ïaEIBSCH BAGBLAD, Zaterdag* 29 April. Eerste Blad,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Os vïare seii&fifsüsaje»
Tn do Economische Kroniek van „Onz e
|euw" wordt nog eens in critischen zin
'pagegaan wat de laatste tijden op het ge
bied van arbeidswetgeving brach
ten.
Streng veroordeelt de schrijver de meer
en meer wortel schietende gewoonte om een
deel van de wetgeving over te dragen op
het uitvoerend gezag, allerlei belangrijke
uitvoeringsbepalingen eener in hoofdlijnen
door het wetgevende gezag vastgestelde
regeling niet in de wet zelf op te nemen,
maar de samenstelling er van op te dra
gen, over te laten aan het uitvoerend ge-
eag, door in de wet te verklaren, dat een
bestuursmaatregel al datgeve zal ëtatuee-
ren, wat de wet onbepaald liet.
Na eenige beschouwingen te hebben ge
wijd aan de nader gewijzigde Bakkerswet,
de wijziging van de Arbeidswet en het ont-
werp-Stuwadoorswet, wordt uiteengezet
welk een onzekerheid voor de nijverheid
wordt geschapen door het insluipen van dat
veroordeeld delegatiestelsel in de juist ge
noemde brokken wetgeving. Het (karakter
van de arbeidsinspectie wordt er geheel door
gewijzigd. „Deze feitelijke wijziging"
zoo lezen we „is reeds door den wetge
ver erkend en bekrachtigd."
„In de ten jaro 1909 tot stand gekomen
verandering der Arbeidswet heeft een
nieuwe tekst van art. 12 den vroegeren ver
vangen. Tot 1 Juli 1909 bepaalde dit art.
12, datj „onder de bevelen van Onzen Mi
nister, met de uitvoering van deze wet be
last," het toezichtop die uitvoe
ring" opgedragen werd „aan door On3
te benoemen inspecteurs".... enz. Thans
leesst men: „De ambtenaren der arbeids
inspectie zijn, behalve met de taak, hun bij
andere wetten opgedragen, belast met d e
handhaving van deze wet en
metdemedewerkingaande uit
voering er van." In het verschil fcus-
.flehen de gespatieerde woorden vindt
men terug het feitelijk verschil tusschen de
vroegere en de tegenwoordige positie. Ze-
kor, ook vóór 1909 was de beslissing op on
dergeschikte punten van regeling
■reeds a>an de inspectie opgedragen en was
haar taak dus ook niet louter „toeziend"
in den meest strikten zia. Doch nu een
nieuwe koers wordt gevolgd, nu de dis
trictshoofden omtrent gewichtige aan
gelegenheden voorschriften gaan geven,
nu wordt terecht hun taak niet moer om
schreven als een enkel toezicht op, doch
ook als medewerking aan de uitvoering.
Maar bij dus een stelsel zal de inspectie
.nan zeer hooge eischen moeten voldoen. Zij
zal niet slechts moeten letten op wat het
belang der arbeiders medebrengt, maar in
gelijke mate op de belangen van het be
drijf. Ten einde die taak naar behooren te
kunnen - vei*vullen, dient men de belangen
Van liet bedrijf grondig te kennen en dient
men een open oog te hebben voor de waar
heid, dat een bescherming van den arbeid,
waaraan de belangen van het bedrijf wor-
i den opgeofferd, o. a. ook den beschermden
arbeiders niet haat.
