ffo.fSöTC. EEIDSCH ÖAGBIjAD, Woensdag1 29 Maart. Tweede Blad, Anno 1311 Buitenlandsch Overzicht. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Koi*t gelult. De con&titutioneele kwestie in Enge land geniet nog steeds vacantie in afwaoh- ,ting van de derde lezing van het veto-ont werp. Ook is het met de gezondheidstoe stand van de kopstukken der partijen nog niet zoo gunstig gesteld, dat ze al weer te gen de emoties van den parlementairen strijd bestand zijn. Behalve Crewe, Lans- downe en Lloyd George is nu ook Austen Chamberlain ziel* geworden. Hij zal een week of vie<r rust moeten nemen. Wat be treft het hervormiogsontwerp van Lans- downe, deze heeft meegedeeld, dat het hem niet mogelijk is het- in te dienen vóór Pasehen daar hij heeft ingezien, dat elk hervormings-ontwerp het koninklijk prero gatief van de peers-benoeming raakt. Hij kondigde aan, dat hij in overeenstem ming met hetgeen vroeger is geschied en met het parlementair gebruik, den 30sten Maart zal voorstellen een adres aan den Koning te richten, waarin Zijne Majesteit wordt verzocht met het oog op de hervor ming van het Huis goed te keuren, dat. een wetsontwerp zal worden ingediend tot be snoeiing van het koninklijk prerogatief t:n. opzichte, van de benoeming van peers. Uit Italië niets dan feestberichten. De Koning heoft reeds geantwoord op de telegrammen van zijn buitenlandscbe oos telijke collega's. In antwoord op Keizer Wilhelm's telegram heeft hij gezegd, dat het verbond der beide volkeren steeds een krachtige waarborg zal zijn voor het be houd van den wereldvrede. In zijn antwoord aan Keizer Frans Jozef zeide de Koning, dat hij diens vertrouwen deelt in de verwezenlijking van het edele vredeswerk, dat aan beide volken is opge legd. Al dat ooquetteeren met den wereldvrede wordt nu en dan wel eens wat eentonig. Het doet dan ook heel wat frisscher aan, als we Jiet telegram van onzê eigen Koningin le zen, die zonder onnoodigen omhaal een eenvoudigen en hartelijken gclukwensch heeft gestuurd. Het vele geschrijf in de Italiaansehe pers over de opneming van socialisten in het nieuwe Kabinet kan nu gestaalkt worden. Bissolatti en zijn vrienden hebben Giolitti medegedeeld, dat zij, na rijp overleg, geen deel kunnen uitmaken van zijn ministerie, omdat zij zidh liever niet willen onderwer pen aan de representatiepliohten in het hofceremonieel, die in dit jaar bijzonder drukkend zullen zijn. Zij hebben echter be loofd Giolitti te steunen. Bissolatti heeft in een interview nog oens herhaald, dat de politiek van Giolitti zijn volle instemming heeft, maar dat het eeni ge bezwaar van hem om in het kabinet zit ting te nemen is, zijn afkeer van het repre sentatieve eeremonieël. Telkens in een rok of gekleede jas te moeten klimmen, bevalt me niet, zeide hij.; ik heb nog nooit zulke kleedingstukken .bézeten en wil ze ook nu niet. hebben. Onder buitengewonen t-oeloop van het pu blish is Maandag in de S p a a n s oh e Kamer het debat over de Ferrer-zaak be gonnen. Mét het oog op mogelijke vorsto- j-ing der orde, waren uitgebreide voor zorgsmaatregelen genomen. Buiten het ge bouw was een talrijke politiemacht ge posteerd en in de zaal hadden een menigte detectives plaats genomen te midden van het publiek. De republikein Sorrian, stelde de revisie voor van het prooes van Ferrer. Hij verge leek diens zaalk mot het Dreyfus-proces, oefende soherpe kritiek op ,,den krijgs raad", die, zooals hij zeide, slechts enkele j luren had besteed aan het onderzoek van de buitengewoon groote menigte documen ten en de verdediging haast niet aan het '.woord had laten komen. Spreker trachtte bovendien aan te toonen, dat Ferrer geens zins de leider der opstandelingen was ge weest