A. KREYMSORG Co.
No. 15©S2.
LH3DSCH DAGBLAD, Saterdag1 11 Maart.Tweede Blad".
Anno 1911.
Tweede Kamer.
Handelskiekj es
Heï bij de behandeling der Succes-
lievet ingediende amendement door den
beer Y a n A s c h van W ij e k gaf den
b*K>r Kooien aanleiding tot bestrijding
der van dat amendement geduchte vrees
van ontduikingen. Hij oordeelde, dat het
geen de heer Patijn had gezegd ten opzichte
van de kloosters den bij dien afgevaardig
de bestaanden anti-clericalen geest verried.
Spreker verdedigde den onbaatzuchtigen
arbeid der kloosters, die wel wat meer doen
dan bieiibrouwen, wat trouwens alleen
geschiedt in een Trappistenklooster.
De heer Van Idsinga verklaarde
zich tegen heffing van successierecht in de
nederdalende rechte lijn en had overwegend
bezwaar tegen de progressie, zooals die
thans wordt - voorgesteld. Allerminst kon
de spreker meegaan met de praktijk van
den fiscus, om maar geld te grijpen waar
te grijpen valt, want dat is een erbarme
lijke, leedijke en gemeen praktijk. Spreker
oriiiseerde verder scherp het beleid van
den Minister te dezer zake en zeide een
andere opvatting te hebben van een Minis
ter, de zijn portefeuille aan de rechterzijde
te danken heeft.
De Voorzitter verzocht den spre
ker zich te matigen.
De heer Lobman vond het met zoo
verschrikkelijk geld te heffen van erfenis
sen Kapitaal is geen heiligdom, waar men
niet aan mag raken. Ware deze Minister
gekomen met een heffing in de rechte lijn
als nieuwigheid, dan zou spreker bezwaar
gemaakt hebben, maar nu ze eenmaal be
staat, moet het juist geprezen worden in
den Minister, dat hij het: zoo billijk moge
lijk wil regelen.
Tegen het amendement-Van Asoh van
Wijck heeft, spreker het bezwaar, dat het
ook de kloosters wil bevoorrechten.; al is
hij 't overigens met de strekking eens, zal
hij tegen moeten stemmen.
De Minister van Financiën
kwam krachtig op tegen wat hij noemde de
voor hem beleedigcnde verdachtmaking,
dat hij, Minister, voor een paar belasting
centen üinksche neigingen zou toonen. Het
verschil tusschen reohts en links ligt elders
dan bij een successiebelasting. De Minister
herhaalde, dat hij, geld noodig hebbende,
geen veeren van een kikker kan plukken,
en nam hiermede afscheid van den heer
Van Idsinga, dien hij verder bij deze suo-
oessiewet niet meer hoopte te ontmoeten.
De Minister verklaarde, dat' het amende
ment-Van Asoh van Wijck zijn sympathie
niet had.
De Minister ontried het ten sterkste,
fcok omdat van de ll ton, die het successie
recht thans zal opbrengen, 125 k 150,000
gulden zouden moeten worden prijsgege
ven, terwijl de schatkist dat geld met kan
ontberen. HëïT argument, aan de kloosterB
ontleend, mag hierbij niet den minsten in-
▼loed uitoefenen, betoogde de M>nister met
een warme verdediging van kloosterleven
en -arbeid.
De heer Van Asoh van Wijok trok
hierna zijn amendement in.
De heer Van Idsinga zette nog uit
een geen verdachtmaking van den Minis
ter beoogd te hebben.
Het Regeeringsartikel, waardoor dus de
progressie is vastgesteld, werd zonder
stemming aangenomen.
Bij de verdere gedaohtenwisseling kwam
in behandeling een amendement Koo'en,
strekkende om van successierecht vrij te
stellen de periodieke uitkeering, niet meer
dan f 5 per week bedragende, verkregen
door iemand, die niet behoort tot de bloed
en aanverwanten tot en met den vierden
graad en die krachtens arbe'dmovereen-
komst twee jaar of langer in dienst is ge
feest van den overledene of diens echtge
noot© (tuinknechten koetsiers, huisperso
neel, enz.)
