waardoor men vermoeienis teweegbrengt
in oogen, oogleden en wenkbrauwen,
wat gepaard gaat met eek zekere geschikt
heid tot rusten, terwijl het denken alleen
reeds aan den opgeslagen blik dient om
de aandacht te bepalen tot een punt, zoo
dat andere afleidende gedachten en be
grippen voorbijgaan, zonder vorder uitge
werkt te worden. Het middel werkt vooral
uitstekend als de blik gericht kan zijn op
een of ander blinkend voorwerp.
Ik bevond, dat het voorwerp, om naar •-
te kijken, slechts in zooverre blinkend ge
noeg behoeft te zijn, dat de blik der oogen
er gemakkelijk op gevestigd blijft," schrijft
dr. Hadyn Brown, „en een blinkende bol
was nog het meest geschikte middel van
allezoolang er nog eenig licht in de kamer
scheen, hoe weinig ook, gaf de bol vol
doende glans, om er practisch Tesultaat
mee te bereiken; de schittering bleek sterk
genoeg om den blik vast te houden.
Ik zette dezen reflector van minder
dan een duim in doorsnee op een pas
senden standaard, en opdat het gezichts
beeld op één plek mocht blijven, plaatste
ik een cirkelronde schijf aan den achter
kant, waardoor de toepassing in waarde
steeg. Terwijl de patient gemakkelijk in
bed ligt, kan het toestel in den vereischten
stand gebracht worden, door middel van
den verstelbaren standaard; de bal en de
schijf worden vastgezet op precies de ge
schikte hoogte. Dit toestel h'eb ik monos-
coop genoemd. De zilveren bal weerkaatst
goed en wordt gemakkelijk gezien, hoe ge
ring het licht in de kamer ook moge zijn
en uit welke richting het moge komen.
Een nachtlichtje bezorgt voldoende weer»
kaatsing, ook een laag neergedraaide gas
vlam. Overdag mogen de kamergordijnen
dicht getrokken zijn."
Daar zijn evenwel veel eenvoudiger ma
nieren, waardoor de menschen, die het
moeilijk vinden om de gewone zorgen van
het dagelijksoh leven te vergeten, menig
rusteloos uur kunnen vermijden.
1 „Indien ge bijvoorbeeld probeert aan
absoluut niets te denken, dan zult ge in
slaap kunnen geraken. Maar daar is nu
juist de moeilijkheidzal menigeen uit
roepen. Yolkomen juist. Daar kunnen zoo
veel invloeden zijn en aanleidingen, die u
telkens en telkeDs weer den draad der ge
dachte doen opvatten en volgen. Maar
men zal er toch verbaasd over staan boe
men de gedachten op non-activiteit kan
zetten, als men vastberaden besluit, dat
men niet wil denken, aan niets en aan
niemand. Probeer het maar eenige ©ogen
blikken, en ge zult zien hoe rustig zelfs het
pogen om niet te denken reeds werkt.
Naast het denken aan niets, is het den
ken aan één en hetzelfde ding evengoed-
Vaak neemt men ook wel de toevlucht
tot een optelsom en dit middel kan dan
op deze wijze werken, dat het een brem,
dat volgestopt zit met verschillende denk
beelden, zich laat bezighouden met iets,
dat het als een bagatel beschouwt; een
bagatel, dat intusschen vervelend wordt
door de herhaling. Van het eentonige naar
het automatische is dan slechts één stap,
en de slaap volgt op den voet. Het is pre
cies hetzelfde met schommelen of zekere
vormen van slingering, die de aandacht
gevangen houden en beperken, zoodat een
tonigheid van deze zich meester maakt,
welke een tekort aan denken veroorzaakt
en daardoor slaap."
Ef is een zeer groot verschil in de wijze,
waarop mannen van onderscheiden nationa
liteit hun liefdesverklaringen en hun huwe
lijks-aanzoeken plegen in te kleeden.
Een Rus zegt in den regel tot zijn aange
bedene, dat zij de ziel van zijn ziel is, dat hij
haar met geheel zijn hart, met gansch zijn
wezen omvat, en dat zijn liefde in staat is,
alk moeilijkheden te overwinnen. Hij noemt
haar duifje en lieveling en smeekt haar, de
zijne te worden.
Niet zoo dweperig toont de Franschman
tich, die zijn uitverkorene gewoonlijk
alleen te veiretaan geeft, dat hij bij haar
ouders aanzoek om haar zal doen. Hij ver
zekert haar echter, dat zij goddelijk, be-
tooverend en zijn ideaal is. Bij voorkeur
noemt hij haar zijn fee.
Een Engelschman zal zijn huwelijksaan
zoek dikwijls ais volgt inkleeden: „Liefste,
ik sta op het punt een verre reis te ondeT-
nemen, en vrees, dat ik mij zeer eenzaam
zal voelen. Mag ik hopen, dat je me graag
genoeg lijden moogt, om met mij te trou
wen en mij te vergezellen?"
Van den wèlopgevoeden Duitseher wordt
beweerd, dat hij de dame van zijn keuze
veel vleiends zegt; haaT verzekert, dat hij.
haar grenzenloos hoogacht en bewondert
en haar vraagt, of hij het zou durven wa
gen, haar zijn hand aan te bieden.
Zeer overspannen ib de Italiaan in zijn
liefdesverklaring. „Dierbaarste," roept
hij in verrukking uit „je bent schooner
dan het morgenrood; je stem is melodieu
zer dan muziek en zachter dan de zoele
westenwind. O, laat mij je donkere lokken
kussen en wend je hemelsche oogen niet
van mij af, anders zal ik het besterven.
Zonder jou leven kan ik niet."
Een Montenegrin verklaart zijn uitver
korene, dat zij een even schoon als goed
meisje is en belooft de van geluk blozende,
dat hij, als zij met hem wil trouwen, de
hoofden van twee Turken afsnijden en ze
aan haar voeten leggen zal.
Een Engelschman, die vele jaren van zijii
leven op de Zuidzee-eilanden doorgebracht
heeft, om de veelwijverij en het kannibalïs-.