ffo.fSöTC.
EEIDSCH ÖAGBIjAD, Woensdag1 29 Maart. Tweede Blad,
Anno 1311
Buitenlandsch Overzicht.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Koi*t gelult.
De con&titutioneele kwestie in Enge
land geniet nog steeds vacantie in afwaoh-
,ting van de derde lezing van het veto-ont
werp. Ook is het met de gezondheidstoe
stand van de kopstukken der partijen nog
niet zoo gunstig gesteld, dat ze al weer te
gen de emoties van den parlementairen
strijd bestand zijn. Behalve Crewe, Lans-
downe en Lloyd George is nu ook Austen
Chamberlain ziel* geworden. Hij zal een
week of vie<r rust moeten nemen. Wat be
treft het hervormiogsontwerp van Lans-
downe, deze heeft meegedeeld, dat het hem
niet mogelijk is het- in te dienen vóór
Pasehen daar hij heeft ingezien, dat elk
hervormings-ontwerp het koninklijk prero
gatief van de peers-benoeming raakt.
Hij kondigde aan, dat hij in overeenstem
ming met hetgeen vroeger is geschied en
met het parlementair gebruik, den 30sten
Maart zal voorstellen een adres aan den
Koning te richten, waarin Zijne Majesteit
wordt verzocht met het oog op de hervor
ming van het Huis goed te keuren, dat. een
wetsontwerp zal worden ingediend tot be
snoeiing van het koninklijk prerogatief t:n.
opzichte, van de benoeming van peers.
Uit Italië niets dan feestberichten.
De Koning heoft reeds geantwoord op de
telegrammen van zijn buitenlandscbe oos
telijke collega's. In antwoord op Keizer
Wilhelm's telegram heeft hij gezegd, dat
het verbond der beide volkeren steeds een
krachtige waarborg zal zijn voor het be
houd van den wereldvrede.
In zijn antwoord aan Keizer Frans Jozef
zeide de Koning, dat hij diens vertrouwen
deelt in de verwezenlijking van het edele
vredeswerk, dat aan beide volken is opge
legd.
Al dat ooquetteeren met den wereldvrede
wordt nu en dan wel eens wat eentonig. Het
doet dan ook heel wat frisscher aan, als we
Jiet telegram van onzê eigen Koningin le
zen, die zonder onnoodigen omhaal een
eenvoudigen en hartelijken gclukwensch
heeft gestuurd. Het vele geschrijf in de
Italiaansehe pers over de opneming van
socialisten in het nieuwe Kabinet kan nu
gestaalkt worden.
Bissolatti en zijn vrienden hebben Giolitti
medegedeeld, dat zij, na rijp overleg, geen
deel kunnen uitmaken van zijn ministerie,
omdat zij zidh liever niet willen onderwer
pen aan de representatiepliohten in het
hofceremonieel, die in dit jaar bijzonder
drukkend zullen zijn. Zij hebben echter be
loofd Giolitti te steunen.
Bissolatti heeft in een interview nog oens
herhaald, dat de politiek van Giolitti zijn
volle instemming heeft, maar dat het eeni
ge bezwaar van hem om in het kabinet zit
ting te nemen is, zijn afkeer van het repre
sentatieve eeremonieël. Telkens in een rok
of gekleede jas te moeten klimmen, bevalt
me niet, zeide hij.; ik heb nog nooit zulke
kleedingstukken .bézeten en wil ze ook nu
niet. hebben.
Onder buitengewonen t-oeloop van het pu
blish is Maandag in de S p a a n s oh e
Kamer het debat over de Ferrer-zaak be
gonnen. Mét het oog op mogelijke vorsto-
j-ing der orde, waren uitgebreide voor
zorgsmaatregelen genomen. Buiten het ge
bouw was een talrijke politiemacht ge
posteerd en in de zaal hadden een menigte
detectives plaats genomen te midden van
het publiek.
