V •Jz. zk. mm RECEPT. STOFGOUD. AIiX.ESZtZ.EI. No. 15691. Een PaaschstacSef. 15 April. Anno 1911. jiiTiijiiJiijiini iiiiïi jiitïi M ZONDAG5BIAD* VAN HELT 'f' IÊID5CH DAGBIAD 111- uitrusten zooals de zwartkop, de braam- sluiper, de grasmusch, di© thans overal onze bosschen en landwegen met hun gezang op- vroolijken. Tegen 19 April komt de veel- bezongen zangerkoningin, de nachtegaal, die ons door haai* heerlijk zuivere stTophen reeds aan 'de komende Bloeimaand doet denken. Met nog eenige bekende tuin- of parkvogels, zooals de merel, de zanglijster, de vink, de vliegenvanger, e. a., en enkele heidevogels, als fazanten, korhoenders en patrijzen, vormt zij een voornaam deel van onze vogelwereld in April. Over een maand zijn bijna alle gevederde vrienden, die wij 's zomers ontmoeten, present, en hebben oi\ reeds eieren of jongen behalve de kwartel en d: griet; die leggen in de Mei maand niet. Vloeibare eieren. Daar eieren licht-breekbare waar zijn, is men op de gedachte gekomen ze van hun schaal te ontdoen en zóó te verzenden* althans, zoo het vervoer geldt, voor lange afstanden. In sommig© streken, bepaaldelijk in Ja pan, scheidt men daarbij bet wit van den dooier. Bij aankomst de verzending ge schiedt bijt*, in blikken busjes kan men beide weer in de gewenscht© ver houdingen mengen. De dooier wordt daarbij altijd in vloeibaren toestand gehouden, ge conserveerd door alcohol, suiker of boor- «uur. In het laatste geval wordt hij voor industrieele doeleinden gebruikt, het wit daarentegen wordt Ledroogd tot schilfers, ©n vormt bet gewone aJbumine van den handel, dat voor de bereiding van verschil lende voedingsmiddelen dient. Werpt men ten onzent bedorven eieren meedoogenloos weg, in China legt men laagsgewijs ganzen- en eendeneieren in welriekende ikruiden of in gebluscht© kalk, cn bewaart ze daar maanden lang. De dooier blijft daarbij vloeibaar; het echter stolt cn het geheel kleurt zich fraai groen en dan zijn zij voor gebruik gesohikt. Het schijnt, dat men gauw went aan deze versnapering, die bar naar haring riekt en naar erger smaakt. Automatische straataangevers. De wensch van het publiek, den naam van de volgend© tramhalte in plaat© door bet afroepen van den conducteur, auto matisch door duidelijk zidhtbare namen in den ©lcctrisohen tramwagen kenbaar te maken, is «onder twijfel bij het steeds was send verkeer in de groote steden tot een dringende behoefte geworden. Toch hebben pogingen, in dezen geest in Amerika aangewend, tot nu toe weinig sucoes gehad, omdat er o.a* beweerd werd dat een dergelijk apparaat de aandacht van het publiek afleiden zou van de in den tramwagen aangebrachte reclames. H. Alwies in St.-Louis heeft nu een toestel geconstrueerd, dat aan dit geop perd© bezwaar te gemoet komt; het ap paraat geeft nl. behalve den volgenden tramhalte-naam, telkens ook een andere annonce of reclame. De uitvinder ver meent, dat uit den huurprijs dezer recla me-middelen, de aanschaffings- en onder houdskosten van bet geheele toestel be streden (kunnen worden. De technische oplossing is betrekkelijk eenvoudig. Even voorbij elke tramlkalt-e 16 aan een der dwarsdraden, waarmee de stroomvoerendo arbeidsdraad is opgehan gen, een contactveer bevestigd, die op heb ogenblik, dat de trollistang die plaats passeert, aanstoot tegen een ander contact, dat aan de trollistang bevestigd ia. Hierdoor wordt een kort oogenblik een stroomketen gesloten, waardoor een re lais bekrachtigd wordt in het toestel. Dit relais sluit dan een tweede keten, waarin een electro-motortjc is opgenomen, dat de cylinders, welke de tramhaltenamen en annonces bevatten, verzet. De pal, waar mede dit relais gedurende dezen tijd vast gehouden wo*dt. wordt door den cylinder zelf weer losgekoppeld, als de volgende tramhalte-naam zichtbaar geworden is. Eierragoüt in schelpen. 