LEIDSCH BAGBIull, Zaterdag* SO Mei. Kerst© Blad.
Anno 1911.
Kunst, letteren, enz.
jjfo. 15*720.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Door eïge» schuld.
proefde geschiktheid en erkenning der
rechts "behoeften, den doorslag geven.
Wij kunnen alleen zeggen, dat de hedl-
zame werkzaamheid der justitie hierdoor
stellig niet wordt bevorderd en dat zulke
voordrachten en benoemingen zijn om te
huilen
„D e T ij d" komt met gr-oote beslist
heid op voor hot in alle scherpte stellen
der antithese ook bij de Gemeen-
t e r apa dsverkiezinge n.
„Men mag het toejuichen of betreuren,
maar het is een niet te loochenen feit, dat
de same nst eUin g onzer Gemeenteraden
immer meer betrokken wordt in den groo-
ten politieken strijd, welke Cristelijtke en
niet-Christelijken, socialisten en anti-socia
listen tegenover elkander plaatst. Deze*
evolutie van het moderne leven hebben
wij te aanvaarden en ondfer de oogcn te
zien, willen wij niet de dupe worden van
een illusie, welke zich meer bij de pa
triarchale en vreedzamere toestanden van
voorheen aansluit." Hot blad meent, dat
er tusschen da coalitiegenooten hierover
eenstemmigheid moet bestaan en dat er
onderling geen geschillen mogen zijn, „al»
ware dóór nog de oude strijd tusschen
Rome en Dordt uit te vechten."
„Moge derhalve ook op het gebied van
de Gemeente politiek de kleingeestige
naijver tusschen Roomschen en niet-Room-
sdhen, de neiging bepaaldelijk der laatsten,
om zich, als een Katholiek in stemming
ikomt, in den verkiezingsstrijd te scharen
aan don kant der niot-ChristeDjken, plaats
maken voor den geest van onderling over
leg, toeschietelijkheid en Christelijke sa-
menhooTigheid. Het in zijn hoofdstrekking
zoo billijk denkbeeld van evenredige ver
tegenwoordiging, dat in de lucht zit, maar
met betrekking tot de Kamerverkiezingen
niet zoo gemakkelijk voor verwezenlijking
vatbaar is, moge hier alvast, wat het
ethische van zijn grondgedachte betreft,
een gelukkige toepassing vinden."
Yan overleg (met andere politieke par
tijen,) om aan „de meest geschikte" man
nen bij afspraak zetels te laten of too te
wijzen, wil het R.-K. orgaan niet weten.
Het schrijft dienaangaande:
„Yan dergelijke transacties moet men in
de toekomst minder dan ooit heil verwaoh-
.ten.
De ontwikkeling van de Gemeente-poli
tiek, zooals die boven geschetst werd, wijst
ons integendeel op een toekomst, waarin de
principieel© tegenstelling, welke de Kh
mer- en Staten-verkiezingen beheersoht,
zich steeds meer op het gebied der Ge
meente-politiek zal doen gelden.
Dit dient men wel te bedenken, als er
weer pogingen mochten worden aange
wend, om op vreedzame wijze op te lossen,
wat alleen door strijd kaa worden be
slist Do ervaringen, door de Christelijken
opgedaan, lokken trouwen* niet tot een
nieuwe proefneming, nog afgezien van het
gevaar van politieke verslapping, welke
een tijdelijke ontspanning vanzelf met zich
brengt.
Strijd over de geheel e linie, ziedaar de
toekomst, welke wij ons moeten indenken,
en die wij moeten aandurven. Het denk
beeld van pacificatie, onlang^pdoor „D e
Nieuwe iotterdamsche Oou-
r a n t" gelanceerd, is de naïevieteit zelf
en wij kunnen moeilijk aannemen, dat de
liberale redactie zelf succes verwacht van
haar verrassend initiatief. Wie zich in dit
denkbeeld verlustigt en nalaat zioh voor
den komenden strijd voor te bereiden,
wordt de dupe van zijn goedgeloovigbeid.
„H etïïuisgozi n" uit de cijfers deT
jongste volkstelling ziende, dat
alleen in Amsterdam thans 70,000 menschen
(bij de voorlaatste telling 30.000) wonen,
die zeggen tot geen kerkelijke g e-
z i n d t e te behoor en, zegt- daarvan
„Een dergelijk cijfer in een Christelijk
land slaat met ontzetting.