Ten aanzien van de onzekerheid voor de
industrie, welke door hot gewraakte dele
gatiestelsel wordt geschapen, wordt in het
artikel gezegd, dat velen, bij het.ontwerpen
van arbeids- en sociale wetgeving, niet zien
"Voorzitten het streven om ernstig rekening
te houden met de belangen der volkswel
vaart. En verder:
„Zij zien den arbeid meer en meer „ge
massregelt" worden, gekluisterd in moei
lik verstaanoaro wetten, ter reglementee-
ring overgegeven aan nóg onbekende be
stuursmaatregelen, welke op een goeden
dag u wel zullen vertellen, waarop nu
jeigenlijfc do „wettelijke" regeling neerkomt,
en die aangeprezen worden met de overwe-
ghg, dat zij zoo gemakkelijk weer door een
andere regeling kunnen worden vervangen,
als de eerste niet goed... of niet streng gs-
iocg blijkt of schijnt. Zij zien voor de>n be-
jÖrijfsgang en voor de regelmaat van het
jvoortbrengingsprooes allerbelangrijkste pun
ten als de vaststelling van rust- (en ook
van arbeids-) tijden overgelaten aan het
inzicht van den ter plaatse bevoegden amb
tenaar. Zij zien voor het bakkerijbedrijf
een wet ontworpen, welke de groote onder
nemingen met behoorlijke arbeidsvoorwaar
den benadeelt ten profijte der slecht inge
richte (kleinere werkplaatsen, waaraan straks
vastgekoppeld wordt een arbeidsuurrege
ling, die aan de fabrieken een werktijd, van
tien uren oplegt, doch den kleinen bakker
vergunt den gezel slechts zooveel korter
dan twaalf uren te laten werken, als hij
(patroon) den internen knecht wel aan on
geregelde rustpoozen wil gunnen. En, bui
ten hefc bedrijf staande, zoggen zijheden
gij, morgen wij; welke waarborg is er, dat
de wetgever niet morgen ons aanpakt?
Zoo zien zij in heel ons bedrijfsleven een
groot element van onzekerheid ontstaan,
hetwelk, een gevoel van ongerustheid en
wantrouwen in de toekomst wekkend, ver
lammend moet werken op de energie en
op den lust om de zaken uit te breiden of
nieuwe te beginnen. Want wie kan in zijn
berekening opnemen de lasten, die straks
wellicht op het bedrijf zullen worden ge
legd? Zij zien hun stand, dien der „cap
tains of industry", beschouwd als „tailla-
blea et corvéables" door een Regeering,
die bij het ontwerpen van haar maatrege
len niet blijk geeft zorgvuldig vooraf ze
overwegen of zoodanige maatregelen met
welbegrepen „welvaartspolitick" zijn over
een te brengen, die veeleer schijnt uit te
gaan van de veronderstelling, dat de kruik
der nationale welvaart neg lang op de was
sende wateren van steeds dieper ingrij
pende sociale wetgeving dobberen kan eer
zij barst. Ook Ln de Tweede, ook in de
Eerste Kamer zieu. zij niet genoeg waarde
toegekend aan de overweging, dat behoud
zooveel mogelijk van de ruimste arbeidsge
legenheid een primair belang voor heel hefc
volk is. En dit alles waarnemende, vragen
zij zich wel eens af of zij niet veiliger doen
hun zoons een plaatsje te doen zoeken aan
de groote staatsruif, waar immers voor
steeds meer burgers plaats gemaakt wordt,
liever dan ook hen het moeizaam pad van
de industrie te doen betreden.
Aan artikelen uit „D e S t a n d a a r d"
over beffingaandegrenzenis het
volgende ontleend:
Het blad meent, dat uit het resultaat,
waartoe minister Kolkman geraakt, blijkt,
dat deze een fiscaal en geen t> e-
schorme nd recht heeft ingediend.
„Wie alleen eigen nijverheid beschermen
wil, cn in hoofdzaak bij zijn tariefregeling
zich door dit ééne doel leiden laat, moet,
in den eersten tijd althans, uitkomen b ij
lager opbrengst van de tariefreohten.
Dan toch beoogt men den invoer van net
vreemde fabricaat zooveel doenlijk te ver
hoeden, ja, zoo mogelijk ganschelijk te stui
ten, en als er nagenoeg geen vreemd pro
duct meer inkomt, spreekt, hefc van zelf, dat
de betaalde rechten, al zijn ze nog zoo hoog,
op verre na niet meer het bedrag bereiken
kunnen, dat zij haalden toen de invoer nog
op groote schaal doorging. Het recht wordt
niet geheven dan bij invoer.