en dat men hem hoogstens ten laste kon leggen, anderen tot den opstand te hebi>en overgehaald. De triumf van Sto lypin den R u 9 s ï- schen ministe r-p resident' gaat tneer en meer kwijnen. Eenerzijds is des Tsaren gunst hem blijkbaar onbeperkt ver zekerd, zooals nu weer blijkt uit het besluip van den Tsaar tot ontbinding van de Doe- ma. De Tsaar heeft dit besluit geteokend en Stolypin gezegd dat hij er van gebruik kan maken als hij wil. Ook zullen behalve Doernowo en Trepof, nog een dertig leden van den Rijksraad worden gewipt als Sto lypin het noodig oordeelt. Onder hen be hoort ook Witte. Maar anderzijds beginnen de onmiskenbare teekenen dat Stolypin zijn laatste troef uitspeelt. Hij heeft door zijn te ver gedreven autooratisch optreden zoowel Doema als Rijksraad tegen zich De president van de Doema is reeds afgetre den, en Stolypin's eigen par tijgenooien be ginnen hem af te vallen. Het zou ons daar om niet verwon deren als binnenkort. Sto- lypin's aftreden definitief wordt bekend ge maakt. - - Uit Mexico een enkel sober berichtje. Een telegram uit Cananea deelt mede, dat volgens offieieele berichten de opstandelin gen gisterochtend bij Ures Sonora een ne derlaag hebben, geleden. Aan de zijde der opstandelingen sneuvelden 70 man en wer den meer dan 10Ó man gewond. De verliezen der bondsi<roepen bedroe gen 16 döoden en 20 gewonden. Op de artikelen van „De Nieuwe Courant' ter zake van een samen gaan van Christelij k-H i s t o r i- s c h e n en V r ij-L iboralen werd door ,,D e Nederlander geantwoord. Men lean zich uit onze vermelding van eerstbe doelde artikelen in deze rubriek herinneren dat het Vrij-Liberale blad gewezen had op een van cle bekende citaten uit Thorbeoke over „Christendom boven geloof a verdeeld- beid'', en betoogd had, dat Vrij-Liberalen en Christelijk-Historisohen alleen maar wat meer vertrouwen in elkander behoefden te stellen, om den weg te betreden, die tot. samenwerking leidt. Dit heeft „De N e d e r 1 a n d e r ge noopt. om uiteen te zetten welk een diepe klove, de Christ.-Historischen van de Libe ralen scheidt. Het blad betoogt, dat het citaat van Thor beoke niets zegt in dezen, en doet zien, hoe de liberalen als geesteskinderen der Revo- liitie door de Staatsmacht een noodlottigen invloed hebben uitgeoefend op de volksop voeding. Wanneer, zoo vraagt „De Ne- derlan.de r", stelde het liberalisme ooit op maatschappelijk gebied het belang van den godsdienst op den voorgrond? Voorze ker er zijn en er waren steeds onder de libe ralen godsdienstige, zelfs positief-obristelij- ke mensehen. Maar geheel de riohtirig In cluis zeer vele predikanten van dien tijd, heeft meegewerkt om het volk zijn gods dienst te doen vergeten, of liever datgene waarop het Christelijk geloof rust, en moet rusten. Zij allen wisten zeer goed, dat in tal- leoze gevallen huisgezin en eateohisatie al leen volstrekt niet bij machte zijn, de ken nis van de feiten, waarop het Christelijk geloof berust, onder het volk te brengen en te bewaren. Zij wisten, konden weten althans, dat de Roomsch-Katholieke Kerk met haar geestelijkheid over het volk, on danks het neutraal schoolonderwijs, nog een behoudende macht kan uitoefenen, maar dat, indien men aan het Protestan- sdhe volk zijn bijbel ontneemt of onthoudt, het fundament van zijn godsdienst wegvalt. Die toeleg, zoo gaat het blad voort, is dan ook gelukt. Een groot deel des volks dat natuurlijk nog veel grooter zou zijn geweest, hadden de antirevolutionairen zich niet schrap gesteld tegenover het liberalisme v/eet van zijn Bijbel, van de Bijbelsche geschiedenis, van het verlossingswerk van Christus absoluut niets meer. Allerminst weten daarvan zeer velen van hen, die tot de