Zeventig duizend menschen, die zeggen
niet aan God te gelooven; die met het
hiernamaals finaal hebben afgerekend-
Natuurlijk zijn niet alle overige Amster
dammers toonbeelden van geloof en gods
dienstzin. Er zijn veel naam-katholieken,
nog meer naam-protestanten en naam-
Israëlieten onder, maar deze drijven althans
de vermetelheid niet zoo ver hun ongeloof
te afficheeren. Er is bij hen van him ge
loof nog altijd iets over; zij stellen er
prijs op niet voor heidenen versleten te
worden.
Maar de zeventig duizend gelooven niet
meer, aan God noch eeuwigheid. Het zijn
de adepten der sociaal-democratie, de
vrucht der school 'van alle godsdienstige
dogma's vrij, naar den wensch van de hee-
ren en dame» van den Bond."
„D e Nederlander" teekent hier
bij aan:
Er is natuurlijk iets waar® in deze op
merkingen. Maar ten eerste zou men er
de cijfers van den aanwas der bevolking
naast moeten leggen, en in de tweede
plaats zijn niet allen, die niet tot eenig
kerkgenootschap behooren, „h e i d e-
n en". Zoo behooren bijv. de leden der
Vergadering," ook wel Darhisten ge
naamd, niet tot een kerkgenootschap. En
of de Heilssoldaten onder die 70,000 begre
pen zijn?
De conclusie van „H et Huisgezin"
komt ons wat sterk voor..
In „De Manufacturier" plaat
ste de Redactie de volgende aankondiging
Het nieuwe Tarie f voor Be
schermende Rechten.
Yan verschillende zijden wordt onze mee
ning omtrent de Nieuwe Tariefwet op de
Textielbranche gevraagd.
Vooral als vakblad dienen we onze opinie
mede te deelen.
Zonder voorbehoud verklaren wij ons te
gen het ingediende ontwerp.
De roden, waarom wij nu nog niet onze
beginselen uiteengezet hebben, is, dat we
eerst nog wachten willen, daar anders, te
gen dat de wet in behandeling komt, onze
artikelen alweer vergeten kunnen zijn. Wij
zullen zorgen op tijd gereed te zijn, om
allee uitvoerig uiteen te zetten.
Het- is bekend, dat het hoofdbestuur van
den Middenstandsbond een circulaire heeft
gezonden aan de besturen der aangesloten
vereenigmgen, waarin verklaard wordt, dat
krachtens de statuten tL Middenstandsbond
zich onthoudt van politiek en het ontwerp
tariefwet diensvolgens in den Bond
niet aan de orde kan worden gesteld.
De „A rnhemsohe Courant"
schrijft naar aanleiding hiervaji o.a.
Het komt ons voor, dat deze circulaire
een paar ernstig® vergissingen in zich
bergt.
Allereerst is het tarief ontwerp geen „po
litiek" ontwerp. Men moet het den Minis
ter, die het voorstelde, eens zeggen l Wat
zou hij fin terecht zich boos maken!
Het is een ontwerp van economische poli
tiek, doch dat is heel wat anders: En al
moge het waar zijn. dat d i t ontwerp, voor
gesteld door deze Regeering door velen
wordt aangezien voor een „politiek" ont
werp, te ontkennen valt niet, dat er onder
de rechterzijde voorstanders van vrij
handel en onder de linkerzijde
vrienden van bescherming worden
gevonden. Nog pas heeft een katholiek in
een onzer groot© bladen zich beslist tegen
verhooging van tarieven verklaard.
Yoorts is het een eigenaard'g uit den
mond van het hoofdbestuur te vernemen,
dat zeer zeker de technische zijde van het
vraagstuk onder de oogen gezien mag wor
den; dat 't hoofdbestuur zelfs aanspoort tot
onderzoek door alle yereenigingen, die bij
den Bond zijn aangesloten, doch zich over do
zaak in haar geheel niet wenseht uit te la
ten. Dat is, dunkt ons, noch consequent,
nooh loyaaL Wanneer het onderzoek aan
wijst, dat het tarief in zijn geheel nadeelig
is voor ons land, behooren de onderzoekers
dat uit te spreken en zij behooren dat te
doen door het groote organisme, dat de
belangen van den middenstand vertegen
woordigt.
Een belangrijke kunstveiling.
