FEUILLETON. De bond van Sherlock Holmes. TANTE LOT. Boe de wolf zoo'n sluiken staart heeft. Boe Cora zich verdienstelijk maakte. het raam. Maai' daar kreeg hij toch ook gauw genoeg van, en dus ging liij maar wat; in de vlammen zilten kijken van het open haardvuur, dat moeder altijd heel gauw liet branden met dat vochtige najaarsweer. Na een tijdje zag hij daar midden in de vlam men het. aardigste vuurmannetje, dat je ooit gezien hebt! Hij was niet hooger dan een halve decimeter en liij had een vuur rood pakje aan, een vuurrood puntmutsje op en een paar oogen in het hoofd, als gloeiende vonkjes! ,,Hè, waar kom jij wel vandaan vroeg Bobby, een en al verbazing. „Ik heb je nog nooit van te voren gezien 1" „Kom, dan vergis je je toch Ik ben eiken dag in bet vuur en het verwondert mij, dat je mij al met lang een3 hebt aangetroffen. Maar wat soheelt er eigenlijk aan Bobby 1 .Waarom ben je zoo uit je hum V' „Och, moeder zegt, dat het slecht) weer is, en dat ik niet uit mag; dus ik verveel mij erg!" „Moeder heeft groot gelijk hoor! 't Ia ook geen weer. Je zou zeker Keel erg ver kouden worden, en dan moest je weer een paar dagen in bed; dat was toch ook niet amusant I Maar willen we samen eens een klein uitstapje' door „Vuurland" gaan ma ken?" Bobby klapte in de handen van pleïzier. „Hè, dol graag!" begon hij. „Maar weet Je, ik vrees, dat ik niet klein genoeg ben." „O, dat is gemakkelijk verholpenant woordde het Vuurmannetje; „geef mij maar de hand, dat komt dan vanzelf wel terecht." Het Vuurmannetje kon tooveren moet je weten! Bobby was wel een beetje bang, maar hij deed zijn best', het zoo weinig mogelijk te toonen, stak zijn molb'g pootje uit, euzie... opeens bevond hij zioh midden in bet vuur maar al die vlammende tongen om hem heen deorden Kern totaal niet. „Dat voelt vreemd aan, hè?" vToeg Vuur- TUannetje, en lachte hem eens bemoedi gend toe. „Ja, wel wat," antwoordde Bob. „Maar waar gaan we nu heen?" „Den schoorsteen in I" antwoordde de kleine 'roede kabouters. Dat lokte Bobby nu niet zoo heel erg aan, Want alles zag zoo zwart en benauwd en berookt er uit, als hij eens even opkeek Haar boven. Maar hij greep slechts wat vas ter Vuurmanmetje's hand, en die stelde kem weer opnieuw gerust'. „Zie je, zoo vliegen we dan naar mijn rijk, want ik ben koning van Vuurland moet je weten, en elk jaar maak ik zoo eens een I) De taak waj natuurlijk onrriddellijk in (tonden gesteld van een commissaris van politie en uit het door hem ingestelde on derzoek, bleek nu het volgende: De dieven* het aantal was nog onbe kend waren binnengedrongen in het ma gazijn van den kapper, in clen nacht van Zaterdag op Zondag. Toen ze zeker door *en teeken van één van hen, dio buiten op wacht had gestaan, gewaarschuwd waren, dat ze nu ongestoord hun gang konden gaan, hadden ze de opening gesmolten, die flechts vier en twintig centimetor in de lengte en 27 in de breedte was en waar door zich dus al een heel tenger mensch slpchts een uitweg had kunnen banen. Zoo was dat individu (verdacht persoon) in het Juweelenmagazijn gedrongen, had zich daar meester gemaakt van de enkele in de vitri nes verpreid liggende juweelen en had dio door de opening aan zijn kameraden ge reikt. Toen alles dus zorgvuldig leegge haald was in het juweelenmagazijn, was het magere mannetje op dezelfde manier weer teruggegaan, als hij gekomen was, en toen ze- de straat veilig en verlaten zagen, waren de inbrekers kalmaan weggetrokken met hun schat! Geen enkel spoor hadden zo achtergelaten, dus zouden ze heel moei ijk uitstapje: alle kinderkamers krijgen een