No. IE ©SO. X>EZDSCH DAGBLAD, Zaterdag: 1 April. Eerste Blad. Anno 1911 PERSOVERZICHT. Brieven uit Warmond. FEUILLETON. De war® soMdeg®. r Ook het „Utrechtseh Dagblad" heeft'het plan besproken van den heer P. Teunissen, om in eon nieuw maandblad. („D e Plattelandcdo wording eener Ne- tler 1 an d s c lio agrarische, p ar tij yocr 'te bereiden en. to bevorderen- Men zal daarbij de nooclige voorzichtigheid liebbén te betrachten, meent het ;,U t-Qfechts ch Dagblad",, want al wordt verzekerd,-dat men den agrariërs-naam begeert zonder de politiek der agrariërs te willen volgen, er dienon waarborgen gege- yen, dat het Duitsche voorbeeld niet zal worden gevolgd. Zeker, de velorloi groote ,en kleine veree- nigingen bij ons to lande op landbouwge bied zijn tot heden te kort geschoten om 'te zorgen voor oen doeltreffende bcdrijfs- cd'ganisatie, die den landbouw in staat moet. stellen eén invloed op de wetgeving uit te oefenen overeenkomstig zijn beteekenis.. (Wel worden de landbouwbelangen niet ge heel over liet hcofd gezien, door de beide Kamers der Stat cn-Gcnc raai, maar do be hartiging er van i3 niet in overeenstemming met de maatschappelijke beteekenis van het bedrijf. De eerste de beste rumoerige vak- verecniging vindt meer gehoor dan dc zwij gende boerenstand. Was er nu eenmaal een bedrijfsorgani- teatie, dan zou deze van zich af kunnen Spreken namens honderd duizenden en meer kiezers, en werd aan de rechtmatige ver langens niet voldaan, dan zou aldus de 'gedaèbtengang van den pleitbezorger in „De 3? 1 a 't1 e 1 a n d cr" de agrarische partij een beweging kunnen leiden en Regeering en Staten-Gencraai „mores." loeren. Hc4 „Utreehtsch Dagblad" ziet hierin het groote ge'vaar, dat. machtsvorming en machtsgebruik allicht tot- misbruik zul len leiden en in brutaal klasse-egoïsme ont. aarden. ïot heden was men hier to lando van graanrecliten-he.ffing afkocrig. Maar zal dat zoo blijven, als eenzijdig groepsbelang itot grondslag eener partij formatie wordt i gemankt? i Bedrijfsorganisatie valt slechts tos te juichen; maar men blijvc vreemd aan liet begrip eener „agrarische partij". De voor- deelen van de eerste zijn ook zonder het laatste te bekomen en voor do nadoelen van dat laatste moge Nederland gespaard blijven. JDe agrarische beweging, waarvan „D o Plattelander" de voorlooper wil zijn, <»lage' er in, om, los van de portij-politick, -den landbouwer te verlossen uit zijn staat van afzondering, en aan den boerenstand 'de rechtmatige plaats in te ruimen in het Zonnetje van den invloed. „De rust van het veld en de volkomen overgave aan het bedrijf zijn begeer ons waar dige gcedecren- Maar wie zal ontkennen, dat '«die afzondering ook haar kwade kanten heeft? De plaats van den mensch is onder de mensehen. De landbouwer heeft die woor den al te veel miskend en met en door zijn zelf gekozen isolement is hij al te veel ëcn vreemdeling geworden in de volle, veol- zijdige wereld rondom." In een driestar Een leemte zegt ,,H et Centru m" Dat er thans weer met eenigen s c h ij n van recht en redelijkheid kan worden aan gedrongen op het vormen eener agrari* s o h e p a r p ij, wijst op een leemte in ons partij-leven. AVij hebben in 'b kort gelijk wij bij 'vroegere gelegenheden reeds meer uitvoe rig deden onze bezwaren tegen zulk een •partij uiteengezet en behoeven daarop dus thans niet terug te komen. Ook meenen wij als vrij zeker te mogen aannemen, dat het ook nu bij een plan blijven zal, als in de dagen van mr. Haff- mans. l iWerd meer bereikt, dan ware een groote verbrokkeling te vreezen en zouden, naast 'de agrariërs, ook de andere standen zich' vermoedelijk spoedig afzonderlijk gaan Organiseeren, tot g'rooi