De Minister nam dit amendement
over.
Hierna kwam de Successiewet-wijziging
in haar geheel in stemming en werd aange
nomen met 64 tegen 5 stemmen.
Tegen de heeren Van Idsinga, Van De-
dem, Van Wassenaer van Catwijck, Van
Lynden van Sandenburg en Van Hoog
straten.
Hierna is aan de orde het wetsontwerp
tot toetreding van Nederland en. zijn kolo
niën tot de op 13 November 1908 te Berlijn
gesloten herziene
Bern er Conventie
ter bescherming van letterkundige en kunst
werken, en voorbehoud der bevoegdheid
tot het sluiten van soortgelijke verdragen.
De heer Van Nispen (Rheden) ver
klaart slechts e..kele opmerkingen te willen
maken.
Na kulde gebracht tc hebben aan de Ne-
derlandsche gedelegeerden, die in 1908 de
conferentie te Berlijn bijwoonden, noemt
spr. als bezwaar de moeilijkheid, waarin
kleinere Maden zullen komen, wanneer zij
voor feuilletons niet meer mans vrij mo
gen vertalen. Het bezwaar zit niet in het
geldelijke, maar in de moeilijkheid om ge
schikte feuilletons te verkrijgen. Die feuil
letons moeten in de eerste plaats drama
tisch zijn, er moet handeling in zitten en
zij moeten voldoen aan uiterst strenge
eischen van zedelijkheid.
De winst, te verkrijgen door bescherming
van de auteurs, zal niet den buitenlandschen
uitgevers, maai- den binnenlandschen boek
handelaren en anderen, dat zijn commis-
sionnairs, in handen vallen, wat toch niet
de bedoeling is van het ontwerp.
Wat het vertaalrecht betreft, dikwijls is
de vertaling van een buitenlandsch boek
een uitmuntende reclame voor den buiten-
landsohen uitgever en is zeer dikwijls in
het belang van dat werk.
De heer Brummelkamp heeft eeni-
ge bezwaren tegen dit ontwerp. Bij stem
ming zal spr. tegenstemmen.
De Minister van buitenland-
s o h e za k e n, de hee<r De Ma-rees van
S wónderen, verdedigt den langen duur voor
dat de toetreding aan de orde gesteld
werd. Maar men kon niet eerder, vooraleer
de publieke opinio zioh niet meer verzette.
Thans is cle zaalk rij-p. Een dankbetuiging
brengt spr. aan die organ-n der pers, t die
op zoo tactvolle wijze steeds voor aanslui
ting gepleit hebben.
De houding van de oppositie is in één
zin te karakt-eriseerenzij heeft op Neder
land willens en wetens steeds gedrukt het
stempel van te zijn een kleine Datie en zdj
heeft met dien stempel steeds munt voor
zich geslagen.
Waar meer en meer de tendonz is kleine
Str.ten gelijk té steUwrnet gfoote Statenr
gaat het niet aan munt te willen slaan uit
de positie van een kleinen Staat te zijn.
Wat de feuilletons betreft, bestaat nog
een literatwur van landen, niet bij de Ber-
ner conventie aangesloten, waaruit men kan
overnemen, en ook een literatuur, die meer
dan 10 jaar oud is.
Vreest men, dat d© vertalingstermijn van
10 jaar later tot 50 jaar verlengd zal wor
den, spr. hoopt, dat de heer Van Nispen
er dan nog za-1 zijn om dat tegen te gaan.
De heer Van Nispen (Rheden) repli
ceert.
De beraadslaging wordt hierna gesloten.
Het wetsontwerp wordt zonder hoofde-
lijko stemming aangenomen.
Kleinere wetsontwerpen.