Neemt derhalve die invoer allengs bijna
geheel af, dan wordt er niet dan zeer wei
nig aan recht betaald, en is de toevoer van
gelden aan 's Rijks kas uit deze bron van
inkomsten zoo goed als afgesneden. Die
bron blijft dan vloeien voor wat aangaat de
bijna nict-belaste of uiterst weinig belaste
goederen, maar watteer hoog belast wordt,
kan dan niet meer zonder schade worden
ingevoerd, en komt dus niet meer over de
grenzen. Bij een sterk beschermend tarief
13 dit dan ook het hooge doel. Men wil den
invoer juist weren; daardoor de sonsumptie
noodzaken binnenlandsch fabrikaat te ge
bruiken en hierdoor aan de mlandsche
nijverheid een markt openen die loont.
Dit echter is juist de tegenovergestelde
uitkomst, df.n die bedoeld wordt bij fis
cale rechten. Dan toch is het doel niet,
de invoerrechten in opbrengst te laten da
len, maar juist omgekeerd te doen slim-
men, cn dit nu onderstelt, dat de invoer
niet gestuit wordt, maar open blijft, en
dat het verhoogde Techt op den invoer
de schatkist stijft. En heeft al zulk een ver
hoogd invoerrecht vermindering van den
invoer ten gevolge, dan mag die daling van
den invoer toch nooit verder gaan, dan
toelaatbaar is, om bij den meerderen in
voer, dank zij het verhoogde recht, toch
een surplus, vergeleken bij vroeger, ten
bate van 'a Rijks kas te geven. Was op
zekere producten dusver f 1. per 100 kilo
gram geheven bij een invoer van een mil-
lioen kilogram, dan bracht dit f 10,000 in de
schatkist. Wordt nu dit recht verhoogd
met nogmaals f 1, zoodat nu f 2 per 100
kilogram te betalen is, en daalt hierdoor
de invoer op 800, 000 kilogram, dan bren
gen deze 800,000 kilogram thans f 16,000 aan
invoerrecht op, en ontstaat het dubbele
voordeel, dat 200, 000 kilogram, die vroeger
in het buitenland geproduceerd werden,
thans door onze eigen nijverheid worden
gefabriceerd, en dat te gelijk de schatkist
f 6000 meer binnenkrijgt- Had daarentegen
een verhooging plaats van f 1 op f4 in
voerrecht, en slonk daardoor de invoer op
200.000 kilogram, dan zou wel ouzo nijver
heid bet voordeel hebben, dat ze 800,000
kilo meer plaatsen kon, maar het Rijk zou
slechts f 8000 in plaata van f 10, 000 ont
vangen en alzoo f 2000 schade lieden.
Wie in hoofdzaak protectie bedoelt, weet
dus vooruit, dat de invoerrechten op de
sterk beschermde artikelen zullen afne
men. En omgekeerd, wie ten principale
hooger opbrengst van het tarief op het oog
heeft, is gebonden aan den regel, dat de
tarief verhooging niet verder mag gaan, dan
zoo ver, dat ze den invoer laat doorgaan,
en ze nooit verder mag doen slinken dan
tot op zulk een peil, dat ook bij iets kleiner
invoer, dank zij het verhoogde recht, toch
het bedrag van de invoerrechten een winst
voor hefc Rijk oplevert. Daar nu minister
Kolkman in de eerste plaats bedoelde het
tarief zooveel meer te laten opbrengen als
noodig was, om do komende uitgaven voor
de sociale wetten te deklken sprak het van
zelf, dat hij slechts in geringe mate te gelijk
een beschermende strekking aan zijn onfc-
werp-tarief kon geven. Verhoogd reoht doet
altoos den invoer eenigszins dalen. Dit zal
ook nu het geval zijn, en daarop is dan ook
gerekend."
