No. 15691. LEID5CH DAGBLAD, Zaterdag: 15 April. Offieieele Kennisgeving. FEUILLETON. Ha war® schuBdige. PERSOVERZICHT. Eerste Blad. Anno 1911. Beschrijving; veor do Belasting op Bedrijis- cn andere Snkomston voor het dienstjaar 1911 191®. Burgemeester en Wethouders van Lei den brengen ter algemeene kennis, naar aanleiding van een ontvangen besluit van den Commissaris der Koningin in de provincie Zuid Holland, van den éden 'April 1911, Provinciaal blad No. 33, betrekkelijk de beschrijving voor de belasting op dc bedrijfs- en an- derq inkomsten voor liet dienst jaar 1911—1912; lo. dat op Maandag, den lsten Mei a.s. inet die beschrijving een aanvang zal wor den gemaakt, terwijl de biljetten overeen komstig art. 13 1, tweede zinsnede, der Wet van 2 October 1S93 (Staatsblad No. .119) door of vanwege den ontvanger der directe belastingen twintig dagen na ■de uitreiking zullen worden opgehaald; 2o. dat da aanslagsregeling, ingevolge het bepaaldo bij art. 19 7 der genoemde wet, moet zijn geschied vóór den, lsten: October 1911, en 3o. dat da regeling van' aanslagen, welke biet uit da beschrijving voortvloeien- of die om een of andere reden zijn aangehouden taoeten worden, zal behooren te zijn af ge loop cn binnen een maand nadat de com missie van aanslag of heb college van zet ters door den Voorzitter daartoe zal zijn; Opgeroepen. Voorts vestigen zij de aandacht van de Ingezeten©» op den inhoud van de artt. 15 5 2, 16 en 45 j® art. 47 5 en 6, als- alsmede op art. 34, 1ste lid j° art 47 7 'der meerbedoeldo wet, welke luiden als Volgt Art. 15 2. Ieder die optreedt als bc- èfcuurder of beheerend vennoot van een hier te lande gevestigde vennootschap, onder linge ver8ekeringsmaatschappij, coöperatie ve vereeniging of van een vereentging of tetichting dio een bedrijf of beroep uit- 'rOefent of als boekhouder eener hier te lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan Schriftelijk binnen één maand kennis te geven bij hot bestuur der gemeente waar bij woont. Het gemeentebestuur zendt deze kennis geving onverwijld aan den ontvanger der directe belastingen t-ot wiens kantoor de gemeente behoort. Art. 16. Hier te lande wonende behoe dende vennooten van Nederlandsche vennoot schappen en maatschappen, als bedoeld in fort. 6 2, en van de in arb. lb bedoelde Commanditaire vennootschappen op aandee- len, bestuurders van hier te lande gevestigde taaamlooze vennootschappen, ooöperatieve en 'andere vereenigingen en onderlinge verze- kerin gmaat-scliap p ij enals ook boekhouders Van hier te lande gevestigde reederijen mo gen niet tot het doen van uitdeelingen of juitkeeringen, waarover volgens art. 5 l en 2 on art. 6 2 belasting verschul digd is, overgaan, alvorens daarvan aan gifte gedaan en de over vroegere uitdeo- lingcn of uitkeeringen verschuldigde be lasting betaald te hebben. Bij liquidatie mo£en de hier bedoelde uit- 'deelingen of uitkeeringen niet geschieden, alvorens de daarover verschuldigde belas ting is voldaan. Art 34. 1ste lid. Handelsreizigers, kra mers en alle verdere personen, die hun be drijf óf beroep rondtrekkende uitoefenon, voor zooverre zij behooren tot de bedoelden bij art. la. h en k, zijn gehouden, onver- minderd hun verplichtingen omschreven bij de artt. 12 cn 14, zich ter plaatse binnen heb Kijk, waar zij zich na het begin van het belastingjaar het eerst bevinden, bij ihet gemeentebestuur schriftelijk aan te mel dden met opgaaf van hun naam, hun woon- plaats eh hun bedrijf of beroep. Ten blijke 1 dat zij hieraan voldaan hebben, ontvangen zij kosteloos een door of vanwege het hoofd van dat bestuur onderteekend bewijs, dat zij gehouden zijn