No. 15691. LEID5CH DAGBLAD, Zaterdag: 15 April.
Offieieele Kennisgeving.
FEUILLETON.
Ha war® schuBdige.
PERSOVERZICHT.
Eerste Blad.
Anno 1911.
Beschrijving; veor do Belasting op
Bedrijis- cn andere Snkomston
voor het dienstjaar 1911 191®.
Burgemeester en Wethouders van Lei
den brengen ter algemeene kennis, naar
aanleiding van een ontvangen besluit van
den Commissaris der Koningin in de
provincie Zuid Holland, van den éden
'April 1911, Provinciaal blad No. 33,
betrekkelijk de beschrijving voor de
belasting op dc bedrijfs- en an-
derq inkomsten voor liet dienst
jaar 1911—1912;
lo. dat op Maandag, den lsten Mei a.s.
inet die beschrijving een aanvang zal wor
den gemaakt, terwijl de biljetten overeen
komstig art. 13 1, tweede zinsnede, der
Wet van 2 October 1S93 (Staatsblad
No. .119) door of vanwege den ontvanger
der directe belastingen twintig dagen na
■de uitreiking zullen worden opgehaald;
2o. dat da aanslagsregeling, ingevolge het
bepaaldo bij art. 19 7 der genoemde wet,
moet zijn geschied vóór den, lsten: October
1911, en
3o. dat da regeling van' aanslagen, welke
biet uit da beschrijving voortvloeien- of die
om een of andere reden zijn aangehouden
taoeten worden, zal behooren te zijn af ge
loop cn binnen een maand nadat de com
missie van aanslag of heb college van zet
ters door den Voorzitter daartoe zal zijn;
Opgeroepen.
Voorts vestigen zij de aandacht van de
Ingezeten©» op den inhoud van de artt. 15
5 2, 16 en 45 j® art. 47 5 en 6, als-
alsmede op art. 34, 1ste lid j° art 47 7
'der meerbedoeldo wet, welke luiden als
Volgt
Art. 15 2. Ieder die optreedt als bc-
èfcuurder of beheerend vennoot van een hier
te lande gevestigde vennootschap, onder
linge ver8ekeringsmaatschappij, coöperatie
ve vereeniging of van een vereentging of
tetichting dio een bedrijf of beroep uit-
'rOefent of als boekhouder eener hier te lande
gevestigde reederij, is gehouden daarvan
Schriftelijk binnen één maand kennis te
geven bij hot bestuur der gemeente waar
bij woont.
Het gemeentebestuur zendt deze kennis
geving onverwijld aan den ontvanger der
directe belastingen t-ot wiens kantoor de
gemeente behoort.
Art. 16. Hier te lande wonende behoe
dende vennooten van Nederlandsche vennoot
schappen en maatschappen, als bedoeld in
fort. 6 2, en van de in arb. lb bedoelde
Commanditaire vennootschappen op aandee-
len, bestuurders van hier te lande gevestigde
taaamlooze vennootschappen, ooöperatieve en
'andere vereenigingen en onderlinge verze-
kerin gmaat-scliap p ij enals ook boekhouders
Van hier te lande gevestigde reederijen mo
gen niet tot het doen van uitdeelingen of
juitkeeringen, waarover volgens art. 5
l en 2 on art. 6 2 belasting verschul
digd is, overgaan, alvorens daarvan aan
gifte gedaan en de over vroegere uitdeo-
lingcn of uitkeeringen verschuldigde be
lasting betaald te hebben.
Bij liquidatie mo£en de hier bedoelde uit-
'deelingen of uitkeeringen niet geschieden,
alvorens de daarover verschuldigde belas
ting is voldaan.
Art 34. 1ste lid. Handelsreizigers, kra
mers en alle verdere personen, die hun be
drijf óf beroep rondtrekkende uitoefenon,
voor zooverre zij behooren tot de bedoelden
bij art. la. h en k, zijn gehouden, onver-
minderd hun verplichtingen omschreven bij
de artt. 12 cn 14, zich ter plaatse binnen
heb Kijk, waar zij zich na het begin van
het belastingjaar het eerst bevinden, bij
ihet gemeentebestuur schriftelijk aan te mel
dden met opgaaf van hun naam, hun woon-
plaats eh hun bedrijf of beroep. Ten blijke
1 dat zij hieraan voldaan hebben, ontvangen
zij kosteloos een door of vanwege het hoofd
van dat bestuur onderteekend bewijs, dat
zij gehouden zijn mede te onderteekanen,
jen opaanvraag aan ambtenaren der directe
belasting to vertoonen.