Verder schrijft het blad:
„Do Sta ten-G ene raai heeft thans met het
ingediende ontwerp te rekenen, en uitslui
tend het stelsel te beoordeelen, dat in dit
ontwerp belichaamd is. Maar juist daarom
was het noodzakelijk, duidelijk het inge
diende ontwerp te karakteriseeren, en
scherp te doen uitkomen, dat in dit ont
werp van een beschermend stelsel als zoo
danig geen sprake is. Bate zal de nijverheid
er bij vinden, maar slechts in geringe mate,
en altoos beperkt door de zorge der Regee
ring, dat de invoer niet te vee! achteruitga.,
wijl dit het bedrag van den import niet zou
doen stijgen, maar doen .dalen; iets, wat
rechtstreeks tegen 't beleden doel van heel
de voordracht zou ingaan. Met dit doel voor
oogen toch kon geen hooger recht worden
voorgesteld dan zulk een, dat den meesten
♦importeurs een deel van hun winst zal kos
ten, maar hen tcch niet tot staking van
hun invoer zal doen besluiten."
„H et Cent.ru m" en „D e Neder
lander" zijn met elkaar in polemiek ge
wikkeld over de houding, welke laatstge
noemd blad aanneemt ten opzichte van de
sociale wetten en speciaal van de
Bakkerswet, welke geen genade kan
viuden in de oogen der christ.-historische
redactie.
,,D e Nederlander" zegt nu:
Het is onze overtuiging, dat „rechte," in
zijn geheel genomen, bij sociale vraagstuk
ken sieeds meea* op de lijn overgaat van de
sociaal-democraten. Geenszins aanvaardt
„rechts" de Marxistische moraal; daar
staat het nog altijd principieel tegenover;
veel meer principieel dan links.
Maar „rechts" begint steeds meer „so
ciaal te denken," d.w.z. het individu op te
offeren aan de „gemeenschap." Het wordt
bijkans in zijn oog iets ongeoorloofds op te
komen voor het belang en het reoht van den
enkeling, van den individueelen werkman,
van den patroon, van den ondernemer. Al
leen voor „den arbeider" heeft men oog;
d e arbeider wordt beschouwd als een
82)
Dit plan was, zooals .wij gezien hebben,
gelukt en tegelijkertijd mislukt. De beamb
ten van Sootland-Yard waren wel is waar
later gekomen dan ik, maar zij waren mij
toch dicht op de hielen gevolgd en hadden
zich meester gemaakt van Paul, alvorens
deze in veiligheid was.
Terwijl ik voortdurend om de politie had
gelachen, was zij zoo voortvarend te werk
gegaan, als het in de gegeven omstandig
heden slechts mogelijk was geweest. Ik
daarentegen, die mij zooveel had ingebeeld
öp mijn succes, was slechts een werktuig
geweest in de handen van een man, die in
Blnwheid mij aanmerkelijk overtrof.
Nochtans had ik het door-Hem aangewe
zen spoor verlaten, zóodra ik wegens de
kerkelijke feiten van het geval mij een
denkbeeld had gevormd, en ten slotte was
in list hem de baas geweest. Ik mocht
jftet reden trotsch zijn. Het lag niet in de
bedoeling van Arthur Harvev, dat ik hem
ris den schuldige zou brandmerken.
^Vat bleef mij du allereerst te doen? Kon
ih mijn. beweren met bewijzen staven? Dan
moest ik onverwijld naar Scotland Yard
gaan, om hem aan te geven. Maar welke
bewijzen bezat ik. dat Arthur, de ware
schuldige was? Een plakbrief je, dat ik irv
zak had gevondeneen krul in zijn j
fc&ndschrift; een knoop, in een touw ge
welke een week geleden, .was losge 1.
maakt en dien ik dus niet meer kon too-
nen. Meer bewijzen bezat ik niet.
