LEIDSCH BAGBIull, Zaterdag* SO Mei. Kerst© Blad. Anno 1911. Kunst, letteren, enz. jjfo. 15*720. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Door eïge» schuld. proefde geschiktheid en erkenning der rechts "behoeften, den doorslag geven. Wij kunnen alleen zeggen, dat de hedl- zame werkzaamheid der justitie hierdoor stellig niet wordt bevorderd en dat zulke voordrachten en benoemingen zijn om te huilen „D e T ij d" komt met gr-oote beslist heid op voor hot in alle scherpte stellen der antithese ook bij de Gemeen- t e r apa dsverkiezinge n. „Men mag het toejuichen of betreuren, maar het is een niet te loochenen feit, dat de same nst eUin g onzer Gemeenteraden immer meer betrokken wordt in den groo- ten politieken strijd, welke Cristelijtke en niet-Christelijken, socialisten en anti-socia listen tegenover elkander plaatst. Deze* evolutie van het moderne leven hebben wij te aanvaarden en ondfer de oogcn te zien, willen wij niet de dupe worden van een illusie, welke zich meer bij de pa triarchale en vreedzamere toestanden van voorheen aansluit." Hot blad meent, dat er tusschen da coalitiegenooten hierover eenstemmigheid moet bestaan en dat er onderling geen geschillen mogen zijn, „al» ware dóór nog de oude strijd tusschen Rome en Dordt uit te vechten." „Moge derhalve ook op het gebied van de Gemeente politiek de kleingeestige naijver tusschen Roomschen en niet-Room- sdhen, de neiging bepaaldelijk der laatsten, om zich, als een Katholiek in stemming ikomt, in den verkiezingsstrijd te scharen aan don kant der niot-ChristeDjken, plaats maken voor den geest van onderling over leg, toeschietelijkheid en Christelijke sa- menhooTigheid. Het in zijn hoofdstrekking zoo billijk denkbeeld van evenredige ver tegenwoordiging, dat in de lucht zit, maar met betrekking tot de Kamerverkiezingen niet zoo gemakkelijk voor verwezenlijking vatbaar is, moge hier alvast, wat het ethische van zijn grondgedachte betreft, een gelukkige toepassing vinden." Yan overleg (met andere politieke par tijen,) om aan „de meest geschikte" man nen bij afspraak zetels te laten of too te wijzen, wil het R.-K. orgaan niet weten. Het schrijft dienaangaande: „Yan dergelijke transacties moet men in de toekomst minder dan ooit heil verwaoh- .ten. De ontwikkeling van de Gemeente-poli tiek, zooals die boven geschetst werd, wijst ons integendeel op een toekomst, waarin de principieel© tegenstelling, welke de Kh mer- en Staten-verkiezingen beheersoht, zich steeds meer op het gebied der Ge meente-politiek zal doen gelden. Dit dient men wel te bedenken, als er weer pogingen mochten worden aange wend, om op vreedzame wijze op te lossen, wat alleen door strijd kaa worden be slist Do ervaringen, door de Christelijken opgedaan, lokken trouwen* niet tot een nieuwe proefneming, nog afgezien van het gevaar van politieke verslapping, welke een tijdelijke ontspanning vanzelf met zich brengt. Strijd over de geheel e linie, ziedaar de toekomst, welke wij ons moeten indenken, en die wij moeten aandurven. Het denk beeld van pacificatie, onlang^pdoor „D e Nieuwe iotterdamsche Oou- r a n t" gelanceerd, is de naïevieteit zelf en wij kunnen moeilijk aannemen, dat de liberale redactie zelf succes verwacht van haar verrassend initiatief. Wie zich in dit denkbeeld verlustigt en nalaat zioh voor den komenden strijd voor te bereiden, wordt de dupe van zijn goedgeloovigbeid. „H etïïuisgozi n" uit de cijfers deT jongste volkstelling ziende, dat alleen in Amsterdam thans 70,000 menschen (bij de voorlaatste telling 30.000) wonen, die zeggen tot geen kerkelijke g e- z i n d t e te behoor en, zegt- daarvan „Een dergelijk cijfer in