Ho= 15662.
LEIDSCHT DACFSI.ADY Zaterdag- 11 Blaart. Eerste Blad.
Anno 1911.
PERSOVERZICHT.
SCHETS UIT DE RECHTZAAL.
BUREN.
„Do S t a n d a a r d" geeft over de
voorgespelde heffing van eon debiet-
jooht op tabak de volgende boschou-»
wing:
In beginsel kan men tegen het debiet-
teohit op tabak niets inbrengen. Alle rooiken
is een weelde. Volgens tal van doctoren
jolfs een schadelijke weelde. Schier in alle
landen wordt dan ook door de schatkist van
de tabak partij getrokken. En 10 pCt., ge
lijk minister Kolkman heffen wil, is stel
lig geen -buitensporig recht. In grooter aan
tal worden meest sigaren van twee centen
gerookt. Dit maakt één cent meer op de
rijf sigaren. Waarlijk, geen te hooge druk.
Reeds lang is er dan ook ten onzent op
fculk een belasting aangedrongen, eerst en
meest van liberalo zijde, en voor zoover
men er zich onzerzijds vaak tegen verzette,
was dit meest, omdat men "en nood van de
schatkist nog niet zoo hoog gestegen achtte,
dat het geboden was, reeds tot dezen maat
regel over te gaan. Vooral had men daarbij
hot oog op de zware lasten, die Engeland
on Frankrijk hieven. Engeland int
f210,000,000 enkel van de tabak, Frank
rijk 550,000,000 franken van tabak, lucifers
en buskruit; bedragen, die, naar de ver
houding der bevolking, hier van ons bij de
80 raillioen gulden zouden vergen. Wat do
Minister thans wil, een recht van 2 millioen
is hiermee eenvoudig niet te vergelijken.
Wel daarentegen rijzen cr van meer dan
één kant bedenkingen tegen de manier,
waarop men deze twee millioen innen wil.
Het eenvoudigst ware natuurlijk het innen
van deze bedragen bij de aankomst van de
tabak in het land, terwijl men de binnens
lands geteelde tabak dan op andere wijze
treffen moest. Dat de Minister nochtans de
zen weg niet insloeg, is om den handel.
Onze tabalksmarkt is van Europeesche be-
teekenis. Liefst moet deze groote handel
niet bemoeilijkt worden. Er ware wel een
middel op te vinden, om dien handel niet
te treffen, en toch de bedoelde belasting
te heffen, doch dan zou het alles in entre-
pót moeten gaan, gelijk in Hamburg ge
schiedt, en zulk een entrepot is niet opeens
geschapen.
De Minister -11 daarom heffing bij het
debiet. Dit nu legt op den verkooper groo
te lasten, vooral in het kleinbedrijf, en bet
sal zeer de vraag zijn, of de administra
tieve controle bij dit kleinbedrijf zal zijn
door to voeren. Vooral in gemengde bedrij
ven zal dit op zeer ernstige bezwaren stui
ten, wijl er in deze kleine gemengde bedrij
ven aan geen geregeld boekhouden te den
ken valt. Ze zijn er niet op ingericht, en
er wordt vaak in al te kleine hoeveelheden
vei&ocht, en verkocht te gelijk met andere
ingrediënten.
Toch zal hierop wel een uitweg te vinden
aijn, vooral zoo men de gemengde en de
niet gemengde bedrijven vaneen scheidt.
Wordt in een winkel niets dan tabak, en
wat daarbij behoort, verkookt-, dan is de
controle van het debiet altijd mogelijk, ook
el zou ook daarbij een vereenvoudiging van
de controle vaak gewensckt zijn.
Van meer dan één kant _.ngt men er
Üaarom nu reeds op aan, dab althans voor
de gemengde en kleinere bedrijven een recht
op den inslag en niet op het debiet mocht
worden geheven. In deze soort bedrijven
krijgt de verkooper zijn tabak en sigaren
van elders, is te bepalen van wie, en kan
op dien inslag het recht worden g dieven.
Reeds moeilijker wordt dit, als de verkoo
per zelf van de tabak de sigaren maakt-,
eoodat in den verkoopprijs niet alleen de
waarde van de tabak, maar ook de koBten
van fabricatie begrepen zijn. En het zal wel
om die reden zijn, dat de Minister aan een
uniform debietrecht de voorkeur heeft ge
geven.
