Schaarsclite van visch. STOFGOUD. AX.Z.XSX&X.EX. In een opstel over „Verduurzaamde Viscll {n Duitsclüand", in de „Mededeelingen over Pisscherij" verschenen, wijst dr. Redeke op ft&t opmerkelijke verschijnsel, dat in het bui tenland, ten gevolge van het steeds schaar- «oher worden der betere soorten, allerhande visschen gegeten plegen te worden, waar- Voor het Hollandsche publiek nog den neus pptrekt. Tot deze min .eetbare soorten behoort ook de „snotdolf"en het is vooral in Duitsoh- iand, waar meer dan elders zulke buitenis^ jpge visschen aan den man worden gebracht, felat deze visch in de laatste jaren gere geld ter markt wordt aangevoerd en in de ianvoerstatistieken te boek loopt. Voor de Duitsche Noordzeehavens varieert de jaarlijkeche aanvoer van ongeveer 1500 tot ruim 10,000 K.G., terwijl de aanvoer ait de Oostzee, naar het schijnt, slechts gering is. De gemiddelde prijs voor dezen visch is laag: fO.10 per kilogram- Alleen op Helgo land, waar de bevolking op snot dolven zeer yerzot moet zijn, brengen zij vrij wat meer op, ml. ongeveer f 0.40 per kilogram, wat ongeveer overeenkomt met den prijs van aal bij ons. Ook in Schotland houdt men den snot- dolf, althans in bepaalde maanden van het jaar, voor een smakelijk eten, met name de ïnannetjee. Maar overigens schijnt de al- gemeene opinie niet gunstig voor dit „zee banket", althans volgens Day's mededeelin- 'gen zou het vleesch slobberig én smake loos zijn en als gelei smelten in den mond» Het is derhalve eenigszins verrassend, om jfe zien, dat in Denemarken, waar men toch overigens de kunst van viscbeten wel ver- staat, inderdaad niet onbelangrijke hoeveel heden van dezen visch, zoowol uit de Noord zee, als uit het Kattegat en de Belten, worden aangevoerd. De aanvoeren varieerden ÜlL in de jaren 19031907 van ongeveer 300,000 tot ruim 760,000 kilogram per jaar, •terwijl de opbrengst daarvan circa f30,000 tot respectievelijk f S0,000 bedroeg. Dus ook 'alweer ongeveer een dubbeltje per kilogram. Het staat intussehen vast, dat niet al deze enotdolven in Denemarken zelf gegeten wor den, aangezien een gedeelte er van naar Duitschland geëxporteerd wordt. Bij ons wordt, voor zoover dr. Redeke weert, de snotdolf alleen door de vissjhêrs wel eens gegeten. Verleden voorjaar ver zekerde hem een Heldersche vissoherman, 'die aan het Zoölogisch Station snotdolvea te koop bood, dat de kleintjes (bedoeld wer den ^de mannetjes, die aanzienlijk kleiner zijn dan de wijfjes en aan huil fraaie kleur gemakkelijk herkend kunnen worden) heel lokker smaken. Enkele der hier meegedeelde bijzonderheden zijn door dr. Redeke ontleend aan een artikel van Apstein in de „Mitteilungep des Deut- Bchen Seefisehered-Vereins." [Waarneer gij iets voor onmogelijk; Houdt, dan zal uw kleinmoedigheid het onmoge lijk maken. Hij, die volhardt, zal alle moei lijkheden overwinnen. ScHopen K^uer. De menseli is wijs zoolang hij naar wijs heid zoekt. Maar meent hij die gevonden te bobben, dan begint hij le dwazen. Cats. TABAKSROOK. De rook, die uit een pijp opstijgt, is, zoo als men dikwijls zal hebben opgemerkt-, blauw van kleur; de rook, die door de roo iers wordt uitgeblazen, is grijs. Er,is reeds dikwijls beweerd, dat de uitgeblazen rook den waterdamp van de uitgeademde lucht opneemt, maar dit is onjuist. De rook be vat reeds waterdamp en is reeds grijfi van kleur vóór zij in den mond komt. Men kan zich daarvan overtuigen, als men den weinigen rook, die na een flin- ken trek nog uit de sigaar bij het mond stuk komt, eens goed bekijkt. Als men aan een eindje sigaar nog een flinken trek doet, en men rolt het stukje dan vlug af, zal men ook zien, dat de sigaar met grijze asch ge vuld is. Goed ban men dén grijzen rook zien als men een sigaar door een glazen pijpje rookt De tabaksrook is dus reeds grijs van kleur bij het komen uit sigaar, sigaret of pijp. Maar hoe dan de verschillende kleuren van den rook te verklaren? i De grijze en de blauwachtige rook ontstaan werkelijk op verschillende ma nieren. De rook ontstaat, zooals men weet, als men met kracht lucht door de sigaar zuigt en daardoor de tabak flink laat branden. De blauwachtige rook gaat van het vuur direct in de lucht; de tabak gloeit slechts onder de toetreding .van luchtbelem- merende aschlaagjes. De blauwe rook ont staat dus, in tegentelling met den grijzen, bij een onvolkomen verbreding. Blauwe rook is dikwijls doortrq^^^ van grijze strepen, die afkomstig plaatsen, waar de tabak beter brïij^^^en andere omstandigheid is, dat de r&^Öij het gaan door de sigaar afkoelt en e^n^el van zijn bestanddeélen neerslaat: Daardoor veran dert natuurlijk ook we0r de samenstelling. Dat 'deze omstandigheid echte# meewerkt tot het doen ontstaan tan grijzen rook, is niet waarschijnlijk. Zelfs bij een klein stompje