Art. 45. Bestuurders van de bij art- lb
jën bedoelde naamloozo vennootschappen,
.Coöperatieve vereenigingen, andere vereeni-
17)
Sedert dat oogenblik had niemand in huis
iets van de broeders of hun tante verno
men.
Ik gaf het verlangen te kennen, de slaap
kamers nauwkeurig te mogen bezichtigen.
Die van juffrouw Raynell was geheel in
orde, doch gaf den indruk, alsof de bewoon-
ster het vertrek onverwacht had moeten
verlaten. Alle toiletartikelen lagen op de
tafel of in de la-de daarvan.
„Weet u niet, of er een hoed of sjaal
.van juffrouw Raynell ontbreekt?'' vroeg ik
•'juffrouw Jessop.
Zij kon het niet zeggen, maar het meisje
verzekerde mij, dat juffrouw Raynell slechts
een kapothoed bezat en een ronden zwarten
'Süroohoed, om naar het strand te loopen.
In de kast vonden wij den stroohoed aan
een haak hangen en de kapot lag in de
'doos.
„Gunst!' riep Polly uit, „zou ze bloots
hoofds naar Londen gegaan zijn?"
„Gekheid," hernam ik scherp. „Ge moet
n vergissen. De dame bezit ongetwijfeld
nog een anderen hoed."
Het slaapvertrek van den neef bevatte
niets van belang. Hij had zijn heele rom
meltje meegenomen.
Ik trad weder in de kamer van juffrouw
Raynell. Er was daar nog een i'weede kast
in den muur, die ik zonder talmen opende.
Hij was van onder tot boven volgepropt met
gingen; en stichtingen, die een bedrijf of be
roep uitoefenen, onderlinge verzekerings
maatschappijen eü sociëteiten, alsook behee
rend® vennooten van hier te lande geves
tigde commanditaire vennootschappen op
aandeelen en boekhouders van hier te lande
gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen
veertien dagen na de vaststelling van ba
lans of rekening een zoodanig uittreksel
als noodig is tot toelichting der winst, uit
keeringen of uitdeelingen te doen toeko
men aan den voorzitter der commissie van
aanslag, bedoeld bij art. 19 lb of 2,
die den aanslag moet regelen.
Art. 47, 5, 6 en 7. Hij, die daartoe
gehouden, nalaat de verplichtingen na te
komen, bedoeld bij art. 15 1 eerste lid,
en art. 15 2 perste lid, wordt gestraft
met oen geldboete van ton hoogste f 25.
Gelijke straf wordt opgelegd in geval
van overtreding van art. 45.
Overtreding van art. 16 wordt gestraft
met een geldboete van, ten hoogste f 400.
Personen, die van een bewijs voorzien
moeten zijn als bedoeld in art. 34 en die
in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage
aan bevoegde ambtenaren te vertoonen, wor
den gestraft met eea geldboete van ten
hoogste f 25.
.Geven zij ter bekoming van dat bewijs
aan het bevoegd gezag een valschen naam,
woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken
zij gebruik van het aan een ander afgege
ven bewijs, dan worden zij gestraft met
een geldboete van ten hoogste 'f 150.
Eindelijk wijzen zij de ingezetenen op
de in art. 12 2, 2do lid 1° d aan de in
gezetenen van het Rijk verleende bevoegd
heid om zich hij de aanstaande beschrijving
de uitreiking van een beschrijvingsbiljet B
te verzekeren door vóór of op 15 Mei a.s.
het verzoek daartoe schriftelijk te richten
tot den ontvanger der directe belastingen
over hun woonplaats.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR,
Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris-
Leiden, 15 April 1911.
