No. £5691. LEIX5SCH DAGBLAD, Zaterdag' 15 April. Vijfde Blad. Anno 1911.
Brieven van een Leidenaar.
Kunst, letteren, enz.
FEUILLETON.
De ware schuldige.
i>e auto op de plnttelaudswegen#
Het berichtje dezer dagen in de couran
ten -voorkomende, dat Zondagnamiddag
door de gemeente-poli tie te Zoeterwoude in
anderhalfuur tijds niet minder dan 22 be
stuurders van motorrijtuigen werden be
keurd, wegens het te hard rijden met die
voertuigen, .geeft ons aanleiding tot enkele
opmerkingen- En wij beginnen dan met
sis eea feit te constatceten, dat het motor
rijtuig, mefc name de auto, vooral- in plat
telandsgemeenten thans in dezelfde omstan-
digbèden veilkoert, als voor een kwarteeuw
het rijwiel. Het wordt er gcsclvwd als do
baarlijke duivel zelf.
Dit was een vijf-cn-twintig-tal jaren gele
den met het rijwiel precies eender. Wij .her
inneren ons uit die-n tijd verordeningen op
het wielrijden uit plattelandsgemeenten,
waarbij bijv. gelast werd, dat de wielrijder
bij het naderen van een rijtuig op eer
biedigen afstand moest afstijgen, zichop
den berm begeven en ziöh zóó vóór hef rij
wiel -plaatsen, dat het paard zoo weinig
mogelijk van liet schrikkelijk spook zag.
Als do tegenwoordige vroed hap van
Zoeterwoude eens in de archieven dier go-"
meent© gaat pluizen, dan zal zij ook nog
wel zoo iets kunnen vinden, en de he^reni
die thans voor het mee rend ed per rijwiel
de raadsvergaderingen bezoeken, zullen
misschien lachen om de bekrompenheid hun
ner voorgangers, die toch hadden kunnen
begrijpeD, dat het rijwiel een.voor de we
gen absoluut onschadelijk voertuig was en
tevens een hoogst nuttig verkeersmiddel,
■dal een toekomst meest hebben.
Maar als de tegenwoordige landbouwers-
Vaadsl.eden zoo redeneeren, dan mogen ze
bedcnlkon, groot gevaar te loopen, dat een
andere generatie eveneens zal cordeelen
over hen, waar zij tegen het vervoer door
middel van motorrijtuigen thans al even
dwaze bepalingen in het loven hebben ge-
ïoepen.
De verordening van Zoeterwoude geeft
'een maximumsnelheid aan van 15 K.M.
per uur, dat is ongeveer drie maal de snel
heid van een voetganger, en 9toat gelijk
mei een drafje van een paard. Voor eën
auto ig dat een finale slakkengang, en zulk
een bepaling zou nog niet" eens noodig zijn
in een zeer bevolkte buurt en op een smal
le n weg.
Wie ocit eens een kijkje in Amsterdam
genomen heeft, we willen van Brussei of
Parijs maar niet eens spreken, weet dat
daar wel harder gereden wordt in de
straten
Een ervaren autobestuurder is zelfs bij
teen snelheid van .TO K.M. per uur in staat
zijn voertuig volkomen te beheersclien, en
«op een gegeven moment onmiddellijk te
doen- stilstaan.
V elk een dwaasheid is het dan voor een
."weg als den weinig bebouwden Hoogen
Rijndijk, waar terzijde van den weg een
pad voor wielrijders en- aan den anderen
kant van den berm een. ruim pad voor voet
gangers is aangebracht, een maximale snel
heid van 15 K.M. voor te schrijven. Laten
de raadsleden zclven zich eens voorstellen
dat zij met' oen rijtuig op den weg genood
zaakt werden den gelieelen weg stapvoets
te moeten rijden! Hoeveel bekeuringen zou
den er dan op een drukken marktdag niet
plaat3 hebben.