In het algemeen zie men niet voorbij, dat
op het Departement, waarvan zulk een
voorstel uitgaat, al wat op zulk een heffing
betrekking heeft, van alle kanten bekeken,
is, eer men de lijnen voor het ontwerp vast
stelde, en dat men op het Departement
veel beter van de bezwaren, die zich voor
doen, op de hoogte is, dan in de redactie-
bureaux, die haar oordeel ten beste geven.
Wel daarentegen mag ondersteld, dat het
verköopend publiek weet wat het Depar
tement niet w-et, en dat het Departement
goed zal doen, komt- uit dit publiek een be
ter denkbeeld op, dit niet al te voorbarig
te veroordeelen.
Waren de bedrijven georganiseerd, dan
zou geheel de zaak nog veei gemakkelijker
te onderzoeken zijn.
Nu dit vooralnog niet het geval is, gaat
men het veiligst door een ontwerp als nu
inkwam, niet te overhaastig aan critieik te
onderwerpen, maar door te beginnen met
eenig vertrouwen in den Minister te stel
len. En -is dan van zijn kant de Minister
niet ongenegen, om opkomende bezwaren
aan een ernstig onderzoek te onderwerpen,
en zoo mogelijk een hem aan de hand ge
daan voorstel tot rerlSetering niet te onver
biddelijk af te wijzen, dan mag hope ge
koesterd, dat ook voor deze tabaksbelasting
eerlang de meest juiste vorm zal zijn gevon
den, clie het bedrijf niet te zeer drukt, het
debiet niet te zeer doet afnemen, en niet
t-e groote kosten voor de eont-röle met zich
brengt.
Over de successieverhooging
driestart ,,H et Centru m"
Ronduit gezegd begrijpen wij niet goed,
dat tegen het ontwerp tot verhooging der
successierechten zulk een oppositie komt
van de Rechterzijde, en dat wel op grond
der progressie.
Waarom toch wel progressie bij de hef
fing van andere belastingen, en niet bij
deze 1
Dat wat meer zal worden betaald ook
bet-rekkelijk door hen, die do groote,
^rootero en grootste fortuinen erven, is
geen onredelijke eisch.
Natuurlijk zullen ook op dit punt grenzen
zijn in acht te nemen, gelijk overal; maai
er bestaat, dunkt ons, werkelijk geen grond
om nu reeds zoo geducht alarm te slaan.
Ook het beroep op wat in het program
der katholieke Kamerleden van 1896.voor
komt, omtrent de opheffing van successie
in de rechte lijn, heeft, dunkt ons, slechts
relatieve waarde.
Het program is op ei-schillende punten
verouderd, en had feitelijk reeds langs moe^_
ten worden Herzien.
De heer Kooien wees er bovendien te
recht op, dat het in behandeling zijnde ont
werp niet onbeduidende voordeelen aan
biedt, o.a. wat de vrijstelling voor kleine
erfenissen betreft.
Moest het program thans nog worden vast
gesteld, men kan er wel zeker van zijn, dat
de afschaffing der erfenis-belasting in de
rechte lijn daarin niet meer zou worden ge-
eischt.
En ton slotte blijkt ook uit het feit, dat
de opbrengst van dit voorstel niet meer dan
circa 11 ton zal bedragen, dat de druk
ge on buitensporige zal wezen.
Er is in de oppositie tegen dit ontwerp
van sommige zijden werkelijk tr op de
bruit, dat echter, naar wij vertrouwen,
wel niet tot ©on verwerping zal voeren.
Nog een andere opmerking zouden wij in
verband met de oppositie tegen het succes
siewet] e willen maken.
En wel deze, dat de tegenstand, welken
de Regeering telkens bij haar eigen geest
verwanten ontmoet, een minder aangena-
men indruk maakt.
Bij de behandeling der Bakkerswet, baj de
begrooting van Oorlog, bij het ontwerp tot
bestrijding van Zedeloosheid en nu weer bij
de verhooging van het Erfrecht zien wij tel
kens een grooter of kleiner aantal leden
van Rechts front maken tegen het Kabinet.