De republikein Sorrian, stelde de revisie
voor van het prooes van Ferrer. Hij verge
leek diens zaalk mot het Dreyfus-proces,
oefende soherpe kritiek op ,,den krijgs
raad", die, zooals hij zeide, slechts enkele
j luren had besteed aan het onderzoek van
de buitengewoon groote menigte documen
ten en de verdediging haast niet aan het
'.woord had laten komen. Spreker trachtte
bovendien aan te toonen, dat Ferrer geens
zins de leider der opstandelingen was ge
weest en dat men hem hoogstens ten laste
kon leggen, anderen tot den opstand te
hebi>en overgehaald.
De triumf van Sto lypin den R u 9 s ï-
schen ministe r-p resident' gaat
tneer en meer kwijnen. Eenerzijds is des
Tsaren gunst hem blijkbaar onbeperkt ver
zekerd, zooals nu weer blijkt uit het besluip
van den Tsaar tot ontbinding van de Doe-
ma. De Tsaar heeft dit besluit geteokend
en Stolypin gezegd dat hij er van gebruik
kan maken als hij wil. Ook zullen behalve
Doernowo en Trepof, nog een dertig leden
van den Rijksraad worden gewipt als Sto
lypin het noodig oordeelt. Onder hen be
hoort ook Witte. Maar anderzijds beginnen
de onmiskenbare teekenen dat Stolypin
zijn laatste troef uitspeelt. Hij heeft door
zijn te ver gedreven autooratisch optreden
zoowel Doema als Rijksraad tegen zich De
president van de Doema is reeds afgetre
den, en Stolypin's eigen par tijgenooien be
ginnen hem af te vallen. Het zou ons daar
om niet verwon deren als binnenkort. Sto-
lypin's aftreden definitief wordt bekend ge
maakt. - -
Uit Mexico een enkel sober berichtje.
Een telegram uit Cananea deelt mede, dat
volgens offieieele berichten de opstandelin
gen gisterochtend bij Ures Sonora een ne
derlaag hebben, geleden. Aan de zijde der
opstandelingen sneuvelden 70 man en wer
den meer dan 10Ó man gewond.
De verliezen der bondsi<roepen bedroe
gen 16 döoden en 20 gewonden.
Op de artikelen van „De Nieuwe
Courant' ter zake van een samen
gaan van Christelij k-H i s t o r i-
s c h e n en V r ij-L iboralen werd door
,,D e Nederlander geantwoord. Men
lean zich uit onze vermelding van eerstbe
doelde artikelen in deze rubriek herinneren
dat het Vrij-Liberale blad gewezen had op
een van cle bekende citaten uit Thorbeoke
over „Christendom boven geloof a verdeeld-
beid'', en betoogd had, dat Vrij-Liberalen
en Christelijk-Historisohen alleen maar wat
meer vertrouwen in elkander behoefden te
stellen, om den weg te betreden, die tot.
samenwerking leidt.
Dit heeft „De N e d e r 1 a n d e r ge
noopt. om uiteen te zetten welk een diepe
klove, de Christ.-Historischen van de Libe
ralen scheidt.
Het blad betoogt, dat het citaat van Thor
beoke niets zegt in dezen, en doet zien, hoe
de liberalen als geesteskinderen der Revo-
liitie door de Staatsmacht een noodlottigen
invloed hebben uitgeoefend op de volksop
voeding. Wanneer, zoo vraagt „De Ne-
derlan.de r", stelde het liberalisme ooit
op maatschappelijk gebied het belang van
den godsdienst op den voorgrond? Voorze
ker er zijn en er waren steeds onder de libe
ralen godsdienstige, zelfs positief-obristelij-
ke mensehen. Maar geheel de riohtirig In
cluis zeer vele predikanten van dien tijd,
heeft meegewerkt om het volk zijn gods
dienst te doen vergeten, of liever datgene
waarop het Christelijk geloof rust, en moet
rusten.