een Christelijk land slaat met ontzetting. Zeventig duizend menschen, die zeggen niet aan God te gelooven; die met het hiernamaals finaal hebben afgerekend- Natuurlijk zijn niet alle overige Amster dammers toonbeelden van geloof en gods dienstzin. Er zijn veel naam-katholieken, nog meer naam-protestanten en naam- Israëlieten onder, maar deze drijven althans de vermetelheid niet zoo ver hun ongeloof te afficheeren. Er is bij hen van him ge loof nog altijd iets over; zij stellen er prijs op niet voor heidenen versleten te worden. Maar de zeventig duizend gelooven niet meer, aan God noch eeuwigheid. Het zijn de adepten der sociaal-democratie, de vrucht der school 'van alle godsdienstige dogma's vrij, naar den wensch van de hee- ren en dame» van den Bond." „D e Nederlander" teekent hier bij aan: Er is natuurlijk iets waar® in deze op merkingen. Maar ten eerste zou men er de cijfers van den aanwas der bevolking naast moeten leggen, en in de tweede plaats zijn niet allen, die niet tot eenig kerkgenootschap behooren, „h e i d e- n en". Zoo behooren bijv. de leden der Vergadering," ook wel Darhisten ge naamd, niet tot een kerkgenootschap. En of de Heilssoldaten onder die 70,000 begre pen zijn? De conclusie van „H et Huisgezin" komt ons wat sterk voor.. In „De Manufacturier" plaat ste de Redactie de volgende aankondiging Het nieuwe Tarie f voor Be schermende Rechten. Yan verschillende zijden wordt onze mee ning omtrent de Nieuwe Tariefwet op de Textielbranche gevraagd. Vooral als vakblad dienen we onze opinie mede te deelen. Zonder voorbehoud verklaren wij ons te gen het ingediende ontwerp. De roden, waarom wij nu nog niet onze beginselen uiteengezet hebben, is, dat we eerst nog wachten willen, daar anders, te gen dat de wet in behandeling komt, onze artikelen alweer vergeten kunnen zijn. Wij zullen zorgen op tijd gereed te zijn, om allee uitvoerig uiteen te zetten. Het- is bekend, dat het hoofdbestuur van den Middenstandsbond een circulaire heeft gezonden aan de besturen der aangesloten vereenigmgen, waarin verklaard wordt, dat krachtens de statuten tL Middenstandsbond zich onthoudt van politiek en het ontwerp tariefwet diensvolgens in den Bond niet aan de orde kan worden gesteld. De „A rnhemsohe Courant" schrijft naar aanleiding hiervaji o.a. Het komt ons voor, dat deze circulaire een paar ernstig® vergissingen in zich bergt. Allereerst is het tarief ontwerp geen „po litiek" ontwerp. Men moet het den Minis ter, die het voorstelde, eens zeggen l Wat zou hij fin terecht zich boos maken! Het is een ontwerp van economische poli tiek, doch dat is heel wat anders: En al moge het waar zijn. dat d i t ontwerp, voor gesteld door deze Regeering door velen wordt aangezien voor een „politiek" ont werp, te ontkennen valt niet, dat er onder de rechterzijde voorstanders van vrij handel en onder de linkerzijde vrienden van bescherming worden gevonden. Nog pas heeft een katholiek in een onzer groot© bladen zich beslist tegen verhooging van tarieven verklaard. Yoorts is het een eigenaard'g uit den mond van het hoofdbestuur te vernemen, dat zeer zeker de technische zijde van het vraagstuk onder de oogen gezien mag wor den; dat 't hoofdbestuur zelfs aanspoort tot onderzoek door alle yereenigingen, die bij den Bond zijn aangesloten, doch zich over do zaak in haar geheel niet wenseht uit te la ten. Dat is, dunkt ons, noch consequent, nooh loyaaL Wanneer het onderzoek aan wijst, dat het tarief in zijn geheel nadeelig is voor ons land, behooren de onderzoekers dat uit te spreken en zij behooren dat te doen door het groote organisme, dat de belangen van den middenstand vertegen woordigt. Een