De firma Frederik Muller en Co. te Am
sterdam veilt 30 Mei a.s de prachtige col
lectie van wijlen den bekenden verzamelaar
J. R. P. 0. de Kuyper.
De catalogus, een waar kunstalbum, ver
meldt 124 rui mm pirn en is ingeleid door L.
Roger-Milès, die een warm woord van be
wondering uit over onze moderne meesters
en tevens de buitenlandsche meesters met
een enkel woord kenschetst.
Onder den hamer komen schilderijen,
aquarellen en pastels van groote kunst
waarde als Rosa Bonheur, Bosboom, Ju
les Breton, Corot, Daubigny, Delacroix,
Dupré, Henner Jozef Israels, Jongkind,
J. en W. Maris, Meisonnier, Mesdag, Mil
let, Rousseau, Roybet, Troyon, Yollon en
anderen.
Prof. Kouwerendekwak-
z a 1 v e r ij.
De DuitécKe kwakzalveTsfirma Heys-
Wasmuth, die voor heb door haar in den
handel gebrachte praeparaat ,,Tad-jo"
reclame maakte door te beweren, dat dit
op voorschrift van prof. Kouwer ook door
H. M! cie Koningin was gebruikt, is door
de 20ste Zivilka-mmer des Landesgerichtes
II te Berlijn veroordeeld tot 1500 Mark
boete, of een hechtenis van zes maanden en
de kosten van het geding.
Het Landesgericht overwoog, dat de ver
melding, dat prof. Kouwer een door de ge
neeskundige wetenschap nog niet erkend en
nog niet vrij van bedenking gevonden mid
del in een zoo gowiehtig geval zou hebben
toegepast, een beschuldiging van grove na
latigheid zijner plichten inhield. Dit nog te
meer, omdat de klager een geneeskundige
autoriteit van den eersten rang is, die juisb
daarom verplicht is tegen proeven van dien
aard, welke zijn naam belangrijke sohado
kunnen toebrengen, op te treden.
De voltrekking van het vonnis wordt af
hankelijk gesteld van den aan prof. Kouwer
opgelegden eed, „dat hij het hem toege
zonden rad-jo, zonder het op eenigerlei
wijze te gebruiken, heeft laten vernieti
gen." Volgens mededeeling van den advo
caat dr. H. Heinemann (Berlijn), die prof.
Kouwer in rechten bijstaat, zal deze eed
worden afgelegd. („Yad.")
„Den Gulden Winckel" opent met een
gesprek, dat Willem Schürmann houdt
tegen een interviewster.
Simon Stokvis, schrijft over het tooneel.
Hoor wat hij zegt over de „Lucifer"-bp-
voeringen:
„Ik kan mij levendig begrijpen, dat de
pieuse Vondel-vereerder een betrekkelijk
zeer goede en stellig zeer interessante op
voering als die bij Royaards, toch nog hei
ligschennis blijft vinden, omdat al dat uiter
lijke, van fraaie kleeding en muziek, al
heel weinig in overeenstemming is met den
ernst van en den eerbied voor den schep
per, terwijl het den toeschouwer met nader
tot de ziel van den dichter vermag te bren
gen. Ma-ar twee dingen zijn zeker: lo. dat
de wijze waarop de heer Royaards zelf de
rol van „Lucifer" ap eelt machtig, en
verheven is; 2o. dat, van den utiliteitskant
bekeken, Royaards met de vulgr-nsatie van
Yondd hoogst nuttig werk doet. Yondel kan
met langer een onbekende blijven voor de
groote menigte, gezien dat „Lucifer" in
één tooneelzeisoen honderd opvoerin
gen beleefde. Ook al blijft men in theorie
het vulgariseeren van verheven kunst ver
keerd vindenhier, waar het zulk een een
voudig, gevoelig en betrekkelijk gemakke
lijk dichter als dezen zeventiende-eeuwer
betreft, moet men het prijzen, als op zoo'n
naar verhouding ideale manier getracht
wordt de sohande voor ons volk, dat Von- f
del voor de Nederlandsche natie tot nu
toe slechts een doode letter was, uit te j
wisschen."
Het tijdschrift brengt verder de gewone
Teoensies.
Uitgave: „Hollandia-drukkerij," Baarn.
„Neerlandia" geeft het jaarverslag van
het Hoofdbestuur over 1910. i
Het ledental blijkt de dertien duizend te
naderen.
