Behangselpapier.
RECEPT.
ALLSELISI.
Het vakblad „Onze Gids" schreef, spre
kende over kleiir-echtheid van behangsel
papier
Verbleeken doet iedere kleur in meer of
mindere mate en daaraan zijn alle voort
brengselen onderhevig. Wanneer wij hier
nu alleen spreken van behangselpapier, dan
is dat, omdat de kleurverandering, m.a.w.
bet verbleeken, hierbij het duidelijkst en
bet leelijkst zichtbaar wordt.
Algemeen is men van oordeel, dat geen
enkel behangselpapier ilicht-echt, dus onver-
bleekbaar isen toch, die licht-echtheid,
dat onverbleekbare, moest juist de eerste
eisch zijn, welke aan een behangsel gesteld
werd.
Tientallen jaren geleden bestonden ©r ech
ter wel onverbleekbare behangsels, toen al
leen minera alverven en echte lakken voor
behangseldruk werden aangewend. Met de
invoering der anilin ever ven in de behang
selpapier-industrie (evenals bij de tapijt
industrie) bestond de mogelijkheid op zeer
gemakkelijke wijze iedere gewenschte
nuance in verfstof te produceeren ©n te
drukken, en dat bracbt de fabrikanten er
toe, zonder te letten op de kleurvastheid,
een massa schitterende prulfabrikaten te
maken, Intussohen is het de chemische in
dustrie gelukt, een aantal mineraal- en teer-
verven voort te brengen, waardoor elke ver
langde tint zuiver en licht-echt kan worden
verkregen, en er zijn fabrieken, die de
Ëohb-echtheid der kleuren van haar behang,
eel garandeeren.
Toch moeten wij die garantie slechts
«Voorwaardelijk aannemen, want een lioht-
echte, een onder alle omstandigheden en
in den loop der jaren steeds onverander
lijke kleur, bestaat niet. Onder lichteeht-
heid moeten wij dan ook verstaan, dat het
Verbleeken zóó gering is, dat wij slechts
Van een „opheldering" der kleur kunnen
Bpreken, en het behangsel, onder gewone
Verhoudingen, toch minstens vijf jaren,
Hog duidelijk zijn oorspronkelijke (zij het
Üan ook ©enigszins „opgelichte") kleur moet
itoonan. De meeste der tegenwoordige be
hangselpapieren houden het niet zoo lang
uitsommige zdjn reeds na twee jaren,
Andere zelfs na twee maanden zóó ver
bleekt, dat ze slechts een tint van de oor
spronkelijke kleur vertoonen; enkele kleu
ren van het dessin zijn soms na zeer kor
ten tijd geheel of bijna geheel verdwenen.
En dat verbleeken is geen eigenschap al
leen van goedkoope soorten: proeven heb
ben aangetoond, dat een behangselpapier
yian vijf gulden per rol bijvoorbeeld even
goed verbleekte als een papier, dat slechts
twintig cents per rol kostte. Nu is het
wel te begrijpen, dat de fabrikanten, die
lichtechte kleuren aanbrengen, deze niet
voor de goedkoopste behangsels gebruiken,
maar voor een gulden fl.25 per rol kan
men z.g. lichtechte papieren verlangen.
Om de mate van lioht-eohtheid of kleur
vastheid zelf te beoordeelen, neemt men een
etaal van het betreffende papier, legt dit
voor een raam op het zuiden en wanneer
het dan veertien dagen achtereen in kleur
onveranderlijk blijft (natuurlijk niet bij toe
vallig veertien dagen bewolkte lucht of
regen, maar ook afwisselend zonneschijn),
rG.n kan men het gerust kleurvast noemen
en zal den wand ook in meerdere ja
ren slechts weinig verbleeken. De mat© van
verbleeking beoordeelt men door het proef-
etaal te vergelijken met het papier van de
rol, waar het van afgesneden is-
GASKEUREN S.