Zij allen wisten zeer goed, dat in tal-
leoze gevallen huisgezin en eateohisatie al
leen volstrekt niet bij machte zijn, de ken
nis van de feiten, waarop het Christelijk
geloof berust, onder het volk te brengen
en te bewaren. Zij wisten, konden weten
althans, dat de Roomsch-Katholieke Kerk
met haar geestelijkheid over het volk, on
danks het neutraal schoolonderwijs, nog
een behoudende macht kan uitoefenen,
maar dat, indien men aan het Protestan-
sdhe volk zijn bijbel ontneemt of onthoudt,
het fundament van zijn godsdienst wegvalt.
Die toeleg, zoo gaat het blad voort, is dan
ook gelukt. Een groot deel des volks dat
natuurlijk nog veel grooter zou zijn geweest,
hadden de antirevolutionairen zich niet
schrap gesteld tegenover het liberalisme
v/eet van zijn Bijbel, van de Bijbelsche
geschiedenis, van het verlossingswerk van
Christus absoluut niets meer. Allerminst
weten daarvan zeer velen van hen, die
tot de zoogenaamd verlichte klasse der
maatschappij behooren
Werd het een vijftig jaren geleden nog als
een beleediging opgevat, indien men beschul
digd werd van atheïsme, tegenwoordig is
het in sommige volksvergaderingen „de bon
ton" het openlijk uit te spreken, dat men
in God niet gelooft, en meenen Felen een
welwillende concessie te doent aU zij goed
moedig verklaren, de mogelijkheid van Zijn
bestaan niet beslist te loochenen.
Natuurlijk, dat de gevolgendaarvan op
maatschappelijk gebied zich steede sterker
doen gevoelen; zelfs, halaae! in sommige
christelijke kringen, waar sommige verlei
delijke leerstellingen van volksleiders, die,
zonder in den Christus te gelooven, den
hemel op aarde meenen te kunnen brengen,
meer dan men erkennen wil ingang vin
den.
Tot dit alles is de weg gebaand door het
liberalisme.
En is dan thans het liberalisme tot een
ander inzicht gekomen? vraagt ,,D e N e-
derlander." En het blad antwoordt:
ingcenen deele. Wij willen aannemon, dat
hel thans voorgoe-d het recht erkend
heeft, van de oudere om hun kinderen naar
eigen inzicht op te voeden en te onderwij
zen.
Maar waar vinden wij lil>oralen, die
medewerken om die bij uitstek maatschap
pelijke taak te ontrukken aan ple handen van
den Staat? Is niet nog altijd het „gods-
dienstlooze" van" de-openbare school hun
ideaal
Wij begrijpen, al geven wij het niet toe,
dat men zegt: Indien er een openbare
school is, dan moet dit neutraal zijn. Maa<r
ook het liberalisme, in deze geheel geest
verwant aan êle sociaal-democratie, vec-ht
voor het neutrale stelsel, door en in de
openbare 6ohool gehuldigd. Nog altijd is
de neutrale overheidssohool een in haar
w ezen maatsch appel ij ke Instelling
de school, waaraan wel niet meer de
natie, maar het" liberalisme gehecht is.
En konde.nu nog, geiijk ook „D e N i e u -
w e C o u r a n f' poogt te doen, het libera
lisme don abheïstischcn Staat verdedigen,,
op grond, dat dit stelsel noodig is tegen
kerkelijke overheersohing
Dat motief voor de neutraliteit konden
inderdaad de Fransche liberalen doen gel
den tegenover de overlieersching der
Roomsoh-Katholieke Kerk.
Maar waar of wanneer hebben Groen c.s.
of hebben de 'Christ.-Historischen (antire
volutionairen) verlangd „actieve bevorde
ring van eenig geloof" door den Staat?
Waar, of warneer?