zoogenaamd verlichte klasse der maatschappij behooren Werd het een vijftig jaren geleden nog als een beleediging opgevat, indien men beschul digd werd van atheïsme, tegenwoordig is het in sommige volksvergaderingen „de bon ton" het openlijk uit te spreken, dat men in God niet gelooft, en meenen Felen een welwillende concessie te doent aU zij goed moedig verklaren, de mogelijkheid van Zijn bestaan niet beslist te loochenen. Natuurlijk, dat de gevolgendaarvan op maatschappelijk gebied zich steede sterker doen gevoelen; zelfs, halaae! in sommige christelijke kringen, waar sommige verlei delijke leerstellingen van volksleiders, die, zonder in den Christus te gelooven, den hemel op aarde meenen te kunnen brengen, meer dan men erkennen wil ingang vin den. Tot dit alles is de weg gebaand door het liberalisme. En is dan thans het liberalisme tot een ander inzicht gekomen? vraagt ,,D e N e- derlander." En het blad antwoordt: ingcenen deele. Wij willen aannemon, dat hel thans voorgoe-d het recht erkend heeft, van de oudere om hun kinderen naar eigen inzicht op te voeden en te onderwij zen. Maar waar vinden wij lil>oralen, die medewerken om die bij uitstek maatschap pelijke taak te ontrukken aan ple handen van den Staat? Is niet nog altijd het „gods- dienstlooze" van" de-openbare school hun ideaal Wij begrijpen, al geven wij het niet toe, dat men zegt: Indien er een openbare school is, dan moet dit neutraal zijn. Maa<r ook het liberalisme, in deze geheel geest verwant aan êle sociaal-democratie, vec-ht voor het neutrale stelsel, door en in de openbare 6ohool gehuldigd. Nog altijd is de neutrale overheidssohool een in haar w ezen maatsch appel ij ke Instelling de school, waaraan wel niet meer de natie, maar het" liberalisme gehecht is. En konde.nu nog, geiijk ook „D e N i e u - w e C o u r a n f' poogt te doen, het libera lisme don abheïstischcn Staat verdedigen,, op grond, dat dit stelsel noodig is tegen kerkelijke overheersohing Dat motief voor de neutraliteit konden inderdaad de Fransche liberalen doen gel den tegenover de overlieersching der Roomsoh-Katholieke Kerk. Maar waar of wanneer hebben Groen c.s. of hebben de 'Christ.-Historischen (antire volutionairen) verlangd „actieve bevorde ring van eenig geloof" door den Staat? Waar, of warneer? Zeker, als de Staat, door de opvoeding des volks tot zich te trekken, optreedt op maatschappelijk gebied, dan dient hij ook den godsdienst te bevorderendooh z^lfs dan heeft de antirevolutionair nimmer eeni- ge bevoorrechting verlangd, noch e enige belemmering aan andereh in den weg ge legd. Vergissen wij ons, laat dan ,,D 6 Nieuwe Courant" dit aantoonen 1 De oonclusie van h'ef Christ.-Historische blad la: Wij voor ons blijven van meening, dat, zoolang het hberalisme zijn Fransche op vatting van vrijzinnigheid handhaaft, in ons land voor de liberale partij geen toekomst is, omdat zdj noch het vertrouwen van het Christelijk deel der natie kan verwerven, nooh de oonsequenties tegengaan, die, al wil zij zelve dat niet, moeten leiden tof de sociaal-democratie, welke in haar wezen de loochening is van den Christelijken Staat en van de Christelijke moraal. Wat de Christ.