Dit bevreemdt, om het maar heel zacht
uit te drukken.
Natuurlijk zal niemand er aan denken, de
vrijheid der Kamerleden aan banden te
leggen, of een geregelde „ruggespraak" te
verlangen tusschen Regeering en meerder
heid.
Maar er is clan tooh meer behoefte aan
overleg, naar het schijnt, vooral ook in den
boezem der partijen zelvcn.
Tot zekere hoogte dienen Kabinet en meer
derheid op elkaar te kunnen rekenen; ter
wijl ook zooveel mogelijk is te voorkomen,
dat do partijgenooten zich op vrij belangrij
ke punten in voor- en tegenstanders split
sen
De beteekenis van het Reohtsohe over
wicht gaat. anders te zeer verloren.
En de kiezers worden telkens voor vraag-
teekens geplaatst.
- Onder het hoofdje Overlading? la
zen wij in „De R e s i de n t i e b o cl e'
De Haagsche correspondent der „N i e u-
w e Winschoter Courant" schrijft
aan zijn blad:
„Vele ouders zullen met groot genoegen
gehoord hebben, dat de Minister van Bin-
nenlandsche Zaken den schoolopziener in
het gelijk heeft gesteld, die bezwaar maakte
tegen een nieuwe regeling aan een der
openbare burgerscholen, waardoor de
scholieren drie v r ij e midda
gen zouden krijgen.
Het spijt me voor de kinderen, maar mij
dunkt, dat twee vrije middagen en de ge-
heele Zondag voldoende zijn voor rust en
vermaak.'
Gaat men tegenwoordig niet wat al te
ver met zijn eischen voor de schoolgaande
jeugd? Zoo vermoeiend is' het werk der kin
deren toch niet, dat zij om den anderen
dag een halven of heelen dag moeten uit
rusten. Op de Hoogere Burgerschool heeft
men hetzelfde gezien en daar zijn de drie
vrije middagen voor eenige jaren inge
voerd, naar het heette in het belang van de
catechisatielessen, maar daarvoor was een
derde vrije middag niet noodig.
En-het gevolg was, dat et nog meer dan
tot dusver gevoetbald en gelawntemiisd
werd, terwijl de lesuren rqoeten worden in-
gekrompen tot uurtjes van 50 minuten, die
door de verwisseling van leeraren werden
ingekrompen tot drie kwartier, wat waar
lijk aan sommige leervakken niet ten goede
is gekomen.
En daarbij komt nog, dat de gemiddelde
H. B.-scholier in een goed huis woont of
buitenshuis gezonde uitspanning vindt, ter
wijl dit met de bezoekers en bezoeksters
van de lagere stadsscholen goeddeels niet
het geval is. Voor de meeste moeders zijn
de vrije Woensdag- en Zaterdagmiddagen
nu reeds een kruis. Zoodat ik maar zeg
gen wil, dat het voor oudere en kinders
beiden reeds welletjes is."
Wat zal deze correspondent met de huis
moeders klagen, als hij kennis neemt van
plannen als dat-, hetwelk door onderwijs-
8pecialiteiten als dr. Gunning wordt op
touw gezet, om voor de lagere sohool
sdeohts halve dagen onderwijs
te geven I
Dr. Gunning schrijft in ,,H et Sohool-
blad" een artikel, waarin hij beweert, dat
de kinderen toch zoo overladen worden,
dat het met halve dagen school al wèl is.
Nu is het een prachtig idee, waaraan in
onze dagen veel geofferd wördt', de school
zooveel mogelijk te vervolmaken. En als de
deskundigen het er over eens zijn, wat
nog te bezien staat dat inkorting van
het werkprogram tot de helft inderdaad
noodig is, dan is er onzerzijds niets tegen,
al hebben we de overlading op de lagere
school altijd nogal te dragen gevonden.
Maar men geve dan ook aan, wat de an
dere helft van den dag met de levenslustige
jongelui moet aangevangen worden.
Eiken dag besteden aan de padvinderij
en reeds door zulke broekjes als leerlingen
der lagere school zal de liefhebberij van
deze al te snel opgang makende nieuwigheid
zeer zeker doen verkoelen.
