De Wadden-eilanden. Verheugd zwaaide Jansen hefc papier bo ven zijn hoofd, onder het roepen: „Vrouw, ik ben zoo blij, zoo blij 1" „Maar, mensch, wat scheel je? I« de In dische schuit aangekomen?" Jansen lachte, terwijl hij aan zijn sik draaide. „Néén, lieveling, er ligt. een aangetee- kende brief aan het postkantoor, afkom stig uit Amsterdam. Ik denk, dat die Pie- terse me eindelijk eens zal betaald hebben-" „Wat een geluk!" juichte mevrouw Jan sen. „Dat is immers die f 200, die je nog krijgt? Nu kan ik een harembroek koopen, en kunnen wij Zaterdagavond aan een café gaan zitten, om naar den stoet te kijken." „Juist." Zijn ontbijt liet hij onaangeroerd staan, Iets, waar mevrouw Jansen zioh ongerust over maakte, daar ondanks stormen en wind van het leven, de eetlust van haar echtvriend gebleven was. Hij schoot zdjn jas aan en rende naar |iet postkantoor. Maar hij was een kwartier vroeg en hij besloot een eindje om te pen, Aalmarkt, Vischmarkt, Boter- yoarkt, enz. Toen besloot bij naar binnen te gaan en jammer, er stonden wel twintig personen yoor het loket ter afhaling van aangeteer kende stukken, 't Was intusschen vrij laat J worden, en toen de heer Jansen eindelijk •rijn handteekening kon zetten, beefde hij yan ontroering, 't Was ook zoo'n tijd ge leden, dat hij een aangeteekenden brief had pntvangen, een belastingbiljet, dat hem fveneens was overgezonden per aangeteo- kende post, niet mede gerekend. De ambtenaar gaf hem den brief, waax- pp vijf lakken zaten. Zenuwachtig zocht hij ten stil plekje in de wachtkamer op en Jwheurde het couvert open. Het schrijven luidde: Amsterdam, 11 Mei 1911. Mooie Meneer! Ik waarschuw je bij dezen, om nooit Jpeer mijn zang met kattengemauw te ver- felijken. Dat is een kwajongensstreek. Je ent zeker vergeten, dat je jaren geleden ©ok wanhopige pogingen hebt aangewend ©m in be$ openbaar een baspartij te zingen. Maar de directies noch het publiek lustten je kunst en dus ben je er maar mee opge houden. Ik wil je echter voor bet laatst waarschuwen geen critiek meer op de kunst uit te oefenen, anders zal ik eens overko men en je een pak op je broek geven. Je hebt misschien wel gedacht centen te ont vangen, doch dat is je niet meegevallen. Je kan ook je vrouw waarschuwen, anders krijgt zij 't met mijn vrouw aan den stok en dat wil wat zeggen. Eet je kop nu maar Van spijt en nijd op. JAN VAN ZEMEL. Bas. Nijdig stopte Jansen het epistel in den zak van zijn jas en rende naar het kantoor, waar de patroon hem met het horloge in de hand aankeek, alsof hij hem wilde op eten. O, die kon zoo kijken 1 „Morgen," groette Jansen. „Ik zeg goede middag," beet de patroon hatelijk terug. Jansen was den geheelen dag uit zijn hu meur, kauwde op zijn pennenhouder en tot vervelens toe foeterde hij op dien bas, die hem verweet, dat hij ook gepoogd had bas te zingen. En hij had in het gehéél geen stem, al leen zijn vrouw, die er dan ook een weelde rig gebruik van maakte. Toen Jansen thuis kwam, keek zijn vrouw hem vragend aan. „En?" vroeg zij. „Heb je goed nieuws?" „Jat De kunst kan in de lucht vliegen-" Uit de grijze vlakte, die de Noordzee formt, reizen de wadden-eilanden langs de kust van Slees wijk op als groene oasen, en om hen heen is er mijlen ver niets anders dan Wadden-gebied, die grensstrook, welke een tusschenvonn is tus&ohen water en land. De Duitschers noemen Halligen de kleinere eilanden, begrensd in het Noorden door 'dé grootere Amrum en Föhr en in het Zuiden door het ver vooruitspringende schiereiland in het Ditmarsohe, het schiereiland Eiderstedt, terwijl zij in him rug het vasteland hebben, waarmee zij alle in den grijzen voortijd waren verbonden. Het lage land ligt maar even boven de golven en, als beschutting zoekend, zijn de huizen er te zamen gedrongen op groote vluchtheuvels, een soort van terpen. Daar op speelt zich het leven van de Halligbe- woners af; dat leven, dat zooveel zorgen en nooden kent. In de geschiedenis werd een lange reeks van ongelukken door hooge vloeden