4 eieren, dL. bouillon van een bouil lonblokje, 1 dL. melk, 30 gr. boter, 20 gr. bloem, 1 uitje, zout, peper, een weinig citroensap. Bereiding: Do eieren tien minuten ko ken, ze daarna even in koud water leg gen, pellen en in dobbelsteentjes snijden. Het fijngesnipperde uitje met de boter in een geëmailleerd pannetje roerende, heel licht bruin laten fruiten, daarbij de bloem voegen, langzaam bouillon en melk cn dit sausje, roerende, vijf minuten laten doorkoken. Er dan een weinig zout, pe per en citroensap bijvoegen en voorzich tig de stukjes ei er door mengen. Deze massa in met boter ingewreven schelpen doen, een dun laagje paneermeel er over strooien, op iedere schelp een klein stukje boter leggen en ze in den oven licht-brum laten worden. Liever dan liefde, dan geld, dan roem, geef mij waarheid. Ik zat aan een tafel, waarop rijke spij zen en wijnen in overvloed, en waar goede bediening was, maar waar oprechtheid en waarheid ontbraken; en ik vertrok hongerig van dezen disch. De gastvrijheid was zoo koud als de ijs-porties. Thor eau. Jlopinen buiten de werk plaats. Dirk is een goed werkman, maar geon aangenaam mensch. Kij doet zijn werk en de baas is over hem tevreden. De bel was geluid en sommigen verlieten de werkplaats, terwijl anderen in clubjes bij elkaar gingen staan. Dirk bleef als al tijd alleen en wierp zijn broodzakje op de bank, maar voordat hij zich neerzette, liep hij even naar buiten. Een der jongens nam het oogenblik waar, om zijn ei uit het broodzakje te nemen en daarvoor in do plaats een krijt-ei te stop pen. Dirk nam plaats op de bank als ge woonlijk en klopte met liet ei op de werk bank. Het kloppen hield aan en werd door geheel de werkplaats gehoord, daar geen geluid van beitel of schaaf de stilto ver stoorde. „Aannemen!" riep er een, „Stilte wat I" gilde een ander. Dirk stak het ei in het zakje en zou dan maar zijn brood droog nuttigen. Zijn stemming werd er niet be ter op De baas, van het geval onderricht, vond de aardigheid niet slecht, maar stond er op, dat Dirk zijn ei weder terug zou ontvan gen. Een paar uur later werd hij v^in zijn werk geroepen om elders hulp te verleeneu en zoodra was hij niet uit het zicht, of hot goede ei was weder in het zakje en het krijt-ei in het bezit van den leerjongen. 's Middags thuiskomend was hij nog zeer verstoord en moest zijn vrouw leelijke woor den hooren, hem zulk een ei gekookt te heb ben. Ten slotte wierp hij het ei haar naar het hoofd en het behang, dat hij verleden Zaterdag met zooveel zorg geplakt bad, draagt een vlek van eiergeel, zoodat het ontoonbaar is. Zijn vrouw verklaarde, reeds lang gemeend te hebben, dat hij niet geheel helder van geest is. Tegen zeeziekte. De heer (Petersen was van plan een korte zeereis te ondernemen. De goede man haat te de ze© in den grond van zijn hart en had aftijd, indien hij hetgeen zijn zaken dikwijls vorderden, zich aan de ongewisse baren toevertrouwde, zijn tol aan de natuur moeten betalen. Dezen keer echter besloot hij een nieuw middel tegen zeeziekte in practijk te brengen. Zoodra hij aan boord gekomen was, begaf hij zich naar kooi en sliep vast tot. den volgenden morgen. Hij voelde zich uiterst behaaglijk en kwam met een stralend gelaat aan dek. „Ik heb een zoker middel tegen zeeziek te gevonden, kapitein," deelde hij dezen mede „Je behoeft slechts, zoodra je aan boord bent, naar kooi te gaan en er niet uit te komen vóór je de plaats van bestem ming hebt bereikt. Ik heb het geprobeerd en ben er bijzonder over tevreden. Den ge- heelen nacht heb ik geslapen als een mar mot. Maar waarom lacht ui" „O, om niets," zei de kapitein, „maar juist toen wij vertrekken zouden gebeurde