mede te onderteekanen, jen opaanvraag aan ambtenaren der directe belasting to vertoonen. Art. 45. Bestuurders van de bij art- lb jën bedoelde naamloozo vennootschappen, .Coöperatieve vereenigingen, andere vereeni- 17) Sedert dat oogenblik had niemand in huis iets van de broeders of hun tante verno men. Ik gaf het verlangen te kennen, de slaap kamers nauwkeurig te mogen bezichtigen. Die van juffrouw Raynell was geheel in orde, doch gaf den indruk, alsof de bewoon- ster het vertrek onverwacht had moeten verlaten. Alle toiletartikelen lagen op de tafel of in de la-de daarvan. „Weet u niet, of er een hoed of sjaal .van juffrouw Raynell ontbreekt?'' vroeg ik •'juffrouw Jessop. Zij kon het niet zeggen, maar het meisje verzekerde mij, dat juffrouw Raynell slechts een kapothoed bezat en een ronden zwarten 'Süroohoed, om naar het strand te loopen. In de kast vonden wij den stroohoed aan een haak hangen en de kapot lag in de 'doos. „Gunst!' riep Polly uit, „zou ze bloots hoofds naar Londen gegaan zijn?" „Gekheid," hernam ik scherp. „Ge moet n vergissen. De dame bezit ongetwijfeld nog een anderen hoed." Het slaapvertrek van den neef bevatte niets van belang. Hij had zijn heele rom meltje meegenomen. Ik trad weder in de kamer van juffrouw Raynell. Er was daar nog een i'weede kast in den muur, die ik zonder talmen opende. Hij was van onder tot boven volgepropt met gingen; en stichtingen, die een bedrijf of be roep uitoefenen, onderlinge verzekerings maatschappijen eü sociëteiten, alsook behee rend® vennooten van hier te lande geves tigde commanditaire vennootschappen op aandeelen en boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling van ba lans of rekening een zoodanig uittreksel als noodig is tot toelichting der winst, uit keeringen of uitdeelingen te doen toeko men aan den voorzitter der commissie van aanslag, bedoeld bij art. 19 lb of 2, die den aanslag moet regelen. Art. 47, 5, 6 en 7. Hij, die daartoe gehouden, nalaat de verplichtingen na te komen, bedoeld bij art. 15 1 eerste lid, en art. 15 2 perste lid, wordt gestraft met oen geldboete van ton hoogste f 25. Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding van art. 45. Overtreding van art. 16 wordt gestraft met een geldboete van, ten hoogste f 400. Personen, die van een bewijs voorzien moeten zijn als bedoeld in art. 34 en die in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtenaren te vertoonen, wor den gestraft met eea geldboete van ten hoogste f 25. .Geven zij ter bekoming van dat bewijs aan het bevoegd gezag een valschen naam, woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken zij gebruik van het aan een ander afgege ven bewijs, dan worden zij gestraft met een geldboete van ten hoogste 'f 150. Eindelijk wijzen zij de ingezetenen op de in art. 12 2, 2do lid 1° d aan de in gezetenen van het Rijk verleende bevoegd heid om zich hij de aanstaande beschrijving de uitreiking van een beschrijvingsbiljet B te verzekeren door vóór of op 15 Mei a.s. het verzoek daartoe schriftelijk te richten tot den ontvanger der directe belastingen over hun woonplaats. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris- Leiden, 15 April 1911. De „Zufcphensohe O o u r a n t" be schouwt als het verderfelijke van het in de Tarief vet aangeboden stelsel, dat het zich wil aandienen als fiscaal met zwak protectionistische neigingen. Het wil de protectie tersluiks, een smokkelaar gelijk, het van oudsher vrijhandelsgezinde Neder land als het ware op kousen-voeten doen binnensluipen. Men wil o zoo matig begin nen, een betrekkelijk kleine bate van ver scheiden artikelen binnen halen, om dan de gelegenheid te hebben later, wanneer voor nieuwe sooiale wetten of voor.... de kustver dediging bijv. andere millioenen noodig zijn, even den afsluiter van den. millioenen- stroom iets wijder open te zetten, zoodat nieuwe baton warden opgebracht door het eigen volk onder den hatelijken vorm van een indirecte, dus onrechtvaardig werkende f belasting. Want dit staat bij voorbaat vast; elke protectie, hoe gering ook, verhoogt den prijs der belaste artikelen met ten minste het bedrag, dat de importeur uit het bui tenland heeft op te brengen aan onze staats kas; hetgeen het blad dan verder voor en kele artikelen, o.a. margarine en gedroogde visoh (beide volkgvoedsel) tracht aan te toonen. Onder het hoofd kaasstremsel, kracht we rkt ui g e n, ingevoerd vleesoh, klompen zegt „De Nieu we Courant": Alhoewel wij geenszins kunnen beamen den aanhef van een artikel in „D ©Veld post'' van 12 April, waar de landbouw „heb stiefkind der Regeering" wordt ge noemd veeleer zou men kunnen zeggen, in vergelijlldng van de belangstelling voor de nijverheid, dat de Regeering den land bouw als haar oogappel liefheeft, zoo achten wij toch wel gegrond de volgende klacht over benadeeling van de landbouwbelangen door de nieuwe Tarief wat. Zoo komt' het o.a. niet te pas, zegt „D e Veldpost/- dat kaasatremsel belast wordt, ook niet kroohtwerktuigen die in den landbouw gebruikt worden. Bij deze laatste is eon invoerrecht van 6 pCt. der waarde wel klein in yeihouding van de winsten van 30 h> 40 pCt. en hooger, die genomen worden, dook1 desniettegenstaande zal het invoerrecht van krachtwerktuigen toch ten laste der landbouwers komen. De rechten, die van rund- en kalfavleesch en vet geheven worden, kunnen niet als bescherming van den landbouw genoemd worden; integendeel, het is een averecht- sche bescherming van het ingevoerde vleesch, nu zij lager zijn dan de accijns, die van het geslachte vee (10 pOt. der waarde) betaald wordt en waarin de land bouwer in verminderden koopprijs van hef slachtvee, zijn deel mede betaalt. Bij den hoogen veeprijs bedraagt die 10 pOt. accijns veel meer dan h-t voorge steld (tegenwoordige) invoerrecht van f 6 per 100 kilo vleesch en f 3 per 100 kilo vet, terwijl de huiden, welke ook een deel in den aocdjns dragen, vrij van invoerrecht zijn. Het is geheel verkeerd, dat er een vast invoerrecht per kilo vleesch bepaald is, en niet een percentage der waarde van het vleesoh, daar die zeer veranderlijk is. Wil men per kilo belasten, dan moet het belas* tingcijfer periodiek gewijzigd worden naar de vleesohprijzen. Ofschoon niet direct tot de productie middelen van de landbouw behoorende, wordt deze toch getroffen door het invoer recht van 10 pCt. der waarde op klompen. Deze zijn gedurig in prijs verhoogd door de sehaarschte aan Idompenhout, en zou er een aanzienlijk tekort zijn, dus nog hoo ger prijzen betaald worden, wanneer geen klompenaanvoer uit het buitenland plaats had. Nu zegt het ontwerp wel, dat de Re geering betwijfelt of dit recht van veel invloed zal zijn op den prijs der klompen, maar als men het cijfer ziet, dat de klom pen uitmaken op het budget van in den landbouw werkzame personen, die een eenigszins groot gezin hebben en die in hun bedrijf van klompen moeten gebruik maken, komt men tot andere gedachten, vooral ook, daar het betreft de in den landbouw werkzame personen, die de min ste draagkracht hebben, n.l. de landbouw- arbeiders. De inlandsche klompenindustrie zal wd zonder invoerrechten behouden kunnen blij- ven; zoolang er voldoende voorraad van klompenhout aanwezig is. De hooger© bin- nenlandscho houtprijzen worden gecompen seerd door de vrij aanzienlijke