En Paul was reeds gearresteerd ondor
de drukkende verdenking, de moordenaar
te zijn van zijn tante, en Arthur bevond
zicih op dit oogenblik vermoedelijk reeds
op weg naar Amerika.
Ik kon het denkbeeld niet van mij af
zetten, dat de zaak, in weerwil yan mijn
ontdekking, verkeerd zou afloopen, Arthur
zou ontsnappen, Paul zou veroordeeld wor
den, mij zou niemand gelooven.
De overdenking maakte mij sohier krank
zinnig. Na een politie-agent uit Southend
te hebben opgedragen het kwartier van
Arthur niet uit het oog te verliezen, liep.
ik den geheelen nacht door de straten te
dwalen. Sedert bijna een week had ik niet
meer behoorlijk geslapen; maar ik (kan
niet zeggen, dat ik mij vermoeid gevoelde.
Ik was aangetast door een koortsachtig ver
langen, om den waren schuldige aan het
gerecht over te leveren.
XXVIII.
Met den morgentrein keerde ik naar
Londen terug. Terstond na mijn aankomst
aldaar zocht ik mijn woning op, geleid
door de vage hoop, dat Arthur Harvey
mij daar wellicht zou wachten. Natuurlijk
zag ik mij in mijn verwachting teleurge
steld.
Daarom begaf i-Jc mij naar Scotland
Yard, waar het mij niet moeilijk viel
den persoon te spreken, onder wiens ïei-
j ding de nasporingen in het geval-Harvey
waren gesohied. Ik had een menigte ken-
hnissen onder de detectives van Scotland
Yard. Iedereen sprak van den moord cn
men was trotsch op de arrestatie van den
moordenaar. De heer Bunsby, die dat
werkje had verricht,was de held van den
dag.
„Thans is mij alles zoo helder als pomp
water," zoide hij mij opgeruimd. „Nadat
wij eenmaal het juiste spoor hadden ge
vonden, waren er geen struikelblokken
meer. Ik wou maar, dat wij die oude dame
te Parijs eer aan 't praten hadden kun
nen knjgon. Met haar dochter was niets
te beginnen. Zoodra iik hoorde van den
neef, ging alles als van een leien dakje:
Wij kregen hefc heersohap bij zijn kladden,
juist toen hij de plaat wilde poetsen."
„En zijt ge er bepaald zeker van den
juisten neef te pakken te hebben?' vroeg
ik.
„Zeker? Lieve Hemel, ja, stellig! Boven
dien heeft de kerel bekend."
„Hoeft hij bekend?" riep ik. „Arme
drommel
De heer Bunsby keek mij zeer veront
waardigd aan. Eenigen zijner collega's kwa
men nieuwsgierig nader.
Luister eens,"zeide ik, heelemaal wan-
wanhopig, „dat bekennenoch, dat is
zoo Fransohe modede bekentenis is hem
ongetwijfeld afgedwongen. Dooh laten wij
dat ter zijde. Ik ben voor de familie hefc
geval nagegaan, en ik raad u, wees er
niet zoo heel zeker van, dat ge den rech
ten man reeds hebt. Arresteer in elk geval
zijn broer óók, als ge kunt. Het zal wel-
lioht blijken, dat hij medeplichtig is."