Het hoofdbestuur is toch niet tevreden
over dit aantal; we lezen althans:
,Bij een vergelijking met het aantal Ne
derlanders en stamverwanten over de ge-
heele wereld is ons ledental nog gering.
Als de leden maar ernstig moeite willen
doen om de niet-aangeslotenen met wie rij
in aanraking komen op de hoogte te bren
gen van het grootsche veelomvattende werk
van het A. N. V., dan kan instemming en
aansluiting, dunkt ons, niet uitblijven.
Herhaaldelijk wordt van een aJgomeener
wordende sympathie bewijs geleverd door
peTsonen en lichamen en meer en meer acht
men het A. N. Y. het aangewezen lichaam
voor de behartiging van allerlei nationale
belangen, waartoe het zich door zijn steeds
zich uitbreidend gebied dan ook bijzonder
eigent."
Over da vacantie-leergangen te Leiden
lezen wij
„Yan dc belangstelling, vooral in Vlaan
deren, zal het afhangen of de leergangen
blijven voortbest&an. Een groote deelne
ming is de beste belooning voor de profes
soren, die met zoo groote welwillendheid
hun gaven aan de bevordering der stambe-
langen willen dienstbaar maken."
De verdere inhoud van het blad blijft op
de hoogte houden wat er aan Nederland
sche gevoeligheid op den aardbol voorvalt.
Zoo bijv.
„In Mexico is een fonds gesticht om
daar verblijvende Nederlanders te steunen
en ook om te trachten te voorkomen dat
rich in Mexico Nederlanders vestigen, van
wie te voren reeds kan worden voorspeld,
dat zij fondsklanten zullen worden.
Op den feestavond ter eere van het vier
jarig bestaan van de Nederlandsche Yev-
eeniging werd in enkele minuten honderd
pesos (ongeveer f 100.bijeengebracht."
Naar aanleiding van del
valse he Ouyp.
De „Tomps" vermeldt dat verschillende*
kooplieden niet hadden geboden op de be
wuste Ouyp (overigeais een zeer goede copie),
omdat zij van dr. Hofstede de Groot, dio op
hun verzoek naar Parijs was gekomen, ver
nomen hadden, dat het stuk slechts een
copie was van de door Smith beschreven,
Cuyp.
"Wij ontvingen heden ter recensie:
Mrs. Penn-Lewis: „Van aangezicht toil
aangericht". Uitg. Nederl. Tentzending,
Utrecht.
Vereeuiging Tan Nederlandsche
gemeenten boven de IOO09 inwoners.
In een gisteren te Utrecht gehouden
raadszitting, werd, na langdurige discus
sies, met 18 tegen 16 stemmen, het prac-
advies van B. en Ws. verworpen, om toe
te treden tot de Vereeniging van Neder
landsche Gemeenten boven de 10,(XX) inwo
ners.
Verscheidene raadsleden lieten zich de
vorige maal reeds uit in ongunstigen an,
doch mr. De Wilde wist de zaak toen nog
te redden, voorloopig althans, door voor
te stellen alle stukken gedrukt bij de leden
rond to sturen, opdat men gelegenheid zou
hebben de quaestie nog eens grondig to
bestudeeren. B. en Ws. lieten do bescnei*
den drukken en gisteren werden er we
derom twee volle uren over volgepraat.
De Voorzitter kon den Raad niet over
tuigen en vooral toen d© vergadering hoor
de, dat Utrecht eigenlijk pas de e rste
groote gemeente zou zijn die zich aansloot,
was het wel te voorzien dat de voordracht
do overwinning niet zou behalen. Na een
bestrijding der voordracht van zoowat alle
kanten, besloot de Raad de uitnoodiging
tot aanvaarding van het lidmaatschap
af te wijzen, omdat men voor steden als
Utrecht absoluut geen voordeel zag in
een aansluiting, waarvan au fond véél
kleinere gemeenten zouden profiteered
Een gemeente met een eigen korps ambte
naren moet zichzelf besturen en moet zelfs
niet in het minst afhankelijk zijn van een
vereeniging, waaraan men rich altoos in
meerdere of mindere mate verbonden aaht.