vrachtprij zen der klompen in verhouding tot de waar de, zoodat ook zonder invoerrecht geen daling in de klomp enp rijs voor de deur .staat. Men ziet, dat de eisck'en van den landbouw vrij bescheiden zijn. Men ziet ook, zoo voegt „D e Nieuwe Courant" er bij, dat, zoodra men door tarieven kunstmatig gaat beschermen, het voordeel van den een het nadeel van den ander wordt en allerlei belangen tegen el kaar in 't harnas worden gejaagd. ,,D e Nederlander" schrijft in een tweede artikel over meelreohten: Zooals wij reeds in het licht hebben ge steld ia minister Kolkman blijkbaar door verkeerde technische voorlichting er toe gekomen, een invoerrecht op tarwe- en rog gemeel (of bloem) voor te stellen. Dit blijkt in do Memorie van Toelichting herhaaldelijk. Eerst wordt uit de statistiek van meel- invoer het negatieve bewijs gedistilleerd, dat' de maalindustrie achterlijk zou zijn ge bleven. En nu is niets minden* waar dan dat Ja, er zijn nu nog slechts 17 meelfabrieken, terwijl er tussolien 1370 en 1880 een 80-tal waren! De Minister voegt wijselijk aan het laatste cijfer de opmerking toe, „waar onder echter vele kleine," juister -wai het' geweest, indien opgemerkt was, dat die 17 fabrieken van thans meer fabricee- ven dan de 80 fabrieken van voor 30 jaren, dat de kleinindustrie zich tot groot-indus trie heeft vervormd! Wil men daarvan een duidelijk bewijs? Men neme slechts de im- portcdjfers van tarwe ter hand! Dan ziet men, dat de invoer van bar we in de jaren 1867 tot 1876 86,000 tón bedroeg, tegen 331,477 toil in 1909En olpzo tarwe is in de Uollandsche meelfabrieken verwerkt. Wijst dat op achteruitgang? Maar om nu eens bij de laatst-e 10 jaar te blijven! Gedurende dit tijdsverloop bleef de meelinvoer atationnair, terwijl de invoer van tarwe van 214,000 ton in 1899 toenam tot 331,000 ton in 1909. Is het noodig om bij deze cijfers een commentaar te leveren? Dooh er is meer l Na twee bladzijden, vol to hebben geschre ven over meel, komt de Minister plotseling tot de ontdekking, dat die benaming eigen lijk niet juist is, dat hij had moeten spreken over „bloem." En na dan uiteengezet te hebben, dat onder „bloem" moet worden verstaan het gebuilde meel, dat voor witte brood wordt gebezigd, schrijft de Minister: „Wordt dus alleen de bloem belast, dan vslb meel voor veevoeder buiten de belas ting." (Pagina 56 Memorie van Toelich ting.) De Minister schijnt dus aan te nemen, dat meel vcor veevoeder ongebuild meel zou zijn. Maar dit is onjuist. Ongebuild meel is de grondstof voor kropbrood. Het is echter evenmin een* invoerartikel als het een pro duct der meelfabrieken is. Het wordt ge maakt door de Hollaudsche molenaars, door de kleinindustrie dus. Voermeel is echter gebuild meel van inferieure kwaliteit en er zijn zelfs meelsoorten, welke nu eens voor broodbereidiug, dan weder eens voor vee voeder gebruikt worden. Het tarief ontwerp laat dus tegen 's Mi nisters bedoeling door de onderscheiding t'usschen „meel" en „bloem" het meel voor veevoeder niet vrij. Het wil ons werkelijk voorkomen, dat de Minister nooit een invoerrecht op tarwe- en Toggebloem zou hebben voorgesteld, in dien het hem niet aan de juiste practische voorlichting ontbroken had. Naar onze meening behoeven de linkscEe bladen zich dan ook heusch niet zoo druk te maken over de tegenstrijdigheden in de uitingen van mr. Kolkman. Wij betwijfelen niet, dat de Minister voorstander van vrijen invoer van eerste levensbehoeften is gebleven en daarom ver wachten wij, dat bij nader inzien hij wel op dit deel van zijn wetsvoorstel zal terug komen. Wij hopen het ten minste. De te Charleroi verschijnendi „Echo