Welnu, dit staat gelijk niet van een auto
mobilist te eischen dat hij langs een bree-
den. weinig drukken straatweg met een
snelheid.van 15 K.jVL. per uur rijden moet.
QDr.'t is voot hem ook niet om vol te houden.
Op deze wijze wordt men onbillijk, en
handelt onrechtvaardig jegens de eigenaren
van een voertuig, clat eenmaal burgerrecht
heeft verkregen, en dit in de toekomst nog
jwcl meer zal krijgen, spijt' de belemmerin
gen door 'de gemeenteraden dit verkeer fa
den weg gelegd.
Wanneer op een punt van den weg een
gcmeente-veldwaohter in anderhalfuur tijds
£2 bekéuringen kan doen, hoeveel auto's
moeten er dan wel niet zijn gepasseerd, en
blijkt daaruit al reeds niet, hoe machtig
groot' aandeel het motorrijtuig h'eoft in ons
modern verkeer. En dit verkeer eisohb nu
teenmaal snelheid.
Zijn of worden in de steden de paarden
trams niet vervangen door de electrische
tram en gaat deze niet met steeds groot-ere
snelheid langs dikwijls smalle straten,
dv ars door het drukke verkeer heen Voet>-
gangers ën bestuurders van allerlei voertui
gen houden er rekening mee en ongelukken
hebben slechts bij uitzondering plaats, en
dan nog it het snelle rijden er de oorzaak
meestal niet van.
Wij mogen den vooruitgang, in de ver
keersmiddelen niet tegenhoudenwe moe
ten veeleer trachten de menschen. te wen
nen zich daarbij aan te passen.
Worpt men ons met betrekking tot heb
onderhavige onderwerp te gemoet, dat be
palingen als van de Zoeterwoudsche ver
ordening op het rijden met motorrijtuigen
ook nog uit een gezondkoidsoogpunt te ver
dedigen zijn, omdat bij een snelle vaart de
auto's wolken hinderlijk stof opjagen, dan
zouden we willen antwoorden dat eenige
K.M. meer of minder daarin weinig ver
andering brengen, en dat bovendien daar
tegen -andere maatregelen dienen te wor
den genomen. En die middelen zijn er im
mers.
Tegen al te snel rijden der auto's moet,
voornamelijk in bebouwd eTcommen van
gemeenten, paal en perk gesteld worden,
zeker. Er zijn helaas nog altijd zelfzuchtige
wezens -en die zijn er onder automobilis
ten ook die meenen dat de wereld er
voor hen alleen is.
Welnu, voor dezulken dienen er beperken
de bepalingen te worden gemaakt, dooh die
mogen niet zoo zijn. dat met de kwaden ook
de goeden worden getroffen en aan het
autoverkeer onnoodige en onverdiende last
wordt veroorzaakt^
-En. daartoe kan een bepaling-als door
den gemeenteraad van Zoeterwoude is ge
maakt-, wear bij op een hreeden, ruimen ver
keersweg als de Rijndijk, niet sneller mag
worden gereden dan 15 K. M. per uur, on
getwijfeld gerekend worden.
We weten wel dat andere gemeenten ook
een dergelijke bepaling gemaakt hebben,
maar die gemeentebesturen beschouwen dit
meer als een waarschuwing en men houdt
er zich niet aan.
We hadden van een gemeentebestuur, dat
nog dezer dagen tot de aansluiting -bij de
electrische Centrale van Leiden besloot, om
de gemeente van electrisch licht en elec
trische kracht te voorzien, ook in dezen
een zelfde houding verwacht.
Laat men inzien dat het vechten is tegen
de wieken van den molen, en de gemeente
niet langzamerhand worden eeiyp]aatsr die
onder de meer ontwikkelden met eeri zwarte
kool zal staan aangeteekend.
CCCLII.