Ovdr ben rechtor 1 ij'ke benoeming
jegt het „Handelsblad":
Minister Regout heeft indertijd schoone
voorden gesproken over het gewicht van
magistraten-ambt, en over de noodzake
lijkheid, dat zij, die dit bekleeden, mannen
zijn, uitmuntend in geschiktheid, inricht en
karakter. Het schijnt echter wel, alsof ook
in dit opricht ministerieele denkbeelden zui-
verder kunnen zijn dan ministerieele daden,
vant men kan allerminst- zeggen, dat de
'tegenwoordige Minister van Justitie met de
benoemingen bij do rechterlijke macht, waar
voor hij verantwoordelijk is, steeds bijzonder
gelukkig is geweest Onder zijn bewind zijn
verschillende gewichtige plaatsen bezet ge
worden op een wijze, die menigeen ver
baasd heeft doen staan.
Als laatste voorbeeld heeft ons de Dips-
dag 1-1- bij Koninklijk Besluit afgekomen
bevordering van een rechter te Dordrecht,
tot lid van de zoo gewichtige en begeerde
I Haagsche rechtbank getroffen. Wij moeten
eerlijk bekennen, dat deze benoeming ons
versteld heeft, gelijk wij reeds verwonderd
j zijn geweest, toen de naam vian den bo-
j jioemde op de voordracht voorkwam.
De benoemde is degene geweest, die ge
fungeerd heeft als eerste rechter van instruc-
fie in de PapencLreohtsche strafzaak.
Hij heeft als zoodanig fouten begaan, die
voor een rechter van de allerzwaarste soort
I waren, en die bij eiken anderen wèl-afzet-
baren ambtenaar hadden moeten leiden tot
j de overweging of hier niet sprake was van.
„eigenschappen, welke hem voor do verdere
vervulling zijner betrekking ongescliikt mar
ken."
Is 't nog noodig daaraan te herinneren?
De betrokken magistraat heeft in die zaak
bij herhaling in door hem opgemaakte pro
ceseen-verbaal onjuiste en onvolledige mede-
deelingen opgenomen, die tot gewichtige con-
I sequenties bij de beoordceling der zaak leid
den; terwijl bij latei', desgevraagd, onder
eede moest verklaren: „dat die mededeelin-
gen onjuist waren, en op een hemzelf on
begrijpelijk misverstand berustten." Toen.
hem door het gerechtshof was opgedragen
zekere gehoorproeven te nemen, deed hij dit
wenzeer op een alleszins onvolledige wijze.
I Do grief is dan ook niet weersproken kun
nen worden, dat deze rechter, waar hij als
rechter moest zorgen, d^it het recht zijn
gaoden loop kreeg, waar hij dc belangen
van burgers te beschermen en een onafhan
kelijk standpunt tegenover de uitvoerende
maaht in te nemen had, daarin geheel te
kort is geschoten.
En nu komt het allerminst bij ons op,
hier aan goede trouw te twijfelen, maar
bij een priester van het recht is nu eenmaal
nog iets meer noodig dan goede trouwt
Met nadruk mag dus de vraag worden
gesteldof bij dergelijke benoemingen wel
voldoende rekening wordt gehouden, met
1 de coschem van een goed© justitie, en ook
k het vertrouwen, dat deze in de oogen
I ran het publiek heeft te verdienen?
f Mot de publieke opinie mag tooh nog
wel ©enigszins rekening worden gehouden,
i watr het de rechtspleging geldt, die immers
zander haar vertrouwen te bezitten niet
leven kan!
Al te vaak is de vrees kunnen geopperd
I worden, dat de rechterlijke macht daarvan
vreemd blijft, on gevaar loopt, in collcgiali-
teit«g©voel op te gaan, zeer ten detrimente
van het algemeen belang. Een treffend be
wijs gaf daarvan dc Haagschre rechtbank,
door voor do thans vervulde vacature voor
j te dragen liefst dc beide recliter-commis
sarissen, die in dc Papendrechtsche zaak zoo
weinig blijk hadden gegeven van het bezit
van dc noodzakelijke hooge rechterseigen
schappen. Een bewijs van het tegendeel had
ten minste de Minister yan Justitie kun
nen geven, door den derden op de voor
dracht voorkomende te benoemen, een lid
der Amsterdamscke Rechtbank, die zich te
recht in een alleszins goéde roep en achting
mag verheugen.
Maar neen, het heeft niet zoo mogen zijn.
En zoo kan er weinig overblijven van do
overtuiging, dat bij de benoeming en bevor
dering van leden der rechterlijke macht
geen andere invloeden dan nauwkeurig be-
MIk hoor reeds een uur lang papa's
klachten aan over den slechten hooioogst,
de hooge dagloonen en de miserabele vel
den met raapzaad", merkte de luitenant
goed geluimd op, „daarbij Dg ik hier ver-
rukkeb^k en behaagDjk in een van uw
rieten stoelen, rook uw fameuze sigaren
en probeer de bloesems aan de rhododen-
drumstruiken te tellen."
