Ervaringen bij bet Zendingswerk.
RECEPT.
heidBverscbijnselen, toenam als hij dronk,
jfcerwjjl het ?fwaier" hem uit oogen en ocuj
fiep. Dat bracht hem op het idee» bij Ter-
koudheid alle vocht zooveel mogelijk te ver
mijden, met het) gevolg, dat zoo hij al
verkouden werd de vroeger daarvan on
dervonden hinder zoo góed als verdween,
terwijl bij een eenigszins geregeld volhou
den van zijn droog dieet de verkoudheid
zelf binnen vier en twintig a zes en dertig
uren verdween.
Menigeen heeft die kuur geprobeerd, in
verscheidene gevallen heel goede resulta
ten gehad met deze methode, al is de door
den Engelsehen dokter aangegeven tijd wat
kort en kan men den tijd, tot volkomen ge
nezing noodig, gerust op tweemaal vier en
twintig uren stellen, in hevige gevallen nog
wel wat langer zelfs.
Maar- het voordeel dezer behandeling
blijft, dat men er niet; voor behoeft thuis
te blijven, ja, dat een vertoeven in de open
lucht er in de meeste gevallen aan ten gpe-
de komt'.
Doch er zijn verkoudheïdsgevallen van
zoo venijnigen en langdurigen aard, dat
het slachtoffer er maanden mee sukkelen
blijft. Waar komt dat nu door1?
Hier komt de vraag naar besmetting op
de proppen. Besmetting is n.l. bij verkoud
heid zoo algemeen waargenomen, dat ze
door den strengsten theorist; moeilijk ont
kend kan worden, al staat de oorzaak dier
besmetting niet vast. Men zij daarom
uiterst voorzichtig met de afscheidingspro
ducten van de slijmhuid, zorge voor voort
durend reine zakdoeken en zorge er ook
voor de zo zooveel mogelijk op nog onge
bruikte plaatsen te benutten, anders bestaat'
er kans op een soort' zelfbesmetting, die de
verkoudheid uitermate slopende kan ma
ken. Met het oog daarop dan ook is de Chi-
neesche methode om papieren zakdoekjes
voor eenmalig gebruik in den zak te dragen
nog zoo kwaad niet, al is het achieloo3 weg
werpen van deze bevuilde papiertjes min-
'der gewenscht
Heel veel zou er nog over verkoudheid
te zéggen zijn, maar, helaas, weinig zekers.
Daarom, wie een gewoon en gezond gestel
heeft, beschouwe verkoudheid als een meer
lastige dan gevaarlijke ongesteldheid. Doch
daarnevens ware het onverantwoordelijk
niet nog eens te wijzen op de groote geva
ren die aan haar nevenverschijnselen ver
bonden zijn. Wie dan ook, nevens de gewo
ne verkoudheïdsverschijnselen, of zonder
die, verschijnselen opmerkt, die hij niet
verklaren kan, die raadplege onmiddellijk
een dokter. Zelfs al ziet deze de zaak mon
dei- zwaar in, dan blijve men op zijn eigen
lichaam letten en nauwkeurig op de ver
schijnselen acht geven. Dat zal, indien men
zich niet spoedig beter gevoelen en dus
vweer den arts opzoeken gaat, dezen in staat
stellen zijn diagnose scherper te stellen.
Nog altijd denkt het publiek te veel, dat
een arts een soort van helderziende is, die
op grond van de meest onvolledige gege
vens een niet alleen juist, maar ook volle
dig ziektebeeld ontwerpen kan. Dat dit
mïsgedacht is, behoeft eigenlijk niet gezegd
te worden. Maar daarom is het dan ook
r.aak, dat ieder, die ziek is, den dokter zijn
bevindingen zoo volledig mogelijk mede
deelt. En dan liefst zoo beknopt mogelijk,
want het ontbreekt veel patiënten minder
aan woorden dan aan duidelijkheid in hun
mededeelingen.;
De heei1 en mevrouw Kruyt, zendelingen
te Pendolo (Posso), gaven af en toe verslag
van hun bevindingen in brieven aan liun
vrienden. De laatste brief, geschreven door
mevrouw J. H. Kruyt-Moulijn, is uitgege
ven door de onderafdeeling Leeuwarden van
het Nederlajidsoh Zendelinggenootschap,
welke onderaf deeling de zorg voor den post
Pendolo op zich heeft genomen. Deze uit
gave is niet in den handel, doch wordt op
aanvrage aan belangstellenden toegezonden.
