cm ZO N D AG5 BIA D IE.ID5CH DAGBIAD 4 Maart. Anno 1911. •I- «troS>7ii{i;;;i;i;;;}«;;;;i;i;;ïi;i;;;i;i;;;iji;;;i;ii;f^t^»t VAN HELT -v DE VROUW IN HET GRIJS. M Op de marmeren trap vaa liet groots ge- douw wemelde het van menschen uit den aanzienlijkste a stand. Hertogin te Latham stond met haar schoondochter de gasten op te wachten. „Wie is dat?" vroeg de jonge vrouw, toen een dame in grijs toilet boven kwam. „Ik heb haar nooit gezien", antwoordde haar schoonmoeder. „Dan kan ze toch niet hkr zijn", meen de liet jonge vrouwtje. „ïk heb een goed geheugen voor gezich ten", sprak de oude mevrouw; „haar heb ik nooit gezien." „Komen er dan menschen bij u, zonder dat ze gevraagd .zijn vroeg de jonge vrouw verbaasd. „Je weet niet, wat menschen. die ver langen uit te gaan, durven", antwoordde do Hertogin; „maar laten we nu naar de «ral gaan." Daar zagen ze de dame in het grijs staan prateri met een heer. De Hertogin ging naar het paar en sprak: „Wat past uw toilet goed bij de kleur van ons ameublement". De dame lachte en antwoordde: „Ik kan de gedachte maar niet van me afzetten, dat u zich me niet herinnert." „Als dat zoo was, zon ik u toch geen uitnoodiging hebben gezonden voor do par tij ter eere van het huwelijk van mijn *oon", zei de Hertogin. „Wij ontmoetten elkaar in Indië, bij de Landerdales", verklaarde de dame in het grijs, „en daar u hier we?r teruggekeerd is, heeft, u zeker niet van m n verloving gehoord." „U.was toen toch getrouwd", stamelde de Hertogin. „Mijn man stierf een jaar geleden, en nu ben ik zoo vrij, mijn aanstaande, den heer Bellard, aan u voor tj stellen." De man boog diep „Kwam u-samen?" vroeg.de Hertogin. .„Keen", zei de dame in"het grijs. „Ik kwam tien minuten geleden, en men zei me, dat u juist de zaal was bin nengegaan," zei de heer Bellard. De Hertogin beet zich op haar lip. Haar plannetje was mislukt en ze liep glimlachend verder. „Wat hebben we in die paar minuten gelogen!" zei ze tot haar schoondochter. „De vrouw was nooit bij de Landerdales en de man kwam gelijk met haar boven!" „Waar houdt u hen voor?" vroeg de jonge vrouw. „Misschien komen ze stelen." „Moeten we dan geen detective waar schuwen V' „Die kan hen toch niet gevangennemen, ais zij niets misdreven hebben." De jonge vrouw, die verlangde een oogen- blik alleen te zdjn, stond achter een blauw gordijn ia den tuin te kijken. Opeens hoor de zij de stem van de vrouw in het grijs en zij dacht aan de woorden van haar schoonmoeder: „Misschien komen ze ste len!" De dame zat op een sofa en sprak met lieve, innemende stem: „We zagen elkaar •t laatst in Monte-Üarlo." „Waar we het bijzonder goed samen kon den vinden," zei de man. „En waar we van elkaar gingen, omdat het b j onze manier van leven beter is al leen te zijn." „Waarom ben je hier gekomen?" vroeg de man. „Ik Verlang niets anders dan de tiara", fluisterde .zij,. ,,maar ik had' niet gedacht, je hier te zullen vinden." „We 'hadden hier niet moeten komen", sprak hij bitter; „de Hertogin doorziet ons en ik vrees ieder oogenblik, dat er iets zal gebeuren." „O neen, we zijn hier veilig. De Herto gin is beel lief en haat. scènes." -Nu spraken zij eenigen tijd zoo zacht, dat de: jonge vrouw achter het gordijn hen niet kon verstaan; maar eindelijk hoorde zij weer: „Als je de tiara weet te krijgen, ben ik bereid je vrouw te wordenop voor waarde, dat we daarna een eerlijk leven gaan leiden. Ill; verlang er naar dit leven op te geven." „Trouw je mij, als ik haar krijg?" vroeg do man begcjrjg. „Ja", klonk het antwoord, „en dan zou den we weg kunnen gaan en alles vergeten, behalve elkaar.