Als eenig antwoord ladhte men mij spot
tend uit. Staatsdeteetives nemen van par
ticuliere niet gauw raad aam Zjj wan-
„klasse" apart, waarvoor de wetgever te
zorgen heeft; wier leden allen aan elkaar
gelijk zijn, allen met dezelfde behoeften;
en waarnaar dan ieder, die tot' deze klasse
piet behoort, zich heeft te schikken. Op te
komen voor patroons, inzonderheid als ze
niet onder de „kleine luyden" kunnen wor
den ondergebracht, heet1 conservatief of
ook, risumteneafcis (houdt uw
lachen in) aristocratisch. Onder alle par
tijen, rechts èn links, gevoelt men het
groot gewicht van het woorde hetzij van
Schaper, hetzij van welken sociaal-demo
craat ook, wien door de partij behartiging
van eenig belang is opgedragen. Niet alsof
men den sociaal-democraat een goed hart
t-oedroeg, maar men gevoelt, dat men met
hem „concurreeren" moet', een uiterst las
tige taak, omdat de sociaal-democraten de
kunst verstaan, er zijn ook andere zoo
danige kunstenaars altijd het licht op
ziohzelven te doen vallen, en de houding
aan te nemen, alsof elke verbetering aan
hun inzicht en aan hun ijver te danken is.
Niemand is zoo vlug gereed met „het amen
dement" of met „de motie" als 2iijZoo
men hen al niet vóór is, laat men althans
gelijken tred houden!
Een minister moet ni1 eenmaal zijn ont
werp trachten te doen aannemen, en daar
om kunnen wij hefc begrijpen, dat hij, als
praotisch man, eetr den sooiaal-demooraafc
dan den Christelijk-Historische die min
der dan anderen met „tactiek" zioh inlaat
in het gevlij komt.
„D e T ij d" teekent hierbij aan:
„H et Centru m" zal hierop wel van
antwoord dienen. Wij wenschen hier er
alleen onze verwondering over uit te druk
ken, dat „D e Nederlander" voor
het „sociaal" voelen, denken en stemmen
een verklaring zoekt, welke beleedigend is
voor de bondgenooten.
Het christ.-hist, orgaan behoeft het met
de katholieke sociologen en sociaal-politici
natuurlijk niet eens te zijn, maar het blad
mag niet voorbijzien, dat zij, bij den op
bouw van hun sociaal stelsel en hun ijveren
voor scciale hervormingen, zich laten ge
leiden door gevoelens en beginselen, aan
hun eigen levens- en wereldbeschouwing
ontleend, waarop de geest van het Chris
tendom, een geest van rechtvaardigheid en
ontferming voor de zwakken, zijn stempel
heeft gedrukt. D i e geest is hun groote,
algemeene drijfveernaar dien
geest dienen zij beoordeeld en niet naar
de mogelijke afwijkingen, welke de een of
ander zich misschien onder den invloed van
de sociaal-democratische praxis, in een zie
kelijke richting veroorlooft.
„D e Nederlander' is, waar hij ge
neraliseert aR hierboven, hard, onrecht
vaardig in zijn oordeel over de edeldenken-
de en edel voelende katholieke mannen, die
zich in en buiten de Kanier aan do spits
van de katholiek-sociale beweging hebben,
gesteld.
Onder hot opschrift Trekhonden
komt in „O nze Couran t", a.-r. orgaan
voor Overijsel en Drente dit voor:
De (klacht is vrij algemeen.
De afmetingen, gesteld voor trekhonden,
die niet September in dienst mogen blij
ven, zijn van dien aard, dat er lang niet
genoeg van die geesten zullen zijn, om de
gegadigden te voorzien.
En men stampt ze niet uit den grond!
In bladen van onderscheiden richting in
verschillende streken dos lands wordt de
zelfde klacht geuit.
Ons advies is, dat zij, die in moeite drei
gen te geraken, zich alleen of in vereeni-
ging tot den Minister wenden, met verzoek
dat het Z.Ex. bdhage maatregelen te ne
men, om in elk geval den termijn te ver»
lengen, indien vermindering van eischen
onmogelijk mocht zdjn.
Reeds is ons bekend, dat van hooggeachte
zijde de Minister op deze zaak opmerkzaam
is gemaakt. Het komt er dus op aan, dat
ook de belanghebbenden zich laten liooren.
Opgericht is een Vereeniging ten
behoove van R..K. Marine-perso
neel, met het doel: liet bevorderen van de
trouwen hen en beschouwen hun bemoeiin
gen ah, lastig en van-de-wijs-afbrengend.