-Historischen verlangen? Dat de Christelijke godsdienst ftls de na tionale godsdienst op politiek gebied zal worden geëerbiedigd door a'llen, onverschil lig wat iemand persoonlijk gelooft; dat der halve de Staatsinstellingen en de wetten daarmee hebben te rekenen, zoo dikwijls dit pas geeft; dat met verschil van inzicht op godsdienstig gehied rekening worde gehou den, zóó, dat nimmer iemand om eenig in zicht, ook niet' om zijn ongodsdienstigheid worde achteruitgezet, bemoeilijkt of lastig gevallen. „D e Nieuwe Courant" wilde haar lezers niet onkundig laten van de beschouwingen van „De N e d e r 1 an ti e r" en vermeldt die daarom, onder in stemming harerzijds met de opmerking van het blad, dat- het niet ,,de bedoeling kan zijn over het verschil tusschen de libe rale en chiistelijk-historische beginselen een pers-debat te voeren." Wat in onze vermelding van die beschou wingen hierboven het laatst voorkomt', ver klaart ,,D eNederlande r," zegt ,,D e Nieuwe Conran V' niet voorop te stellen als de vlag van een groep of partij, maar als een beginsel, dat door allen moet worden aanvaard en ktai worden aan vaard, omdat het niemands recht of vrijheid van denken krenkt. „Eerst als dit alom zoo besluit liet blad als het juiste Staatsrechtelijk standpunt is erkend, kau weer aan gezonde politieke ontwikkeling en partij-indeeling worden gedacht." En dan zegt „De Nieuwe Cou rant: Wij bepalen ons na de voorafgaande ge- daohtenwisseling tot dit overzicht, evenwel onder opmerking, dat wij ons met het laatst aangehaalde verlangen van „D e N e- derlande r" al is hei vaag gelormu- leerd gaarne vereenigen Dat dit standpunt „alom" in onze poli tiek als het juiste wordt erkend, zullen wij niei beweren; zeker vindt het in de prak tijk, en zelfs in de theorie, geenezins alleen onder de linkerzijde, maar ook bij partijen en partijgangers rechts, bestrijding En in dien men alzoo niet kan zeggen, dat het standpunt door „De Nederlander" verdedigd door „de liberalen" van tegen woordig wordt erkend, evenmin kau worden volgehouden, dat het 't standpunt van „de reohterzijde" is, d. w. z. van de partijen, mei wie de cbristelijk-hisfcorischen in poli tieke ooaJtie zijn verbonden. „D e N e d e r- 1 a n d er" stelt zich dan ook in het boven lYeergegeven artikel principieel evenzeer tegenover zijn bondgenooten van de rech terzijde als tegenover de liberalen, die hij bestrijdt. Te ontkennen volt echter niet., dat in meer dan één onzer politieke partijen het inzicht zich' geleidelijk in den door „D e Nederlander gewensohten zin wijzigt en dat daardoor de verwachting gerecht vaardigd wordt van een tijd en van omstan digheden, waarin „weer aan gezonde poli tieke ontwikkeling en part ij indeeling kan worden gedacht." Den schrijver van het artikel in „D e N e- derlander" moge het nog te moeilijk vallen, zijn gedachten los te maken van den tijd van het exclusivisme van „geloovigen" van liet politieke terrein een tijd, dien men, gelijk hij zegt', „misschien zelf moet hebben beleefd om er zich een volkomen juiste voorstelling van te maken" reeds de feitelijke verandering van den binnen- landsohen staatkundigen toestand van ons land, die zich sedert heefi' voltrokken, be wijst, dat die tijd voorbij is. ,,D e T ij d" dringt met kracht aan op de benoeming van geestverwan ten aan de Universiteiten. Twee open leerstoelen bieden daartoe ge legenheid. De benoemingen, onder Christelijk bewind geschied, onderscheiden zich op dit stuk heelemaal niet van die, welke door liberale Ministers gedaan werden en die aan het Christelijk deel der natie, vroeger zoowel als nu, aanleiding gaven tot zoo bittere klachten over achteruitzetting en verdruk king. Wanneer zal toch daarin eens verandering komen De gelegenheid biedt, zich weer aan om eens t'e toonen, dat. men ook hier den moed heeft van zijn overtuiging. Er zijn namelijk twee hoogleeraren te be noemen, één te Utrecht in de plaats van prof. Hamaker, één te Groningen in de plaats van prof. Van Calker. Zal onze Re geering nu eens Katholieken, althans Chris tel ijken aanstellen? Zal zij het willen, de kracht er toe hebben, als de Faculteit en Curatoren geen Katholiek en geen Christe lijke op de voordracht plaatsen, zooals te verwachten is? Zal