Zeker, als de Staat, door de opvoeding
des volks tot zich te trekken, optreedt op
maatschappelijk gebied, dan dient hij ook
den godsdienst te bevorderendooh z^lfs
dan heeft de antirevolutionair nimmer eeni-
ge bevoorrechting verlangd, noch e enige
belemmering aan andereh in den weg ge
legd. Vergissen wij ons, laat dan ,,D 6
Nieuwe Courant" dit aantoonen 1
De oonclusie van h'ef Christ.-Historische
blad la:
Wij voor ons blijven van meening, dat,
zoolang het hberalisme zijn Fransche op
vatting van vrijzinnigheid handhaaft, in ons
land voor de liberale partij geen toekomst
is, omdat zdj noch het vertrouwen van het
Christelijk deel der natie kan verwerven,
nooh de oonsequenties tegengaan, die, al
wil zij zelve dat niet, moeten leiden tof de
sociaal-democratie, welke in haar wezen de
loochening is van den Christelijken Staat
en van de Christelijke moraal.
Wat de Christ.-Historischen verlangen?
Dat de Christelijke godsdienst ftls de na
tionale godsdienst op politiek gebied zal
worden geëerbiedigd door a'llen, onverschil
lig wat iemand persoonlijk gelooft; dat der
halve de Staatsinstellingen en de wetten
daarmee hebben te rekenen, zoo dikwijls dit
pas geeft; dat met verschil van inzicht op
godsdienstig gehied rekening worde gehou
den, zóó, dat nimmer iemand om eenig in
zicht, ook niet' om zijn ongodsdienstigheid
worde achteruitgezet, bemoeilijkt of lastig
gevallen.
„D e Nieuwe Courant" wilde
haar lezers niet onkundig laten van de
beschouwingen van „De N e d e r 1 an
ti e r" en vermeldt die daarom, onder in
stemming harerzijds met de opmerking
van het blad, dat- het niet ,,de bedoeling
kan zijn over het verschil tusschen de libe
rale en chiistelijk-historische beginselen
een pers-debat te voeren."
Wat in onze vermelding van die beschou
wingen hierboven het laatst voorkomt', ver
klaart ,,D eNederlande r," zegt ,,D e
Nieuwe Conran V' niet voorop te
stellen als de vlag van een groep of partij,
maar als een beginsel, dat door allen
moet worden aanvaard en ktai worden aan
vaard, omdat het niemands recht of vrijheid
van denken krenkt. „Eerst als dit alom
zoo besluit liet blad als het juiste
Staatsrechtelijk standpunt is erkend, kau
weer aan gezonde politieke ontwikkeling en
partij-indeeling worden gedacht."
En dan zegt „De Nieuwe Cou
rant:
Wij bepalen ons na de voorafgaande ge-
daohtenwisseling tot dit overzicht, evenwel
onder opmerking, dat wij ons met het
laatst aangehaalde verlangen van „D e N e-
derlande r" al is hei vaag gelormu-
leerd gaarne vereenigen
Dat dit standpunt „alom" in onze poli
tiek als het juiste wordt erkend, zullen wij
niei beweren; zeker vindt het in de prak
tijk, en zelfs in de theorie, geenezins alleen
onder de linkerzijde, maar ook bij partijen
en partijgangers rechts, bestrijding En in
dien men alzoo niet kan zeggen, dat het
standpunt door „De Nederlander"
verdedigd door „de liberalen" van tegen
woordig wordt erkend, evenmin kau worden
volgehouden, dat het 't standpunt van „de
reohterzijde" is, d. w. z. van de partijen,
mei wie de cbristelijk-hisfcorischen in poli
tieke ooaJtie zijn verbonden. „D e N e d e r-
1 a n d er" stelt zich dan ook in het boven
lYeergegeven artikel principieel evenzeer
tegenover zijn bondgenooten van de rech
terzijde als tegenover de liberalen, die hij
bestrijdt.