Wat denkt men er anders van, om de
sohool eens heelemaal af te schaffen en alle
kundigheden bij de padvinderij op te doen,
die immers zooveel moois op nieuwe wijs
al spelende wil bijbrengen? Van overlading
op school is dan zeker geen sprake meer,
en nieuw is het denkbeeld zeker.
In een artikel over de bestrijding der ze
deloosheid door den Staat had „D e
Standaard"- het inconsequent ge
noemd, dat de overheid het hazardspel uit
winstbejag bestraft, terwijl ze zelf, om zes
ton goud 's jaars to winnen, het louter op
hazard berustende spel van haar Staats-
1 o t e r ij voortzet.
Met deze uitspraak kan „De T ij d"
zich niet vereenigen. Laatstgenoemd blad
schrijft
De grief van inconsequentie zou hier ge
rechtvaardigd zijn, wanneer de Staat het
hazardspel als zoodanig, als iets in zichzelf
ongeoorloofd of perse in strijd met het al
gemeen belang, veroordeelde en bestrafte.
Maar dit is niet de strekking van de zede-
lijkheids ontwerp en, in zooverre die zich
met het hazardspel inlaten..
Wij, (katholieken, tien niet gelijk de
geestverwanten van „De Standaard"
in e 1 k hazardspel uit winstbejag iets
immoreels en daarom behoeven wij het
niet te wraken, dat de Overheid de Staats
loterij instelt of voortzet. Onze afkeuring
begint dddr eerst, waar dit spel toeval
lig ernstig misbruiken meebrengt, welke
den toets der moraliteit niet kunnen door
staan; een ingrijpen van den 'Staat, om do
misbruiken tegen te gaan, achten wij dan
eerst wenschelijk of noodzakelijk, wanneer
het algemeen belang door die misbrui
ken een niet onbeduidende schade lijdt.
De Minister van Justitie is, bij het vast
stellen van zijn strafbepalingen tegen het
hazardspel, uitgegaan van de veronderstel
ling, dat in de onder de Strafwet ressor-
teerende gevallen het algemeen belang
wel degelijk het ingrijpen van den Staat
vorderde.
Wanneer de Minister van Financiën
daarentegen do Staatsloterij handhaaft,
geschiedt dit op grond van de geheel te
genovergestelde overweging, dat door deze
Staatsinstelling geen algemeen belang ge
schaad wordt, ja, dat daardoor veeleer aan
de nu eenmaal bestaande en niet uit te
roeien zucht van velen, om nu en dan een
kansspel uit winstbejag te wagen, een goe
de of althans vrij onschuldige richting
wordt gegeven.
O. i. bestaat er dan ook geen tegenstrij
digheid tusschen het optreden van de hec-
ren Regout en Kolkman; beiden gaan bij
het nomen hunner maatregelen vaa dezelfde
beginselen uit, welke beginselen in het cén*
geval tot de strafbaarstelling van de voor
algemeen welzijn schadelijke kansspelen lei
den, in het andere geval eyenwel d© Staats
exploitatie van een in hun oogen onschul
dige loterij zoo niet aanmoedigen dan toch
tolereeTen.
In „D e Klaroen'1 publiceert de ro-
daoteur, mr. dr. A. v. d. Laar, politie
ke verwachtingen
Hij wijst er op, dat het coalitic-program
als toegespitst is in tariefhemening en
sociale verzekering.
En dan noemt hij het een staatsrechter
lijke buitennissigheid van minister Kolk
man om nieuwe belastingen reeds vaat te
stellen ter vorming van reserve-fondsen
voor latere uitgaven.
Hij sdbrijft o.m.
Wil men de tariefsherziening than© be
handelen, clan moet zij, het kan niet anders
in ieder geval geheel los van de sociale
wetgeving beschouwd. Maar daarom is ook
van ooalitie-standpunt eisch, dat men dezo
behandeling uitstJle. Wij voor ons achten
die tariefsvedhooging oen zeer gevaarlijk
gaan in de lijn van protectie, een eerste
schrede op den weg van niet genoeg te
vreezen belangenpolitiek, een spotten met
den onafwijsbaren eisch van belasting naar
draagkracht. Maar in ieder geval moet het
tooh ongehoord geheeten, uat men in een
tijd van drukkend hooge prijzen door een
tariefsherziening die prijzen nog wat var-
hoogen gaat, door een tariefsherziening ter
vorming van een reservefonds voor uitga
ven, die nog geenszins rijn vastgesteld.