Zonder hoofdelijke stemming worden aan
genomen d© volgende wetsontwerpen:
Wetsontwerp merken van (kaas, afkomstig
van aangeslotenen bij een kaascontröle-sta-
tion, hetwelk zich onder rijkstoericht heeft
gesteld.
Wetsontwerp betreffende het metriek-
karaat.
Wetsontwerp verklaring van het alge
meen nut der onteigening van eigendom
men, noodig voor het verbreeden van de
Apeldooi nschestraat te Arnhem.
Wetsontwerp Ontbinding van het kanton
gerecht Berlikuin.
Wetsontwerp Wijziging r wet van II
Juli 1904 („Staatsblad" No. 142).
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dagmorgen.
In het Kamer-Overzicht van „De Tele
graaf" lezen wij o.m.
In den namiddag is de Kamer met do be
handeling van de successie-rechten gereed
gekomen. Maar niet dan nadat zioh nog
eenige kostelijke tooneeltjes hadden afge
speeld.
Kostelijk was de heer Van Idsinga
Deze temperamentvolle afgevaardigde,
die, als hij in z'n juridische, economische of
staatsrechtelijke wiek geschoten is, niemand
ontziet, heeft de scherpe pijlen van z'n bit
terheid nog eens op minister Kolkman afge-
priemd. En als hij schiet, schiet hij raak.
't Was de verliooging der successie-reoh-
ten voor 'n deel van de erfenissen in de
rechte lijn, dio hem bij de behandeling van
het artikel, waarin de tabel werd vastge
steld, deed opspringen. Met 'n vol glas wa
ter in de rechterhand, waar hij nooit uit
drinkt, maar waar men de sensatie van
krijgt, dat hij het z'n tegenstanders in het
gelaat slingeren zal (zoover komt hij helaas
nog niet), begon hij langzaam... langzaam...
maar dan sneller, (als 'n locomotief, die op
gang raakt), om eindelijk het zenith van
z'n boosheid te bereiken, en dan kreeg die
arme minister Kolkman wat te hooren
Door de progressie in de rechte lijn zijn,
volgens den heer Van Idsinga, „rechtvaar
digheid en zedelijkheid naai' de rommelka
mer gebracht," is de Minister „in de leer
gegaan op de liberale school", toonde hij
zich „een Wegbereider van het radicalis
me", een vreemde, eend in de bijt-van-het-
kabinet-Heemskerk. „Neen", snerpte mr.
Van Idsinga, „dan heb ik een andere op
vatting van de plichten eens ministers,
die z'n portefeuille dankt aan de omstandig
heid, dat hij tot de. rechterzijde behoort."
Zoo was de stemming er weer in en had
minister Kolkman den zwaardslag ontvan
gen, die hem tot ridder van het liberalisme
wijdde. Maar de heer Lokman kwam wat
olie gieten op de golven van toorn, die z'n
partijgénoot opjoeg, en vond het vrij na
tuurlijk, dat 'n minister geld zoekt en de
successie in de rechte lijn zoo billijk moge
lijk regelt. De minister zelf was bar nijdig.
Hij bedankte er voor, om ton aankoore van
het geheele volk te worden beschuldigd van
over!öopen naar links, ter* wille van 'n paar
centen, en noodigde den heer Van Idsinga
vriendelijk uit, voortaan z'n mond te hou
den. En zoo was dit weer 'n schitterende
illustratie van des heeren Kuypers wonder,
dat dagelijks de innigheid groeit tusschen
coalitie en kabinet.... 1
In dat van „De Nieuwe Courant":
Inmiddels was de heer Van Idsinga in
een ongenadig standje tegen den bevrien-
den bewindsman losgebroken. Met een
sprong stelde hij zich middenin het pas
gesloten terrein der aigemeene beschouwin
gen en verweet den Minister diens min
achting, voor „de theorie" aan den dag
gelegd, diens beroep op de eischen der
„praktijk" wat is praktijk? dikwijls een
leelijke, een gemeene praktijk! begin
selloosheid, lcentjebuur-spelen van pro
gressie bij de linkerzij, wat niet al! De
Kamer was er zeer door geïnteresseerd:
het is trouwens altijd een genot den even
geleerden als geestigen afgevaardigde voor
Bodegraven zich, geheel in de plooi, te
zien .opwinden tegen elk geestelijk ver
schijnsel (niet zelden een geestverschijning),
dat hem mishaagt.