De „Zufcphensohe O o u r a n t" be
schouwt als het verderfelijke van het in
de Tarief vet aangeboden stelsel, dat
het zich wil aandienen als fiscaal met zwak
protectionistische neigingen. Het wil de
protectie tersluiks, een smokkelaar gelijk,
het van oudsher vrijhandelsgezinde Neder
land als het ware op kousen-voeten doen
binnensluipen. Men wil o zoo matig begin
nen, een betrekkelijk kleine bate van ver
scheiden artikelen binnen halen, om dan de
gelegenheid te hebben later, wanneer voor
nieuwe sooiale wetten of voor.... de kustver
dediging bijv. andere millioenen noodig
zijn, even den afsluiter van den. millioenen-
stroom iets wijder open te zetten, zoodat
nieuwe baton warden opgebracht door het
eigen volk onder den hatelijken vorm van
een indirecte, dus onrechtvaardig werkende f
belasting. Want dit staat bij voorbaat vast;
elke protectie, hoe gering ook, verhoogt den
prijs der belaste artikelen met ten minste
het bedrag, dat de importeur uit het bui
tenland heeft op te brengen aan onze staats
kas; hetgeen het blad dan verder voor en
kele artikelen, o.a. margarine en gedroogde
visoh (beide volkgvoedsel) tracht aan te
toonen.
Onder het hoofd kaasstremsel,
kracht we rkt ui g e n, ingevoerd
vleesoh, klompen zegt „De Nieu
we Courant":
Alhoewel wij geenszins kunnen beamen
den aanhef van een artikel in „D ©Veld
post'' van 12 April, waar de landbouw
„heb stiefkind der Regeering" wordt ge
noemd veeleer zou men kunnen zeggen,
in vergelijlldng van de belangstelling voor
de nijverheid, dat de Regeering den land
bouw als haar oogappel liefheeft, zoo
achten wij toch wel gegrond de volgende
klacht over benadeeling van de
landbouwbelangen door de nieuwe
Tarief wat.
Zoo komt' het o.a. niet te pas, zegt „D e
Veldpost/- dat kaasatremsel belast
wordt, ook niet kroohtwerktuigen die in
den landbouw gebruikt worden. Bij deze
laatste is eon invoerrecht van 6 pCt. der
waarde wel klein in yeihouding van de
winsten van 30 h> 40 pCt. en hooger, die
genomen worden, dook1 desniettegenstaande
zal het invoerrecht van krachtwerktuigen
toch ten laste der landbouwers komen.
De rechten, die van rund- en kalfavleesch
en vet geheven worden, kunnen niet als
bescherming van den landbouw genoemd
worden; integendeel, het is een averecht-
sche bescherming van het ingevoerde
vleesch, nu zij lager zijn dan de accijns,
die van het geslachte vee (10 pOt. der
waarde) betaald wordt en waarin de land
bouwer in verminderden koopprijs van hef
slachtvee, zijn deel mede betaalt.
Bij den hoogen veeprijs bedraagt die 10
pOt. accijns veel meer dan h-t voorge
steld (tegenwoordige) invoerrecht van f 6
per 100 kilo vleesch en f 3 per 100 kilo vet,
terwijl de huiden, welke ook een deel in
den aocdjns dragen, vrij van invoerrecht
zijn.
Het is geheel verkeerd, dat er een vast
invoerrecht per kilo vleesch bepaald is, en
niet een percentage der waarde van het
vleesoh, daar die zeer veranderlijk is. Wil
men per kilo belasten, dan moet het belas*
tingcijfer periodiek gewijzigd worden naar
de vleesohprijzen.
Ofschoon niet direct tot de productie
middelen van de landbouw behoorende,
wordt deze toch getroffen door het invoer
recht van 10 pCt. der waarde op klompen.
Deze zijn gedurig in prijs verhoogd door
de sehaarschte aan Idompenhout, en zou
er een aanzienlijk tekort zijn, dus nog hoo
ger prijzen betaald worden, wanneer geen
klompenaanvoer uit het buitenland plaats
had. Nu zegt het ontwerp wel, dat de Re
geering betwijfelt of dit recht van veel
invloed zal zijn op den prijs der klompen,
maar als men het cijfer ziet, dat de klom
pen uitmaken op het budget van in den
landbouw werkzame personen, die een
eenigszins groot gezin hebben en die in hun
bedrijf van klompen moeten gebruik
maken, komt men tot andere gedachten,
vooral ook, daar het betreft de in den
landbouw werkzame personen, die de min
ste draagkracht hebben, n.l. de landbouw-
arbeiders.
De inlandsche klompenindustrie zal wd
zonder invoerrechten behouden kunnen blij-
ven; zoolang er voldoende voorraad van
klompenhout aanwezig is. De hooger© bin-
nenlandscho houtprijzen worden gecompen
seerd door de vrij aanzienlijke vrachtprij
zen der klompen in verhouding tot de waar
de, zoodat ook zonder invoerrecht geen
daling in de klomp enp rijs voor de deur
.staat. Men ziet, dat de eisck'en van den
landbouw vrij bescheiden zijn.