Met die tariefsverhooging speelt de co
alitie hoog spel. Wordt zij ingediend en
komt tij straks en dit zal dan rpoecTig
wezen in openbare zittingj dan zal bij
de behandeling wel aanstonds de kabinets
kwestie gesteld. En wordt zij dan door de
rechterzijde met macht van meerderheid
doorgedreven, dan heeft waarschijnlijk rb>
coalitie hiermede (haar eigen doodvonnis
onderteekend. Ook de christelijke kleirvo'
luyden zullen ten slotte gaan verstaan, w&3
een dergelijke conservatieve bolastiDgpoIi-
tiefc beduidt, zij zullen gaan verstaan boo
de eisch van belasting naar draagkracht
een eisch is van waarlijk christelijk-sooLv
le politiek, en zij zullen al meer aflaten
een ooalitie te steunen, die de chrietelijK
sociale reehtseisdhen niet aandurven kan
en wil. -
Geheimen vanGedeputeerda
Staten. In het tijdschrift „Qt-
meentebelangen" komt voor eeü
artikeltje van den heer Duparc, oud-hoofd
commies ter prov. griffie van FrietfwKK
over „Openbaarheid".
De schrijver wijst er op hoe, vóór de groo
te hervorming onzer Staatsregeling in 1848,
openbaarheid in de behandek'ng van de pr.
blieke zaak een bijna, onbekend woord was.,
Alleen de zittingen van de rechterlijke ooi
leges en de vergaderingen van de Tw/ods
Kamer waren .openbaar, die van Prov. Stap
ten en Gemeenteraad niet. Toen ochtr?
kwam er verandering en werden volgens
wettelijk voorsohrift ook de zittingen van
de Eerste Kamer, Provinciale Staten ©d
Gemeenteraad in het openbaar gehouden.
Er waren uitzonderingsgevallen, waarbij
openbaarheid niet voorgeschreven was en
bijvoorbeeld do Gemeenteraden maken alge
meen gebruik van hun bevoegdheid om bij
do be handeling van het kohier van den
hoofdelijken omslag dit in besloten zitting
te doen.
Schrijver van het artikel noemt deze n*>
ww^XX)OOOOOOOÖ(Xwwv/v/
„Nu, en ik zeg je, dat het waai: 'isf
|ie heeft ze gestolen."
Juffrouw Lam haalde de schouders op.
„Omdat die waarzegster dat nu verteld
heeft
„Ja, net, daarom," kwam Lam nijdig.
Waarom zou zoo'n mens oh dat anders
Keggen?"
„Nu ja," kwam zijn vrouw.
„Nu ja....- Jij geloofde het tooh zelf
(Sok, toen ik je vertelde, wat zij gezegd
had."
.„Gelooven?" kwam zij weer. „Maar daar-
jbm kan je iemand nog niaar niet aangeven
bij de politie."
„Zool En waarom niet? Je moet ze ge
looven of niet gelooven. Maar als je ze
gelooft, dan is 't waar ook."
Juffrouw Lam wist niet- goed, wat zij
Hierop, antwoorden zou, en haalde daarom
jppnieuw de schouders op.
Haar man bleef haai' een oogenblik zege
vierend aankijken. Dan ging hij voort:
„En vindt jij dat nu zoo gek, dat ze
tiet gedaan zou hebben? Ik moet zeggen,
(dat ik het kind nooit vertrouwd heb. Ze
pot. er net naar uib, of ze
j „Ja, dat kan nu wel," meende juffrouw
(Lam. „Maar op zoo'n grond kan je ze tooh
£iet bij de politie aangayen en vragen om
huiszoeking te doen."
„Zoo? Niet? Nu, en ik h'eb het gedaan,"
heet hij haar toe. „Vandaag komt de politie."
Zij schudde het hoofd,
„Jij moet het weten," zei ze, naar ach-
feren sloffend.
I „Dat ral ik ook," kwam hij, nijdig, om-
pat rijn vrouw hem geen gelijk wou geven,
te een, stapeltje jtgh^iftea op de toon
bank neerploffend. „Ik zal zs wel krijgen."