De Minister was boos en beet flink van
zich af het is hem wel toevertrouwd.
Maar de verbazing der Kamer zou nog
hooger stijgen, Onmiddellijk toch na zijn
vriend Van Idsinga kwam de heer Loh-
man vóór den Minister op de bres, zeide,
dat men dezen geen ontrouw aan de rech
terzijde kon verwijten, omdat er goen
rechtsche belasting-theorie bestaat; dat
elke bewindsman wel gedwongen is het
te stellen met de belastingen, die men
nu eenmaal heeft; dat hij voor zich niets
wilde weten van de theorie van sommige
heeren rechts, die het kapitaal beschou
wen als een op zichzelf heilig en onaan
tastbaar goed, dat als zoodanig aanspraak
heeft om door den Staat te worden ont
zien; dat integendeel men zich het kapi
taal slechts denken kan verbonden aan
een persoon; dat deze verbintenis in het
algemeen belang door den Staat wordt
beschermd (ook na doode, door rechtser-
kenning van den wil des erflaters) en dat
het algemeen belang dus steeds den door
slag moet geven bij iedere beantwoording
van de vraag, hoe ver de Staat in de be
scherming of de aantasting van het
persoonlijk bezit gaan moet.
Een volkomen juiste beschouwing, maar
die men in de politieke omgeving van
den heer Lohman uiterst zelden hoort uit
spreken en die dan ook rechts merkbare
ontzetting op sommige gelaatstrekken te
voorschijn riep. De lieer Brummelkamp
was er zóó beduusd van, dat hij juist
toen de eindstemming begon, de zaal
moest verlaten; blijkbaar met bevredigend
resultaat, want terstond na de stemming
was hij weer terug om eenige onverstaan
bare woordjes tegen de Bemer Conven
tie te mummelen. Een man, nietwaar!
die neen durft zeggen!....
Er wilde er nog -een de deur uit glip--
pen voor de- eindstemming" over de Suc
cessiewet. Maar de heer Van Asch van
Wijck greep hem bij den arm en zoo moest
de heer Van Hoogstraten wel blijven en
met den heer Van Lynden het antirevo
lutionaire tweetal vormen, dat den Mi
nister van Financiën afviel. Tegen stem
den verder alleen de christelijk-historischen
Van Idsinga, Van Wassenaer en Van De-
dem. En dat ook dit tragisch einde van
de breed-opgezette oppositie tegen het
ontwerp ons ten slotte komisch zou ver
kwikken, daarvoor zorgde de heer Van
Asch van Wijck, die, felle opposant van
al deze dagen, vergeten had op de pre
sentielijst te teekenen en dus, niet opge
roepen, in de Kamer rondloopen bleef
zonder zijn stem te kunnen uitbrengen.
"Wijziging der Arbeidswet.
De heeren Teenstra, Dolk, Drucker, Ke-
Telaa r, ïteesringb, RöOdhuyzen, Smeenge
en Yorstennan van Oyen hebben een amen
dement voorgesteld om art. 3 der Arbeids
wet aldus te lezen:
„Een kind beneden dertien jaar, of nog
leerplichtig, mag geen arbeid verrichten."
„Een kind beneden- dertien jaar of nog
leerplichtig mag geen werkzaamheden in
of voor een landbouw-, tuinbouw- of bosch-
bouwondememing, een veehouderij of een
veenderij verrichten"
(Door de regeering is voorgesteld dit art.