Men ziet ook, zoo voegt „D e Nieuwe
Courant" er bij, dat, zoodra men door
tarieven kunstmatig gaat beschermen, het
voordeel van den een het nadeel van den
ander wordt en allerlei belangen tegen el
kaar in 't harnas worden gejaagd.
,,D e Nederlander" schrijft in een
tweede artikel over meelreohten:
Zooals wij reeds in het licht hebben ge
steld ia minister Kolkman blijkbaar door
verkeerde technische voorlichting er toe
gekomen, een invoerrecht op tarwe- en rog
gemeel (of bloem) voor te stellen.
Dit blijkt in do Memorie van Toelichting
herhaaldelijk.
Eerst wordt uit de statistiek van meel-
invoer het negatieve bewijs gedistilleerd,
dat' de maalindustrie achterlijk zou zijn ge
bleven. En nu is niets minden* waar dan dat
Ja, er zijn nu nog slechts 17 meelfabrieken,
terwijl er tussolien 1370 en 1880 een 80-tal
waren! De Minister voegt wijselijk aan
het laatste cijfer de opmerking toe, „waar
onder echter vele kleine," juister -wai
het' geweest, indien opgemerkt was, dat
die 17 fabrieken van thans meer fabricee-
ven dan de 80 fabrieken van voor 30 jaren,
dat de kleinindustrie zich tot groot-indus
trie heeft vervormd! Wil men daarvan een
duidelijk bewijs? Men neme slechts de im-
portcdjfers van tarwe ter hand! Dan ziet
men, dat de invoer van bar we in de jaren
1867 tot 1876 86,000 tón bedroeg, tegen
331,477 toil in 1909En olpzo tarwe is in de
Uollandsche meelfabrieken verwerkt. Wijst
dat op achteruitgang?
Maar om nu eens bij de laatst-e 10 jaar te
blijven! Gedurende dit tijdsverloop bleef de
meelinvoer atationnair, terwijl de invoer
van tarwe van 214,000 ton in 1899 toenam
tot 331,000 ton in 1909. Is het noodig om bij
deze cijfers een commentaar te leveren?
Dooh er is meer l
Na twee bladzijden, vol to hebben geschre
ven over meel, komt de Minister plotseling
tot de ontdekking, dat die benaming eigen
lijk niet juist is, dat hij had moeten spreken
over „bloem." En na dan uiteengezet te
hebben, dat onder „bloem" moet worden
verstaan het gebuilde meel, dat voor witte
brood wordt gebezigd, schrijft de Minister:
„Wordt dus alleen de bloem belast, dan
vslb meel voor veevoeder buiten de belas
ting." (Pagina 56 Memorie van Toelich
ting.)
De Minister schijnt dus aan te nemen,
dat meel vcor veevoeder ongebuild meel zou
zijn. Maar dit is onjuist. Ongebuild meel is
de grondstof voor kropbrood. Het is echter
evenmin een* invoerartikel als het een pro
duct der meelfabrieken is. Het wordt ge
maakt door de Hollaudsche molenaars, door
de kleinindustrie dus. Voermeel is echter
gebuild meel van inferieure kwaliteit en er
zijn zelfs meelsoorten, welke nu eens voor
broodbereidiug, dan weder eens voor vee
voeder gebruikt worden.
Het tarief ontwerp laat dus tegen 's Mi
nisters bedoeling door de onderscheiding
t'usschen „meel" en „bloem" het meel voor
veevoeder niet vrij.
Het wil ons werkelijk voorkomen, dat de
Minister nooit een invoerrecht op tarwe-
en Toggebloem zou hebben voorgesteld, in
dien het hem niet aan de juiste practische
voorlichting ontbroken had.
Naar onze meening behoeven de linkscEe
bladen zich dan ook heusch niet zoo druk
te maken over de tegenstrijdigheden in de
uitingen van mr. Kolkman.
Wij betwijfelen niet, dat de Minister
voorstander van vrijen invoer van eerste
levensbehoeften is gebleven en daarom ver
wachten wij, dat bij nader inzien hij wel
op dit deel van zijn wetsvoorstel zal terug
komen. Wij hopen het ten minste.
De te Charleroi verschijnendi „Echo
de rindustrie" wijdt een kort artikel
aan het Nederlandsoho Tarief-
voorstel.