In Amerika maakt men, als men daar
eenmaal een zaak aanpakt, wat meer voort
gang dan in Europa.
Terwijil in Duitschland hetf gas nog altijd
groote moeite móet doen om de huishoude
lijke keuken te veroveren, is men in Ame
rika, waar geen enkele huisvrouw het gas
fornuis meer zou willen missen, er op
groote schaal toe overgegaan in hotels,
restauraties, inrichtingen van liefdadig
heid, gevangenissen, enz. groote gaskeu-
kens in te richten. Een moderne keuken-
chef, die tegelijkertijd honderden gasten
moet bedienen, kan zich onmogelijk op een
kolenfomuis verlaten, dat werkt als het wil
en in zijn werking afhangt van het al of nie^
schijnen van de zon op den schoorsteen.
Het fornuis moet, zooals in een groote
zaak noodzakelijk is, altijd klaar staan, de
temperatuur moet goed kunnen worden ge
regeld en het geheel© bedrijf ondergebracht
worden in een zoo klem mogelijke ruimte;
dit alles is te bereiken door de opstelling
van zeer groote gasfornuizen. Ook de mo
derne kipketels met een inhoud van 400 tot
500 liter, die in dergelijke inrichtingen niei)
kunnen ontbreken, zijn alleen mogelijk, als
zij door gas worden verwarmd.
In de Yereenigde Staten is geen enkel
groot hotel meer, da^' niet van een modern
gasfornuis is voorzien; groote, rechthoeki
ge, over alle kanten vrij staande fornuizen
met 8 braad ovens, ruimten voor het verwar
men der borden, 20 of meer open vuren van
meerdere of minder© grootte en een groo-
ten, vasten waterketel met kraan. Te Bal-
timore vindt men 86 van die hotels, t'e Phi
ladelphia zelfs 280 en in enkele dier keu
kens worden dagelijks 3600 maaltijden
klaar gemaakt. In Europa zijn het vooral
de Zwitsersche hotels en groote inrichtin
gen, die het voorbeeld van Amerika vol
gen; niettegenstaande door den grooten rijk
dom van Zwitserland aan beschikbare wa
terkrachten de prijs voor dsn electrischcn
stroom laag is, wordt in al c'ie keukens, gas
gebruikt. Op het voorbeeld van Da vos is
men in een aantal badplaatsen overgegaan
tot de oprichting van gasfabrieken, spe
ciaal voor kookgas, en dat wel voorn actielij k
op aandrang der hotels.
Omelet met vlee schf arce
Vier eieren, vier lepels water, iets zout,
tien a vijftien gram boter, overgeschoten
kalfsvleeseh, ui, pieterselie, bouillon of jus,
enz.
Bereiding: Wat fijngehakte ui in wat bo
ter zachtjes laten fruiten, bouillon, ver
dunde jus of melk. toevoegen, het fijnge
hakte vleeech, wat peper, noot, zoo noo-
dig zout, cok fijngehakte pieterselie en
alles samen twintig a dertig minuten zacht
jes laten stoven. Het vocht moet dan bijna
verkookt zijn. De eieren los kloppen met
wat zout, z-onder dat zich veel schuim
vormt, dit er anders afscheppen, vier le
pels water toevoegen
De boter in een koekenpan laten war
men, maar niet bruin laten worden, en zor
gen, dat overal d© bodem bedekt is. De
eieren er in gieten, op een matig vuur de
omelet aan één kant bruin en aan den bo
venkant droog laten worden, voorzichtig
uit de pan schuiven, het vleesch er midden
op leggen, de omelet er aan beide-1 kanten
o mihoen vouwen.
Niet w asseh en.
Kleine Elsje, verwend jongete kindje, wil
óch met laten wasschen.