„Verwenschte bengel 1" bromde de graaf;
Biaar de grappen van zijn kinderen sohe-
Ben hem tóch genoegen te verschaffen, al
guig het ook te zijnen koste: „Ik rijd nu
"aar Klempen, het rijtuig houdt bij de
branderij stü en over een uur ben ik met
'lOctor Wiegert bij de omhe' ide plaats 1
Zorg, dat ge stipt op tijd rijt om de paar
den in oogen schouw te nemen, Jobst!"
>.Ja zeker, papa!" was het antwoord.
Be oud© heer richtte zijn schreden naar
Ben achterkant van hot slot: „En rijd
pens bij de Zenkows voorbij, Hella; mij
Interesseert de nieuwe dorschmaohine
1 zal wel niets zijn ik kan 't mij wel
voorstellen: een voddig modern dingl"
»,Goed papa!"
Hella moest die woorden luid roepen,
frant graaf Markus was reed~ lang om
i en hoek voorbij de bloembedden, en
j^gaf zich onder hooge, lommerrijke plata-
Daar binnenplaats.
•./^bo wierp den kop omhoog en hin-
Eindelijk verscheen Johan met Kan
date en achter het breede grasperk, waar
omheen een kiezelpad naar den uitgang
van het park leidde, zag men een ruiter
met zijn Panamahoed zwaaien en haastig
naar 't terras toedraven, want de eigenlijke
oprit met de breede, met wapens versier
de poort was links bij den voorgevel.
„Warempel, Rudiger 1 Dat is prachtig 1"
De ulaan stond als geëlectriseerd op en
kwam aan den kant van het terras in den
gloed der zon. Een blos overtoog plot
seling Helia's gelaat. Zij trad x_aastig op
den schimmel' toe, welke juist werd voor
gebracht, en hield zich oogenschijnhjk met
al haar gedachten met het tuig bezig.
De ruiter deed zijn onrustig paar 1, een
slanke volbloed, bij de stamrozen voor het
terras stilstaan, plukte een half ontloken
La France af, en stak die in het knoops
gat van zijn elegante, donkerblauwe jas.
„Daar Hella mij die toch nog niet als mor
gengroet zou aangeboden hebben", beweer
de hij overmoedig lachend, „neem ik die
nu maar dadelijk zelf."
Met een vluggen sprong was hij uit den
zadel, wierp de teugels een toesnellenden
staljongen toe en boog zich het volgende
oogenblik over de band zijner nicht: Gaat
ge heen Hoe jammerScheuk mij nog een
paar minuten 1" verzocht hij met een tee-
der-weeken klank in rijn welluidende stem.
„Goed", zeide Hella bondig, een wei
nig bevangen; en zich tot den rijknecht
wendend, voegde zij e>r b'.J: „Leid het
paard langzaam om het grasperk, Johan;
ik kom dadebjk. Meteen nam zij haar
sleep op en beklom langzaam naast haar
neef de treden.
Jobst had iets verkoelends besteld, „want
de zon," zeide hij, „gloeit al in Juli," waar-
1 op hij met lachende oogen het naderende
paar beschouwde. „Wat past gij prachtig bij
elkaar- Gij zwart als de duivel en Hella als
een bohte engelNu, ben ik niet poëtisch
in mijn vergelijkingen? Gij hebt mijn
zegen, kinderen I"
„Yerschoon ons van die flauwe aardighe
den," riep Hella geërgerd, „ik laat mij niet
aan den man brengen, zooals Gertrude; gij
behoeft dus niet in papa's vaarwater te
komen." Zij viel nonchalant in een stoel
neer en sloeg haar beenen over elkaar.
„Zoo, daar kan ik het mee doen en gij
ook, Rudiger," merkte de ulaan goed ge
luimd op, terwijl hij zijn neef de hand
schudde. „Sla dus uw oogen op een andere
van '8 lands dochteTen l Mijn zuster heeft
je daar juist een blauwtje laten loopen!"