belangrijke kunstveiling. De firma Frederik Muller en Co. te Am sterdam veilt 30 Mei a.s de prachtige col lectie van wijlen den bekenden verzamelaar J. R. P. 0. de Kuyper. De catalogus, een waar kunstalbum, ver meldt 124 rui mm pirn en is ingeleid door L. Roger-Milès, die een warm woord van be wondering uit over onze moderne meesters en tevens de buitenlandsche meesters met een enkel woord kenschetst. Onder den hamer komen schilderijen, aquarellen en pastels van groote kunst waarde als Rosa Bonheur, Bosboom, Ju les Breton, Corot, Daubigny, Delacroix, Dupré, Henner Jozef Israels, Jongkind, J. en W. Maris, Meisonnier, Mesdag, Mil let, Rousseau, Roybet, Troyon, Yollon en anderen. Prof. Kouwerendekwak- z a 1 v e r ij. De DuitécKe kwakzalveTsfirma Heys- Wasmuth, die voor heb door haar in den handel gebrachte praeparaat ,,Tad-jo" reclame maakte door te beweren, dat dit op voorschrift van prof. Kouwer ook door H. M! cie Koningin was gebruikt, is door de 20ste Zivilka-mmer des Landesgerichtes II te Berlijn veroordeeld tot 1500 Mark boete, of een hechtenis van zes maanden en de kosten van het geding. Het Landesgericht overwoog, dat de ver melding, dat prof. Kouwer een door de ge neeskundige wetenschap nog niet erkend en nog niet vrij van bedenking gevonden mid del in een zoo gowiehtig geval zou hebben toegepast, een beschuldiging van grove na latigheid zijner plichten inhield. Dit nog te meer, omdat de klager een geneeskundige autoriteit van den eersten rang is, die juisb daarom verplicht is tegen proeven van dien aard, welke zijn naam belangrijke sohado kunnen toebrengen, op te treden. De voltrekking van het vonnis wordt af hankelijk gesteld van den aan prof. Kouwer opgelegden eed, „dat hij het hem toege zonden rad-jo, zonder het op eenigerlei wijze te gebruiken, heeft laten vernieti gen." Volgens mededeeling van den advo caat dr. H. Heinemann (Berlijn), die prof. Kouwer in rechten bijstaat, zal deze eed worden afgelegd. („Yad.") „Den Gulden Winckel" opent met een gesprek, dat Willem Schürmann houdt tegen een interviewster. Simon Stokvis, schrijft over het tooneel. Hoor wat hij zegt over de „Lucifer"-bp- voeringen: „Ik kan mij levendig begrijpen, dat de pieuse Vondel-vereerder een betrekkelijk zeer goede en stellig zeer interessante op voering als die bij Royaards, toch nog hei ligschennis blijft vinden, omdat al dat uiter lijke, van fraaie kleeding en muziek, al heel weinig in overeenstemming is met den ernst van en den eerbied voor den schep per, terwijl het den toeschouwer met nader tot de ziel van den dichter vermag te bren gen. Ma-ar twee dingen zijn zeker: lo. dat de wijze waarop de heer Royaards zelf de rol van „Lucifer" ap eelt machtig, en verheven is; 2o. dat, van den utiliteitskant bekeken, Royaards met de vulgr-nsatie van Yondd hoogst nuttig werk doet. Yondel kan met langer een onbekende blijven voor de groote menigte, gezien dat „Lucifer" in één tooneelzeisoen honderd opvoerin gen beleefde. Ook al blijft men in theorie het vulgariseeren van verheven kunst ver keerd vindenhier, waar het zulk een een voudig, gevoelig en betrekkelijk gemakke lijk dichter als dezen zeventiende-eeuwer betreft, moet men het prijzen, als op zoo'n naar verhouding ideale manier getracht wordt de sohande voor ons volk, dat Von- f del voor de Nederlandsche natie tot nu toe slechts een doode letter was, uit te j wisschen." Het tijdschrift brengt verder de gewone Teoensies. Uitgave: „Hollandia-drukkerij," Baarn. „Neerlandia" geeft het jaarverslag van het Hoofdbestuur over 1910. i Het ledental blijkt de dertien duizend te naderen. Het hoofdbestuur is toch niet tevreden over dit