FEUILLETON.
De zwarte Prins.
HANS EN PIET.
„Och, lieve juffrouWj ik "ben verdwaald;
zoudt U mij ook den weg willen wijzen
naar het koninklijk Paleis?"
„Dat is hier heel ver vandaan, Prinsesje
maar rust eerst wat uit, dan zal ik nader
hand. wel maken dat je weer thuis komt."
Giriselde moest eenigo vrees overwinnen
ruaar toch deed ze het en trad binnen in
de ongezellige ruimte, waar een open haard
vuur brandde dat voortdurend helder vlam
mende werd gehouden, dan een kat die
heel handig blokjes hout aandroeg. Een aap
zat vrachten te schillen en gooide die in
een ketel, die te vuur hing.
,,Je ziet zeker wel een beetje verwonderd
op, van mijn vreemdsoortig dienstpersoneel
hè? Maar ga zitten Prinsesje! Hè, wat een
prachtige blonde vlechten", voegde de oude
er vleiend aan toe.
„Yind je?" vroeg ze. Nou ik ben er zelf
beelemaal niet meer ingenomen; ik zou veel
liever donker zijn en donkere ocgen heb
ben."
,,Nu; dat zal je dan worden, lieve Prin
ses, maar dan moet je mij ook dien mooien
ring geven met dien smaragd er in."
Het Prinsesje bedacht zich een oogenblik
want die ring was een geschenk van haar
petemoei, haar goede fee, en die had haar
uitdrukkelijk aanbevolen, het kleinood,
nooit van haar vinger te schuiven, dat zou
haar ongeluk brengen. Toch was Prin
sesje ijdelheid zóó groot, dat ze
die waarschuwende stem in haar binnenste
niet achtte en de leelijke oude heks den
ring gaf 1 Toen ze weer wakker weid, was
ae in haar eigen slot; haar eerste werk
was nu, in den spiegel te kijken en zietr
een beeldschoon gezichtje stond tegenover
haar: donkere krullen omlijstten een blank
gelaat, met prachtige zwarte oogen, maar
een koele, hoogmoedige uitdrukking lag in
die ooboone oogenDadelijk wilde ons
Prinsesje nu haar ouders opzoeken in de
troonzaal, maar dat hoefde, niet: eën page
versperde haar den weg.
„Maar zie toch eens vader,' wat die jon
gen durft doen!"
Verbaasd keek de Koning haai' kant uit.
„Wie ben je dan, meisje?"
„Maar kent u dan uw eigen dochtertje
Griselda niet meer?"
SHot)
Naarmate ze ziuidelijker voeren, ont
moetten zij telkens meer booten, o. a, één
uit een kuststreek een eind verderop, en
waarvan de bemanning hun meedeelde, dat
er een troep gewapende negers in hun ge
bied was aangekomen, ónder commando
van enkele Duitsche officieren, die nu boo
ten huurden, om in Bukowa een militaire
wachtpost op te richten. De vreugde van
de Duitsche kooplui was onbeschrijflijk.
Met nieuwe kracht grepen ze nu naar de
riemen, want in de eerste plaats moesten
ae den. hulptroep zien te bereiken; ze zou
den dan zelf beveiligd zijn, en zich wreken
kunnen op den laffen, hebzuchtigen Sultan.
Eerst laat in den nacht bereikten ze de
plaats van hun bestemming, en vernamen
tot hun grooie vreugde, dat de gewapende
macht er nog was, en zich pas den volgen
den dag wilde insohepen. Reeds den och
tend daarop, vroegen de blanken, Mahore
en Ben-Ali, gehoor bdj den Duitschen aan
voerder, die hun dadelijk bereidwillig ont
ving, en wien zij nu al hun wedervaren mee
deelden, de huichelachtige valschheid van
Marengo eh zijn onbedwingbaren haat tegen
de Duitsohers. De aanvoerder beloofde, dat
hij de kooplieden weer in liet bezit zou stel
len van de hun 'ontroofde goederen, en dat
hij hen in één woord volkomen schadeloos
zou stellen, terwijl' hij met welgevallen hun
gloeiende lofrede hoorde op Mafcore, de
broeder van den Sultan. Schmitt en Hei
wig erkenden dankbaar, dat ze zonder zijn
tusschenkomst zeker lang niet meer in leven
zouden zijn, óf een allerdroevigst bestaan
„Hoe? je zou Prinsesje Griselda zijn?"