nadeel voor onze principieel© partijverhoudingen. Het voorbeeld der agrariërs zou navol ging a inden bij de middenstanders, bij de arbeiders, bij de industrieelen, bij de amb tenaren, bij wie al niét De eenheid en noodzakelijke samenhang der partijen raakte len eenenmale zoek. Toch is het te voorzien, dat het niet de laatste maal zal zijn, dat op zulk een afzon derlijke groepeering wordt aangedrongen. En hier komen wij tot de leemte in ons partijwezen. Bij herhaling hebben wij reeds de wen- schelijkheid en noodzakelijkheid betoogd, om bij voorkomende vacatures in de Tweede Kamer en voor andere vertegenwoordi gende lichamen geldt ongeveer hetzelfde eerst de olgemeene vraag te stellen en te beantwoorden: Op welke wijze heb best in de ontstane vacature kan worden voorzien? Anders gezegd: met welk element onze partij in de Tweede Kamer, of elders, be hoort. te worden versterkt. Bij herhaling drongen wij daarbij aan op de verkiezing van een landbouwer, of land- bouw-specialiteit, gelijk wij ook de verkie zing van een medicus of hygiënist, van een militair, van een bekwaam arbeider in het belang achtten van de partij en van het land. Jammer echter, dat die algemeene prea labele vraag nog zoo dikwerf men kan bijna van een regel spreken terstond naar den achtergrond wordt gedrongen, en onmiddellijk de kwestie van den pe r s o o n op den voorgrond treedt, wat eerst m de tweede plaats zou moeten geschieden. Wanneer hierin geen verandering komt, dan is nog menige moeilijkheid te duchten en lijkt de mogelijkheid van verbrokkeling, ook in den boezem onze r partij, niet uit gesloten. De kath. partij meet niet 6<1 echts plaats bieden voor allen, onverschillig van welken stand, of positie, maar men heeft ook te zorgen, dat de verschillende elementen en groepen van personen, welke zij omvat en krachtens Kaar beginsel moet b 1 ij'v e n om vatten, behoorlijke vertegenwoordiging vinden in de openbare lichamen. Alle eenzijdigheid daarbij is uit den booze. En met name is de verkiezing van een afgevaardigde ter Tweede Kamer niet een enge pe rsone n-k w e s t i e, of de zaak van een grooter of kleiner kringetj e, zelfs niet uitsluitend de zaak van een d i s- t r i c t, maar raakt zij de g e h e e 1 e p a r t ij als zoodaing en haar verhouding tot het 'land. Het' Duitsche Centrum geeft ons ook onder dit opzicht een voorbeeld, dat over weging en navolging verdient. Onze vertegenwoordiging moet zooveel mogelijk de weerspiegeling zijn van het volk in al zijn. geledingen en rechtmatige stre vingen. Zij wordt dan in den vollen zin een volks vertegenwoordiging, die de kracht en de eenheid der partij garandeert. Onder het hoofd Grootheid van ziel zegt „Het Vol k" „Land. on Volk", het hoofdorgaan der vrijzinnig-democratie, brengt hulde aan enze (de sociaal-democratisch cd Kamerfractie y oen- haar optreden hij de behandeling der Ar beidswet. Dit verheugt ons;"want zoo menigmaal gaf het da-gblad der vrijzinnig-democraten blijk van benepenheid, van kleinburgerlijken ooncurr'entiegeesl:, van snoepwinkclpolit-iek, van toonbanklade-jaloezie. Men denke maar eens aan onze petitionn e men Isac bicvaai^ tegen „Land en Volk" met. dezelfde oudc- w ij venpraatjes kwebbelde als do kleine clc- iric.alo pers: Daarom doet het ons goed, dat er bekoe ling is bij „Land c n Volk". Men leze: „De sociaal-democraten hebben bij de be handeling van deze wet de mooie rol ge speeld. Vooral de hoer Schaper verdient daarvoor lof. Als zij nu maar niet opsnij den, dat geen „burgerman" iels voor do zaak voelde. Zij hebben met ongekende haast, blijk baar met dc bedoeling om anderen voor tc zijn, zcodra het ontwerp aan de orde was gesteld, alle amendeerbare