Nederland, dat een der laatste (kampioe
nen was gebleven voor den vrijhandel, zegt
het blad, en alles bijeengenomen geen re
den had om zioh er over te boklagen, aan
dat beginsel trouw gebleven te zijn, zal o.i.
door den overgang bot het protectionisme
grooto gevolgen voor rijn handel en nijver
heid ondervinden.
Door een overzicht van de belasting op
verschillende artikelen, die voor de Belgi
sche mijn-, glas- en metaalindustrie van be
lang zijn, geoft het blad aan de Belgische
industrieele-n een denkbeeld van de "betee
kenis, die het nieuwe tarief voor hen heb
ben zou.
De a.-r. S t i o h t s c h e öourant"
sohrijft:
De actie tegen het voorgestelde d e-
bietrecht op tabak en sigaren
wordt met veel kracht gevoerd.
Thans heeft 't Verbond van Vereenigingen
van Sigarenfabrikanten in Nederland, be
staande uit 10 Patroonsvecreenigingen met
te zamen 244 aangesloten firma's, een zeer
uitvoerig adres gericht aan de Tweede
Kamer.
Niet alles, wat in dit adres staat, kan
worden toegestemd. Zoo bijv. niet de stel
ling, dat tabak ten onredite een luxe-ar
tikel genoemd wordt.
Maar ver schillen de van de aangevoerde
bezwaren komen ons tooh zeer gegrond
voor.
Zoo vooral, wat reeds vaker werd aan
gevoerd, dat het debietrecht heel wat wer
keloosheid onder de sigarenmakers zal ver
oorzaken.
haar kamer gedrongen. Het' was zelfs mo
gelijk, dat juffrouw Raynell het glas melk
had uitgedronken. Haar neef had haar dan
tegen den grond geslagen en verder met
chloroform behandeld, waarvan hij, als
student in de medicijnen, vermoedelijk goed
slag had.
Vervolgens had hij bet lijk in den koffer
gepakt, welko naar zijn zeggen boeken be
vatte, en haar op die manier naar het sta
tion laten brengen. Door een zonderlingen
samenloop van omstandigheden was het
noodlottig stuk bagage in het station ver
wisseld met den koffer van mejuffrouw
Simpson. Het overige van heb afgrijselijke
treurspel was afgespeeld onder mijn oogbn.
Ik h'eb zooeven gezegd, dat mij niet an
ders te doen bleef dan de verblijfplaats
van den moordenaar ïe ontdekken. Ik
mocht nochtans mijn tweede punt met uit
liet oog verliezen. Tot nu toe wist ik nog
niets van de beweegredenen, welke tot de
vreeselijke daad aanleiding hadden gege
ven, en zoolang die motieven mij onbekend
waren, moest ik de misdaad beschouwen
als onopgehelderd.
In dit opzicht' had ik van juffrouw Jes
sop niets te weten kunnen komen. Juffrouw
Raynell was terughoudend van aard ge
weest en had haar hospita absoluut niets
van haar aangelegenheden meegedeeld. De
moordenaar zelf moest mij, zoo mogelijk, de
vereischte opheldering geven.
Ik besloot dienzelfden avond naar Dover
te vertrekken, want ik gevoelde, dat ik
in mijn huidige gemoedsgesteltenis overal
succes moest hebben. Paul Harvey was,
volgens zijn brief, Dinsdag te Dover ge
weest. Vermoedelijk waa hij daar gebleven,
Zwaar wegen o. i. ook de oneerlijkheid
en do pogingen tot ontduiking, waartoe
het ontwerp aanleiding zou geven en do.
sohadelyke gevolgen, die de eerlijke han
delaar zou ondervinden ook door den maat
regel zelf en daarna ook door de conourren-
tio van wie het met de eerlijkheid minder
nauw neemt.
't Is waar, dat men tegen verschillende
bestaando belastingen ook dergelijke be
zwaren kan aanvoeren., 't Is ook waar,;
wat de „Nieuwe Rotterdamsche
Courant" aanvoert, dat belastingen
ala nog bestaan op onontbeerlijke artikelen
cn voedingsmiddelen als zout, suiker en
vleesch, in beginsel minder verdedigbaar
zijn dan belasting op tabak.