Het is nu eens uitgekomen, zooals de
broodetende profeten het in den afgeloopen
winter hebben voorspeld. Wij zouden een
koud, schraal voorjaar krijgen, heette het",
en de voorzegging is in vervulling gegaan.
Februari sohonk slechts twee der tradi
tioneel© negen lentedagen,aart gaf 6én
zömerschen dag, den laatstón, April zette
guur in en blijft- dit tot op dezenJdag. Én-
het is weer het oude gehaspel tusschen de
twee parlementen: moeder de vrouw, die
den eersten zonnigen voorjaarsdag schoon
maken wil, en manlief die blijft vasthangen
aan de kachelwarmte, die nog niet gemist
kan worden. De oude, doch altijd weer
nieuwe strijd, die in de meeste gevallen,
zelfs zonder vrouwenkiesrecht, door de
vrouw gewonnen wordt.
Laat ons hopen dat moeder natuur uit
deernis met de kleumschë mannen na
Paschen ons zuidenwind en zonneschijn
schenke.
Het schijnt tooh dat het koude voorjaar
niet alleen een neerdrukkenden invloed op
de mannen heeft, die met heimwee in liet
hart zien op de leege plaats waar voor kort
de kachel het vertrek nog zoo heerlijk ver
warmde.
Daar heb je bijv. het bestuur van de in
September van dit jaar te houden land
bouwtentoonstelling Met welk een goed
vertrouwen werd die zaak aangepakt en
hoe breed opgezet. Eere-oómité's en andere
oomité's, ze werden als uit den grond ge- j
stampt, gelijk indertijd de legers van den i
grooten Napoleon, en ze vormen met. elkaar
een klein boekdeeltje namen. Z. K. H. de j
Prins der Nederlanden aanvaardde het.be-
shermheersöhap, al de leden van het Ko
ninklijk Huis 8chonkën-;medaille8 en de tee
kenen waren er dot deze- tentoonstelling
nu eens allen, die haar van dit soort waren
voorafgegaan, in de schaduw zou stellen.
En daar hoorden we opeens dat deze
tentoonstelling gevaar.- liep. Het bestuur
leek plotseling moedelooste zijn geworden
Men moest om in- zee te gaan, zoo was de
berekening, een waarborgfonds hebben van
zoo'n f '13,000. Als. alles naar wensch liep,
de.jdeelnemïng voldoende,rhet weer mooi en
het bezoek groot was, dan behoefde het
misshien niet eens te' worden aangesproken,
maar men moet op aüe. mogelijkheden voor
bereid zijn. Dus een bijdrag van f 13,000 op
papier.
De gemeente ging mooi voor met een som
metje van f 4000, de Deidsche burgerij toe
kende voor ongeveer f 6000, maar de eerst-
bëlahgliebbehden, de landbouwers ©n voor
namelijk de leden der afdeeling, bleven voor,
het raeerendeel nóg van verre staan. Dat
stemde tot moedeloosheid, en vooral den
eenmaal zoo enthusiasten voorzitter scheen
in eens de moed in .de schoenen to zijn ge
zakt.
Zooals ik zeidc,wellicht mede door den
neerdrukkend en invloed van de onaange
name vo orj aars te m p er at u u rWant waar
lijk, er ligt nog weinig-verontrustends in
heb feit dat voor een tentoonstelling, die
eerst in September zal worden gehouden,
het garantiefonds begin April nog slechts
voor amper driekwart is, volteekend.
De Hollandsche boen is een loep slag.