„En dat bewijst," zei de heer Bunsby
met een bij-oogmerk, „hoe verkeerd het
is, als particulieren hun neus in onze za
ken steken. Vermoedelijk heeft u het oog
op rector Harvey. Nu, ik heb het geval
grondig onderzocht, en daarom ook inlich
tingen omtrent genoemden rector ingewon
nen, alhoewel er zelfs geen zweem van ver
denking op hem rust. Hij is een persoon
van aanzien en heeft dien bewusten nacht
het huis niet verlaten, maar al dien tijd
op zijn kamer doorgebracht. Zoo staat de
zaak en niet anders, hoor!"
De heer Bunsby zette een hooge borst
en keek mij met triomfantelijk gelaat aan.
„Zijt ge daar Jepaald zetker van?" vroeg
ik.
„Bepaald zeker. Doe maar geen moeite
ons van het tegendeel te overtuigendat
loont de moeite niet. Het geval is thans
maar al te duidelijk. Ik heb het uitge
werkt, als een som in de regel van drieën:
Paul Harvey heeft den moord gepleegd en
Paul Harvey zal daarvoor gehangen wor
den."
Wat kon ik met zoo'n man beginnen?
Ik zag, dat al mijn pogen ijdcl zou zijn,
althans op dit oogenblik. Een ziekelijke
beklemdheid maakte zich van mij meester.
Ik voelde eensklaps, dat ik doodmoede
was. In een aan wanhoop grenzende ge
moedsstemming keerde ik naar mijn woning
terug.
XXIX.
Terwijl ik langzaam de trap opklom,
herhaalde ik by jriijzelvea hni]t
geestelijbei en stoffelijke belangen, van de
R.-K. schepelingen, behooïende tot de
ninklijke Marine.
Onder de middelen om dit doel te bereb
ken wordt in de laatste plaats genoemd;
„door het verleenün van tusschenkoinst bi|
de betrokken autoriteiten aan billijke ver*
zoeken, (rakende algemeene stoffelijke belang
gen van het marinepersoneel en van wat
verder tot verbetering dier belangen leiden,
kan."
W.afc staat ons blijkbaar te wachten Vraagt'
het „Handelsblad." Hier meldt ziolr
aan een Vereeniging, die niet alleen wil opV
komen voor de geestelijke, maar ook voor,
de stoffelijke belangen van een deel van;
het marinepersoneel. Alzoo een Vereeniging^
die zioh wil schuiven tusschen dei mindekj
ten .en de van rechtswege boven hen ge*
stcldo autoriteiten.
Dan wordt noodwendig de innige band
verbroken, die tot het welbetrachten vau
's lands dienst moet bestaan. Dan wordt
de krijgstucht ondermijnd en dan worden'
ter wille van de belangen eener bepaaldejf
partij de hoogere landsbelangen gcsohaad>[
Men moet niet denken, dat het zoo verj
niet zal komen en dat de mari n e-autori tcri
ten altijd nog wel in staat zullen zijn oml
onduldbare inmenging terug te wijzen. Men
lette eens op de samenstelling van het be'-l
stuur dezer Vereeniging; daardoor id zij
tevens met een politiek sopje overgoten en
worden haar werkzaamheden reeds a priori
door een der groote staatkundige partijen ih
de Volksvertegenwoordiging in bescherming*
genomen. i
Het gaat hieT wezenlijk om groote be
langen, zóó groot zelfs, dat ook reeds in
het buitenland de aandacht is gevallen op
dit Dieuwo uitvloeisel van de tegenwoordige
marine-politiek. Men vertrouwt zijn oogen
niet, zoo lezen wij in de „K ölnisohoZei*
tung" wanneer men dit gedeelte (nl. het
geen slaat op de behartiging der stoffelijke
belangen) leest. Hot blad acht het ondonkj
baar, dat zelfs een clericaal minister vau
marine tegenover zulk een aanmatiging nog
de gehoorzame dienaar zijner partij speelt,-
en Zou eetrder verwachten, dat op gTondi
der bedoelde bepaling in de statuten aa-n
deze Vereeniging geen rechtspersoonlijkheid
zal worden verleend.