er een ongeval met de machine, zoodat we vannacht de haven niet verlaten hebben. De overige passagiers werden op een ander schip overgebracht, maar wij wisten niet, dat u aan boord was." Het nieuwe electrischlichfc. Student (tot collega, die onder het licht van een electrische booglamp staat): „Wat zoek je daar toch, Piet?" Piet (een weinig aangeschoten): „Wat hier gebeurd, is mag de drommel weten. Ik sta hier al over het uur te zoeken naar den lantaarnpaal, die bij die vlam daarbo ven behoort!" Boosaardige toevoeging. Dichter: „Zoo, gelooft u, dat het goed zou zijn, als ik een voorrede schreef voor mijn bundel gedichten?" Boekbandelaar„Zokerter veront schuldiging." V raag en antwoord. Vraag: Wanneer komt men zijn eigen sigaar tegen? Antwoord: Wanneer men thuis komt en zijn sigaar gaat juist uit. Eenige h e r n n e r i ng. Patiënt (na de operatie): „Professor, herinnert u zich nu heelemaal niet meer, dat u mij vijf jaar geleden ook eens ge opereerd hebt?" Professor (peinzend): „Ja, ja, uw lever kwam mij al dadelijk zoo bekend voor 1" Op school. „De sdhilder Rubens kon met één penseel streek een lachend kindergclaat in een schreiend veranderen." „Dat kan mijn vader met zijn wandelstok ook." B ij den kapper. Kapper (tot een klant)„U is heelemaal kaal, mijnheer 1" Klant (niet tot praten geneigd): „J&, daar ben ik mee geboren Haar waardeering. Het muziekavondje loopt ten einde; de vrouw des huizes verzoekt den beroemden tenor nog iets te zingen. „Graag, maar het is al laat. Misschieu hindert het de buren." „Ieder op zijn beurt... Zij hebben een hond, die ons dikwijls verveelt." Verkeerd begrepen. Hij minde het meisje, en gmg naar haar moeder, een weduwe, om toestemming tot het huwelijk to vragen. „Mevrouw Vermeen-," begon hij, met ont roerde stem, „ik ben gekomen om het heer lijk voorrecht van u te vragen, te mogen werken voor uw lieve dochter, voor haar te zorgen, haar een thuis te geven en..." Maar hij kwam niet; verder. De weduwe wierp zich met een vaartje in zijn armen. „O, Herbert!" fluisterde zij, „dat voor recht geef ik je graag 1 Je weet niet hoe ik gehoopt heb en verlangd naar een man als jij, om een vader voor mijn lieve dochter te ajal'i ^v^w)OOOOOCOOOOC<v^^^ Het was de Zatetrdag vóór Paschen van het jaar 188. De avond was reeds op de zwijgende aarde neergedaald, welke nu, na den ganscben dag beschenen te zijn geweest door de voorjaars zon, toch reeds, ondanks de licht© nacht-' vorsten van den scheidenden winter, de na derende lente scheen te voelen, en vroolijk reeds ademde. Nevelen stegen van haar op, als wierookwolken ten hemel gaande, den. plechtigen, aanbrekenden feestdag te gemoet, zilvcrglanzend in het licht der mat stra lende sterren. Rust heerschte alom- De kleine gou vernemen tsstad R- lag stil, in vochtig-koele nevelen gehuld, het oogen blik af te wachten, waarop van den hoogca klokketoron de eerst© slag zou klinken- Toch was het niet de stilte van den slaap; in het duister der schaduwen van doodsche, door menschen verlaten straten was reeds eenige voorbereiding voor den feestdag te bemerken nu en dan liep nog een laat opgehouden arbeider ©r haastig door, dien de naderende feestdag bij zwaren, moeizamen arbeid had overvallen, een enkele maal reed een voertuig bijna onhoorbaar voorbij, en dan volgde weer diepe, geruischloozo 6tilte. Allo leven had zich van de straten in do huizon terugge trokken, zoowel in paleizen als in hutten. Over de stad, over de gansche aard© zweelde de adem van opstanding en vernieuwing- De maan was nog niet opgekomen en de stad lag nog in de schaduw van den berg, waarop een donker, grimmig gebouw zich verhief. Do leelijke, regelmatige lijnen van het bouwwerk teekenden zich af tegen den helderen horizon, de