Als dc hoeren en de burgöers der goede stad
Leiden zoo'n fonds wilïen bijeenbrengen,
waarom zou hij er dart ook dadelijk bij
zijn! Er blijft toch altijd'eenige risico aan
verbonden en om nu-maar zoo ineens zijn
hand voor f 50 te zetten. Hij kan het im
mers" nog altijd doea! Als ge geld moet
uitgeven: haast je langzaam", denkt de
leuke Hollandsche boer. De tentoonstel
ling zal er wel komen, docli mocht het niet
zonder zijn financieelc medewerking kun
nen gaan, een bankje van f 25 wil hij er
aan wagen.,
En nu het bestuur der Afd. Leiden van
de Holt. Maatschappij van Landbouw hem
het mes op de keel gezet heeft en tege
lijk besloten dat ook voor een bedrag van
f 25 kan ingeteekeud worden, zullen de
landbouwers, leilcn en niet-ledcn, wel niet
achterblijven. De f13000, die benoodigd
heet te zijn, zal er wel komen en mocht dit
niet gebeuren, Laat men zich daardoor nietf
ontmoedigen. Men zij zuinig, waar het kan,
doch royaal waar het wezen moet. In het
belang van. de land-, tuinbouw- en veeteelt
is deze tentoonstelling zeker, maar ook in
liet belang van onze gemeente. Wij heb
ben niet zoó'n drukken:zomer voor den
boeg als verleden jaar, toetf de Studenten
feesten ons wachtten, deze tentoonstelling
kan ons nog een drukke week bezorgen,
een week, die voor 'de neringdoenden een
aardig fortuintje biedt. Daarom moeten we
het bestuur der afdeeling en het tentoon
stel lingscomité zooveel mogelijk steunen en
er toe bijdragen dat de tentoonstelling
slaagt. De buitenlui zelf en de gemeente
besturen in de omliggende dorpen behoo-
ren ook voor dit doel eens flink in den
zak te tasten.
Denzelfden avond dat de Leidsche af
deeling van de Holl. Maatschappij v. Land
bouw overlegde hoe nog eenige duizenden
bijeen te krijgen, waren, de leden van de
jonge Zeil-, Roei- en Motorsportverecni-
ging, die in Warmond haar zetel heeft,
bijeengekomen om de plannen van het be
stuur tot den aanleg van een jachthaven
en den bouw van een Wherryloods en
Clubgebouw te bespreken. Op deze man
nen had het gure weer geen invloed, ge
lukkig daarvoor zijn het dan ook sportlui.
De plannen werden zonder veel omhaal
aangenomen en besloten werd een geld-
leening aan te gaan van niet minder dan
f30000. En dat de leden er zelf wat voor
over hadden, toonden ze door onmiddellijk
voor een belangrijk bedrag in te tee
kenen.
Ik juich de oprichting' van deze vereeni
ging, die onze gemeente tot een midden
punt zal kunnen maken voor de beoefening
van watersport, van heeler harte toe. Ik
voorzie dat in den zomertijd het verkeer
hierdoor zal toenemen en de sportmanen
behooren meestal niet tot hert, die op een
koopje moeten of willen leven. Het ligt
bovendien voor de hand dat de vereeniging
mettertijd wedstrijden zal uitschrijven, waar
door tal van vreemdelingen allereerst in
onze gemeente zullen worden gelokt. Ik
twijfel er niet aan of deze vereeniging heeft
ccn toekomst en zal er toe bijdragen dat
Leiden als middelpunt van een .waterrijke
streek een nieuwe aantrekkelijkheid., krijgt
ditmaal van beoefenaars cn liefhebbers van
watersport.
Daarom heet ik de jonge Zeü-, Roei- cn
Motor-Sportvereeniging, al heeft zij dan
haar zetel in Warmond, ook namens dc
Leidsche burgerij hartelijk "welkom en
wensch haar een lang en v oorspoedig leven
toe. Leidenaars, die haar steunen kunnen,
mogen als lid toetreden, zooals er trou
wens al heel wat hebben g-edaan.
Men zegt dat do Electrische tram eerst
daags de datum van 19 April werd ge
noemd zal proefrijden. Ik vrees dat het
nog wel eenige dagon langer duren zal;
wat dan echter niet de schuld van de direc
tie zal zijn. Boven- en ondergrokdsehe ge
leiding is klaar en de straten, waarlangs de
tram komt rijden, hebben met haar koperen
net door de lucht een reoht grootsteedscii
voorkomen gekregen. Wij zullen wat Crotsoh
zijn, als de electrische tram daar straks
langs glijdt.