zij het kunnen, zal zij personen vinden, bekwaam, de opengeval len plaatsen in te nemen? Betreffende de eerste vacature zal het antwoord wel weer ontkennend luiden; immers, onlangs werd ook te Leiden in dezelfde vakken, welke prof. Hamaker doceerde: het burgerlijk recht en het' internationale private recht, niet een Katholiek, niet een Christelijke, maar een vrijzinnig-democraat benoemd. Zal het met de vervulling van de door het ontslag van prof. Van Calker opengeval len plaais evenzoo gaan? Zeker zal de Re geering zich hier niet kunnen verschuilen achter de bewering, dat zij geen geschikten Katholiek heeft kunnen vinden. In de na tuurkundige faculteit zijn zeker Katholie ken om ons bij dezen te bepalen aan te wijzen, die op de benoeming tot hoog leeraar, op grond hunner wetenschappelijke M erken,, aanspraak maken, ook met betrek king tot de door prof. Van Calker gedoceer de vakken. Zad de Regeering wiilen, zal zij durven, zal zij, zoo noodig, een botsing met Faculteit en Curatorium er voor over heb ben? De toekomst zal liet leeren. De oud-minister Eland heeft in „H e t V aderland" een critisch overzicht ge geven van het ontwerp-M i 111 i e w e i. Al heb ik niet zoo zegt bij ten besluit^ bij elk onderdeel goed- of afkeuring uit gesproken, zoo zad rnen toch bij cle lezing wel de gevolgtrekking hebben gemaakt, dat het thans aangebodene in mijn oog niet mag worden afgewezen. Mijn grootste be zwaar daartegen ligt in het blijvend g>- deelie en ik hoop nog, dat de Regeering. het. onnoodige daarvan zal inzien. Maar zelfs al werd ik daarin teleurgesteld, dan zou ik meenen, dat het goede nog de overhand be houdt en het ontwerp aanneming verdient, ook omdat het zaak is, den bestaanden toe stand, ontstaan door het tweeploegcnstel- sel, het zij nogmaals gezegd: door deze Re- geerïng ware het dan ook als proef - ingevoerd, te wijzigen. Heb ik zoo krachtig als dit kon het stelsel-Sabron bestreden, nu sta ik aan zijn zijde, waar hij tot slot zijner laatst uitgekomen brochure, getiteld: „Na dere opmerkingen over het tweeploegon- stelsel," schrijft (eenigszins gewijzigd) „Kan het ontwerp in zijn geheel zeker niet aan ieder voldoen, laat men dan toch niet voorbijzien, dat, als .iedereen halsstarrig blijft vasthouden aan eigen denkbeelden en stelsed, er ten slotte niets tot stand komt, en onze weermacht onmogelijk kan worden wat zij moet zijn: het beste bolwerk voor ons onafhankelijk volksbestaan." De „Nieuwe Rotterdamse he Courant" besluit eenige artikelen over het ontwerp-S t-uwadoorswet aldus: Wij leggen hier de pen neer. De Stu wadoorswet is gelijk wij in ons eersto ar tikel sohreven, ons in beginsel sympathiek. Maai- de uitwerking van de gedachte, die er voor tot grondslag gestrekt heeft, is in menig opzioh-t, naar ons voorkomt, jam merlijk mislukt. Men krijgt den indruk, dat de ontwerper het sociale probleem, aan welks oplossing hij zijn kraohten is gaan wijden, niet genoegzaam boheersoht heeft, daardoor herhaaldelijlk op dwaal wegen gebracht is, en het einddoel uit het oog heeft verloren. In de memorie van toelichting wordt er op gezinspeeld, alsof in andere landen, waar men ons op het gebied van sociale wetgeving vóór is, reeds wetten bestaan ia den geest, als er thans een aan het oor deel van onze Volksvertegenwoordiging is onderworpen. Het „scheen" echter „van minder belang de buitenlandsohe wettelijke maatregelen in extenso over te leggen Het valt zeker te betreuren, dat het lioht, van zulk een nadruk uitgaand, niet „ge- sohonen" heeft. Wij zouden nog op over legging willen aandringen, niet alleen ten bate van de Kamer, maar vooral ook ten nutte van de Regeering zelve. Had de Regeering het aanstonds ge daan, zij ware