Maar het is een groot verschil of een
belasting bestaat of wordt ingevoerd: Naar
de afschaffing der rechten op de genoem
de artikelen wordt trouwens sterk ver«
langd. En ging de instelling van 'fc debiet
recht gepaard met do afschaffing of ver
laging van genoemde accijnzen, dan zou
de zaak anders staan.
Thans echter heeft de Regeering wel te
overwegen, of zij het voorgestelde debiet*
recht wel zal doorzetten.
Het is zeer impopulair, veel meer dan de
tariefsherziening.
Yoor het geschreeuw tegen dezen laat-
sten maatregel vreezen wij geen oogen
blik. Maar het debietreoht op tabak zou
ons in politieken zin kwaad doen.
Natuurlijk zou dit volstrekt geen reden
zijn om van do zaak af te zien, als éón
van deze beide het geval was: als óf ons
beginsel dezen maatregel eischte, óf als er
geen andere en hetero maatregel om het
noodigo geld in do schatkist te brengen/
te bedenken ware.
Van het eerste lean natuurlijk geen spra
ke zijn, cn ook do tweede voorwaarde be
staat, gelooven we, niet.
Bleek het inderdaad, dat alle andere
maatregelen om aan geld to komen door
nog grootesre bezwaren gedrukt werden,,
dan zou het voorgestelde debietreoht na*
tuurlijk aanvaard moeten worden.
Maar zoolang dit niet bewezen is, geloo
ven we niet, dat het verstandig zou zijn
het voorstel tot wet to verheffen.
Op do volksstemming moet wel terdege
"gelet worden. Geen (kabinet is verplicht, om,,
zonder dat zijn beiginsel of de noodzakelijk
heid het vordert, zioh impopulair te ma-
kom
Het „Weekblad vooï dö Adm£«
nistratie dor Directe Belastin1*
gen, Invoerrechten en Accijnzen"
heeft do tabaks be lasting besproken en,
eindigt aldus:
„Wij willen ons thans niet in beschou
wingen begeven, waarom men bij hot voor
gestelde debietrecht zoo weinig gebruik hoeft
gemaakt van de ervaringen, in andere lan
den opgedaan, en waarom men gemeend heeft
in beginsel to moeten tcrugkeeren tot toe*
standen, welke hier te lande even na de
middeleeuwen bestonden.
Wij erkennen, dat het heffen coner Ver
bruiksbelasting bij de d-ebitanten zeer groote
voordeden heeft-
Dan toch is er üog slechts één afwente
ling noodig vóór het object in handen ia!
van den consument: dia verliezen, bij afwen
teling steeds te lijden, zijn dan tot een mi*
nimum ^beperkt-
Een dergelijke evenredige' circulatiebelag-
ting is echter zeer moeilijk uitvoerbaar en'
er bestaat zeker twijfel dit: mogelijk ifi
mot een als directe belasting geconstrueerd^
heffing, gelijk dit ontwerp doet.
Wij willen thans hierop geen dieper in
gaande critiek leveren, waar deze van alld
zijden reeds niet gespaard wordt; het zoV
ons leed doen voor de goede bedoelingen;
der bouwmeesters, indien de muren dezer
vos to reeds bij eersten ademtocht omvielen
W(j vreezen echter en merken op, dat één
zwakke belastingwet meer schade doet aan'
de moraliteit eenor natie, dan eenigQ zode-
lijklieidswot good kan maken.."
De „Niouwö Rottordamsclie O o iir
rant", welke laenige dagen geloden be-
toogdo, dat heb debietrecht op tabak'
als belasting nog zoo afkeurenswaardig niet
veriangend uitziende naar den koffer,
dien, zooals ik wist, zijn broer hem niet kou
zenden.
Zou Arthur hem een waarschuwing doen
toekomen? Dezo vraag kon ik niet met ze
kerheid beantwoorden. Het viel mij in, dat
bij ons gesprek in het pension, waar me
juffrouw Simpson gedwongen verblijf
hield, hij mij gezegd had, dat' zijn tante op
zichzelvo woonde aan de Marineparade
No. 17. Klaarblijkelijk had hij zich niet ver
plicht geacht zijn broer als haar huisge
noot' op te geven, daar dezo slechts haar bij
tijd en wijlen kwam bezoeken. Ik vond heb
zeer natuurlijk, dat Arthur Harvey alles
deed, wat in zijn macht was, om zijn broer
van de galg te vrijwaren. Maar toch zou
de jongeheer de galg niet ontsnappenik
had hem reeds den strop om den hals
gelegd.