Rudiger, die met een haastigen blik waar
nam, dat zijn nicht de tranen in de oogen
kwamen, voelde, dat het niet gepast was,
op deze scherts in te gaan; hij vroeg daarom
slechts met de grootste belangstelling:
„Dus, Below was niet Gertrude's eigen
keus?"
Hella trok haar schouders op.
De ulaan betuigde zijn volkomen onkunde
met deze aangelegenheid, doch vond, dat
Below een nette, patente vent was, al zag
hij er nu juist niet uit als de ridders en hel
den in overspannen romans.
Daar Friedrich nu den koelen Moezel
wijn bracht, een tafeltje naderbij schoof,
waarop hij de glazen zette, verviel het
thema vanzelf en men sprak over de aan
staande patrijzenjacht te Wusterode en
li ohen-Dachau.
Spoedig voegden rich de gravin, Gertrudv
en haar gevolg, de kleine, beweeglijke miss
Byrne, een mooie Iersohe, bij de pratende
groep totdat HeUa opeens bedacht, dat zij
bij de Zenkows de nieuwe dorschmachine
in oogenschouw moest nemen. Zij nam
haastig afscheid en snelde weg.
„Hella, ik bid je: rijd bedaard! Geen
woest rennen" riep haar moeder haar na.
„En nog wel Kandate; werkelijk, ik be
grijp papa niet, hoe durft hij dat toe
staan I" Zij zuchtte en legde haar witte han
den in elkaar.
„Huwehjk u haar maar spoedig uit. De
eigen man zal haar wel op de stang rijden,"
zeide Jobst, terwijl hij de hooge roemers
opnieuw vulde.
„Mijn beste jongen, spreek niet zoo I En
wat wil dat zeggen: op de stang rijden?
Neen, een zachte leiding zou het beste
rijn. Gij, mannen, zijt altijd met krasse
middelen bij de hand en denkt daarmee
alles te dwingen. Maar dwingen laat zich
weinig en wel het allerminst een heftig
meisjeshart. Ja, ik maak mij dikwijls be
zorgd over dit hart."
„O, mama denkt weer aan de gele dame
en dat Hella dezelfde oogen en lippen
heeft," merkte Gertrude schertsend op,
terwijl zij op een groote tuintafel de mee
gebrachte bloemen schikte, om daarmee
vazen en schalen vullen.
„Maar, mama." Jobst lachte.
Rudiger ging nu naast zijn tante zitten,
nam haar hand en zeide zacht: „Zoudt u
haar bij mij veiUg geborgen weten?"
Gravin Yalerie zag hem met haar lief, in
nemend lachje aan, dat h'aar even aan
trekkelijk en bekoórbjk maakte, als voor
twintig jaren: „Ik weet, Rudiger, dat Mar
kus je heeJt toegestaan, naar haar hand
te dingen. Doe dat, beste jongen; tracht
haar te boeien. Maar haar hart moet spre
ken, anders geef ik geen toestemming. Er
rijn vrouwen, die men met aanmoedigen
den reohten weg kan toonen; mijn huwelijk
(kwam zoo tot stand en ik ben gelukkig ge
worden; ook Gertrude hebben wij overreed
en die zal haar geluk vinden. Maar Hella
moet op een andere wijze daaraan komen;
ik voel dat. Zij heeft een neiging om zelve
te handelen, zelve haar pad te banen; die
onderdrukt men niet." De gravin zweeg
en zuchtte.
Rudiger bracht haar hand aan zijn lip
pen: „Ik zoek ook geen geschikte vrouw
voor Hohen-Dachau, die de verwaarloosde
huishouding in orde moet brengen, tante;
ik verzocht om de toestemming het hart
van het geliefde meisje te mogen verove
ren.'' Zijn diepe stem beefde een weinig.
„Dat weet ik mijn jongen. En dat is
goed. Maar iets bindends pas in het voor
jaar! Want wanneer gij goed en wel ver
loofd rijt, wilt g*j» mannen, dadelijk trou
wen. En HeUa wordt pas negentien! Vóór
twintig komt rij niet uit huis. Dat zeg ik
je!" Zij dreigde hem lachend met den
vinger.
Rudiger lachte ook „Het rij zoo", zeide
hij, opspringend. „Jobst!" riep hij in de
tuinzaal, waar de ulaan bij de kleine
Iersche stond, die hem iets zou voorzingen,
terwijl Gertrude reeds in de muziekbladen
zocht. „Ik ga eens naar de binnenplaats;
gaat ge mee?"
(Wordt vervolgd.)