wellioht door het verschil tusschen haar ontwerp en de vreem de wetten, die zij als voorbeeld aanhaalt, getroffen geworden, en gedrongen tot de vraag, wadrom zooveel van wat zij voor stelt in die vreemde wetten niet. aangetrof fen wovdt. En het ingediende ontwerp had er heel anders uitgezien. Het ontwerp zal nu, wil het wet kunnen woitlen, aan een ingrijpende herziening onderworpen moe .26) Hij veroorzaakte zijn moeder en 'den twee verpleegst -s, die haar ter zijde Stonden, heel weinig last en eerst nu begon jhij af en toe eenige vragen te stellen. On aangenaam trof haar op zekeren morgen ■plotseling de opmerking: „Waarom hebt u me niet verteld, dat u in Vnlpera bent geweest? Dat was toch heusch niet. goed van u." „Mevrouw Daguerre oordeelde het beter, dat. ik het je niet vertelde; het was meer haar werk dan het mijne en ik moet eerlijk bekennen, dat ik vind, dat zij gelijk heeft 1 gehad." „O ja, het is allemaal haar werk geweest/' 'mompelde .Nevile, terwijl lvij daarna weer Ïd zwijgen verviel „Wat voor ongeluk heb ik eigenlijk ge had?" vroeg hij nu plotseling zijn moe der Gelukkig was deze op die vraag voorlve- reid en had zij den dokter reeds gevraagd .welke houding aan te nemen als haar zoon deze vraag mocht stellen. De dokter was ivan oordeel, dat de patiënt al weer sterk genoeg was óm de volledige waarheid te vernemen, daar dit. hem waarschijnlijk minder zou agiteeren dan allerlei voor vallen, die niet waren gebeurd en die hij zich dus tevergeefs zou willen trachten te herinneren. Daarom vertelde mevrouw Arnott dus nu Waarheidsgetrouw al wat zij wist van de tragedie, die gedurende het voorjaar en deu zomer het onderwerp van gesprek l>ij velen had uitgemaakt. Het begin van haar verhaal boorde Nevile kalm aan, terwijl hij zichtbaar moeite deed zioh iets van dat alles te herinneren. Bij< het hooren van Har ra's zelfmoord stiet hij een kreet van schrik uit, maar hij was toch meer ontroerd nog, toen hij hoorde welke zelfbeschuldigingen mevrouw Da guerre rich maakte. „Om je de waarheid te zeggen, Nevile, geloof ik, dat mevrouw Daguerre enkel en alleen om jou te beschermen en Evie geen gelegenheid tot jaloezie te geven, zoo den nadruk heeft gelegd op het feit, dat zij op jouw bezoek zoo had aangedrongen." Neviles ziektetoestand veroorloofde hem een gesprek op elk willekeurig moment af te breken en van dit voorreoht maakte hij gaarne nu gebruik. Eerst den volgenden morgen stelde hij onverschillig de vraag aan zijn moeder of Evie thuis was. En op een bevestigend ant woord vroeg hij: „Zou u denken, dat het noodig was, dat ik haar sprak?" „Dat moet je toch zelf weten, mijn jon gen," antwoordde zijn moeder voorzichtig. „Eiken dag zendt zij iemand om naar jouw gezondheid te informeeren, maar zij begrijpt natuurlijk heel best, dat je voorloopig je zoo kalm mogelijk moet houden." „Zij beschouwt ons dun nog als verloofd?" „Daarover is natuurlijk niet gesproken, daar je tusschen leven en dood zweefde, maar ik hoop...." „Als er geen haast bij is, dan wacht ik liever nog een tijdje met haar te spreken." Van nu af sterkte Nevile merkbaar aan en weldra reeds kon hij eiken dag een paar uurtjes in den tuin liggen. Op zekeren morgen, toen hij zioh weer heerlijk in de zon lag te koesteren, kwam de bediende vertellen, dat de heer Craven als gewoonlijk naar zijn gezondheid kwam informeeren en dat hij ditmaal had verzocht een oogenblikje bij den patiënt te worden toegelaten, als deze zich ten minste sterk genoeg achtte. ,',0 ja, laat mynheer maar hier komen riep Nevile, nieuwsgierig of deze hem iets bijzonders zou hebben te vertellen. „Wel, wel, dat had niet veel gescheeld, hè?" „Zoo, ja ik weet er eigenlijk weinig van. Ga zitten en