beurt, en nou moest ik bij jou rijn! Maar we mogen wel wat voortmaken, want je hebt niet meer zoo heel veel tijd." Dit laatste begreep Bobby niet goed; maar alles was al zoo verwonderlijk, dat) Kij maar niet eens met zijn vragen wou, beginnen. Zoo stegen zo dus beiden op en zweefden weldra over een groote vuurvlakte heen, terwijl ze eindelijk stil hielden, boven een paleis van gloeiend heete kolen, met vurige vlammenramen, en schildwachten, oók al even vurig, die geduldig op post stonden. „Vóórdat we nu binnen gaan, moet je me toch nog één ding beloven, Bobby: Wees nu nooit meer zoo lastig, als moeder je voor je eigen bestwil in huis houdt!" Bobby bedacht zich eten, toen sprak hij: ,,ja En ziet, net op ditzelfde oogenblik, werd hij wakker, want) alles was slechts een droom geweest..... Tot rijn eer moet echter gezegd worden, dat hij zijn belofte heeft gehouden, al kost te het hem soms ook genoeg moeite. Do kinderen van dominé Larsen, ergens ineen -achterhoek der provincie, hadden vacantie en vader en moeder deden alles om het hun naai; den zin te maken; ze kre gen maar niet alles waar ze om vroegen, maar ze modhten bijvoorbeeld met vader meerijden, als, die een zieke ging bezoe- Iken, ergens op een boerderij een paar uren ver, waar hij wel met rijtuig naar toe moest; ze mochten kersen plukken naar hartelust en bessen helpen inzamelen voor de jam. Bovendien mochten ze den heelen dag in de buitenlucht blijven en daar ge- noten ze nog het meeste van, want het was mooi weer in de vacantie. Maar wat wilde nu het ongeluk: op een goeden dag kwam tante Lot met pak en zak op de pastorie, om daar haar. intrek te nemen voor onbepaaldcn tijd, en het was of met haar komst, alle vroolijkhcid uit huis verdween. Tante Lot was de eenige en oudste zuster van Papa, die bij haar giewoond had in zijn studententijd, zoodat zus Lot zoo'n beschermend moederlijk iets tegen hem had aangenomen, dat ze later ook op zijn vrouw en kinderen overdroeg, maar met haar groote, grijze gebrilde oogen, scheen zé alles te zien en op te mer ken en het tot haar plicht te rekenen, de familie voortdurend attent te maken op allerlei kleine verkeerdheden. Ze was nooit wéér te -vinden rijQ. Het vreemdste van het, geval was nog hoe zij kans hadden gezien, dat) plaatijzer zoo gauw te smelten, dat den muur aan den kant van het juweelenmaga zijn bedekte. „Nu dacht Sherlock Holmes bij zichzel- yen, „ik, die nóch den winkel van den heer Martier, nóch dien van den heer Ba-rberin ken, en die in mijn leven geen tienmaal in de Ruo de la Paix ben geweest, ik ge loof, dat ik er toch al méér van weet, dan één van die allen, dio zich met de zaak be moeid hebben 1 Als mijn oude kennis, Jim Bill, op dit oogenblik niet ergens hier in Engeland gevangen zat, dan zou ik zeggen, dat hij hier in dit geval betrokken was! Maar Jim Bill, bijgenaamd de „Aal", is an ders niet de éenige, die door dat gaatje van eenige centimeters heen kan, en overi gens, de eenige man, die met mij het ge heim kent van zoo'n stuk ijzer in de gau wigheid te smelten, zonder leven te maken en zonder veèl ravage aan te richten, dat is Tommy Sharp en die heeft ongetwijfeld het stukje ook verricht! Zoo, zoo, mijn vriend Sharp Je hebt dus het Kanaal over gestoken HumHum't Ging je zeker niet al te best meer hier, nadat ik je ka meraad Jim te pakken had gekregen Maar, niet kwaad bedacht, man. Je hebt daar zeker een aan den overkant, bij de Franscnen, oök een mager mannetje ont dekt, even schraal als Jim en die heb je ze ker afgericht op 't werkmaar wacht maar, ventje, aüs men op den schitterenden