Dat het nog wel wat langer zal duren is
dan 4® schuld der fabrikanten, die het rol
lend rinafcerieel moeten leveren. Het schijnt
in de fabrieken tegenwoordig heel druk te
zijn. Men kan dè bestellingen niet op tijd
afleveren. Nu, of de oude goede paarden
tram nog een week of vier langer rijden
moet, ooh, dat is niet zoo erg, maar dat
het werk aan de Blauwpoortsbrug weken
stop moet worden gezet, omdat de benoo-
digde ijzeren oonstructies niet worden opge
leverd, dat is erger. Wat ik er echter over
vernam is dat ook dit niet de sohuld van
den aannemer is, en nog minder van de ge
meente. Een en ander schijnt op tijd besteld
te zijn, maar ook dezo fabrieken zijn blijk
baar met werk overladen.
Ook in dit opzicht moeten we maar weer
lijdzaam zijn. We hebben toch immers nog
altijd onze hulpbrug, waarover het verkeer
•vrij geregeld plaats heeft. Maar dit mag
geen aanleiding 'zijn dat men met het een
of het ander gaat slabakken. Hoe spoediger
de electrische tram onbelemmerd over
de nieuwe electrische brug snort hoo beter
voor de stad en voor het verkeer. En daar
om, al wie er wat aan kan doen de handen
uit de mouwen!
Commissarissen der Leidsche Maatschap
pij voor Toonkunst hebben het Con
certgebouworkest geëngageerd voor een
een concert op Dinsdag 10 October a. s. on
der 'leiding van den heer Willem Mengel
berg.
In de Leidsche Kunstvereeniging wordt
morgen detentoonstelling geopend van
Leidsche kunstenaars.
Bedoeling van de vereeniging is geweest,
door een tentoonstelling, de krachten aan
liet licht te doen komen, welke met open
baarheid tot nog toe, nog weinig uitstaan
de hadden. Er is medewerking van heel
veel stadgenooten. De namen der inzenders
zijn:
W. Ba'kx, H. Boon, A. Carton, A. O.
de Kier, mej. C. Corsse, Chr. van Dam,
mevrouw Hesseling, mej. E. Kramp, P. Cr.
Maan, juffr. Schotel, A. Segaar, mej. H.
0. va-n de Pavord Smits, P. J. Teske, L.
v. <L Wist, J. J. Warnaar (Oegstgeesth mr.
1. van Wensen en B. van Wingerden.
Men meldt uit Amsterdam aan ,,De N.
Ct,".
Naar wij vernemen zal de heer Ohrispijn
het Ned. Tooneel verlaten en een plaats
als regisseur aannemen aan een der
schouwburgen in het Vlaanderlaud.
Dinsdag a. s. zal mevr. Anna Weusmai
Klaassen voor de afd. Amsterdam van het
Nederlandsch Tooneelverbond voordragen
het treurspel ,.De Verloren Zoon," door
den priester-dichter WillemSmulders.
De Gids.
Na Arthur van Schenders: „Shakespea
re" brengt ,,De Gids van Frans Coenen:
„<de kunst \an Dickens en de romantiek."
Mooie verzen van Hélène Swarth. Jhr. dr.
Nioo van Sudbtelen eindigt zijn dramatisch
gedicht in twaalf tooncelen: ,,De Meer
min", in deze aflevering. Dr. Oh. M. van
Deventer heeft een ,,ïn memoriam" van
Jaoobus Henricus van 't Hoff gepubliceerd.
In het dramatisch overzicht geeft rar.