Te ontkennen volt echter niet., dat in
meer dan één onzer politieke partijen het
inzicht zich' geleidelijk in den door „D e
Nederlander gewensohten zin wijzigt
en dat daardoor de verwachting gerecht
vaardigd wordt van een tijd en van omstan
digheden, waarin „weer aan gezonde poli
tieke ontwikkeling en part ij indeeling kan
worden gedacht."
Den schrijver van het artikel in „D e N e-
derlander" moge het nog te moeilijk
vallen, zijn gedachten los te maken van den
tijd van het exclusivisme van „geloovigen"
van liet politieke terrein een tijd, dien
men, gelijk hij zegt', „misschien zelf moet
hebben beleefd om er zich een volkomen
juiste voorstelling van te maken" reeds
de feitelijke verandering van den binnen-
landsohen staatkundigen toestand van ons
land, die zich sedert heefi' voltrokken, be
wijst, dat die tijd voorbij is.
,,D e T ij d" dringt met kracht aan op
de benoeming van geestverwan
ten aan de Universiteiten. Twee
open leerstoelen bieden daartoe ge
legenheid.
De benoemingen, onder Christelijk bewind
geschied, onderscheiden zich op dit stuk
heelemaal niet van die, welke door liberale
Ministers gedaan werden en die aan het
Christelijk deel der natie, vroeger zoowel
als nu, aanleiding gaven tot zoo bittere
klachten over achteruitzetting en verdruk
king.
Wanneer zal toch daarin eens verandering
komen
De gelegenheid biedt, zich weer aan om
eens t'e toonen, dat. men ook hier den moed
heeft van zijn overtuiging.
Er zijn namelijk twee hoogleeraren te be
noemen, één te Utrecht in de plaats van
prof. Hamaker, één te Groningen in de
plaats van prof. Van Calker. Zal onze Re
geering nu eens Katholieken, althans Chris
tel ijken aanstellen? Zal zij het willen, de
kracht er toe hebben, als de Faculteit en
Curatoren geen Katholiek en geen Christe
lijke op de voordracht plaatsen, zooals te
verwachten is? Zal zij het kunnen, zal zij
personen vinden, bekwaam, de opengeval
len plaatsen in te nemen? Betreffende de
eerste vacature zal het antwoord wel weer
ontkennend luiden; immers, onlangs werd
ook te Leiden in dezelfde vakken, welke
prof. Hamaker doceerde: het burgerlijk
recht en het' internationale private recht,
niet een Katholiek, niet een Christelijke,
maar een vrijzinnig-democraat benoemd.
Zal het met de vervulling van de door
het ontslag van prof. Van Calker opengeval
len plaais evenzoo gaan? Zeker zal de Re
geering zich hier niet kunnen verschuilen
achter de bewering, dat zij geen geschikten
Katholiek heeft kunnen vinden. In de na
tuurkundige faculteit zijn zeker Katholie
ken om ons bij dezen te bepalen aan
te wijzen, die op de benoeming tot hoog
leeraar, op grond hunner wetenschappelijke
M erken,, aanspraak maken, ook met betrek
king tot de door prof. Van Calker gedoceer
de vakken. Zad de Regeering wiilen, zal zij
durven, zal zij, zoo noodig, een botsing met
Faculteit en Curatorium er voor over heb
ben? De toekomst zal liet leeren.
De oud-minister Eland heeft in „H e t
V aderland" een critisch overzicht ge
geven van het ontwerp-M i 111 i e w e i.
Al heb ik niet zoo zegt bij ten besluit^
bij elk onderdeel goed- of afkeuring uit
gesproken, zoo zad rnen toch bij cle lezing
wel de gevolgtrekking hebben gemaakt,
dat het thans aangebodene in mijn oog niet
mag worden afgewezen. Mijn grootste be
zwaar daartegen ligt in het blijvend g>-
deelie en ik hoop nog, dat de Regeering. het.