sigaar of sigaret, waar toch van afkoeling en verdichting geen sprake is, zal men grijzen rook zien. Precies hetzelf de. Een dorps- predikant; had een mooi beroep gekregen. Dominee was er vervuld van; de dominee- eche nog meer. Zij moest het iedereen, letterlijk iedereen, vertellen. Zoo dus ook aan de boerin van den „Boterhof," toen zij die 's avonds op heti kerkepad tegen kwam. „O, vrouw Jansen, heb je het al gehoerd? Mijn man heeft zóó n mooie plaats gekre gen. Een prachtig beroept Ik kan je niet vertellen hoeveel pledzier mij dat doet. Be grijp je het wel, vrouw Jansen?" „Zeker, mevrouw, ik begrijp heel best hoe het u te moede moet zijn. Net als toen wij hoorden, dat ons speenvarken de gou den medaille op de veetentoonstelling .had gekregen 1" Eenbeetje overdreven. Een jongmensch kreeg werk bij een Schotschen boer. „Je moet in de schuur slapen en 's morgens om vier uren verwacht ik je op het werk," sprak de baas. „Goed," antwoordde cle knecht. Maar den volgenden morgen versliep hij zich' en kwam eerst om Half vijf op het land. De boer wierp hem een donkeren blik toe en bromde: „"Waar heb je den heelen voormiddag gezeten?" Ook verpleegsters. In Enge land is het mode, dat romantisch-aangeleg- de, welgestelde juffers zich in oorlogstijd, enz. als dilettant-verpleegsters aangeven en dan ook werkelijk een pakje aantrekken en verplegen. Zoo was ook een jongedame van hoogen adel „werkzaam" in het; Kaapstadsche hospitaal tijdens den laatsten Zuidafnkaan- schen oorlog. De dame verpleegde ijverig, met name één eenvoudig soldaat, die er niet ongun stig uitzag. Hoe inspannend die „verpleging" intus sehen was voor den werkelijk zieken jongen bleek uit een krabbeltje, dat de freule op zijn bed vond liggen, op een middag na de lunch. De jongen sliep. Op het briefje stond: „Lieve feule. Vandaag voel ik mij te ziek om verpleegd te worden. No. 5XX." Percy komt' in een winkel en laat zioh de eene das na de andere zien. Gemakkelijk is hij niet te bevredigen: rood, blauw, groen, geel, gestreept en effen, geruit en gebloemd, niets bevredigt hem. Een paar kiest Percy er uit en de andere legt hij op zij, waarna hu opmerkt, dat de verkóoper ze in een andere doos doet, dan waaruit hij ze genomen heeft. „Vergist-u zich niet in de doos?'-' vraagt Percy. „O, neen," antwoordt de bediende, „wij moeten iedere das, die vijf of zes heeren met willen, in deze groote doos leggen." „Die krijgt de fabrikant' dan zeker terug?" „Dat niet, maar daaruit laten wij de da mes kiezen, als zij een das voor haar man komen koopen." („De Middenstandsbond"'X/ Boerin (voor het eerst' op reis 'tót eêü vrouw) .„Madame, wilt gij mij zeggen, waar én hoe ik een kaartje moet vragen?" Vrouw: „Ochdat is niemendalle, kom maar mee. Ik moet ook op.reis." - Dezelfde vrouw voor het loket: „Catha- rina Waver 3de klas-retour." Boerin (hard roepend)„Anne Catha- rina Trees Spiessens, 65 jaar, tweemaal ge-; trouWd, retour." Ons boerinneke meende, dat Catharina Waver, een plaatsje aan de lijn Answer-; pen-Mechelen, de naa-m was van haar vriendelijke helpster. Lastig. Zé-ér boos kwam gisteren iemand op het bureel eener krant, legde het jongste nummer uitgespreid op tafel en riep nijdig: „Wat willen jullie hiermee' zeggen?" Een der heeren kwam van zijn lessenaar en vroeg beleefd: „Wat bedoelt u, me neer f „Wat ik bedoel? Ik bedoel niets. Maar wat bedoel jij om in. mijn advertentie van pelterijen, waar ik schreef„Wij betrek ken dit bont van de grootste huizen met letters als koeien te drukken „van de gToofcste muizen!" Grappig verwijt. Mevrouw (bot de keukenmeid)„Mina, dat je met je vrijer altijd in het donker zit, werpt éeil eigenaardig licht op je." Tweemaal betalen.— „Hola, hei- daar 1" riep een kastelein en snelde van achter het buffet de straat op, een man achterna, „hola, je hebt je bier nog niet betaald 1" „Heb je 't zelf betaald?" riep de ander, zijn vlucht voortzettend, terug. ^Natuurlijk „Wel, dan is 't ook niet noodig, dat we "t allebei doen!" Kindermond. M a r i e t j e: „Ik weet wel, wanneer u geboren is." Gouvernante: „Dat geloof ik niet, wanneer dan?" Ma r ie tj e: „U bent van 't jaar nol, beeft papa gezegd." Astronomie. Zij: „Ik begrijp niet, Waarom de menschen zich toch altijd zoo druk maken over de planeet Mars en haar bewoners. Ik geef de voorkeur aan de zonen van Mars, die wij op de aarde heb ben."' Dienst ij ver. „Ho, conducteur!" „Ja, mijnheer." „Hebben wij hier tijd? Ik wou ïet4 drinken." „Ja, meneer." - „Sta je er voor in, dat de tram niet zon der mij weggaat?" „Ja, meneer. Dan ga ik maar meel'* Verkeerde opvatting. Alt „Mijn vrouw heeft gisteren een kind het leven geschonken." B.„W?t had het arme kind gedaan, dat je vrouw het wilde ombrengen f'-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 18