inval mooi geweest, tante Lot, maar wel had ze( vroeger een goed figuur bezeten, dat dan. ook haar eenigen trotsch had uitgemaakt^ en nog steeds betreurde ze het verdwijnen van haar jeugdige slankheid. Ze werd zoo, dik moet je weten: en of ze nu al uren) lang liep en allerlei pillen slikte en niet half genoeg at: .n i e t s hielpsteeds nam ttiaar corpulentie toe! Tante Lot's komst was dus een ware b®*, zoeking voor de kinderen, want dat aettej als een domper op hun uitgelaten vacantie-, vreugde. De eenige, die ronduit zijn mis-i noegen met tante's bezoek kon toonen waa Mies de geit, die dadelijk met de horens, gereed stond, als tante zich maar even ïn! haar nabijheid vertoond®. i „Jullie moest dat leeltfke dier toch weg' doen", sprak tante, „waarlijk, hij- brengt' nog eens een ongeluk toe Lieve Mies wegdoen! maar de kinderen, dachten er niet aan, ze hadden Mies al ge had van dat ze nog heel klein was en uiter mate waren ze gehecht aan het schrander re dier. Nu zou er binnenkort markt zijn in een der nabijliggende dorpen én de jongens hadden al lang Verlof gekregen, om er dien, dag naar toe te fietsen. Ze hadden er al weken lang voor gespaard en er zidh «pi verheugd. Maar natuurlijk schopte tante den boel weer in de war: Ze vond het onverantwoordelijk, om twee zulke jonge jongens in zoo'n kermisdrulkto! te sturen enz. enz. En het eind der zaak was, dat Henri's en Karel's ouders tee-; gaven en de jongens thuis móesten blij ven. Nu die twee waren woédend en ze, zwoeren een dure wraak aan tante en Mies, zou ook haar rol moeten spelen in hetj wraakplan Nu lag de geit, tot -haar eigen, verdi-iet en ook tot dat der kinderen, vast! aan een pen in den grond; maar den ochtend van den marktdag hadden de jon-! gens die maar heel lichtvastgestoken en, zelve hadden zij zich verscholen aèhter het' boscbje hazelstruiken. Daar lagen zij nij op den loer, of tante ook kwam! Precies klokke twee, daar stapte tante de deur uit, gewapend met ha-aarparaplu: Eq ziet! niet zoodxa stond tante op den land weg) of de -houten pen vloog uit den grond en Mies tante achterna, die netjes voorttrip- pelde, met haar rokken in de hoogte, om de iele plassen te ontgaan. Daar voelde ze ineens zoo'n geweldigen stoot in den rug, dat ze bijna op den neus viel. En nu volgde er een formeele vechtpartij tusschen tr,nte Lot en de geitebok. Tante verweerde ziob dapper, dat kwam, mij het zaakje in handen te geven, dan verzeker ik je, dat het niet goed met je afliep Terwijl Sherlock Holmes, achterover geleund in rijn stoel in dergelijke gedachten verdiept lag, sloeg hij even ongemerkt, het eignaardig schouwspel gade, dat zich daar afspeelde vóór rijn oogen. Punob en Lizzie waren niet meer aan het verstoppertje spelen. Zij zat op een laag stoeltje en om het arme dier te plagen, deed ze net, of ze erg verdiept was in de beschouwing van haar nagels, en of ze geen blik meer voor hem over had I Puch, die zich vreeselijk ongelukkig voelde bij die schromelijke verwaarloozing van zijn geliefd meesteresje, draaide maar al om haar heen, legde af en toe rijn poot eens op haar jurk} maar niets hielp; Lizzie deed net of zij van zijn heele bestaan niets afwist. Dat kon onze goed hond niet uithouden; hij wandelde dus het salon uit, waarvan de deur op een kiertje was blijven staan, en na een tijdje kwam hij terug, en droeg triomfantelijk Lizzie's lievelingspop, Mag gie in zijn bek! Die legde hij naast rijn meesteresje neer, met een gezicht, alsof hij zeggen wilde: „Daar; je hebt er immers genoeg van, om met mij te spelen, dan zal ik je iets anders