onnoodige daarvan zal inzien. Maar zelfs
al werd ik daarin teleurgesteld, dan zou ik
meenen, dat het goede nog de overhand be
houdt en het ontwerp aanneming verdient,
ook omdat het zaak is, den bestaanden toe
stand, ontstaan door het tweeploegcnstel-
sel, het zij nogmaals gezegd: door deze Re-
geerïng ware het dan ook als proef -
ingevoerd, te wijzigen. Heb ik zoo krachtig
als dit kon het stelsel-Sabron bestreden, nu
sta ik aan zijn zijde, waar hij tot slot zijner
laatst uitgekomen brochure, getiteld: „Na
dere opmerkingen over het tweeploegon-
stelsel," schrijft (eenigszins gewijzigd)
„Kan het ontwerp in zijn geheel zeker niet
aan ieder voldoen, laat men dan toch niet
voorbijzien, dat, als .iedereen halsstarrig
blijft vasthouden aan eigen denkbeelden en
stelsed, er ten slotte niets tot stand komt,
en onze weermacht onmogelijk kan worden
wat zij moet zijn: het beste bolwerk voor
ons onafhankelijk volksbestaan."
De „Nieuwe Rotterdamse he
Courant" besluit eenige artikelen
over het ontwerp-S t-uwadoorswet
aldus:
Wij leggen hier de pen neer. De Stu
wadoorswet is gelijk wij in ons eersto ar
tikel sohreven, ons in beginsel sympathiek.
Maai- de uitwerking van de gedachte, die
er voor tot grondslag gestrekt heeft, is in
menig opzioh-t, naar ons voorkomt, jam
merlijk mislukt. Men krijgt den indruk,
dat de ontwerper het sociale probleem,
aan welks oplossing hij zijn kraohten is
gaan wijden, niet genoegzaam boheersoht
heeft, daardoor herhaaldelijlk op dwaal
wegen gebracht is, en het einddoel uit het
oog heeft verloren.
In de memorie van toelichting wordt er
op gezinspeeld, alsof in andere landen,
waar men ons op het gebied van sociale
wetgeving vóór is, reeds wetten bestaan ia
den geest, als er thans een aan het oor
deel van onze Volksvertegenwoordiging is
onderworpen. Het „scheen" echter „van
minder belang de buitenlandsohe wettelijke
maatregelen in extenso over te leggen
Het valt zeker te betreuren, dat het lioht,
van zulk een nadruk uitgaand, niet „ge-
sohonen" heeft. Wij zouden nog op over
legging willen aandringen, niet alleen ten
bate van de Kamer, maar vooral ook ten
nutte van de Regeering zelve.
Had de Regeering het aanstonds ge
daan, zij ware wellioht door het
verschil tusschen haar ontwerp en de vreem
de wetten, die zij als voorbeeld aanhaalt,
getroffen geworden, en gedrongen tot de
vraag, wadrom zooveel van wat zij voor
stelt in die vreemde wetten niet. aangetrof
fen wovdt. En het ingediende ontwerp had
er heel anders uitgezien. Het ontwerp zal
nu, wil het wet kunnen woitlen, aan een
ingrijpende herziening onderworpen moe
.26)
Hij veroorzaakte zijn moeder en
'den twee verpleegst -s, die haar ter zijde
Stonden, heel weinig last en eerst nu begon
jhij af en toe eenige vragen te stellen. On
aangenaam trof haar op zekeren morgen
■plotseling de opmerking:
„Waarom hebt u me niet verteld, dat u
in Vnlpera bent geweest? Dat was toch
heusch niet. goed van u."
„Mevrouw Daguerre oordeelde het beter,
dat. ik het je niet vertelde; het was meer
haar werk dan het mijne en ik moet eerlijk
bekennen, dat ik vind, dat zij gelijk heeft
1 gehad."