„Laat zien dan, den ring aan je vinger?"
„Dien heb ik niet meer!" En zij moest
toen haar heele wedervaren vertellen maar
de Koning geloofde er geen letter van en
schold haar een doortrapte bedriegster, die
verbannen moest worden uit zijn rijk 1 Arme
GriseldaZe had heel veel verdrieten nog
heel wat leed moest ze doormaken eer het
haar eindelijk gelukte haar identiteit te be
wijzen. Versta jullie dat moeilijke woord?
Nu, dat wil zeggen: te bewijzen, dat zdj-
zelve werkelijk het blonde Koningsdoohter-
tje wars, dat na al wat', zij- doorstaan had
ten minste al haar ijdelheid voor goed had
afgelegd en ook bij haar onderdanen, alleen
op het innerlijk, niet op het uiterlijk lette!
Hans Nielsen was een .aardige jongen om
te zien. Hij had blond krulhaar, blauwe
levendige oogen, en hij was altijd even
druk in de weer; het was hem oen onmo
gelijkheid cm een tijdlang stil te zitten.
Altijd was er iets, dat hij zien wilde en
hij was altijd samen met zijn vriend Pi-at,
die juist een hoele tegenstelling van hem
was, zoowel in- als uitwendig.
Piet Jorgen toch was donker van haar
en oogen en was even stil en in zichzelf
gekeerd, als Hans druk en levendig was.,
klaar dat héb je wel meer dat twee vrienden
zoo uiteen loopen van karakter en toch uit
stekend kunnen opschieten samen.
Zoo kwamen zij op een drukkend-warmen
zomerdag weer met z'n beiden uit school
en stelde Hans voor, dat ze "over het veld
zouden gaan naar het turf moeras, en dat
£e daar kikvorschen zouden zoeken, waar ze
juist in de natuurlijke historici es van ge
hoord hadden. Hij wou zoo graag eens zien
of het alles uitkwam, wat mijnheer gezegd
had. Eigenlijk ging het niet aan, dat de
jongens nog zoo lang zouden wegblijven,
want ze mochten hun. ouders niet laten wach
ten met eten. Toen ze hij den eersten eike
boom waren zei Hans„Hè Piet, zie je daar
hangt je hoog; dien hebben wij daar sinds
Zondag laten hangen; weet je nog wel?",
„Jongens, ja l"
„We zullen hem meenemen naar het moe
ras, zeg I"
zouden voortsleepen en in slavernij, ergens
in de binnenlanden van Afrika.
De aanvoerder onderhield zich nog lan
gen tijd met Mahore, die zeer in zijn smaak
scheen te vallen, terwijl een onderofficier
patronen uitdeelde onder de geredden. Al
len stapten nu in de "booten en vóórt ging
het naar 't (land van den Sultan., Afzonder
lijk daarvoor gehuurde negers roeiden de
nu zeer ruime vaartuigen. De tocht was
voorspoedig. Ze hadden niet te lijden vaö
storm of slecht weer. De tijding van hun
aankomst was al lang tot den Sultan door
gedrongen, zoodat groote ontsteltenis zich
had meester gemaaki van hem. Niet dat hij
inzat over zijn samenzwering tegen de Duit-
schers, want die kon hjj eenvoudig looche
nen, maar dat hij de kooplieden van hün
buit had beroofd, en dat die ontvlucht wa
ren, dat kon leelijk worden voor KernAls
ze nu maar d-ood waren, dan zou hij niets
meea' te duchten hebben natuurlijk, maar
wilde het ongeluk, dat ze juist deze troepen
macht ontmoet hadden, dan was hij niet
zeker van zijn hoofdDe aanvoerder had
cok wel degelijk gezorgd, dat zoowel de
kooplui als Ben-Ali en Mahore, zwh' schuil
hielden, zoodat de spionnen, door Marengo
uitgezonden, ook terug keerden mei) het be
richt aan den Sultan, dat slechts de aan
voerders blanken waren, en dat hij verder
geen spooT ontdekt had van de meest' ge
duchte tegenstanders.
Dat schonk den Sultan weer nieuwen
moed, en met een plechtig gevolg, en een
rijken voorraad levensmiddelen bij zich,
ging hij den bevelhebber te geraoet, en
hield een gloeiende lofrede op het Duitsoh'e
gezag, en verkondigde met veel nadruk,
welk een trouw vasal van den greoten kei
zer hij was!