geven, dat je je toch niet verveelt!" „Bravo, Punch!" riep Sherlock Holmes. „O, maar hebt U dan naar ons zitten kijken, Papa? vroeg Lizzie, die zich nu wel een beetje schaamde* dat "Vader ge- moet gezegd rijn, maar toch eindigde zij met in een groote plas te vallen, achter over, zoodat zij vrij hulpeloos daarneer lag- Nu achtten ook de jongens -den tijd geko men, om te voorschijn te springen en heel bereidwillig hielpen zij tante op. De oude juffrouw scheen rich erg bezeerd te hebben en dat was toch de bedoeling van de jongens niet, want het waren een paar •goedhartige klanten, die alleen maar niet de gevolgen berekend hadden van hun plan: Want, wie werd eigenlijk het meest het slachtoffer van hun boos opzet?... Moe der; die moest de. lastige tante, nu oppas sen!. En geen gsroakkelijko patiënte was het;'zij liet rich wel een veertien dagen hel pen als een kind en telkens kon moeder., nu eens met dit, dan weer met dat naar boven. Was het geen weer om uit te gaan dan moesten de jongens toch doodstil zijn on bovendien waren ze nu de heele vacantie opgescheept met de ongemakkelijke tante. En dan nog een heel leelijk ding: Mies werd onherroepelijk ten doode. gedoemd, hoezeer de jongens ook baden en smeekten Neen ik verzeker je: hadden ze alles ber rekend, dan.zouden ze zioh nog wel eens tweemaal bedacht hebben, eer ze tot de uit voering van hun boos plan waren overge gaan. Berouw komt echter altijd te laat, maar het was bun een les' voor het leven (Ho t'te.n tót schap r ook je.) AH ee» \w«ren de. Jakhals en de Wolf in alle stilte aan den .slag J moet - n weten, dat de Wolf vroeger net zoo'n mooien, gekrulden staart had als de Jakhals, of eigenlijk niet geheel zoo mooi gekruid was hij aan den top. Dat wilde de wolf na ook ooreiken en dus ondervioog hij den Jakhals eens naar het' schoonheids middel, dat. deze aanwendde, om zoo'n mooien Iqul ,to krijgen onderin „O,' dat o's heel eenvoudig," antwoordde deze. De Wolf spitste de ooren. En de Jakhal, begon: „Wel, ik maak een gat in de aarde, van een flinken bloempot, en daar laat ik mijn staart dan in afhangen. Mijn vrouw stampt de aarde dan goed toe aa.n .weerskanten, en zoo blijf ik een heele nacht zitten. Den volgenden ochtend heb ik dan een,-prachugen krul in de punt; zoo mooi, als je maar wenschen kunt." Dit knoopte de Wolf in zijn ooren, en 's avonds deed hij, gelijk de Jaklials hem aaaibevojen had. Wel vond hij het geen tuige was geweest van haar plagerige bui Wat oen clot; toch, hè? die Punch! En re sloeg de armen om zijn hals en kuste hem, .dat.het.klapte Punch gaf dc liefkozing met woeker terug-, want hij was lang met haatdragend, of kwalijknemenden waarschijnlijk zou het spelletje weer opnieuw begonnen zijn, als Papa Holmes niet even een tqeken had gegeven met de hand, dat ij luisteren wil de. „Hoor, daar gaat de schel; dat is de brie venbesteller, nu zullen we wel gauw Bridget zien verschijnen En waarlijk, daar versoheen ook dé hoe kige gestalte der gouvernante in het salon. Ze hield een brief in de hand, en was zeer ontsteld, toen ze zag, dat mijnheer niets gebruikt had bij de thee; daarvoor had zij het toch niet klaargezet „Nu hoort eens hier Bridget, in plaats dat je ons'daar nu allerlei verwijten naar 't hoofd slingert," lachte Holmes, „moest je liever maar eens zóo gauw mogelijk mijn veistasch gaan pakken." „Wat gaat. U jiveg Papa, op reis?" „Ja. lieveling cn nog dezen zelfden avond. „Van avond nog!. En daar hebt U .geen woord 311 gezegd," sprak nu dc gouver nante.' „ja, dat.,wil ik wel gelooven, beste Brid get, want tot op het oogenblik, dat