Tevergeefs doet „juf" alle mogelijke
moeite, om haar tot de operatie over te
halen. Groote zus belooft haar bonbons,
broer trekt allerlei gezichten, wat haar nog
harder doet schreeuwen. Oom Piet venelt
een sprookje van een fee, die letterlijk
alleen leefde van water en zeep. Niets
helpt
„Ik wil nietl Ik wil met I" sd reeuwt het
«bonte, kleine ding maai aldoor.
^=31
„Foei, foei, wat ben je toch ondeugend,"
knort oude tante ten slotte. „Toen ik nog
eoo'n Idem meisje was, wiesoh ik mijn ge
richt eiken dag twee keer I"
Elsje houdt even op met schreeuwen.
„Ja," zegt zij, „en kijk eens hoe dat er-
nu uitziet 1"
Tafelgesprek.
Men zit met ettelijke gasten aan tafel.
Daar komt de meid binnen met een heel
grooten schotel, waarop een heel klein*
eend. Een der gasten buigt zich over heil
beestje been, beschouwt het aandachtig ea
glimlacht, zoodot de gastvrouw, een aar.
dïgheid verwachtende, vraagt:
„Waaraan denkt ut"
„Ik denk aan wat die eend denkt!"'
„En wat denkt die eend dan?"
Allen luisteren gespannen en de gast!
peinst hardop:
„Die eend denkt: Wat 'n menschen! Wat
'n menschen I"
Mevrouw een aap?
Dienstmeisje (dat kersversch vao
buiten komt). „Mi-vrouw zegt dat ik hier dé
„Vergeet-mij-niet-Wals" balen moet.''
Boekhand el aar: „Yoor vier ha»
den?"
Dienstmeisje: „Zeg eens, meneer,
denk je dat mijn mevrouw een aap is?"
Hartkwaal.
„Je hart is niet in orde," zei de dokter,
den stethoscoop nogmaals plaatsend.
„Waarschijnlijk angina pectoris."
,,U heeft gelijk, dokter," zuchtte de jon
geling. „Maar zoo heet ze niet."
Baas boven baas.
A.: „Mijn neef heeft' maar één hand e»
speelt toch piano!"
B.„Nu, mijn zuster heeft heelemaal
geen stem en zingt toch."
A o o u s t i e k.
Concertbezoekster tegen haar buurdame:,
„Merk je wel, wat Mer een acoustiek is?"|
Antwoord: „Ja, nu je 't zegt, ruik iV
het ook."
Te s 1 e o h t'.
Een jong echtpaar vraagt aan den con
ducteur een aparten ooupé, waarvoor de,
conducteur met «enige sigaren beloond,
wordt Plotseling gaaf, eenige stations ver
der, de deur van den ooupé open en de
conducteur roept:
„Ik heb er twee van gerookt Er uit! E»
gauw wat!"
De m e i' d.
„Kerel, je hebt; een mooie collectie boe
ken."
„Ja, daar stel ik 'n eer in."
„Alles ziet er zindelijk uit en goed onder
houden. Eén boek evenwel is erg vuil en
beduimeld."
„Ja, dat boek leen ik 's Zondags aan dq
meid."
„En verveelt 't haar niet altijd hetzelfde
werk te lezen?"
„0 neenIk heb eiken Zondag een an
dere meid."
Getroefd.
Op een hal vraagt een jongmensch, dat
niet in al te schitterende positie verkeert,
een voorname jonge dame om een dans.
Zij kijkt h'em uit de hoogte aan en keert
zich dan van hem af met de woorden:
„Het spijt me, maar ik ben nug.il kiesch.
keurig met betrekking tot mijn dansers."
„Werkelijk?" was het kalme antwoord^
„Ik ben juist heelemaal niet kleschkeurig.
Daarom vroeg ik u."
Mooi gezegd.
Dokter (.tot c-ollega)„Is dav niet de
patiënt dien je van appendicitis hebt ge-
oper erd?"
„Zek«T, ïa zijn l'jf fceb ik mijn eerste
lauweren gepinkt,"