„O ja, het is allemaal haar werk geweest/'
'mompelde .Nevile, terwijl lvij daarna weer
Ïd zwijgen verviel
„Wat voor ongeluk heb ik eigenlijk ge
had?" vroeg hij nu plotseling zijn moe
der
Gelukkig was deze op die vraag voorlve-
reid en had zij den dokter reeds gevraagd
.welke houding aan te nemen als haar zoon
deze vraag mocht stellen. De dokter was
ivan oordeel, dat de patiënt al weer sterk
genoeg was óm de volledige waarheid te
vernemen, daar dit. hem waarschijnlijk
minder zou agiteeren dan allerlei voor
vallen, die niet waren gebeurd en die hij
zich dus tevergeefs zou willen trachten te
herinneren.
Daarom vertelde mevrouw Arnott dus nu
Waarheidsgetrouw al wat zij wist van de
tragedie, die gedurende het voorjaar en
deu zomer het onderwerp van gesprek l>ij
velen had uitgemaakt.
Het begin van haar verhaal boorde Nevile
kalm aan, terwijl hij zichtbaar moeite deed
zioh iets van dat alles te herinneren. Bij<
het hooren van Har ra's zelfmoord stiet hij
een kreet van schrik uit, maar hij was
toch meer ontroerd nog, toen hij hoorde
welke zelfbeschuldigingen mevrouw Da
guerre rich maakte.
„Om je de waarheid te zeggen, Nevile,
geloof ik, dat mevrouw Daguerre enkel en
alleen om jou te beschermen en Evie geen
gelegenheid tot jaloezie te geven, zoo den
nadruk heeft gelegd op het feit, dat zij op
jouw bezoek zoo had aangedrongen."
Neviles ziektetoestand veroorloofde hem
een gesprek op elk willekeurig moment af
te breken en van dit voorreoht maakte hij
gaarne nu gebruik.
Eerst den volgenden morgen stelde hij
onverschillig de vraag aan zijn moeder of
Evie thuis was. En op een bevestigend ant
woord vroeg hij: „Zou u denken, dat het
noodig was, dat ik haar sprak?"
„Dat moet je toch zelf weten, mijn jon
gen," antwoordde zijn moeder voorzichtig.
„Eiken dag zendt zij iemand om naar jouw
gezondheid te informeeren, maar zij begrijpt
natuurlijk heel best, dat je voorloopig je
zoo kalm mogelijk moet houden."
„Zij beschouwt ons dun nog als verloofd?"
„Daarover is natuurlijk niet gesproken,
daar je tusschen leven en dood zweefde,
maar ik hoop...."
„Als er geen haast bij is, dan wacht ik
liever nog een tijdje met haar te spreken."
Van nu af sterkte Nevile merkbaar aan
en weldra reeds kon hij eiken dag een paar
uurtjes in den tuin liggen.
Op zekeren morgen, toen hij zioh weer
heerlijk in de zon lag te koesteren, kwam
de bediende vertellen, dat de heer Craven
als gewoonlijk naar zijn gezondheid kwam
informeeren en dat hij ditmaal had verzocht
een oogenblikje bij den patiënt te worden
toegelaten, als deze zich ten minste sterk
genoeg achtte.
,',0 ja, laat mynheer maar hier komen
riep Nevile, nieuwsgierig of deze hem iets
bijzonders zou hebben te vertellen.
„Wel, wel, dat had niet veel gescheeld,
hè?"
„Zoo, ja ik weet er eigenlijk weinig van.
Ga zitten en vertel me eens meer nieuws,
dat gedurende al dien tijd niet tot mij heeft
kunnen doordringen."
„Juffrouw Drake maakt het goed, -maar
de afgeloopen tijd heeft haar natuurlijk
toch wel aangegrepen. Neen, zij had hem
niet bepaald een boodschap voor Nevile
meegegeven."
„Maar?" vroeg Arnott lachend, „mis
schien zal ze wel bericht van mij verwach
ten?"
„Ja, het wordt dan ook eigenlijk wel eens
tijd, dat je haar iets van je laat hooren,
vindt je niet, Arnott? En je zal toch zeker
moeten toegeven, dat je vóór de catastro
phe haar hebt behandeld op een manier, die
weinig meisjee zioh zouden laten welgeval
len. Maar ik geloof, dat er aan haar ge
duld en goedheid geen einde is."