aantal; we lezen althans: ,Bij een vergelijking met het aantal Ne derlanders en stamverwanten over de ge- heele wereld is ons ledental nog gering. Als de leden maar ernstig moeite willen doen om de niet-aangeslotenen met wie rij in aanraking komen op de hoogte te bren gen van het grootsche veelomvattende werk van het A. N. V., dan kan instemming en aansluiting, dunkt ons, niet uitblijven. Herhaaldelijk wordt van een aJgomeener wordende sympathie bewijs geleverd door peTsonen en lichamen en meer en meer acht men het A. N. Y. het aangewezen lichaam voor de behartiging van allerlei nationale belangen, waartoe het zich door zijn steeds zich uitbreidend gebied dan ook bijzonder eigent." Over da vacantie-leergangen te Leiden lezen wij „Yan dc belangstelling, vooral in Vlaan deren, zal het afhangen of de leergangen blijven voortbest&an. Een groote deelne ming is de beste belooning voor de profes soren, die met zoo groote welwillendheid hun gaven aan de bevordering der stambe- langen willen dienstbaar maken." De verdere inhoud van het blad blijft op de hoogte houden wat er aan Nederland sche gevoeligheid op den aardbol voorvalt. Zoo bijv. „In Mexico is een fonds gesticht om daar verblijvende Nederlanders te steunen en ook om te trachten te voorkomen dat rich in Mexico Nederlanders vestigen, van wie te voren reeds kan worden voorspeld, dat zij fondsklanten zullen worden. Op den feestavond ter eere van het vier jarig bestaan van de Nederlandsche Yev- eeniging werd in enkele minuten honderd pesos (ongeveer f 100.bijeengebracht." Naar aanleiding van del valse he Ouyp. De „Tomps" vermeldt dat verschillende* kooplieden niet hadden geboden op de be wuste Ouyp (overigeais een zeer goede copie), omdat zij van dr. Hofstede de Groot, dio op hun verzoek naar Parijs was gekomen, ver nomen hadden, dat het stuk slechts een copie was van de door Smith beschreven, Cuyp. "Wij ontvingen heden ter recensie: Mrs. Penn-Lewis: „Van aangezicht toil aangericht". Uitg. Nederl. Tentzending, Utrecht. Vereeuiging Tan Nederlandsche gemeenten boven de IOO09 inwoners. In een gisteren te Utrecht gehouden raadszitting, werd, na langdurige discus sies, met 18 tegen 16 stemmen, het prac- advies van B. en Ws. verworpen, om toe te treden tot de Vereeniging van Neder landsche Gemeenten boven de 10,(XX) inwo ners. Verscheidene raadsleden lieten zich de vorige maal reeds uit in ongunstigen an, doch mr. De Wilde wist de zaak toen nog te redden, voorloopig althans, door voor te stellen alle stukken gedrukt bij de leden rond to sturen, opdat men gelegenheid zou hebben de quaestie nog eens grondig to bestudeeren. B. en Ws. lieten do bescnei* den drukken en gisteren werden er we derom twee volle uren over volgepraat. De Voorzitter kon den Raad niet over tuigen en vooral toen d© vergadering hoor de, dat Utrecht eigenlijk pas de e rste groote gemeente zou zijn die zich aansloot, was het wel te voorzien dat de voordracht do overwinning niet zou behalen. Na een bestrijding der voordracht van zoowat alle kanten, besloot de Raad de uitnoodiging tot aanvaarding van het lidmaatschap af te wijzen, omdat men voor steden als Utrecht absoluut geen voordeel zag in een aansluiting, waarvan au fond véél kleinere gemeenten zouden profiteered Een gemeente met een eigen korps ambte naren moet zichzelf besturen en moet zelfs niet in het minst afhankelijk zijn van een vereeniging, waaraan men rich altoos in meerdere of mindere mate verbonden aaht. Ovdr ben rechtor 1 ij'ke benoeming jegt het „Handelsblad": Minister Regout heeft indertijd schoone voorden gesproken over het gewicht van magistraten-ambt, en over de noodzake lijkheid, dat