- „Maar als ik niet slaag? Als ik gesnapt word?" „Dat zou mijn dood zijn." „Als wc c1'- iar niet weer mochten zien, vaarwel!" zei hij heeseh, terwijl hij op stond. „Vaarwel en in alle mogelijke opzichten het beste", fluisterde zij. Zij gingen de kamer in en de jongge trouwde vrouw kwam van achter het gor dijn te voorschijn. Zij werd dadelijk aange sproken door de Hertogin. „Zou ik mijn tiara nu kunnen krijgen?" vroeg zij. „Je tiara? Nu?" zei de Hertogin. „Na tuurlijk, maar je wil die toch niet in den trein opzetten?" Haar schoondochter lachte zenuwachtig. „Je bent moe, kindje," zei de Hertogin. „Natuurlijk krijg je de tiara. Je vader gaf ze je en je kunt er mee doen wat je wilt." De Hertogin haalde het schitterende voorworp uit. «Ie massa tentoongestelde ge schenken en gaf het aan haar dochter. „Ik zou maar niet beginnen de tiara op je hoed te drageii," raadde de Hertogin, „en hu moet je naar boven gaan, om je te verldeeden, kind." De jonge vrouw liep de zaal door met den etui, waarin de tiara, tegen haar hart gedrukt. Nu ze zelf zoo gelukkig was, wilde zdj ook anderen gelukkig maken. Op eens zag zij de dame in het grijs met haar metgezel. „Neem me niet kwalijk," bracTit zij ha perend uit. „Kan ilk u een paar minuten alleen spreken?" De dame in het grijs werd. eerst bleeds en toen rood. „Zeker, lady Alliston," zei ze. Zij gingen naar het boudoir van de Her togin en de jong; vrouw sloot zorgvuldig de deur achter hen. „U hadt ons iets te zeggen, lady Alli ston?" vroeg de dame in het grijs. „Herinnert u zich, dat u enkele minuten geleden op een sofa zat?" vroeg de jonge vrouw. „Ja." Dit enkele woord kwam van' den man en werd met snijdende scherpte uit gesproken. „Ik stond achter het gordijn en hoorde alles, wat u zei." De anderen spraken geen van beiden. „Wil u deze tiara als een geschenk van mij aannemen?" ging de jonge vrouw haastig voort, terwijl zij de ander den étui toestak. „Ik wil, dat u gclulkkig wordt en een nieuw leven begint." Zij liet een snik hooren. „Ik ben zelf zoo gelukkig en zou willen dat iedereen het werd". De andere vrcuw kwam naar haar toe. „Ik kan u nooit genoeg danken," fluister de zij met tranen in de oogen. De man deed een stap naar voren. „La dy Alliston," zei hij, „u is rijk, en u kan niet begrijpen, hoe mocilijlk het is, niets te kunnen omdat je geen geld hebt." „Maar nu moet u de tiara nemen," drong de jonge vrouw aan. „Ik heb et nog vier en zal deze eeno niet missen; Ik zou zoo \ag willen, dat u gelukkig werdt." De vrcuw it, het grijs nam de beide han den van lady AUiston. „U is het liefste schepseltje '.er wereld," zei ze. „Ik zal hem morgen trouwen, als hij me wil heb ben, en dat we arm zijn"... Zij haalde haar schouders op en lachte. De jonge vrouw stak haai' weer de tiara toe. „We hebben die niet noodig," zei de vrouw in het grijs. „We moeten een nieuw leven beginnen in het bezit van uw tiara." „U begint een nieuw leven?" vroeg la dy Alliston verheugd. Zij knikten bidden en gingen naar de deur. „Wil u me een gunst bewijzen, lady Alliston?" vroeg de vrouw in het grijs, terwijl zij zich omkeerde. „Zeker," antwoordde lady Alliston. „Zou u mij een ikus willen geven"?" Lady Ailiston kuste haar op beide wan gen en sprak: „Ik hoop, dat u gelukkig wordt." 'De vrouw in het grijs bloosde en stak haar arm in dien van den man, die beiden strak stond aan te kijken „Als u de tiarn draagt, lady Alliston," zei hij langzaam, „denk er dan aan." „Waaraan?" vroeg zij. „Dat er eergevoel bestaat bij dieven, zei de vrouw in het grijs. Toen lady Alliston den zakdoek van de oogon had weggenomen was zij alleen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 19