Het „Handelsblad" vetrklaart, dat heti
het met dóZe meening van de „Kolnische»
Zig." geheel eens is-;
OndeT het hoofd Verzekering on
Christenplicht merkt „De Neder»
lander" op
Overal hoort men van Verzekering. 1
En terecht. 1
Ieder behoorde daartoe mede te werkëh.
Allereerst de Christen.
Want verzekering bcteekent niet het zich'
onttrekken aan beproevingen, maar hot ge
zamenlijk dragen yan lasten-
Er zijn rampen, die ieder onzer zullen,
of althans kunnen treffen.
Wij mogen ons daartegen wapenen; wij
mogen en moeten trachten de gevolgen daar
van voor ons en de onzen draaglijk to mao
ken.
En dat kan, door in goede dagen geza
menlijk bijeen te brengen, wat op den
kwaden dag noodig is om in den dan ont-
stanen nood te voorzien-
Hier heeft do Christen, d.w.z. hij, dio
waarlijk Christelijk denkt een roeping.
De Christen kan evenmin als wie ook
zich aan de maatschappelijke wetten ont
trekken, en moet trachten te leven, al staaf?
hij door zijn inspanning soms anderen in
den weg.
Maar als het hem wèlgegaan is, kan hij
van zijn overvloed afstaan. Niet allereerst
door het geven van aalmoezen, maar beter,
nog door het voorkomen van nood.
Hoe dikwijls wordt dat voorbijgezien Hoef
menige voorspoedige instelling, denkt alleen
aan het hóoge dividend van den gelukkigen
aandeelhouder, maar weigert mede te wer
ken aan hot bevorderen van een rustigen
levensavond van lien, die den dagelijkschcn
arbeid verrichten, doch na zeker tijdstip
minder bruikbaar zijn geworden. Hoe me
nige patroon zou, inct minder onkosten, en
veel beter, kunnen tot stand brengen, wat nu
door den wetgever, niet aan allen, nf.iar,
aan een groep dreigt te worden opgelegd.
Een rustige levensavond. Dit juist is lioti
dat ik nu niets meer doen kon, dat do
wet haar loop moest hebben. Wel be
schouwd ging de zaaik mij niemendal aan..
Als de politie een flater maakte, dan ï.iocsfc
zij ook maar de verantwoording daarvan
op zich nemen.
Paul zou niet de eenige onschuldige zijn,
dien men aan de galg bracht. En als Paul
het raadzaam oordeelde, zioh schuldig to
verklaren aan een misdaad, welke hij nooit
bedreven had, dan was zulks zooveel to
erger voor hem Ik moest hem aan zijn lot.
overlaten en toch....
Ik deed de deur van mijn kamer open
en.... bevond mij tegenover Arthur Har
vey. Hij stond aan den anderen kant
tafel tusschen de twee ramen, met zijn ge
zicht van het licht afgekeerd. Toch be
speurde ik, dat hij er zeer bleek en afge
mat uitzag en dat zijn Heldere, blauwe
oogen koortsachtig schitterden, llij had zijn
armen -kruiselings over zijn breede borst ge
slagen en onwillekeurig bewonderde ik
weer zijn kranige figuur.
„Wat is er?" vroeg ik, zoodra ik woor
den kon vinden. „Waarom kwaamt ge hier
mijnheer Harvey? Wat verlangt ge van
mij
„Ik wensoh met u te spreken en u een
vraag te doen", luidde het bescheid. „Is
het waar, dat Paul gearresteerd is?"
„Natuurlijk is heb waar. Is u hier geko
men, om mij dat te vragen?"
(Wordt vervolgd.)