Van Hall aan mevrouw Simons-Mees den
raad; moge mevrouw Simons, de schrijfster
van ,,De Veroveraar", „de Paladijn" spoe
dig térugke'eren tot de kunstsoort, waarin
zij zooveel moois te genieten gaf. En dan
waohte zij zich voor het publieeeron van
brieven vóór de vertoonirig. Goede stukken
hebben zulke gangmakers niet noodig".
„Een praatje over fooicnvrije-hotels en
restaurants,'' door een Westlander. Uit
gave: M. van der Beek, 's-Gravenhage.
Inderdaad tracht deze Westlander hel!
hierbovengenoemde vraagstele gezellig te
bekeuvelen Het vraagstuk leent zich uitter-
aa/rd om reisherinneringen op te halen, om
persoonlijke opinies, beschouwingen om
trent koetsiers, kellners, museumsuppoos
ten enz. enz. in te lasschen. De kellners
zelf wcnschen het anti-fooienstelsel, getuigt
de Westlander. „En de anti-fooien-zaken
verrijzen als paddestoelen, wel een bev/ijs
voor praciische uitvoerbaarheid."
„De Manufaoturier" publiceert sohetsen
over boekhouding, beheer en administratie.
De „N. R. C." verneemt, dat dr. A.
Aletrino, om gezon dh e i dsrodien e n sedert
eenige jaren in Zwitserland en Ghernex bij
Montreux verblijf houdend, aldaar een vrij-
emstige operatie zal moeten ondergaan.
Museum van Kunstnijverh e id.
De Tentoonstelling van J^eedrdracihten,
die in het Museum van Kunstnijverheid te
Haarlem wordt voorbereid, b looft hoogst
belangrijk te worden; er worden evenwel
nog aanzienlijke inzendingen verwacht, zoo-
dat. zij niet, zooals men zich aanvankelijk
voorstelde, met Paschen zal kunnen worden
geopend. Gedurende de Paaschdagen zullen
evenwel in de rotonde eenige pradbtigo
exemplaren van weefsels uit den Indischen
Arohipel te bezichtigen zijn, terwijl do Ten
toonstelling van KleederdraeJt. -n tegen het
einde van April zal geopend worden.
„M o t k s M a g a z ij n'r~ komt met zijn
Paaschnummer heci aardig voor den dag.
Een Geldersohe dorpsnovelle: ,,Het
Paaechvuur" door Alb. Meilink brengt de
nationaliteit van deze dagen. Van Hulzen
vertelt prettig van Oyriel Buysse.
„Cyriel Buysse is de geboren verteller, die
als fel roalist begonnen, langs vele kron
kelwegen en paden, wellicht noodwendig,
voor zijn (kuituur, geleidelijk nu gekomen is
tot het hoog-rustige plan, waarbij alle stre
berei en literair-doenery vervalt en die
kalm kan zeggenge hebt me te nemen zoo-
als ik ben."
„Buysse's intrede in onze literatuur was
zeer stevig. Hij begon met „De Biezenstek
ker" een prachtige, realistische schets, en
bereikte in dat soort zijn hoogtepunt mee
,,Het Reoht van den Steilke", die kloeke
uitbeelding van harde werkelijkheid, van
stug-primitiof leven op het land. Hij giog
dan met een neerwaartscho lijn over
„Sohoppenboer" dalen naar een romantiek
als „De Leeuw van Vlaanderen", werk dat-
bleek te zijn grof van psychologie, onzuiver,
van zinsbouw, een mengeling van realistiek
en van in ieder Vlaming aanwezige melodra
matische verhaalmotieven, en waarvan men
de uitkomst niet vrij van banaliteit kon noe
men."
Ï9)
Hij was mij een paar malen voorbijge
loop en en had mij telkens van ter zijde een
blik toegeworpen. Plotseling bleef hij vóór
mij staan;als iemand die een besluit geno-
Jtnen heeft.
„Heeft u lust wat mét me te keuvelen
tvroeg hij. „In zulk een elkndig gat moet
men toch trachten op de een of andere ma
nier den avond door te brengen."