3.alleen te doen luiden: „Een kind bene
den dertien jaar, of nog leerplichtig, mag
geen arbeid verrichten.")
Scholen met den Kijbel.
De 33ste jaarlijksche vergadering van de
Unie, Een school met den Bijbel, zal, naar
„De Stand." meldt, gehouden wórden op
Dinsdag 18 April te Utrecht.
Ter besrpreking komt aan de ordei „Dé
opvoeding in het huisgezin, in de school en
door de kerk". Inleider: ds. W. F. S. v^n
Lingen, te Gerkeskloosler.
Uit de bij de agenda gevoegde recapitu
latie van den „Staat van de schelen cnoa
den Bijbei'' blijkt, dat het getal scholen be
droeg op 1 Januari 1910 985, en op 1 Jan.
1911 1008; het getal leerlingen begin Jam
1910 163,310 en Jan. 1911 158,944; bet getal
onderwijzers 3167 in 1910 en 3112 in 1911.
Van deze 1008 scholen zijn or 321 aange
sloten bij de Vereen, voor C. N. S.bij de
Vereeniging voor Christelijk Volksonder
wijs 176 soholön en bij den Schoolraad 106
scholen.
Voor de 158,944 leerlingen, die de scholen
bezoeken, werd in het afgeloopen jaar (be
rekend tegen f 30 min f 20 aan rijkssubsidie
is f 10 per kind) ongeveer f 1,590,000
door de ouders en andere belangstellenden
in de School met don Bijbel vrijwillig sa
mengebracht.
De rijkssubsidie bedraagt over het afge
loopen jaar ongeveer f 3,180,000.
Onder het aantal opgegeven onderwijzers
en onderwijzeressen zijn de hoofden niet
mede-gerekend.
Op den lsten Jan. 1911 bedroeg het aan
tal kweekelingen 3196 tegen 2678 op 1 Jan.
19ia i i n
Op 1 Jan. 1911 waren aan de scholen 50
vacaturen tegen 59 op 1 Januari 1910.
In aanbouw waren op 1 Jan. j.l. 16 scholen.
Nederlandsclie Ycroeniginjj van
Kaashandelaren.
In de te Gouda gehouden vergadering
der Ned. Vereeniging van Kaashandela. en,
onder voorzitterschap van den heer J. F.
W. S. Middelheek, is de nieuwbenoemde
secretaris, mr. M. M. Schim van der Loeff,
welkom geheet-en.
Bij zijn terugblik op het afgeloopen jaar
bracht de heer Middelbeek m herinnering,
dat dat jaar voor verschillende leden niet
gunstig is geweest door de scherpe concur
rentie en teleurstelling in de kwaliteit der
kaas. In verband met onderhandelingen
tusschen Amerika en Canada over een we-
derkeerig hondelstraotaat dat de Nederland-
sche kaas sterk in prijs zal verminderen,
zoo niet geheel of gedeeltelijk zal worden
verdrongen, waarschuwt; hij de leden, geen
overdreven hooge prijzon te besteden.
De rekening en verantwoording van den
penningmeester werd accoord bevonden,
sluitende met een bedrag van f 953.21.
Het ledental bedraagt 158 gewone on 10
buitengewone.
Tot bestuursleden zijn herkozen de hee
ren W. Laming, J. L. van Eijk en 1 J..
Schilt.
Over het voorstel van het bestuur om de
tentoonstelling in Den Haag in 1913 te
steunen op een nader door het bestuur te
bepalen wijze en daarvoor het bestuur een
crediet te verleenen tot een maximum van
f 300, ontspon zioh een zeer uitvoerige
discussie, waaruit bleek, dat er onder de
leden waren, die beslist waren tegen een
eigen tentoonstelling door de vereeniging.
Het voorstel werd aangehouden, opdat het
bestuur nog nader deze zaak kan onder
zoeken en eventueel met andere voorstellen
kan komen.