je mo hier dien brief bracht, wist ik er zelf ook aangename gewaarwording, toen zijn vrouw zoo duchtig bezig was de aarde aan te drukken, maar, dat moest' liij nu maar uitstaan: Die mooi wil zijn, moet pijn lijden dat is immers waarheid. Het was winter en het vroor geweldig. De Wolf huiverde en leed zoo'n kou, dat hij missohien wel wat berouw had van zijn ijdelheid! Zijn vrouw was natuurlijk naar beil en tot overmaat van ramp, had hij het' lucifersdoosje nog niet binnen zijn bereik, zoodat hij ook zelfs den troost van een neuswnrmertje misteVreeselijk lang duur de die nachtDe uren kropen om letterlijk. Innig dankbaar was hij, toen ten slotte ten minste de zon opkwam, en hij wilde nu alvast beginnen om zijn staart los te wer ken... Maar geen idee van: de aarde was bevroren, en de staart er bij, en zelfs vrouwlief lukte Keil niet haar man te be vrijden, met spaden en allerlei werktuigen die zij maar onder haar bereik kreeg. De Jakhals stond op eenigen afstand achter een krëupelbosohje, en die valsch aard hield zijn buik vast van liet lachen! Toén hij eindelijk wat naderbij kwam smeekte de Wolf: „Toe vriend, help een handje De Jakhals keek echter over zijn schou der lieen: „Gauw, gauw, Wolf! daar heb je ds boa- renj met allemaal honden. Gauw haast je!" Ja; nu rukte de Wolf zóó geweldig, dal' hij het uiterste puntje van zijn staart cr in liet, en dit was dus anders dan een krul! Nog ternauwernood ontsnapte hij aan de boeren, en kwam er niet af zonder een paar schampschotenHij en zijn nakomelingen hebben een sluiken staart. Van honden hebben wij nu al genoeg staaltjes van goede trouw gehoord, maar nu ral ik jc eens vertellen van een kat, die op trad als reddende engel, mag ik v/el met recht zeggen! Kleine Elsa was altijd ziekelijk en dus was de kleine meid wel wat verwend doof haar ouders; ze zat meestal op haar lieve lingsplek je- op de bank onder den pere boom, met de kat op haar schoot, want Cora hield haar meesteresje altijd trouw gezel schap en betoonde haar een zekere voor keur; waarschijnlijk omdat rij niet zoo druk en zoo wild met haar sold?, als de andere kinderen. Maar nu had de dokter gezegd, dat die groote pereboom weg moest uit den tuin niets van: Maar nu zie ik, dat ik naar Parijs moet." Lizzie en haar gouvernante keken beiden even verschrikt en verbaasd. „Nu wacht maar, ik zal het jullie uit leggen," bpgon Holmes. „Die brief dien je daar in de hand houdt, Bridget, draagt het postmerk Parijs en ik zie er het stem pel op van het cefi of andere handelshuis; het is mooi papier, dus is het een eerste klas magazijn" Holmes zag echter wel in, dat zijn gehoor er niet vcrtl van begreep en daarom legde hij haar in het kort uit, wat wij nu al weten: dat het handelshuis Alartier, nu zeker zijn hulp had ingeroe pen, om de zaak zoo mogelijk tot een goed einde te brengen. Dit alles kwam nu uit, zooaL de detective het vermoed had en Bridget haastte zioh. dus, de noodige toebereidselen te gaan maken voor het plotselinge vertrek van haar heer. Vader en dochter bleven dus weer eenige oogcnblikkcn alleen. Lizzie naderde haar vader, nestelde zich zoo gezellig in zijn armen, en sprak met haar liefste en vleiendste stemmetje: „Hè gaat Papa nu weg en voor lang?" En Sherlock Holmes die ltijd even kalm en onbewogen bleef, was nu tooli een beetje aangedaan, hij dacht aan dat vertrek cn dat hij zijn dochtertje dan eenige dagen niet zou zien. „Mijn kleine meid zal toch wel heel ver standig zijn in dien tijd. Ze zal toch wel ge want hij spreidde zijn takken uit, onmid*. dellijk vóór het raam der