„Juist, wat ik zooeven dacht," gaf ik
levendig ten antwoord. „Het zal mij een
groot genoegen zijn, kennis met a te ma-
Ikën, mijnheer. Willen wij hier in den hoek
gaan zitten?"
Paul Harvey viel op een sofa neer, die
tegen den wand stond en ik zette mij te
genover hem op een stoel. Tusschen ons
stond een klein, rond tafeltje. De kcllner
bracht een dampend glas grog.
„Dat ziet er verlokkelijk uit," merkte
ik vroolijk aan. „Ik kan niet beter doen
'dan u gezelschap te houden."
Harvey beval den man een tweede glas te
brengen.
Nadat de bediende zich verwijderd had,
'ging hij voort met te schelden op de mise
rabele plaats en te mopperen over het
N iWeer, dat toch den geheelen dag zeer mooi
tWas geweest. Ik probeerde het met eenige
toespelingen op de gebeurtenissen van den
dag; maar hij gaf af op alle politiek met
ïooveel kracht-, dat ik maar heel gauw van
dat thema afstapte. Het was geen aange
naam persoontje, die Paul Harvey, iemand
met een slecht geweten.
Ik probeerde het terrein nog verder te
verkennen. Daarna stelde lk mij voor, want
ik was van meening, dat de toebereidselen
nu lang genoeg hadden geduurd.
„Mijn naam is Barry," zeide ik; „Bar
ry, van Londen. Mag ik weten, met wien
ik het genoegen zal hebben, den avond door
te brengen?"
„'Mijn naam is Harvey Paul Harvey -
en ik schaam mij dien niet."
„Natuurlijk niet, waarom ooik zoudt go
u schamen? Mag ik weten of u familie i3
van den heer Arthur Harvey, in Southend?
Ik vraag dat maar, omdat u wel iets op
dien heer gelijkt."
„Die man is mijn broer," klonk het ant
woord.
„Inderdaad? Dat is wei merkwaardig.
Ik trof uw broeder een dag of a«cht gele
den te Parijs aan. Of wacht eensneen,
zóó lang is het nog niet. Vandaag hebben
wij Vrijdag; hét moet jongstleden Dins
dag geweest' zijn. Ik was zeer verwonderd
hem te Parijs te ontmoeten en tooh weet
ifc heusch niet, waarom mij dat verwonder
de."
„HmT'zei mijn kameraad, terwijl hij een
sigaAr aanstak.
„En hoo maakt uw goede tante het, juf
frouw Raynell?''
Harvey verschoot van kleur. Hij sidder
de a<«n zijn geheele lichaam en had moeite
op zijn plaats te blijven zitten. Ik sloeg hem
soherp gade.
„Het gaat haar heel goed, die oudo, gie
rige Togelverechrikker. U. aohijnt de beele
familie te kennen, mijnheer Barry, en toch
heb ik nooit van u gehoord
„O, zeker, uw familie iken ik van zeer na
bij. Maar u moet juffrouw Raynell niet la
ken wegens haar spaarzaamheid. Elke pen
ny, dien zij opspaart, komt u later ten goe
de, nietwaar?"
Paul Harvey sloeg met de vuist op de
tafel.
„Neen, dat is niet het geval!" schreeuw
de hij. „En als u zoo goed met mijn familie
bekend waart, als ge voorgeeft, zoudt ge
dat niet hebben kunnen zeggen, Arthur is
haar erfgenaam. Hij is dat altijd geweest.
En ala er ooit iemand profijt trekt van haar
dood, dan is het Arthur. In mijn belang zou
het zijn, haar zoo lang mogelijk in het leven
te houden."
Hij had deze laatste woorden meer voot
zichzelven gesproken, maar ik had ze toch
duidelijk verstaan.
Dat gezegde verwonderde mij meer dan ik
mijzelven wilde békennen. Ik twijfelde niet
aan de oprechtheid van den jongen man.