bepalingen geamendeerd en aldus door een soort van krijgslist zich meester gemaakt van de lei ding bij het debat. Hulde voor de vlugheid!" Hcclemaal is de kruideniersgeest bij mr. Marckant er nog niet uit. Maar Keulen en Aken zijn ook niet gebouwd in één clag. Laat ons niet dadelijk het onderste uit dé kan verlangen. Het is al een heel ding voor de partij der hooggeleerde, hoogwijze, der alles wetende en alles kunnende lieeren, dat de socialisten hij een hervorming der ar beidswet hen in do schaduw, stelden. Overigens hadden de heeren zelf nog vlug ger kunnen ,zijn dan onze partijgenooten.. Het eindverslag over het ontwerp is uit gebracht op 20 Ootobcr 1910. Van af dat oogenblik kon men zich met het ontwer pen van amendementen bdzig houdcii. Vóór de Kamer Kerstvacantie ^kreeg, heeft de president de hoeren gewaarschuwd, dat de Arbeidswet onmiddellijk na hot reces aan de orde zou worden gesteld. De soc.-dem. amendementen verschenenv 9 Februari. Wanneer de grootheid van ziel, die bij den heer Marohant' begint te ontwaken, eenmaal is volgroeid, zal rij hem wellicht ook tot wat meer activiteit ten aanzien van ar beidersbelangen brengen. „H et Huisgezin" schrijft over u i t. b rei ding van den leerplicht: Opmerkelijk is, dat opeens velen ter rechterzijde zich voor uitbreiding van den leerplicht, zelfs tot het veertiende jaar, verklaard hebben. Tien jaar geleden was men nog om een zeer zacht woord te bezigen schuw voor het beginsel, en thans gaat men even ver als sociaal- en vrijzinnig-democraten. Voor het oogenblilk is de zaak, die in direct. éven aan de orde geweest is, weer van de agenda afgevoerd. Maar niet voor lang. Zij komt terug zooctea minister Heems kerk zijn herziening der Leerplichtwet indient. Bovendien' is een wetsontwerp van de sociaal-democratische Kamerfractie op komst. Nu moge men bij de uitbreiding van den leerplicht drieërlei in liét oog houden. Vooreerst of voor alle kanderen onder wijs tot veertien jaar noodzakelijk is en de Staat het recht heeft aan allen leerplicht tot dien leeftijd op te leggen. Op de tweede plaats of voor allo kinde ren verlenging van iliet gewone school onderwijs met twee jaar voor hun toe komstige bestemming het incest gewenscht en het meest nuttig is. Op de derde plaats, dat uitbreiding \un den leerplicht, naar een Kamerlid-school opziener heeft uitgerekend, circa zes mil- li-oen zal kosten. Het kon, wanneer men de zanik nader en dieper gaat bezien, wel eens blijken, dat. de instemming-betuiging met uitbrei ding van den lecrplicï|t voor allen wat te vroeg was afgelegd. Inzake het gewijzigd ontwcrp-B a k- kerswet spreekt „D e N i e u w e C o u- r a at" de hoop uit, dat het- nieuwe ont werp alsnog worde gowijzigd, in dien zin dat de mogelijkheid geschapen wordt tot 'b zich combineeren van verschillende kleinere bakkerijen tot één grooter bedrijf. Dan zal zij ineent het b!ad een in vele opzichten goede en heilzame wet zijn, want zij zal het dubbele groote kwaad in het bakkersbedrijf bij. den wortel aantas ten, zij zal het bedrijf in zijn geheel niet ontwrichten en niet dwingen in een rich ting, waarin men moet hopen, dat het be drijf in de toekomst zich liefst niet zal be wegen uitbreiding van de kleine zaakjes. De kleine bakker, die naar expansie van zijn onderneming streeft, zal bij zijn pogen alsdan den wetgever niet tegenover zicb, maar naast zich vinden. Hij zal alsdan zijn zaak op den voet van ploegenwisseling kun nen inrichten of zich met vooruitstrevende collega's onder goede voorlichting kunnen ver eenigen tot een met ploegen werkende associatie. Bezwaren blijven overal, maar bij een re geling als hier bedoeld zal de wetgever den juistcn regel van