Naar aanleiding van eenige opmerkingen
over het verslag van de 10de aigemeene ver
gadering van de vereeniging „Het Kaas-
contrólestation in Zuid-Holland" kwam de
heer Van Zwet tot de conclusie, dat. dient
te worden verhinderd de tok-stanu-komfng
van een kaaswet, die niet gewensoht wordt
door de overgroote meerderheid der be
trokken landbouwers en handelaars.
Over de vraag, op welke wijze samen
werking tusschen de leden-lijnkoeken-han
delaars mogelijk is, zal heb bestuur een
nader onderzoek instellen.
- VAN -
Elke verhandeling kan op
zich zeil gelezen worden.
ZAAKSYSTEMEN.
IV.
De technische krachten in onze
zaken zijn: ooupeurs, fourneerders
(ook wel apprêteurs of bijsnijders
genaamd), passenmakers, pompiers
en kleermakers.
Als wijze van loonbetaling vindt
men: vast weekloon, uurloon, ta
rief- en stukloon. De maatcoupeurs
en fourneerders werken vrijwel
overal op vaai geld, soms verhoogd
met een gratificatie, premie, klee
ding of iets anders. De salarissen
der maatcoupeurs loopen in 0112e
zaken van f 30.tot f 60.per
week. Confeotieooupeurs werken
veel op tarief. Voor ieder stuk, dat
zij snijden, wordt een zeker bedrag
betaald. Wanneer zij vaardigheid
hebben, ijverig zijn en voldoende
airbeid 6teeds voorhanden is, kun
nen zij bij redelijk tarief een zeer
goed bestaan verdienen, in onze
zaken varieeron.de tusschen f 25-
en f 42.per week, van een enke
le daalt dit zelden onder f 35.
per week. De persoon in kwestie
heeft, evenals zulks bij alle stuk
werk ia, zijn loon voor het grootste
deel in eigen hand. Men meene nu
echter niet, dat lieden/ die dit ha
len. slaven ziju. Natuurlijk moeten
ze hun tijd benutten, doch overma
tig lang is de arbeidstijd niet-, door
goede voeding, luchtige, goed ver
lichte werkplaatsen zien ze er wel
varend uit. Fourneerders zijn de
helpers van de coupeurs. Hiertus-
schen liggen schakeeringen van hen,
die èn als coupeur èn als fourneer-
der optreden. In het algemeen ste
ken de verdiensten gunstig af bij
andere vakken.
De pompiers (reparateurs) wer
ken op vast geld, uurloon of tarief-
loon. Het eerste vindt men gewoon
lijk in kleine zaken, waar zij in het
stille seizoen met altijd met ver
anderingen kunnen bezig gehouden
orden en den overigen tijd benut
ten niét stukwerk te maken. Enkele
van de grootste zaken o. a. ons
hoofdmagazijn te Amsterdam
hebben tariefloon. Voor een be
paalde verandering staat een vaste
tijd. Voor veranderingen aan maat-
kleeding is de gegeven tijd iets
langer dan aan confectie. Dit tarief
is voor alle pompiers hetzelfde;
een werkman, die dus flink en vlug
is, kan meer verdienen dan een
ander, wat ook recht is en de
hoofdreden van heb invoeren van
tarief werk.
Voor de beoordeeling hoeveel tijd
voor èen werk kan worden gegeven
zorgt de „chef de pompe" aan de
hand van zijn rooster, dat voor de-
werklieden goed zichtbaar is opge
hangen. Hij heeft geen vrijheid
van 't tarief af te wijken, wanneer
dit duidelijk de verandering om
schrijft, doch altijd- kunnen er
werkjes voorkomen, welke met met
wiskundige juistheid onder het
tarief te brengen zijn. Ten einde
de grootst mogelijke onzijdigheid
te verkrijgen, heeft op groote ate
liers de chef vast weekloon, is ver
antwoordelijk voor het op tijd ©n
goed gereed komen der werkzaam
heden, doch mag zijn helpers aan
stellen en ontslaan. Bevoordeeling
van den een boven den ander komt
dan ook 2500 goed als niet voor.