De Duitscher liet hem tot het laatste
woord uitspreken, en toen wenkte hij een
„Ja, maar ik moet eigenlijk naar huis,"
zei Piet, „want ik moet Moeder helpen met
turf opstapelen."
„Nou, wacht dan maar, tot Moeder ie
komt halen I"
Piet was dat lang niet eens, met zijn
vriend, maar toch had hij den moed niet, ar
zich tegen te verzetten en liep due maar
mee, terwijl Hans den boog spande en eens
even overlegde: „Waar zullen we op mikt
ken Piet?"
„Op de waterlelies!"
Toen ze daar genoeg van hadden gingen
ze op eikels schieten en toen stelde Hans
voor pp de kikkers te mikken.
„Neen," antwoordde Piet nu eens ferm,
„dat doe ik niet. Dat is gemeen, op die
weerlooze beesten I"
„Nou, dat hoef je ook niet. Ik zal het
wel doen," hield Hans vol.
„Als 't mijn boog was, dan nam ik 'm
je af! Mijn vader heeft juist laatst e$n
prijs gehad, van de Vereeniging voor Die
renbescherming,'' ging Piet met ijver voort,
„omdat hij zijn paarden en koeien altijd
zoo goed behandelt. „En toen heb ik hem
beloofd, dat ik ook nooit oen dier kwaad
zou doen."
Hans antwoordde niet, ging kalm door met
kikkerschieten, ofschoon de aardigheid «er
toch al wat af was, want zijn geweten
was gaan spreken. Het weer begon ook lee
lijk te betrekkende lucht werd zwart en
dreigendeenige oogen blik kern later vielen
etr al eenige regendroppels, een bliksemstraal
flitste door de lucht, de regen ging nu met
etroomen vallen; het donderde geweldig en
beide jongens waren het er over eens, dat
ze beter deden tijdelijk ergens te schuilen,
tot de bui voorbij was. Dat was gemakke
lijker gezegd dan gedaan, want een minuut
of wat verder op, was maar een heal klein
houten loodsje, waar de jongens ternauwer
nood met zijn beiden in konden. Ook begon-
nen ze zich hoe langer hoe moer te ver
wijten, dat ze hun ouders in ongerustheid
lieten zitten. Het scheen wel, dat er geen
eind kwam aan de regenbui ofschoon het
donderen nu wel wat ver minderde- Daar hoor
den ze iemand aankomen op den weg.
„Dat is je Vader. Piet. die komt je zoe
ken."
De jongens voelden zich nog met zoo baeJ
paar dienaren die Schmitt en Heiwig, bene
vens Ben-Ali gingen waarschuwen dai zaj
te voorschijn zouden treden. De Sultan
beefde over heel zijn lichaam bij hun ver
schijnen.
„Genadestamelde hij.
„Jou huichelaar!" voer de bevelhehbende
officier uit. „Je noemt je een vriend van
de Duitschers, terwijl je toch in waarheid
slechte haat jegens ons koestert en ons
juist om die gehuichelde vriendschap fceb
dubbel vijandig bént!"
Marengo zonk jammerend cp de knieéfi.
Hij wist, dat zijn leven bedreigd werd.
En weer wenkte de Duitsche offieiet.
Toen trad Mahore naderbij, en bij het zien
van zijn broeder scheen de Sultan de spraak
op eenmaal te verliezen. Hij was zekeir op
het punt van in onmacht te vallen.
„Hier is de nieuwe Sultan!" riep de
officier, ,,gij echter zijt mijn gevangene
Marengo
„Bind den man en bewaak hem goed,"
wendde hij zich tot de Duiteche soldaten.
„We zullen hem laten meevoeren naar den
gouverneur, die wel over hem richten kaft"
Marengo werd onmiddellijk geboeid, en
niemand lette op zijn smeekbede. Hij wa§
hiermee voor goed van het tooneel ver
dwenen. Toen brak de heele cavalcade op
en ging naar Bukowa. De kooplui kregen
hun eigendom teoug en werden rijkelijk
schadeloos gesteld, terwijl ze nu hun voor-
deeligen ruilhandel weer voortzetten.
In Bukowa werd de nieuwe Sultan luide
toegejuicht, want zijn moed en rechtvaar
digheid werd overal erkend en gewaar
deerd.
Mahore bleef steeds bevriend met d€
Duitschers, en ondeT zijn regeering begoc
Bukowa te bloeien, en werd een eerste
rangs handelsplaats in het Victoria-N/anza
gebied,