de rindustrie" wijdt een kort artikel aan het Nederlandsoho Tarief- voorstel. Nederland, dat een der laatste (kampioe nen was gebleven voor den vrijhandel, zegt het blad, en alles bijeengenomen geen re den had om zioh er over te boklagen, aan dat beginsel trouw gebleven te zijn, zal o.i. door den overgang bot het protectionisme grooto gevolgen voor rijn handel en nijver heid ondervinden. Door een overzicht van de belasting op verschillende artikelen, die voor de Belgi sche mijn-, glas- en metaalindustrie van be lang zijn, geoft het blad aan de Belgische industrieele-n een denkbeeld van de "betee kenis, die het nieuwe tarief voor hen heb ben zou. De a.-r. S t i o h t s c h e öourant" sohrijft: De actie tegen het voorgestelde d e- bietrecht op tabak en sigaren wordt met veel kracht gevoerd. Thans heeft 't Verbond van Vereenigingen van Sigarenfabrikanten in Nederland, be staande uit 10 Patroonsvecreenigingen met te zamen 244 aangesloten firma's, een zeer uitvoerig adres gericht aan de Tweede Kamer. Niet alles, wat in dit adres staat, kan worden toegestemd. Zoo bijv. niet de stel ling, dat tabak ten onredite een luxe-ar tikel genoemd wordt. Maar ver schillen de van de aangevoerde bezwaren komen ons tooh zeer gegrond voor. Zoo vooral, wat reeds vaker werd aan gevoerd, dat het debietrecht heel wat wer keloosheid onder de sigarenmakers zal ver oorzaken. haar kamer gedrongen. Het' was zelfs mo gelijk, dat juffrouw Raynell het glas melk had uitgedronken. Haar neef had haar dan tegen den grond geslagen en verder met chloroform behandeld, waarvan hij, als student in de medicijnen, vermoedelijk goed slag had. Vervolgens had hij bet lijk in den koffer gepakt, welko naar zijn zeggen boeken be vatte, en haar op die manier naar het sta tion laten brengen. Door een zonderlingen samenloop van omstandigheden was het noodlottig stuk bagage in het station ver wisseld met den koffer van mejuffrouw Simpson. Het overige van heb afgrijselijke treurspel was afgespeeld onder mijn oogbn. Ik h'eb zooeven gezegd, dat mij niet an ders te doen bleef dan de verblijfplaats van den moordenaar ïe ontdekken. Ik mocht nochtans mijn tweede punt met uit liet oog verliezen. Tot nu toe wist ik nog niets van de beweegredenen, welke tot de vreeselijke daad aanleiding hadden gege ven, en zoolang die motieven mij onbekend waren, moest ik de misdaad beschouwen als onopgehelderd. In dit opzicht' had ik van juffrouw Jes sop niets te weten kunnen komen. Juffrouw Raynell was terughoudend van aard ge weest en had haar hospita absoluut niets van haar aangelegenheden meegedeeld. De moordenaar zelf moest mij, zoo mogelijk, de vereischte opheldering geven. Ik besloot dienzelfden avond naar Dover te vertrekken, want ik gevoelde, dat ik in mijn huidige gemoedsgesteltenis overal succes moest hebben. Paul Harvey was, volgens zijn brief, Dinsdag te Dover ge weest. Vermoedelijk waa hij daar gebleven, Zwaar wegen o. i. ook de oneerlijkheid en do pogingen tot ontduiking, waartoe het ontwerp aanleiding zou geven en do. sohadelyke gevolgen, die de eerlijke han delaar zou ondervinden ook door den maat regel zelf en daarna ook door de conourren- tio van wie het met de eerlijkheid minder nauw neemt. 