Al de gemaakte tarief-uren worden
eenmaal per week opgeteld en
daarna tegen eenheid, loopende
van 23 tot en met 25 cent per uur,
in geld omgezet. Het bedrog, dat
een goed pompier per jaar op
tarief maakt', varieert tusschen
f 750 k f 850 en meer; do passen
makers (zie vorige causerie) halen
iets meer, f 850 tot f 1000 per jaar.
Al deze arbeid geschiedt op abeliers
aan het magazijn waarvoor hun in
onze firma niets wordt afgetrok
ken voor gebruik maken van atelier
ruimte, tafels, naaimachines, pers
gelegenheid enz. Zij komen en
gaan op vaste tijden en eten të
huis (arbeidsduur van 's morgens
8 tot 's avonds 9, met 2 uur schaft
tijd, in het voorjaarsseizoen tot- 10
uren).
Behalve voor de pompiers en pas
senmakers hebben wij ruimte ge
maakt voor een beperkt aantal
stukwerkers, jonge ongehuwde
kleermakers, waarbij buitenlanders.
Allen moeten hoogst bekwaam zijn
en zich onderwerpen aan de inter
ne voorschriften van oid©
en hygiëne.
Gaan wij nu eens de levensvoor
waarden van onze thuiswerkende
kleermakers bezien. Deze zijn uit
sluitend stukwerkers, te verdeelen
in 3 hoofdgroepen: grootwerkers
(maken alleen jassen), vestenma
kers en broekenmakers. Hoe zich
die separatie zoo langzamerhand
gezet heeft, is niet meer met ze
kerheid te achterhalen. Wij geloo-
ven dat beiden hier schuld hebben,
werkgever en werknemer; de eer
ste omdat hij betere resultaten zag,
de laatste wijl hij zich niet altijd
geheel bekwaamde en daarom
moest blijven wat hij had leeren
maken. Velen zijn er helaas, die
wanneer ze maar even kunnen hun
leerjaren beëindigen, half bekwaam
naar de winkels om werk loopen
en hun verder leven sukkelaars
blijven. Dezulken zijn aangewezen
op het allergoedkoopste werk, dat
in voldoende mate alleen de en-
grosconfectionneurs hun verschaf
fen kunnen. Zij versterken het
leger ontevredenen, maar kan het
anders! Wie zou 2ioh voor zulke
half bekwamen, die niet zelden zeer
jong huwen, willen aansprakelijk
stellen? Treurig is dikwerf het lot
van zulke menschen, van hun vrou
wen en kinderen. Ook zijn er wel,
overigens bekwame werklieden,
die door hun onverschilligheid of 1
drankzucht afle goede winkels pas-
seeren en ten slotte zich op het
minste werk zien aangewezen. Dat
bij al dezulken de hygiëne thuis te
wenscben overlaat, is te begrijpen.
Dwaasheid is het echter dit t.e
willen beweren van de in betere om
standigheden levende confectie-
werkers; deze staan in dit opziclft
volkomen op één lijn met de maat
werkers, waar te huis evengoed on
reinheid of een gevaarlijke ziekte
kan heerschen.
Toch moet men geen verkeerd
idee krijgen en alle schuld schuiven
op goedkoop werk. „Alle waai' is
naar zijn geld." Hoe hooger het
maakloon, hoe grooter de aan
spraken. Wanneer men maar be
kwaam en goed ingericht is, kan
ook bij goedkoop werk een vol
doend bestaan verdiend worden; wij
hebben werklieden, die geen hocger
klasse wenschen, omdat zij zich
wel bevinden bij de verkregen rou
tine in hun prijslage, meer verdie
nen kunnen dan wanneer zij hoo
ger stukloon hebben.