zij, die dit bekleeden, mannen zijn, uitmuntend in geschiktheid, inricht en karakter. Het schijnt echter wel, alsof ook in dit opricht ministerieele denkbeelden zui- verder kunnen zijn dan ministerieele daden, vant men kan allerminst- zeggen, dat de 'tegenwoordige Minister van Justitie met de benoemingen bij do rechterlijke macht, waar voor hij verantwoordelijk is, steeds bijzonder gelukkig is geweest Onder zijn bewind zijn verschillende gewichtige plaatsen bezet ge worden op een wijze, die menigeen ver baasd heeft doen staan. Als laatste voorbeeld heeft ons de Dips- dag 1-1- bij Koninklijk Besluit afgekomen bevordering van een rechter te Dordrecht, tot lid van de zoo gewichtige en begeerde I Haagsche rechtbank getroffen. Wij moeten eerlijk bekennen, dat deze benoeming ons versteld heeft, gelijk wij reeds verwonderd j zijn geweest, toen de naam vian den bo- j jioemde op de voordracht voorkwam. De benoemde is degene geweest, die ge fungeerd heeft als eerste rechter van instruc- fie in de PapencLreohtsche strafzaak. Hij heeft als zoodanig fouten begaan, die voor een rechter van de allerzwaarste soort I waren, en die bij eiken anderen wèl-afzet- baren ambtenaar hadden moeten leiden tot j de overweging of hier niet sprake was van. „eigenschappen, welke hem voor do verdere vervulling zijner betrekking ongescliikt mar ken." Is 't nog noodig daaraan te herinneren? De betrokken magistraat heeft in die zaak bij herhaling in door hem opgemaakte pro ceseen-verbaal onjuiste en onvolledige mede- deelingen opgenomen, die tot gewichtige con- I sequenties bij de beoordceling der zaak leid den; terwijl bij latei', desgevraagd, onder eede moest verklaren: „dat die mededeelin- gen onjuist waren, en op een hemzelf on begrijpelijk misverstand berustten." Toen. hem door het gerechtshof was opgedragen zekere gehoorproeven te nemen, deed hij dit wenzeer op een alleszins onvolledige wijze. I Do grief is dan ook niet weersproken kun nen worden, dat deze rechter, waar hij als rechter moest zorgen, d^it het recht zijn gaoden loop kreeg, waar hij dc belangen van burgers te beschermen en een onafhan kelijk standpunt tegenover de uitvoerende maaht in te nemen had, daarin geheel te kort is geschoten. En nu komt het allerminst bij ons op, hier aan goede trouw te twijfelen, maar bij een priester van het recht is nu eenmaal nog iets meer noodig dan goede trouwt Met nadruk mag dus de vraag worden gesteldof bij dergelijke benoemingen wel voldoende rekening wordt gehouden, met 1 de coschem van een goed© justitie, en ook k het vertrouwen, dat deze in de oogen I ran het publiek heeft te verdienen? f Mot de publieke opinie mag tooh nog wel ©enigszins rekening worden gehouden, i watr het de rechtspleging geldt, die immers zander haar vertrouwen te bezitten niet leven kan! Al te vaak is de vrees kunnen geopperd I worden, dat de rechterlijke macht daarvan vreemd blijft, on gevaar loopt, in collcgiali- teit«g©voel op te gaan, zeer ten detrimente van het algemeen belang. Een treffend be wijs gaf daarvan dc Haagschre rechtbank, door voor do thans vervulde vacature voor j te dragen liefst dc beide recliter-commis sarissen, die in dc Papendrechtsche zaak zoo weinig blijk hadden gegeven van het bezit van dc noodzakelijke hooge rechterseigen schappen. Een bewijs van het tegendeel had ten minste de Minister yan Justitie kun nen geven, door den derden op de voor dracht voorkomende te benoemen, een lid der Amsterdamscke Rechtbank, die zich te recht in een alleszins goéde roep en achting mag verheugen. Maar neen, het heeft niet zoo mogen zijn. En zoo kan er weinig overblijven van do overtuiging, dat bij