Er lag in heel zijn voorkomen een rywe op
rechtheid en rondborstigheid. Misschien was
hij wat al te zeer een fl puit, gelijk hij
zeker wat al te rond was.
„Laten wij er niet meer over spreken",
zeide ik. „Wenscht u nog een glas? Dan
zal ik er om schellen".
„Heel goed! ik dank u en houden wij
met die praatjes op. Speelt u kaart?"
„Lk ken enkele spelen", hernam ik, niet
zondeT eenige aarzeling. Paul Harvey
scheen mij nu juist niet het aangenaamste
gezelschap toe, om te kaarten.
„Mooi zoo! Heidaar, Robert, vlegel, gauw
de kaarten hier t"-
De kaarten werden gebracht en wij wer
den het' eens omtrent een spel. Harvey
speelde goed, maar hij dronk te veel. Toen
hij de kaarten schudde en gaf, trok iets
mijn aandacht, waarop ik niet gerekend
had. Als ik het goed zag, was hij niet
•linksch.
XV.
Wij speelden een poosje met ijver voort.
Ik won en dat verbeterde natuurlijk Paul»
stemming niet. Hij bestelde nogmaals een
glas grog.
Nu en dan wisselden wij een paar woor
den over het spel en Harvey bromde, als
hij slechte kaarten kreeg of wanneer het
geluk mij bijzonder begunstigde. Met een,
naar ik vrees, onheilspellende uitdrukking
in mijn oogen, keek ik naar zijn loerend ge
zicht. Ik verafschuwde dien dronken
schurk, den laffen moordenaar eener weer-
looze oude dame. Ik behoefde slechts één
woord te spreken en de kerel lag in de ge
vangenis. Wat trilde zijn hand, waarin hij
de kaarten hield, en wat staarde hij akelig
voor zich uit l
Ik hief mijn glas op. Het was nog meer
clan half vol, want ik ben een matig drin
ker.
„Daar u mij zeide, dat het in uw voor
deel was, wanneer zij lang blijft leven,
drink ik op de gezondheid van juffrouw
Raynell," sprak ik met nadruk, en die van
mejuffrouw Simpson."
„Dank u," mompelde hij, zonder zijn glas
aan te raken.
„Mejuffrouw Simpson," begon ik weer,
de bekoorlijke..."
Er had een merkwaardige verandering
met Paul Harvey plaats. Hij veranderde
eensklaps in een gentleman.
,,'Ik ben niet van meening, mijnheer,"
viel hij mij op hoogen toon in de rede, „dat
onze korte kennismaking u het recht geeft,
den naam van deze jonge dame in het om
derhoud te mengen. Wees zoo goed een
ander thema voor het gesprek te kiezen. Ik
acht' mejuffrouw Simpson te hoog, om haar
tot het onderwerp van een herbergpraatje
te maken."
Ik was een weinig verbluft, maar erg op
gewonden. De algeheele verandering i'n de
stem en manieren van Harvey gaf mij te
denken.
„Hij bemint mejuffrouw Simpson," ze»
ik bij mijzelven, „maar zij is de verloofde
van zijn broeder."
Hij verlangde een ander thema voor het
gesprek. Goed, hij zou het hebben. Mijn
volgende woorden werden meer uit ge
belgdheid gesproken, dan uit een betere
beweegreden. Wij allen zijn menschen en
hebben onze zwakheden.
„Het verwondert mij niet, dat n mejuf
frouw Simpson hoogacht," merkte ik onder
het kaartgeven aan. „Maar wat zal er van
haar hoogachting geworden zijn, sedert zij
onlangs een blik wierp in uw zwarten
koffer?"
Paul Harvey liet zijn handen met de
kaarten er in dalen en week mij een oogen-
blik aan, al3 wist hij niet' hoe hij bet had.
(Wordt VjWToigd.)