Het spreekt vanzelf, dat men
een goeden legger moet hebben van
de verschillende arbeiders, hun
capaciteiten in verband daarmede
de soort van, goederen hun ter be
werking^ te gevejv. De aigemeene
basis is ook hier de prijs van de
8tof. Hoe duurder de stof, hoe hoo
ger de verkoopsprijs van het klee-
dingstuk, des te grooter ook het
maakloon. Voor aangemeten klee
ding is het loon hooger dan voor
confectie, ter oorzake van den
meerderen arbeid als enkel stuk,
het heen en weer loopen naar den
winkel enz. Voor evengoed
gemaakte oonfectie wordt dus min
der betaald. Dit is echter geenszins
in het nadeel van den werkman,
maar in het voordeel van den koo-
I per. Wanneer een werkman een
I serie te gelijk meekrijgt om te ma
ken, kan hij een verdeeling maken,
de details door knecht of leerling
laten doen, alle3 gelijk terugbren
gen, en Leeft dus een heel andere
tijdsl>emitting. Wij leggen er nog
maals don nadruk op, dat men nïet
moet meenen den kleermakers een
weldaad l'e l>ewijzen, wanneer men
hun ter wille rijn kleeding
laat aanmeten. Heel mooi klinkt
het wanneer mijnheer X of IJ een
peperduur costume laat maken en
de werkman ontvangt als maakloon
voor de gekleede jas f 10 of f 12.
Vraag hem eens wat hij daarvoor
doen moet, hoe lang hij er aan be
zig is. Betaalt U middenp rijzen
voor Uw kleeding en wilt U Uw
eigen belang met dat van de kleer
makers verbinden, men koope ge
rust oonfectie. Wij hebben maat-
zaak (en bijna overal een zeer
groote maat-zaak) en oonfectie, zijn
dus niet partijdig, doch nooit zul
len wij toegeven, dat de eerste
soort kleeding verkieslijker
is dan de tweede.
Oschoon, zooals boven gezegd, de
stof maatstaf is voor het loon, kan
hier toch1 onmogelijk een al te ma
chinale regel worden toegepast.
Het kan voorkomen, dat men een
kleedingstuk bijzonder bewerkt wil
hebben; in zoodanig geval komt den
werkman een hooger loon toe. Wij
hebben daarom den algemeenen
regel ingevoerd, dat wel boven
doch nooit onder standaardloon
mag gehonoreerd worden. Het be
palen van stukloon geschiedt bij ons
nimmer door de coupeurs, maar
altijd volgens tabel door de ver
koop- of confectionneerafdeeling of
bij afwijking door het' hoofd der
zaak of de chefs. Veel is er ge
schreven tegen de hiiisindustrie in
ons vak en het valt met te ont
kennen, dat er ook veel is wat an
ders rijn moest. Toch is een een
zijdig oordeel gevaarlijk. De mees-
ten onzer thuiswerkers hangen
sterk aan de zelfstandigheid, waar
over zij thuis naar believen kunnen
beschikken en het kader daarvan
kan niet anders dan tevreden rijn
met hun bestaan, omdat ze geregeld
en behoorlijk betaald werk hebben.
Verdedigen willen wij de huisin
dustrie niet, doch1 toestanden, zoo
als die er ter propageering voor de
afschaffing worden bijgehaald, ziju
ons onbekend.
Vorenomschreven loonen en bij
zonderheden slaan voornamelijk op
ens hoofdhuis te Amsterdam, maar
worden ook op kleiner schaal mot
enkele wijzigingen in al onze filia
len aangetroffen.
Leiden, 11 Maart 1911.
Botermarkt 19.
Magazijnen: Rotterdam Binnenweg
hoek Eendrachtsstraat.
,i Rotterdam Korte
Hoogstraat 30.
Amsterdam I HoofdkantoorAm
sterdam II Filiaal Is te van S win
denstraat; Leiden, Utrecht, Zaan
dam, Delft, Maastricht en 49 In-
koopcombmaüe Winkels.
3850 800