't Is waar, dat men tegen verschillende bestaando belastingen ook dergelijke be zwaren kan aanvoeren., 't Is ook waar,; wat de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" aanvoert, dat belastingen ala nog bestaan op onontbeerlijke artikelen cn voedingsmiddelen als zout, suiker en vleesch, in beginsel minder verdedigbaar zijn dan belasting op tabak. Maar het is een groot verschil of een belasting bestaat of wordt ingevoerd: Naar de afschaffing der rechten op de genoem de artikelen wordt trouwens sterk ver« langd. En ging de instelling van 'fc debiet recht gepaard met do afschaffing of ver laging van genoemde accijnzen, dan zou de zaak anders staan. Thans echter heeft de Regeering wel te overwegen, of zij het voorgestelde debiet* recht wel zal doorzetten. Het is zeer impopulair, veel meer dan de tariefsherziening. Yoor het geschreeuw tegen dezen laat- sten maatregel vreezen wij geen oogen blik. Maar het debietreoht op tabak zou ons in politieken zin kwaad doen. Natuurlijk zou dit volstrekt geen reden zijn om van do zaak af te zien, als éón van deze beide het geval was: als óf ons beginsel dezen maatregel eischte, óf als er geen andere en hetero maatregel om het noodigo geld in do schatkist te brengen/ te bedenken ware. Van het eerste lean natuurlijk geen spra ke zijn, cn ook do tweede voorwaarde be staat, gelooven we, niet. Bleek het inderdaad, dat alle andere maatregelen om aan geld to komen door nog grootesre bezwaren gedrukt werden,, dan zou het voorgestelde debietreoht na* tuurlijk aanvaard moeten worden. Maar zoolang dit niet bewezen is, geloo ven we niet, dat het verstandig zou zijn het voorstel tot wet to verheffen. Op do volksstemming moet wel terdege "gelet worden. Geen (kabinet is verplicht, om,, zonder dat zijn beiginsel of de noodzakelijk heid het vordert, zioh impopulair te ma- kom Het „Weekblad vooï dö Adm£« nistratie dor Directe Belastin1* gen, Invoerrechten en Accijnzen" heeft do tabaks be lasting besproken en, eindigt aldus: „Wij willen ons thans niet in beschou wingen begeven, waarom men bij hot voor gestelde debietrecht zoo weinig gebruik hoeft gemaakt van de ervaringen, in andere lan den opgedaan, en waarom men gemeend heeft in beginsel to moeten tcrugkeeren tot toe* standen, welke hier te lande even na de middeleeuwen bestonden. Wij erkennen, dat het heffen coner Ver bruiksbelasting bij de d-ebitanten zeer groote voordeden heeft- Dan toch is er üog slechts één afwente ling noodig vóór het object in handen ia! van den consument: dia verliezen, bij afwen teling steeds te lijden, zijn dan tot een mi* nimum ^beperkt- Een dergelijke evenredige' circulatiebelag- ting is echter zeer moeilijk uitvoerbaar en' er bestaat zeker twijfel dit: mogelijk ifi mot een als directe belasting geconstrueerd^ heffing, gelijk dit ontwerp doet. Wij willen thans hierop geen dieper in gaande critiek leveren, waar deze van alld zijden reeds niet gespaard wordt; het zoV ons leed doen voor de goede bedoelingen; der bouwmeesters, indien de muren dezer vos to reeds bij eersten ademtocht omvielen W(j vreezen echter en merken op, dat één zwakke belastingwet meer schade doet aan' de moraliteit eenor natie, dan eenigQ zode- lijklieidswot good kan maken.." De „Niouwö Rottordamsclie O o iir rant", welke laenige dagen geloden be- toogdo, dat heb debietrecht op tabak' als belasting nog zoo afkeurenswaardig niet veriangend uitziende naar den koffer, dien, zooals ik wist, zijn broer hem niet kou zenden. Zou Arthur hem een waarschuwing doen toekomen? Dezo vraag kon ik niet met ze kerheid beantwoorden. Het viel mij in, dat bij ons gesprek in het pension, waar me juffrouw Simpson gedwongen verblijf hield, hij mij gezegd had, dat' zijn tante op zichzelvo woonde aan de Marineparade No. 17. Klaarblijkelijk had hij zich niet ver plicht geacht zijn broer als haar huisge noot' op te geven, daar dezo slechts haar bij tijd en wijlen kwam bezoeken. Ik vond heb zeer natuurlijk, dat Arthur Harvey alles deed, wat in zijn macht was, om zijn broer van de galg te vrijwaren. Maar toch zou de jongeheer