Toen ik in den trein zat', nam ik den
brief uit mijn zakboekje, en peinsde over
den inh'oud na, in de hoop, ergens een
wenk betreffende de verblijfplaats van den
moordenaar te vinden. „Op de bekende
plaats bij den ouden neger." Dat was alles.!
„Neger" moest waarschijnlijk niet letter
lijk worden opgevat. Mocht de uitdrukking
echter inderdaad betrekking hebben op een
neger, dan zou mijn taak daardoor aan
merkelijk vergemakkelijkt worden. Zeker
hielden zich niet veel negers in Dover op.
Het scheen mij evenwel veel waarschijnlij
ker, dat het een toespeling was, die ik niet
snapte. Ik moest dus te Dover mij op mijn
goed geluk verlaten.
(Wordt vervolgd.I
boeken; boeken over de geneeskunde, zoo-
als ik op het eerst© gezicht zag.
„Wel, heeremijntijd I" riep Polly weer.
„En hij zeide, dat hij geen enkel boek
thuis gelaten had."
„Maar hoe komen ze dan hier?"
Gevolgd door juffrouw en dienstbode,
ging ik naar de woonkamer terug.
„Juffrouw Jessop," schreeuwde ik, zoo
luid ik kon, .„juffrouw Raynell heeft zich
naar Londen begeven, zooals ik u zeide,
zonder adres achter te laten. In haar eigen
huis is zij niet aangekomen en wij moeten
zien uit te vorschen, waar zij is. Ik heb de
noodïge inlichtingen ontvangen. Maar ont
houd het wel, mijn nasporingen hier moe
ten streng geheim gehouden worden." Ik
zette een deftig gezicht. „In naam der Ko
ningin leg ik u, juffrouw Jessop, en ook u,
jongejuffrouw Polly, de verplichting op, te
zwijgen. Wanneer anderen hier mochten
komen, om onderzoek te doen, dan is het
het- beste, dat gij hun zoo min mogelijk zegt.
Vergeet niet, dat, mocht er één woord van
dit alles ruchtbaar worden, zulks u ten laste
wordt' gelegd, want behalve mijnheer Har
vey en ik weet niemand er iets van. Be
looft gij mij te zwijgen?"
„Och ja, jal" zeide juffrouw Jessop sid
derend en het dienstmeisje herhaalde haar
woorden.
„De heeren van Scotland-Yark zullen zich
teleurgesteld gevoelen," dacht ik. „Maar
de-zen moord uit te pluizen is mij opgedra
gen en ik laat mij het werk niet uit de han
den nemen."
Ik verliet de twee verschrikte vrouwen,
maar bij de cleur schoot mij nog iets te
binnen.
„Is Paul Harvey linksch, juffrouw Jes
sop V vroeg ik eensklaps.
Zij had er nog nooit op gelet en ook
Polly wist het niet te zeggen.
„En wat moet ik doen, als juffrouw Ray
nell terugkomt?" vroeg de oude dame.
„Waarheen zal ik schrijven, om het u te
doen weten?"
„Schrijf aan mijnheer Arthur," riep ik,
de stoep afgaande. Ik kon het niet verdra
gen haar zoo argeloos te hooren spreken
van de overledene, alsof die elk oogenblik
terug kon komen.
XIII.
In opgeruimde stemming begon ik mijn
terugreis. Misschien was ik al te vol blijde
hoopmaar iedereen zal moeten toegeven,
dat ik in mijn nasporingen groote -orde
ringen had gemaakt. Het was niet waar
schijnlijk, dat' de Engolsche of Fransche po
litie mij nu nog zou inhalen, alhoewel ik er
niet aan twijfelde, dat zij mij dicht op de
hielen zat. Al wat mij voorloopig te doon
bleef, was, de tegenwoordige verblijfplaats
van den moordenaar te ontdekken.
Ik had van Jessop gehoord, dat het bed
van juffrouw Raynell dien nacht beslapen
wasDit leidde mij tot de gevolgtrekking,
dat de moord 's Maandags vroeg moest zijn
bedreven, en niet, zooals de Fransche dok
ters hadden beweerd, des Zondagsavonds.
Ik stelde mij de zaak aldus voor:
Paul Harvey was Zondagavond druis ge
komen. Hij bad rijn kamer opgezocht en
daar den nacht doorgebracht, en was des
morgens vroeg, toen zijn tante reeds het
bed verlaten had en aangekleed was* in^