wetgeverslk'unst volgen, dat de ware gelijkheid niet bestaat in ge lijke bejegening van allen, maar in onge lijke behandeling van ongelijke grootheden, dat is in het rekening houden met de ver schillende toestanden, die verschillend© wet. telijke normen eischen en rechtvaardigen. Moge zoo hoopt het blad de Tweede Kamer in die richting een oplossing zoe ken voor de ernstige bezwaren, die de wet gelijk zij nu voor ons ligt-, oplevert, en mo ge de Minister in die richting met de Volks ver tegen woordi ging meewerken. Dan zou deze laatste ontkomen aan het alterna tief: hetzij een wet aan te nemen, waarbij aan groote belangen ernstige schade wordt berokkend, hetzij haar te verwerpen en aldus grove misstanden in een deel van liet bedrijf te laten voortbestaan. ,,D e Nederlande r'teindigt uit voerige beschouwingen met het uitspre ken van de hoop, dat de Minister albhans niet onverbiddelijk zal blijven staan op zijn standpunt, den alleenwerkenden pa troon den nachtarbeid te verbieden en den gezel té straffen als hij langer werkt dan de wet toelaat. ,,Heol groot is onze verwach ting evenwel niet! In elk geval hopen wij, dat de Kamer het belang van het geheele bedrijf, bakkers zoowel als gezellen, groot zoowel als kleinbedrijf, zal weten te stel len boven elk ander belang!" XXVI. Hoe kort dc tijd. wélke iussch.cn dezen en loijn vorigen Brief is vers (.reken, moge zijn, er is zooveel en zooveel belangrijks af gespeeld, dat er alle roden is zoo spoedig dezen Brief to doon volgen. Stemde mij hetgeen raijn vorig schrij ven betrof niet zoo bijzonder prettig, ge lukkig werd dio scheidiiigsmaTsch te vroeg geblazen, en bestaat er alle hoop, dat wij 's burgemeesters ontslagaanvrage ingetrok ken, do toestemming tot uitwoning verleend, den burgemeester voor on/.e gemeente behou den zullen zien. De omvang van een verslag -eener Raads vergadering kan natuurlijk niet van dien aard zijn, dat men een geheel volledige lezing krijgt van elke kleinigheid, daarin voorge vallen en bovendien gedroeg do verslag gever zich uiterst kicsch, door heb in te groote opwinding gesprokene, waarvan men zich altijd geen rekenschap kan geven, wij selijk achterwege to laten- Er werden toch harde, maar ware woorden gesproken- Ten koste van mijn pseudoniem (of eigen lijk niet,, want" ik vertrouwde het toe aan een betrouwbare) heb ik mij eons zeer nauw keurig laten inlichten en iemands gevoelen omtrent do vergadering gevraagd, welke zoo buitengewoon was en zoo'n bijzondere be langstelling heeft gewekt, dat niet eens het Dagblad kon afgewacht worden, om den uitslag te liooren- Daaruit putteud, kan ik het volgende neer schrijven, dat als een „nabetrachtingop die vergadering kan beschouwd worden- Do Voorzitter liet hij het openen der ver gadering goed uitkomen, ja, hij gaf later nog openlijk tc kennen, dat hij wasgêschrdk- -ken van de motie, wolko zoo scherp gesteld was, en waairvan hij wei direct dc gevolgen overzag, doch nog niet bepalen leotte Van dat scherpe, dat lnj er zelf niet in zag, wilde de indiener niet Itooren, én. toen, wat verkeerd was, vielen woorden cn woud men zich oniioodig op, cn werd van „in vertrouwen gesproken" dingen mededec- ling gedaan, die, urn het prestige van personen en zaken, heter achterwege hadden kunnen blijven. Het gesprokene kon over 't geheel zeker niet gerangschikt worden on der datgene, wat in liet algemeen belang van do gemeente wordt gesproken. Ook niet geacht worden te zijn tot bevordering van de goede verstandhouding onderling. En toch, het lichtte den sluier op, en dood zien pp welke wijze en in welke richting gewerkt wordt als iets van beteekenis ondernomen wordt of een belangrijke zaak tc behandelen komt. Nu