kinderslaapkamer, zoodat daar niet genoeg licht en lucht kon komen. Elsa was troosteloos: die lieve, trouwe, groote boom, zou geveld worden, dus ter dood gebrachtOch, wat zou hem dat een pijn doen door heel zijn stam en al de tak ken en de blaren. Want boomen en bloe men hebben immers even goed gevoel I Den heelen dag bleef ze maar dicht bij hem, om hem als het ware te troosten over zijn aan staand verdriet. En Cora had ze ook hart roerend verteld van het groote treurige nieuws en di® nam er zeer in deel, gelijk te begrijpen is; want, niet alleen had ze meelij mét haar meesteresje, ook met zidhzelveze had immers zoo menig musehje kunnen verschalken, daar onder die groote, zware takken En 's avonds, in haar bedje, lag Elsa nog uren lang wakker. Och hemeltjè morgen ging haar reuzenvriend om. Nog even wilde ze hem gaan troosten! En, ja, schrik niet, me dunkt zoo iets kan toch ook alleen maar in liet overgevoelige gemoed van bet kleine ziekelijke meisje opkomen; zo stapte uit bed, schoof het raam voorzichtig open, dat 's zomers toch altijd op een kiertje stond en ging op de banlk zitten, dicht tegen haar lieveling aangedrukt, of het midden op den dag was! Had. ze nu bedacht hoeveel ver driet ze daarmee haar ouders deed, die angstvallig bewaakten, al wat haar gezond heid aanging, dan had ze ihet toch ook ze ker niet gedaan, .zich zoo roekeloos te wa gen. En weet je, wie dacht, dat ze er ook bijbehoorde? Cora, die kwam haar mees teresje gezelschap houden. En zie je, dit was nu juist nog het behoud van de kleine meid, die juist zoo gevoelig was op haar borstje; want daar had poesje zich tegen aan genesteld. Gelukkig zal ze ook op z'n hoogst een tien minuten zoo hebben gezeten, want, of Moeder nu toch iets van het opschuiven van het raam had gehooid, óf dat zij wel eens meer even opstond om bij Elsje te kijken, ze zag bet bed van het kleine meisje leeg... schrikte ontzettend, maar begreep al heel gauw de ware toedracht dor zaak. Elsje werd weer in bed gebracht, met een warme kruik en kwam er nogal goed af; die natuurlijke verwarming van Cora was waar schijnlijk haar behoud geweest en allen pre. zen dus om het meest de trouwe kat! Wac den boom betreft, die onderging een duch tige. besnoeiing, maar mocht blijven st .an, tot Elsa's en Córa's beider onuitsprekelijke vreugde hoorzamen aan haar gouvernante en haar ouden Papa op de hoogte houden van wat er hier gebeurt, dóór hem '.eel en dikwijl» te schrijven?" „Maar gaat U dan voor zoo lang, Papa?" „Ik kan nooit van te voren zeggen lieve ling, hoe lang ik weg moet blijven, dat weet je immers welMaar ik zal een mooie nieu we pop meebrengen, want Maggie is toch al erg leelijk geworden, of ik heb het mis! En je weet wel - Parijs is en blijft toch maar de stad voor speelgoed bij uitnemend heid. Maar Lizzie trok een lipje en was niet zoo blij, nis vader wel gehoopt had." „Mag ik zelf niet mee gaan Paatje? be gon ze snikkende U hebt toch zoo geen verstand van poppén en dan zou ik zelf kunnen uitkiezen en dan was ik ook altijd- bij U en" Wat? wou mejuffrouw Lizzie zelve mee het kanaal oversteken? Maar vader gaat geen reisje maken voor zijn pleizier, schat je. Ik word bijna den geheelcn dag in beslag genomen door mi: zaken en mis schien zou ik nog niet eens zooveel tijd heb ben, om mij met mijn lief meisje ie be moeien, als hier. „Ja maar, Bridget moest clan ook mee"' „En we zouden het heele huishouden hier maar zoo aan zijn lot overlaten, kindje.. punch ook „Wel ja, waarom niet Pa? Die kon dan juist op het huis passen!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12