Dan, als zijn vrouw weg was, stapte hij
naar de buitendeur, opende deze en keek
de piraat op. Hij begreep niet, dat de po
litie nog niet kwam. Hij was er toch van
morgen nog geweest on ze hadden gezegd,
^d&Wze komen zouden. Dat moesten ze toch
immers ook.
Hij liep weer terug den winkel in en ging
de schriften verder uitpakken, stapelde zo
dan in de kasten. Maar hij had geen rust
achter 'de toonbank. Telkens stapte hij weer
naar "voren tot dicht bij de deur, om te
luisteren.
Als Rip nu maar niet uitging in dien
tjjd! Hij was nu thuis. En 't was hem
toch maar te doen om Rip t3 hinderen.
Die moest er zelf bij wezen, dat de politie
zijn liuis kwam nazoeken. "Wat zou hij nij
dig 'zijn! Een schande was het ook voor
hem. Iedereen in de straat zou het immers
zien, dat de politie bij. hem in huis kwam.
En ze zouden het elkaar gauw genoeg ver
tellen: „Sientje van Rip heeft gestolen!"
Daar 'zou hij, Lam, wel voor zorgen.
Hij glimlachte even. Ja, ze moesten met
hem maar beginnen! Al bijna twee jaar
lang had hij het land aan dien vent ge
had. En nu ging hij weg, omdat hij, Lam,
de huur had opgeslagan. Zoo'n vent! Maar
't zou nog de vraag zijn, of hij een nieuwe
woning krijgen kon voor dat geld. Vandaag
zou hij het komen zeggen. Nu, 't zou hem
een zorg zijn. Dat bovenhuis verhuurde hij
toch Wel.
Plotseling kwam hij haastig van achter
de toonbank vandaan en bleef luisterend
staan. Ei* was gebeld boven. Hij wou niet
aan 'de deur kijken, nu. Maar hij kon im
mers hier alles wel hoorem! Daar werd de
deur opengetrokken. „Wie daar?" riep juf
frouw Rip van hoven.
„Ja, rpep jij maar; Wie daar?" mom
pelde Lam in zichzelf; „daaï zal je van
opschrikken."
Een grijnslach tak over zijq gezioht, ter
wijl hij in gespannen aandacht bleef luis
teren.
„Wo komen huiszoeking bij u doen," hoor
de hij de politie van benoden.
Goed zoo l
Dan hoorde hij juffrouw Rip roepen. Ver
volgens kwam Rip zolf boven aan de trap:
„Wat 'moet dat beteekonen?"
„Ja, dat zal je gewaarworden, wat dat
te beteekenen heeft l
De politie klom intussehen naar boven.
Lain luisterde aandachtig. Hij hoordo luid
praten, maar verstond niet, wat er gezegd
werd. Dan, plotseling, klonk Rips stem dui-
lijlc verstaanbaar„Zijn jullie gek?" Dan
wat kalm gepraat van zware mannenstem
men en plotseling daarboven uit weer Rips
stem woest: „Ik zal er je zelf af gooienI"
en nijdig gekijf van zijn vrouw. De zware
stemmen der politiemannen gingen intus-
schon kalm door. En blijkbaar brachten ze
Rip aan zijn verstand, dat er niets aan te
doen was, want allen liepen nu verder het
bovenhuis in en naar de voorkamer. Maar
Rips schelle, nijdige stem bleef voortdurend
boven het praten uitklinken. Dan, ineens,
hoorde Lam, die nu midden in den winkel
te luisteren stond, hem geweldig vloeken.
„Heeft dien fielt dat gezoid?" schreeuwde
hij. „Wacht, ik zal hem krijgen, direct."
Zware voetstappen dreunden nu hoven in
het huis; vlugge, lichte passen volgden.
„Ik ga hem op zijn gezicht 9laan I"
schreeuwde Rip weer.
Dan was er een rumoer van schuifelende
voeten en het geroep van Rip weer: „Neen,
ik ga direct."
Lam laohte. Dat was blijkbaar om hem
te doen. Hij balde de vuist. „Laat heaa
maar komen," mompelde hij.