is liet in 't minst niet dc bedoeling te zeggen, dat ongeoorloofde handelingen ziju gepleegd, of dat een verboden weg is be wandeld; doch dut vooraf niet alle leden waren ingelicht, is zoo dadelijk nog niet goed te praten. Vare liet geheel een partij-vergadering geweest, doeli dat kan het niet. geweest zijn dan ware er weinig tegen te zog gen; doch nu hadden diegenen, die niet er kend zijn, tooh wel eenig recht van spreken'.: t Dat dit mot opzet is geschied, en of dit;- als do zaak niet zoo'n ernstig karakter had' aangenomen, wel als zoodanig gevoeld zou- zijn, zeker niet; doch or is een onwillokeui rig verzuim gepleegd, en daarover moest' men elkaar in zoo'n vroed gezelschap toch' niet al té .lastig vallen. Do geheele indruk, dien mén van de ver gadering kreeg, was, dat men niet den omë vang en do gevolgen der motie heeft kun nen gissen, en dat de indiener zoowel al* do voorstemmers, uitgenomen céii uitzond©* ring, die do schaal niet kon doen overslaan, spijt hebben van het genomen besluit, cu: liever den burgemeester behouden, al woont] hij .elders, dan hooi als zoodanig zien lieeiv gaan. Dat do burgemeester ocliter eveneens voor; zijn gemeente en gemeentcnaren veel voelt*, en gaarne hot bostuiu* in handen houdt, blijkt uit zijn verklaring, dat hij tegenover allen, geen -enk-den uitgezonderd, niet van stand-: punt zal veranderen, en alles wilde terug»; gebracht zien tot oen '„misverstand." 't Had beter geweest, aldus mijn zegs-i _man, dat men wat meer godacht had aan het spreekwoord: „Zwijgen is goud en spro ken is zilver", waarvan één der aanwezigen nog zoo'n prijzenswaardig voorbeeld gaf. Voor den burgemeester moet bij al dat! meer of minder aangename, hetwelk die voiv gaderiug gaf, het zeer aangenaam zijn, dat men zoo ondubbelzinnig blijken gaf van goede* gezindheid voor zijn persoon, en do llaad heeft-, achteraf de verschillende ingezetenen! gehoond, juist de opinio'Van dézen voor gegeven. Niet weinigen Jicbbcn dan ookmet ge noegen vernomen, dat de burgemeester zat gedaan zien te krijgen, dat zijn onts lagan ik vraag worde te niet gedaan, cn aan het verzoek, van den Raad zal gevolg gogevert worden, dat do Raad nu heeft uitgesproken. Als wij even verder teruggaan, herinner ik mij nog, dat vroeger èn burgemeester èn secretaris to Leiden woonden, on das toen gezegd word, als dan ten minste dor secretaris nog maar in do gemeente was, men er vrede mee zou hebbenwaarop des tijds do heer Monnik zich te AVarmond ves-» tigdc. En als men nu weet, dat do togen-: woordigo gemeente-secretaris vlak naast „Middendorp" woont, cn steeds voor all ei en voor iéder klaar staat als het noodig is. geregeld op alles en overal toezicht iiite oefent; dat do burgemeester soms driemaal op één dag do gemeente bezoekt, bijna clkon! clag voor ieder is te spreken, bij elk voorn val of elke gebeurtenis van bet-cekcnis pres sent is, clan is eigenlijk voor hier hot be-: zwaar niet zoo groot als liet eigenlijk wol lijkt, en dc grootte, waartoe het opgeblazen wordt, wel een beetje „zcepbclachtig." Door hen, die voor het linancioolo voori doel opkomen van dc gemeen tenoren, magj niet .uit heb oog verloren worden, dat, ais! in veel later tijd het burgemeesterschap mot dat van secretaris, zooals vroeger, wrêu.1, eens in één persoon vereenigd werd, men ér geen gezin méér doof in dc gemeente krijgt. Dan is het bovendien nog lang nioU buitengesloten, neen! ik kan het wol ycf." zekeren, dat do burgemeester nog wel den gelijk eens hier zal komen wonen. Dit wacht' enkel nog maar nu zal ik cans uit daj school klappen cp do verbetering dér riolocring. Als n.l. tie gelegenheid er zi^ zal, dat men zonder over plassen on slootj te moeten springen, bij regenachtig mi van het station het clorp kan bereiken, kf men weten, dat die tijd nabij is. SPECTATOR. S fitiadcrlierstclIingK- en Vacantio- kolonies. Op de volgende data worden de kolonie- huizen van het Centraal Genootschap ge opend Zwartendijk, te EgmoncTnan Zee: 13 Mei. Kerdijk en Zeehuis te Egir.ond aan Zee- 20 Mei. Noordwijk, te Noordwijk aan Zee: 19 Mei Weezenkas en Kinderhuis, te Nunspect: 12 Mei. Zonneheuvel, te Hoeven (N.