„Zoo, ik daohtt dat je më juist het
tegenovergesteld© wilde komen vertellen?"
„Ik wilde aeggen," Oiwrea ver
legen voorzichtig, „dat ze jou gaarne wilde
herinneren aan een belofte...."
„Die ik haai* niet heb kunnen doen."
„En ten gevolge waarvan jij bijna je le
ven hebt verloren. Zou je nu het reoht heb
ben om haar handeling af te keuren, als zij
jouw houding heeft opgevat als een teeken
om jullie belofte vernietigd te verklaren?"
„Zoo, heeft ze dat gedaan?"
„Ik wilde je niet doen schrikken, maar..."
„Och je hebt gezien, dat ik heel wat kan
doorstaan. Maar ga voort, je hebt me dus
verteld, dat het engagement is verbroken,
nietwaar?"
„Het feit is, dat jullie engagement eigen
lijk een vergissing is geweest al dien tijd.
Zij heeft het nu ingezien en zij hoopt van
harte, dat ook jij bij nader inzien tot die
overtuiging zal geraken. Het is overigens
geen wonder, dat je je eigen gevoelens niet
zoo preciea hebt kunnen ontleden, waar
je zoo altijd samen bent opgegroeid. Evie
heeft dan ook veel achting en eerbied voor
je rij ziet tegen je op; maar
„Laat ik je verhaal bekorten," viel nu Ne
vile hem lachend in de rede. „Heel lang mag
ik niet meer converseeren en dus is het be
ter te beginnen, waarmee jij toch van plan
bent te eindigennamelijk, dat Evie beloofd
heeft jouw vrouw te zullen worden."
„Wel, goede hemel, hoe heb je dat zoo
gauw gezien?"
„Dat was niet moeilijk te bemerken aan
jouw opwinding en jouw uitspraak van
„Evie". Van ha-rte wensoh ik jullie beiden
geluk, hoorl"
Het verschijnen van Neviles moedor vat
te Craven op als een teeken orar te ver
dwijnen.
„Wat zal hij je hebben vermoeid!'' riep
mevrouw bezorgd uit.
„O neen, hij heeft me goed nieuws ge
bracht, Evie heeft zich met hem verloofd
„Ooh, ik heb wel al gedacht, dat dit liet
einde zou zijn," riep zij uit, minder ver
baasd dan Nevile zich had voorgesteld.
XVIII.
Zoodra Nevile wat sterker begon te wor
den waren zijn gedachten voortdurend bij
mevrouw Daguerre; zoo gaar: e zou hij zijn
moeder haar adres hebben willen vragen,
maar hij vreesde echter met een kluitje in
het riet te zullen worden gestuurd; onmo
gelijk kon hij tooh immers ook weten, dat
zijn moeder gedurende zijn ziekte geregeld
berichten naar Parijs had gezonden.
Op goed geluk adresseerde hij een brief
aan Pauline Daguerre naar Regent Park,
in de hoop, dat het epistel haar zou berei
ken, en met verlangen bleef hij op een ant
woord wachten, hoewel hij het zelf vrijwel
voor onmogelijk hield iets van haar te
vernemen.
In hopeloos wachten verliep zoo de warme
zomertijd en de boomen begonnen reeds
hun herfsttooi te vertoonen.
De dokters oordeelden het noodzakelijk,
dat Nevilo, zoodra lijj de reis zou kunnen
doorstaan, naar het zuiden van Frankrijk
of naar Egypte trok. Nevile gaf zich de
moeite niet zioh tegen dit plan dadelijk
openlijk te verzetten, maar het stond tod*
bij hem vast. dat hij, wanneer zijn gezond
heid het toeliet, zich een mder doel zou
stellen dan Egypte.
(Wordt vervoïgd