vertel me eens meer nieuws, dat gedurende al dien tijd niet tot mij heeft kunnen doordringen." „Juffrouw Drake maakt het goed, -maar de afgeloopen tijd heeft haar natuurlijk toch wel aangegrepen. Neen, zij had hem niet bepaald een boodschap voor Nevile meegegeven." „Maar?" vroeg Arnott lachend, „mis schien zal ze wel bericht van mij verwach ten?" „Ja, het wordt dan ook eigenlijk wel eens tijd, dat je haar iets van je laat hooren, vindt je niet, Arnott? En je zal toch zeker moeten toegeven, dat je vóór de catastro phe haar hebt behandeld op een manier, die weinig meisjee zioh zouden laten welgeval len. Maar ik geloof, dat er aan haar ge duld en goedheid geen einde is." „Zoo, ik daohtt dat je më juist het tegenovergesteld© wilde komen vertellen?" „Ik wilde aeggen," Oiwrea ver legen voorzichtig, „dat ze jou gaarne wilde herinneren aan een belofte...." „Die ik haai* niet heb kunnen doen." „En ten gevolge waarvan jij bijna je le ven hebt verloren. Zou je nu het reoht heb ben om haar handeling af te keuren, als zij jouw houding heeft opgevat als een teeken om jullie belofte vernietigd te verklaren?" „Zoo, heeft ze dat gedaan?" „Ik wilde je niet doen schrikken, maar..." „Och je hebt gezien, dat ik heel wat kan doorstaan. Maar ga voort, je hebt me dus verteld, dat het engagement is verbroken, nietwaar?" „Het feit is, dat jullie engagement eigen lijk een vergissing is geweest al dien tijd. Zij heeft het nu ingezien en zij hoopt van harte, dat ook jij bij nader inzien tot die overtuiging zal geraken. Het is overigens geen wonder, dat je je eigen gevoelens niet zoo preciea hebt kunnen ontleden, waar je zoo altijd samen bent opgegroeid. Evie heeft dan ook veel achting en eerbied voor je rij ziet tegen je op; maar „Laat ik je verhaal bekorten," viel nu Ne vile hem lachend in de rede. „Heel lang mag ik niet meer converseeren en dus is het be ter te beginnen, waarmee jij toch van plan bent te eindigennamelijk, dat Evie beloofd heeft jouw vrouw te zullen worden." „Wel, goede hemel, hoe heb je dat zoo gauw gezien?" „Dat was niet moeilijk te bemerken aan jouw opwinding en jouw uitspraak van „Evie". Van ha-rte wensoh ik jullie beiden geluk, hoorl" Het verschijnen van Neviles moedor vat te Craven op als een teeken orar te ver dwijnen. „Wat zal hij je hebben vermoeid!'' riep mevrouw bezorgd uit. „O neen, hij heeft me goed nieuws ge bracht, Evie heeft zich met hem verloofd „Ooh, ik heb wel al gedacht, dat dit liet einde zou zijn," riep zij uit, minder ver baasd dan Nevile zich had voorgesteld. XVIII. Zoodra Nevile wat sterker begon te wor den waren zijn gedachten voortdurend bij mevrouw Daguerre; zoo gaar: e zou hij zijn moeder haar adres hebben willen vragen, maar hij vreesde echter met een kluitje in het riet te zullen worden gestuurd; onmo gelijk kon hij tooh immers ook weten, dat zijn moeder gedurende zijn ziekte geregeld berichten naar Parijs had gezonden. Op goed geluk adresseerde hij een brief aan Pauline Daguerre naar Regent Park, in de hoop, dat het epistel haar zou berei ken, en met verlangen bleef hij op een ant woord wachten, hoewel hij het zelf vrijwel voor onmogelijk hield iets van haar te vernemen. In hopeloos wachten verliep zoo de warme zomertijd en de boomen begonnen reeds hun herfsttooi te vertoonen. De dokters oordeelden het noodzakelijk, dat Nevilo, zoodra lijj de reis zou kunnen doorstaan, naar het zuiden van Frankrijk of naar Egypte trok. Nevile gaf zich de moeite niet zioh tegen dit plan dadelijk openlijk te verzetten, maar het stond tod* bij hem vast. dat hij, wanneer zijn gezond heid het toeliet, zich een mder doel zou stellen dan Egypte. (Wordt vervoïgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5