Het rumoer boven hem hield aan. Blijk
baar wilde Rip wegloopen, maar hield zijn
vrouw hem tegen. Nu hoorde Lam de schelle
stem der vrouw: „Doe heb nu niet. Wee*
nu verstandig, Jan." Dan weer Rips zwaar
dere stem en da^rOft rijn, vrouw smeekendi
„Ooh, Jan, toe, alsjeblieft, denk er toch
aan. Ga nu morgen liever, als je kalm
bent."
„Morgen, morgen," schreeuwde Rip. Dan
sla ik hem de hersens in."
Lam, nog altijd midden in zijn winkel,
glimlachte.
„Vrouw, vrouw!" riep hij naar achteren.
!„Kom eens luisteren."
„Wat is cr?" vroeg zijn vrouw in de deur.
Dan, als zij heb lawaai beven hoorde: „Is
de politie er?"
Lam knikte.
„Hij wil mij de hersens inslaan," zei hij.
„Wie vroeg zijn vrouw.
„Hij, Rip natuurlijk," kwam Lam, naar
hoven wijzend.
„Die aap," grijnslachte zijn Vrouw.
Het rumoer was intussohen verminderd.
Blijkbaar was Rip door zijn vtouw gekal
meerd. Men hoorde nog slechts het zware
stappen der politiemannen en zoemend ge
praat. Dan eindelijk gingen de agenten weg.
Lam liep haastig naar do voordeur, toen
hij hen de trappen hoorde afkomen. Maar
zij zeiden niets, sloegen dadelijk links af,
toen zij buiten stonden.
Den volgenden morgen stonden Lam en
zijn vrouw in den winkel, toen Rip bin
nenstapte.
„Goeden morgen,"- zei hij bedaaird.
„Morgen," kwam Lam, naar voeren tre
dend. Ik had je gisteren verwacht. En hij
glimlachte verachtelijk.
„Gisteren?" vroeg Rip en een donkerrood
sloeg plotseling op in zijn gezicht.
„Ja, om te zeggen van het huis," zei
Lam.
„Zoo, nu, daar heb jij wel voor gezorgd,
dat ik gisteren niet kwam."
„Ik?" grijnslachte Lam.
„Ja, jij, als ik gisteren gekomen watf,
had ik je zeker de hersens ingeslagen."
Lam lachte minachtend.
„Ga nu je gang maar, hoor!" zeide hij.
„Neen, dank je wel. Ik wil voor jou
de kast niet indraaien", kwam Rip. ^Als
ik je gisteren te palfïcen gekregen had
Nu zal ik wijzer zijn."
Lam was plotseling achter de toonbank
geloopen en bukte daar naar beneden.
„Zoo?" zei hij, zich weer oprichtend. „>rU
niet. Dan zal ik het wel doen." En, op
Rip toostuivend, sloeg hij hem met het op
genomen breekijzer op het hoofd.
Rip, den arm ter afwering uitstekend^
sprong achteruit. Maar Lam raakte hem
nu op den uitgestoken arm, sloeg no: eens
en nog eens. Dan gelukte het Rir hem'
vast te grijpen en liem na een korte wor
steling, waarbij het ijzer uit zijn handen
viel, op den grond te krijgen.
Juffrouw Lam, die in angstige spanning
de worsteling had aangezien, b :t© zich
nu snel naar het gevallen breekijzer en
sloeg er Rip, die boven op haar man zat,
mee op den rug.
Deze, zioh nu aan twee kanten moetende
verweren, begon het hachelijke van zijn po
sitie in te zien en wilde juist opspringen
om vlug den winkel uit te snappen, toen
een jongen naar binnen stapte.
„Hè," zei die, verwonderd kijkend naar
het stelletje op den grond en dan naar
juffrouw Lam, die zioh snel had opgericht,
maar het breekijzer nog in de hand hield.
Dan stapte hij verlegen en aarzelend naar
voren en vroeg zacht: „Mag ik voor een,"
oent griffels, alsjeblieft?"
Juffrouw Lam legde beduusd het breek
ijzer neer en stapte plichtgetrouw achter de
toonbank.
Rip, haastig opgesprongen, liep naar dJ
deur.
„Ik zal je wel vinden," dreigde Lij.
Maar Lam vlug overeind gekropen, wa£
al bcsohaamd naar achteren gestapt.