ouderwotsche poort ver dween bijna in het duister van den muur, cn de vier hoektorens staken spookachtig in de wolkon. Daar daalde van den top van den koepel de eerste slag omlaag, daar ©en ^weede, een derdevan alle torens klonken de klok ken en hieven een harmonisch spel aan de tpnen smolten melodisch inoen tot een machtige, plechtige wijs, en zich verheffend tot den hemelkoepel, vulden zij dc ruimt© met heerlijke akkoorden. Daar klonk ook van het sombere gebouw op den berg een matte toon, zwak en gebroken, en beproefde evenals zijn krachtiger broeders zich tot den hemel op te heffen, ook zijn stem te doen weerklinken, en mede to zingen van vreugde en liefde en genade der menschkeid. ,Ver- geefsche moeite: als sidderend viel die toon ter aarde; wegstervend en zacht naklinkend in de ze© van aether. De klokkenmuziek verstomde, maar ge- luidlooze stilte trad nog niet in- Wel waren de tonen reeds lang in de ruimte weggestor ven, maar het klonk nog na, als het tril len van een geheimzinnige, onzichtbare snaar- In de huizen was het donker, slechts de ramen der kerken glansden helder- De aarde bereidde er zich. op voor, de woorden van vrede, van liefde en van broederschap te doen klinken, als alle jaren te voren- De donker© poorten van het oude gebouw gingen knarsend open. Een afdeeling soldaten trad met wapengekletter naar buiten, om. zich naar de wachtposten te begeven- Uit hun midden trad er een met afgemeten schreden naar voren, terwijl de afgeloste wacht dar del ijk in de door duisternis omhulde schaar verdween. Den langen muur omgaande, ver volgde de afdeeling haar weg en bij den post aan den westelijken uithoek, trad. een jong recruut naar voren om zijn voorganger af te lossen. Aan zijn bewegingen benrirkte men nog duidelijk de boexsche linksohheid ;j zijn jong gelaat droeg nog den stempel van den nieuweling, die voor het eerst op een verantwoordelijken post gesteld zal worden. Hij stelde zich op met het gelaat naar den muur en nam daarna het geweer op den schouder. Twee schreden naar voren doende, maakte hij rechtsomkeert, en ging naast den afgelosten schildwacht staan. Deze las, het lioofd even omwendende, werktuiglijk de ge wone verordening„Den post afloopenAcht geven! Niet slapen! Niet suffen!" terwijl da recruut gespannen toeluisterde, en een diepe uitdrukking van droefenis in zijn oogen lag. „Begrepen?" vroeg de afgeloste. „Ja wel!" „Dus opgepast," sprak hij streng. Daarna voegde hij er goedhartig aan toe: „Je bent toch niet bang voor spoken „Neen," antwoordde de recruut, „ik heb maar zoo'n eigenaardig gevoel." Bij deze kinderlijke woorden werd er ©ven in den lering der soldaten gelachen- „Daar heb je het „moederszoontje"," bromde verachtelijk de oude en commandeerde„Ge weer op schouder! Rechtsomkeert, marsch!" In den pas loopend, verdwenen de manschap pen om den hoek, en weldra waren hun scha-oden weggestorven. De recruut nam zijn geweer op schouder en begon langzaam, zijn gang. In do gevangenis verhief zicK met den laatsten klokslag een ongewoon leven- Als ware met dien klokslag werkelijk d© vrij heid op aarde binnengetrokken, zoo opendon do deuren der cellen zioh en haar bewoners, in lange, grijze jassen met den beteekenis- vollen vierhoek op den rug, kwamen er uit, .werden twee aan twee opgesteld en liepen zoo de lange gang door, om de hel der verlichte kerk binnen te gaan. Tusschen het geluid van hun gelijkmatige schreden vernam men het rammelen der kotenen en der wapenen. Bij het binnenkomen in do kerk begaven deze bleeke menschen zich op hun van tralies voorziene plaatsen- De gevangenis zelve is nu bijna leeg. Alleen in de hoektorens, waai- de cellen zijn van hen, die eenzame opsluiting moeten ondergaan, loopen dezen norsch en 6omber op en