de benoeming en bevor dering van leden der rechterlijke macht geen andere invloeden dan nauwkeurig be- MIk hoor reeds een uur lang papa's klachten aan over den slechten hooioogst, de hooge dagloonen en de miserabele vel den met raapzaad", merkte de luitenant goed geluimd op, „daarbij Dg ik hier ver- rukkeb^k en behaagDjk in een van uw rieten stoelen, rook uw fameuze sigaren en probeer de bloesems aan de rhododen- drumstruiken te tellen." „Verwenschte bengel 1" bromde de graaf; Biaar de grappen van zijn kinderen sohe- Ben hem tóch genoegen te verschaffen, al guig het ook te zijnen koste: „Ik rijd nu "aar Klempen, het rijtuig houdt bij de branderij stü en over een uur ben ik met 'lOctor Wiegert bij de omhe' ide plaats 1 Zorg, dat ge stipt op tijd rijt om de paar den in oogen schouw te nemen, Jobst!" >.Ja zeker, papa!" was het antwoord. Be oud© heer richtte zijn schreden naar Ben achterkant van hot slot: „En rijd pens bij de Zenkows voorbij, Hella; mij Interesseert de nieuwe dorschmaohine 1 zal wel niets zijn ik kan 't mij wel voorstellen: een voddig modern dingl" »,Goed papa!" Hella moest die woorden luid roepen, frant graaf Markus was reed~ lang om i en hoek voorbij de bloembedden, en j^gaf zich onder hooge, lommerrijke plata- Daar binnenplaats. •./^bo wierp den kop omhoog en hin- Eindelijk verscheen Johan met Kan date en achter het breede grasperk, waar omheen een kiezelpad naar den uitgang van het park leidde, zag men een ruiter met zijn Panamahoed zwaaien en haastig naar 't terras toedraven, want de eigenlijke oprit met de breede, met wapens versier de poort was links bij den voorgevel. „Warempel, Rudiger 1 Dat is prachtig 1" De ulaan stond als geëlectriseerd op en kwam aan den kant van het terras in den gloed der zon. Een blos overtoog plot seling Helia's gelaat. Zij trad x_aastig op den schimmel' toe, welke juist werd voor gebracht, en hield zich oogenschijnhjk met al haar gedachten met het tuig bezig. De ruiter deed zijn onrustig paar 1, een slanke volbloed, bij de stamrozen voor het terras stilstaan, plukte een half ontloken La France af, en stak die in het knoops gat van zijn elegante, donkerblauwe jas. „Daar Hella mij die toch nog niet als mor gengroet zou aangeboden hebben", beweer de hij overmoedig lachend, „neem ik die nu maar dadelijk zelf." Met een vluggen sprong was hij uit den zadel, wierp de teugels een toesnellenden staljongen toe en boog zich het volgende oogenblik over de band zijner nicht: Gaat ge heen Hoe jammerScheuk mij nog een paar minuten 1" verzocht hij met een tee- der-weeken klank in rijn welluidende stem. „Goed", zeide Hella bondig, een wei nig bevangen; en zich tot den rijknecht wendend, voegde zij e>r b'.J: „Leid het paard langzaam om het grasperk, Johan; ik kom dadebjk. Meteen nam zij haar sleep op en beklom langzaam naast haar neef de treden. Jobst had iets verkoelends besteld, „want de zon," zeide hij, „gloeit al in Juli," waar- 1 op hij met lachende oogen het naderende paar beschouwde. „Wat past gij prachtig bij elkaar- Gij zwart als de duivel en Hella als een bohte engelNu, ben ik niet poëtisch in mijn vergelijkingen? Gij hebt mijn zegen, kinderen I" „Yerschoon ons van die flauwe aardighe den," riep Hella geërgerd, „ik laat mij niet aan den man brengen, zooals Gertrude; gij behoeft dus niet in papa's vaarwater te komen." Zij viel nonchalant in een stoel neer en sloeg haar beenen over elkaar. „Zoo, daar kan ik het mee doen en gij ook, Rudiger," merkte de ulaan goed ge luimd op, terwijl hij zijn neef de hand schudde. „Sla dus uw oogen op een andere van '8 lands dochteTen l Mijn zuster heeft je daar juist een blauwtje laten