-B.): 12 Juli. 2) Ik stond thans clioht achter de beide da mes. De taankleun'ge kommies was nu teruggekomen, had de kleederen en het lin- 1 nengocd doorwoeld, een minzame beweging met de hand gedaan en was vervolgens naar den zwarten koffer getreden, waarvan men het touw verwijderd had. „Den sleutel," zeicle een der kruiers, „geef mij alsjeblieft den sleutel." De jonge dame reikte hem een koperen sleuteltje aan een ring met nog eenige an- dere sleutels toe. De man stak het in het slot, maar kon dit niet omdraaien. ,,Dht is de verkeerde sleutel/' zeide hij. Een ander beproefde het met geweld; maar l ét wilde niet lukken. Hij wilde een anderen sleutel van den ring probseren, 'doch de dame hield hem met een vlugge beweging daarvan af. „Dat is de juiste sleutel," zefde zij mei' nadruk. „Ge behoeft het slot niet' te be schadigen." Men beproefde opnieuw, tevergeefs! „Breekt den koffer open/' beval de be ambte met zachte stem „bét! is de goedo sleutel niet." Zonder aarzeling werd liet bevel uitge roerd, in weerwil van het verontwaardigd protest'der bejaarde dame. De jonge miss verzette er zich niet tegen/Nadat zij één- inaal. vruchteloos zich in de zaak had ge mengdbewaarde zij een hooghartig zwij gen. Het slot werd met geweld verbroken en het deksel verwijderd. Een witte handdoek bedekte den inhoud van den koffer; hij was niet gelijkmatig uitgespreid, maar ver toonde kleine verhevenheden en kuiltjes. De groote, met rood katoen gemerkte let ters E. R. vielen terstond in het oog. Een der mannen trok den doek weg en ik trad nieuwsgierig naderbij, om te zien, wat zich in dezen merkwaardigen koffer bevond, clie hun zooveel moeite had veroorzaakt. Het was een zonderlinge, ineengediukte massa, oogenschijnlijk een pak, gewikkeld in een zwaren doek of sjaal: het was liet lijk van een mensch, van een in het ziyart gekleecïe vrouw. Nimmer - zal ik dat oogenblik vergeten. Nu nog beeft mijn hand van zenuwachtig heid bij het schetsen van dien onizettenclen indruk. In den koffer was niets anders dan de handdoek en het lijk, dat men met geweld in deze geïmproviseerde kist gewrongen lïad. Het hoofd was tot op de maag naar beneden geduwd; de voeten hacl men om gebogen. De geheele gedaante was stijf ge worden in dien onnatiuirlijken toestand en de menschen hadden de grootste moeite, haar er uit te nemen. De inhoud van den koffer had mijn aan dacht dermate in beslag genomen, dat ik mijn omgeving er heelemaal door vergat. Thans keek ik om mij heen en zag, dat de oude mevrouw bewusteloos geworden was en op den vloer lag, zonder dat) iemand op haar lette, en dat de jonge dame, doods bleek en als versteend, met wijd openge sperde oogen naar het lijk staarde, dat de kruiers op de toonbank hadden neergelegd. Alle reizigers, die zich nog in de zaal bevon den, drongen nader en slieten kreten van schrik en afgrijzen uit. „We moeten er een eind aan maken," zeide een der beambten, na van zijn eerste verrassing eenigszins bekomen te zijn. Verscheidene politie-agenten, die zich steeds om en bij de deur ophouden, traden nader en bevalen allen aanwezigen zich te verwijderen. Het lijk werd weggedragen en de twee dames werden in hechtenis geno men. De oudste was nog altijd bewusteloos en