geboekt, zooals die van 1634, toen het rijke en dicht bevolkte eiland Nordstrand verzwolgen werd op den llden October. Bij een reusachtigen springvloed brak toen de dijk op ongeveer vijftig plaatsen door, en in één enkelen nacht ver dronken meer dan 6000 menschen; dertig molens en 1300 huizen verdwenen van dèn aardbodem. Pellworm werd van het oude Nordstrand losgescheurd, en van dat laat ste bleef enkel over het hoogveengebied, dat'thans Nordstrandisohmoor heet. Eerst later gelukt© het met behulp van Hollandsche waterbouwkundigen bet tegenwoordige Nordstrand weer in te dijJken. Het spel van ebbe en vloed heeft, juist als bij onze Wadden-eilanden, allerlei kanalen en geulen in het leven geroepen, die de Duitschers „Tiefs" en „Prielen" noemen, en waar de strooming sterker is door de diepte dan in de zee in de buurt. De eene springvloed na den anderen richtte groote schade aan en telkens maar weer ging men aan het herstellen van dijken en terpen, maai* men kon niet verhinderen, dat onder den onafgebroken stormloop van de zee de eilanden afbrok kelden. Yan de Halligen verdwenen vele in het ondiepe wad. De wadden zijn .in derdaad de kerkhoven van vele geslachten en van vroegere welvarende streken, die niet voldoende beschermd werden door do onvoldoende dijken. Eerst in dezen tijd, aldus een artikel in „De Aarde en haar VoBken", heeft men leeren inzien, dat de heele eilanden wereld zal verdwijnen, als men haar niet beschermt door buitengewoon omvangrijke en voor de gemeenten zeer dure inrich tingen, die ook de kans openen op het terugwinnen van de verloren gebieden. Krachtig is daarop de Pruisische regeering te hulp gekomen, en het is te verwachten, dat binnen enkele jaren aan het lajidver- lies voorgoed paal en perk zal zijn gesteld. De Halligen bestaan uit vruchtbaren grond, marsohland, en liggen in het alge meen niet meer dan één tot anderhalven meter boven de gewone hoogte van den vloed. De oppervlakte is volkomen vlak en wordt doorsneden door tal van kanalen van zout water, terwijl er een dichte gras soort groeit, die, als de meest© zee- en strandplanten, tot de zoutwaterflora be hoort, maar wel door Ikoeien en schapen wordt genuttigd. Op de ongeveer vijf meter hooge, zacht hellende terpen staan de woonhuizen, de stallen en de schuren met de vijvers van regenwater, om te drin ken. Naar die terpen vlucht dan ieder, mensch en dier, als er zich teekenen voor doen van een ongewoon hoogen vloed. Zulk een springvloed, die, als de wind er toe leidt, maar al te dikwijls een stormvloed wordt, ia het vaakst in den herfst en den winter te wachten, wanneer het nieuwe of volle maan is. Maar ook op het eind van den zomer komen de Halligen geheel onder water, dikwijls eenige malen per jaar. Als de kracht van den zuidwester storm achter den vloed zit, kan het gebeu ren, dat deze de hoogte van de terpen be reikt en de palen en muren van de buizen omspoelt. Yerleden jaar nog is op 9 December do stormvloed op het slechts door een enkele familie bewoonde eiland Süderoog geste gen tot op de hoogte van de vensters. De ramp kostte aan dertig vissohers uit Fin- kenwarder het leven. Er is altijd na zoo'n overstrooming groote schade te herstellen aan meegesleurde omheiningen, hooivoorra- den en stallen en aan het onbruikbaar ge worden drinkwater; maar het ergst is toch verlies aan land en de verwoesting aan dij ken en terpen. Dat vijftig meter land door afbrokkeling verloren gaan, is niets onge woons. Sinds 1896 is nu de Staat zeer energiek opgetreden, om, met groote middelen, de Noordfriesche Wadden-eilanden te helpen en met name Halligen. Het eerst kwamen, aan de beurt de dijken van Pellworm en Nordstrand, die thans door de zwaarte der zeeweringen, door steenen wallen en veel paalwerk op heel andere manier dan vroe-- ger tegen de stormen gewapend zijn. Daar na begon men in het Noorden bij de Hal- lig Oland de kanten te beschermen met zware steendekking en aarden dammen, en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 20