loopen!" Rudiger, die met een haastigen blik waar nam, dat zijn nicht de tranen in de oogen kwamen, voelde, dat het niet gepast was, op deze scherts in te gaan; hij vroeg daarom slechts met de grootste belangstelling: „Dus, Below was niet Gertrude's eigen keus?" Hella trok haar schouders op. De ulaan betuigde zijn volkomen onkunde met deze aangelegenheid, doch vond, dat Below een nette, patente vent was, al zag hij er nu juist niet uit als de ridders en hel den in overspannen romans. Daar Friedrich nu den koelen Moezel wijn bracht, een tafeltje naderbij schoof, waarop hij de glazen zette, verviel het thema vanzelf en men sprak over de aan staande patrijzenjacht te Wusterode en li ohen-Dachau. Spoedig voegden rich de gravin, Gertrudv en haar gevolg, de kleine, beweeglijke miss Byrne, een mooie Iersohe, bij de pratende groep totdat HeUa opeens bedacht, dat zij bij de Zenkows de nieuwe dorschmachine in oogenschouw moest nemen. Zij nam haastig afscheid en snelde weg. „Hella, ik bid je: rijd bedaard! Geen woest rennen" riep haar moeder haar na. „En nog wel Kandate; werkelijk, ik be grijp papa niet, hoe durft hij dat toe staan I" Zij zuchtte en legde haar witte han den in elkaar. „Huwehjk u haar maar spoedig uit. De eigen man zal haar wel op de stang rijden," zeide Jobst, terwijl hij de hooge roemers opnieuw vulde. „Mijn beste jongen, spreek niet zoo I En wat wil dat zeggen: op de stang rijden? Neen, een zachte leiding zou het beste rijn. Gij, mannen, zijt altijd met krasse middelen bij de hand en denkt daarmee alles te dwingen. Maar dwingen laat zich weinig en wel het allerminst een heftig meisjeshart. Ja, ik maak mij dikwijls be zorgd over dit hart." „O, mama denkt weer aan de gele dame en dat Hella dezelfde oogen en lippen heeft," merkte Gertrude schertsend op, terwijl zij op een groote tuintafel de mee gebrachte bloemen schikte, om daarmee vazen en schalen vullen. „Maar, mama." Jobst lachte. Rudiger ging nu naast zijn tante zitten, nam haar hand en zeide zacht: „Zoudt u haar bij mij veiUg geborgen weten?" Gravin Yalerie zag hem met haar lief, in nemend lachje aan, dat h'aar even aan trekkelijk en bekoórbjk maakte, als voor twintig jaren: „Ik weet, Rudiger, dat Mar kus je heeJt toegestaan, naar haar hand te dingen. Doe dat, beste jongen; tracht haar te boeien. Maar haar hart moet spre ken, anders geef ik geen toestemming. Er rijn vrouwen, die men met aanmoedigen den reohten weg kan toonen; mijn huwelijk (kwam zoo tot stand en ik ben gelukkig ge worden; ook Gertrude hebben wij overreed en die zal haar geluk vinden. Maar Hella moet op een andere wijze daaraan komen; ik voel dat. Zij heeft een neiging om zelve te handelen, zelve haar pad te banen; die onderdrukt men niet." De gravin zweeg en zuchtte. Rudiger bracht haar hand aan zijn lip pen: „Ik zoek ook geen geschikte vrouw voor Hohen-Dachau, die de verwaarloosde huishouding in orde moet brengen, tante; ik verzocht om de toestemming het hart van het geliefde meisje te mogen verove ren.'' Zijn diepe stem beefde een weinig. „Dat weet ik mijn jongen. En dat is goed. Maar iets bindends pas in het voor jaar! Want wanneer gij goed en wel ver loofd rijt, wilt g*j» mannen, dadelijk trou wen. En HeUa wordt pas negentien! Vóór twintig komt rij niet uit huis. Dat zeg ik je!" Zij dreigde hem lachend met den vinger. Rudiger lachte ook „Het rij zoo", zeide hij, opspringend. „Jobst!" riep hij in de tuinzaal, waar de ulaan bij de kleine Iersche stond, die hem iets zou voorzingen, terwijl Gertrude reeds in de muziekbladen zocht. „Ik ga eens naar de binnenplaats; gaat ge mee?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5