de galg niet ontsnappenik had hem reeds den strop om den hals gelegd. Toen ik in den trein zat', nam ik den brief uit mijn zakboekje, en peinsde over den inh'oud na, in de hoop, ergens een wenk betreffende de verblijfplaats van den moordenaar te vinden. „Op de bekende plaats bij den ouden neger." Dat was alles.! „Neger" moest waarschijnlijk niet letter lijk worden opgevat. Mocht de uitdrukking echter inderdaad betrekking hebben op een neger, dan zou mijn taak daardoor aan merkelijk vergemakkelijkt worden. Zeker hielden zich niet veel negers in Dover op. Het scheen mij evenwel veel waarschijnlij ker, dat het een toespeling was, die ik niet snapte. Ik moest dus te Dover mij op mijn goed geluk verlaten. (Wordt vervolgd.I boeken; boeken over de geneeskunde, zoo- als ik op het eerst© gezicht zag. „Wel, heeremijntijd I" riep Polly weer. „En hij zeide, dat hij geen enkel boek thuis gelaten had." „Maar hoe komen ze dan hier?" Gevolgd door juffrouw en dienstbode, ging ik naar de woonkamer terug. „Juffrouw Jessop," schreeuwde ik, zoo luid ik kon, .„juffrouw Raynell heeft zich naar Londen begeven, zooals ik u zeide, zonder adres achter te laten. In haar eigen huis is zij niet aangekomen en wij moeten zien uit te vorschen, waar zij is. Ik heb de noodïge inlichtingen ontvangen. Maar ont houd het wel, mijn nasporingen hier moe ten streng geheim gehouden worden." Ik zette een deftig gezicht. „In naam der Ko ningin leg ik u, juffrouw Jessop, en ook u, jongejuffrouw Polly, de verplichting op, te zwijgen. Wanneer anderen hier mochten komen, om onderzoek te doen, dan is het het- beste, dat gij hun zoo min mogelijk zegt. Vergeet niet, dat, mocht er één woord van dit alles ruchtbaar worden, zulks u ten laste wordt' gelegd, want behalve mijnheer Har vey en ik weet niemand er iets van. Be looft gij mij te zwijgen?" „Och ja, jal" zeide juffrouw Jessop sid derend en het dienstmeisje herhaalde haar woorden. „De heeren van Scotland-Yark zullen zich teleurgesteld gevoelen," dacht ik. „Maar de-zen moord uit te pluizen is mij opgedra gen en ik laat mij het werk niet uit de han den nemen." Ik verliet de twee verschrikte vrouwen, maar bij de cleur schoot mij nog iets te binnen. „Is Paul Harvey linksch, juffrouw Jes sop V vroeg ik eensklaps. Zij had er nog nooit op gelet en ook Polly wist het niet te zeggen. „En wat moet ik doen, als juffrouw Ray nell terugkomt?" vroeg de oude dame. „Waarheen zal ik schrijven, om het u te doen weten?" „Schrijf aan mijnheer Arthur," riep ik, de stoep afgaande. Ik kon het niet verdra gen haar zoo argeloos te hooren spreken van de overledene, alsof die elk oogenblik terug kon komen. XIII. In opgeruimde stemming begon ik mijn terugreis. Misschien was ik al te vol blijde hoopmaar iedereen zal moeten toegeven, dat ik in mijn nasporingen groote -orde ringen had gemaakt. Het was niet waar schijnlijk, dat' de Engolsche of Fransche po litie mij nu nog zou inhalen, alhoewel ik er niet aan twijfelde, dat zij mij dicht op de hielen zat. Al wat mij voorloopig te doon bleef, was, de tegenwoordige verblijfplaats van den moordenaar te ontdekken. Ik had van Jessop gehoord, dat het bed van juffrouw Raynell dien nacht beslapen wasDit leidde mij tot de gevolgtrekking, dat de moord 's Maandags vroeg moest zijn bedreven, en niet, zooals de Fransche dok ters hadden beweerd, des Zondagsavonds. Ik stelde mij de zaak aldus voor: Paul Harvey was Zondagavond druis ge komen. Hij bad rijn kamer opgezocht en daar den nacht doorgebracht, en was des morgens vroeg, toen zijn tante reeds het bed verlaten had en aangekleed was* in^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5