meest uit de zaal gedragen worden, de jongere daarentegen slapte bleek en kaars recht tusschen twee politie-agenten mij voorbij. Voorloopig bracht men haar door een zijdeur naar een ander gedeelte van het gebouw, terwijl ik door den aandrang der reizigers naar buiten werd gestuwd. Daar zag ik mijn echtpaar een vigilante binnengaan en hoorde dat de koetsier bevel ontving hen te brengen naar het) „Grand Hotel." II. Nu ik wist, dat het echtpaar, hetwelk ik nagaan moest, goed en wel in liet' Hotel zat, slenterde ik achteloos den boulevard langs, steeds denkend over het tooneel, waarvan ik toevallig getuige was gewor den. Eerlijk bekend, interesseerde ik mij veel meer voor de twee dames, wier onverwachte inhechtenisneming ik mede had aangezien, darr voor de lui, de het kantoor aan mijn zorgen had toevertrouwd. Doch hoe weinig belangwekkend die zaak mij ook toescheen, de uitvoering er van moest ik op mij nemen, daar ze mij nu een- j maal door mijn principalen was opgedragen. Waar het voor mij vooral op «aankwam, was, dat ik een paar dagen te Parijs werd opgehouden en mij veel vrije tijd tér be schikking gelaten werd. Met nieuwen ijver verdiepte ik mij in het oplossen van het geheim, dat toevallig te mijner kennis was gekomen. Twee volkomen argeloos uitziende Engel- sche dames, die met tal van even argeloos uitziende bagage van Londen naar Parijs reisden en in een harer koffers het lijk van een mensch' meevoerden, was zeer zeker geen alledaagsche gebeurtenis. AVat stak daar achter? Ongetwijfeld een moord, welke op de merkwaardigste wijze toevallig werd ont dekt. Een moordEen detective vraagt ter stond: Door wien werd die moord bedreven'? Dit is de eerste, de natuurlijkste vraag, welke zich aan hem opdringt vóór alle an dere vragen, die op den vermoorden per soon betrekking hebben. De identiteit van het lijk kan waarschijnlijk ook morgen nog geconstateerd worden, doch wellicht is het dan reeds te laat om den moordenaar te vatten. Dus: Wie deed het? Wie is het? Deze twee vragen oehooren bij elkaar, maar in het brein van den deteotive ver dient de eerste de voorkeur. Voorloopig bood zich voor mij geen gele genheid aan, om ook maar één dier vragen te beantwoorden; doch ik kon héb niet laten, ze mij telkens opnieuw te stellen. Twee vrouwen en haar dienstmeisje doch laten wij dit laatste een oogenblik buiten aanmerking waren in hechtenis genomen wegens een lijk, dat in haar bezit werd gevonden. Wat wist ik van die vrou wen af Zoo goed als niets, /.al men zeggen. Zeer juist, en toch in mijn betrekking, wel ke ik destijds bekleedde, zeer veel. In de eerste plants wist ik haar namen: of althans den naam, waarmede zij zich noemden. Op tal van opgeplakte bagage- adressen had ik gelezen „Mevrouw O.Simp son, passagier van Londen naar Parijs." Klaarblijkelijk was de bejaarde dame me vrouw Simpson, of zij had ten minste on der dien naam Londen verlaten. Ten twee de wist ik, van waar zij kwam, althans van waar zij het laatst gekomen was. De beide dames en de koffer met het lijk waren dien morgen tot omstreeks elf uren in Londcg geweest. Bovendien kende ik de nadere omstandig heden der ontdekking en ik ging die nog maals zorgvuldig na. De vraag, waarop liet aankwam, was deze: Natuurlijk is het onmogelijk nu reeds té zeggen, wie den moord bedreef, maa.T het loont hier wel de moeite elk dezer beide vrouwen af/mier-» lijk na te gaan en een mogelijke „affaire" uit haar te spinnen. Met de bejaarde clam» is men gauw klaar. Ilaar gedrag tijdens het; opzienbarende tooneel, ja haar geheele u r- soonlijkheid -schenen het denkbeeld buiten te sluiten, dat zij de moordenares was. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5