neer, van tijd tot tijd bij do deur stilstaande, om, met begeerige ooren, van het v^rre, nauwelijks verneembare gezang toch enkele tonen op te vangen, die uit do kerk tot hen doordringen. Daar is nog een cel, - waar op een hard leger een ziek© ligt De cipier, wien men heeft medegedeeld, dat de gevangene plot seling ziek was geworden, trad op hem toe, toen men zijn makkers naar dc kerk had geleid, en zich over hem heen buigende, zag hij hem in de oogen/ die in koortsigen gloed straalden en strak in de ruimt© keken- „Iwanow, hé, Iwanowriep de cipier hem toé» aa^r hii bleef onbeweeglijk m griet sleohts on verstaanbare klanken uit. Zijn stem was rauw; de van koorts gloeiende lippen werden met moeite geopend. „Morgen naar het hospitaal," beval de cipier, en verliet de benauwde oei; bij' de deur liet hij een der bewakers achter. Deze keek den zieke aandachtig aan en zeido hoofdschuddend; „Nu, jij landlooper, nu zal je wel genoeg rondgedoold hebben!" Daar hij er van over tuigd was, dat hier niets te bewaken viel, ging hij naar- de gesloten kerkdeur, om naar de preek to luisteren, etn boog zioh daar nu en dan ter aarde en kuste deze- De stilte in de leeg© o$l werd een enkele maal slechts onderbroken door de gefluisterde koortsfantasieën, welke de ziek© had- Hij, 'een nog niet oude en vrij krachtig© man, fantaseerde, opnieuw het verleden doorleven de, en zijn gelaat weerspiegelde de inner lijke smarten, welke hij doorstond. Het nood lot had een boes spel met hem gespeeld. Duizenden wersten over ravijnen en hooge bergen was hij getrokken, eindelooze gevaren had hij doorleefd, honger en dorst had hij geleden, hitte en koude doorstaan, en dat alles gedreven door het heimwee, door het brandend verlangen om het dorp, waar hij geboren was, terug te zien. Staande gehou den door het verlangen een maand, een week, ja slechts één dag met de zijnen door te brongen, thuis te zijn, zich thuis te kun nen gevoelen, al mocht er daarna ge schieden wat wilde moest hij daarna ook don verren wog weer teruggaan naar dè bergwerken in Siberië. Ternauwernood honderd werst van het doel zijner vurigste wenschcn verwijderd, v/as hij gevangenge nomen en in dezen kerker opgesloten- Daar veranderen plotseling dc trekken van den zieke. Zijn oogen openen zich wijd, zijn borst ademt vrijer, vxoolijke gedachten en beelden schijnen door zijn hoofd te gaan - Hot woud xuischt! Hij kent dit ruisclicn, dit vrije, als het ware zingende ruisclien. Hij begrijpt de taal van het woud en zijn boomon; zij klinkt in den majestueuzen pijn boom, met zijn denker groen hoog in de kruin, bijna in de wolken. Ook de dennen fluisteren zacht. Melodieus bewegen dc bonte loofboomen hun buigzame takken, de vrees achtige bladeren der csschen sidderen, de vrij in de lucht zwevende vogel kweelt ea jubelt, het beekje klatert vroolijk over boom stam en steenen, en stort neer in kleins watervallen en heel hoog volgen wolken van trekvogels den vluchteling uit de bergwer ken van Siberië, die in ondoordringbare hou den dwaalt- Als een adem van het voorjaai* waait het den gekerkerde tegen; hij richt zich op en haalt zwaar ademde oogen kijken aandach tig rond; plotseling schitteren zij van vreugde en ongeloof; hij, de ronddolende, de voortdurende vluchteling voor de streng© wetten van het land, de vogelvrij ver klaarde, hij ziet iets ongelooflijks voor zich: een geopende deur De machtige drang naar vrijheid doet hem zijn ziekte afschudden. De verschijnselen van koorts verdwijnen in een oogwenk bij de voorstellingen, welke zich aan zijn zieken en hoopvollcn geest opdringen, nu hij zich alleen ziet met de open deur- Het volgend pogen blik ataat hij op deg grond; de kpprtg- i Tx*yr r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 11