Wij nemen er hier eenige stukken uit over,
.wplk§ een merkVr&ardigen kijk geven op het
naïeve, kinderlijke volk der Toradja's, waar-
aandar daze 2endelinge>n arbeiden.
Over vb gofediti&tcefenwg schrijft mevr,
Ka 0» n» j
„Het gaat hier nog zoo eenvoudig toe,
geheel $ndecns dan in de andere dorpen. Hier
bijv. nog geen vooraanz ittdng- Een paar
meisjes van de handwerkles zetten zich!
altijd zoo gauw zij maar kunnen links
en rechts van mij neer. Als mijn man of
de onderwijzer bij den aanvang der gods
dienstoefening zegt: „Laat ons bidden,"
klinkt uit veler mond het bevel: „Oogen
toé." En de rij van vier, vijf maagden,
die op da bank voor mij zitten, strsngoi
len haar aJnnen dan om elkaar heen en
trekken .den doek, dien ,zij voor de kou;
om de schouders geslagen hadden, over haar
buigend hoofd (meestal twee onder één
sjaal).
Soms gebeuren er belachelijke dingen. Zoo
had mijn man onlangs nauwelijks „amen"
gezegd, of een oude man liet een kreet hooren,
waarvan ik vreeselijk schrok. Mijn man
hield zich ernstig1, maar ik zag, dat hij even
moeite ha4.. Dit gebrul nu moest dienen om
een man aan hel schrikken te maken, die,
zeker door-tuinwerk vermoeid, onder het
nagöbed -r- hoe kort ook in slaap was
gevallen.
Een paar weken geleden zou de onder
wijzer juist met gebed beginnen, toen een
oude man hem toeriep: „Wacht even, ik
wil eerst mijn pruimpje gereed maken". Ta-
mc-sampo (het dorpshoofd) keek verstoord
op, niemand lachte, de onderwijzer keek den
ouden man een oogenblik doordringend aan
en bijzonder ernstig klonk de toon, waarop
hij zei: „Laat ons tot God bidden". Oogen->
blikkelijk bogen allen het hoofd. Ook de
oude man gaf er voorloopig zijn pmimpje
aan."
Van de ruwe opvatting van rechtspleging
hel volgende staaltje De zendeling had over
stelen gesproken. Het dorpshoofd zeide hem
twin:
„Stielen komt onder onsi ook wtai> Voor,
Piet veel, maar toch wel nu en dan; en toen
vertelde hij van iemand, wien de top van
een zijner vingers was afgehouwen, omdat
bewezen was geworden, dat hij gestolen had,
en ook, hoe eenige weken geleden een klei-:
nen jongen een gedeelte van de oorschelp
was afgehakt, omdat zijn heer hem her
haaldelijk had betrapt op bet stelen van
visch uit de fuiken- Werkelijk was de
kleine schuldig© een paar dagen te voren
bij mij geweest in gezelschap van een mak
kertje. Hij bracht een pakje Spaansche peper
en toen ik vroeg wat hij er in ruil voor
begeerde, zei de ander plagend: „Vraag aan
grootmoeder (zoo wordt de zendelinge door
de inlanders genoemd) medicijn voor je oor".;
Toen eerst lette ik op de verminkte oor--
schelp, „Hoe komt dat?" vroeg ik mede
lijdend. En toen dischte bet kereltje mij
een keel verhaal op. Zijn heer had hem in
een draagmand een zware vracht te dragen
gegeven, bij had de mand niet van den
grond opgetild kunnen krijgen en boos ge
worden, had zijn heer toen in zijp oog.
schelp gehakt."
Maar het aardigst zijn nog als voorbeeld
van kinderlijk© schranderheid trekjes als
deze:
„Door den onderwijzer wordt altijd in
overleg met hét dorpshoofd bepaald, wan
neer de vacantia zijn zal. En het is juist
om den menschen ter wille te zijn, dat
de yacantie in den oogsttijd wordt gegeven,
opdat ook de schooljeugd helpeu kan- Als
dus de vaoantie-maand om is, moet met
de school weer begonnen worden, klaar of
niet klaar. Maar één vrind, die nog niet
gereed was met het binnenhalen van zijn
oogst, wist er wed raad op. Twee dagen
voordat met de school weer begonnen zou
worden kwam hij bij ons op bezoek, gevolgd
door zijn schoolgaand dochtertje van onge
veer twaalf jaar en haar zusje van vier,
vijf jaar. „Meneer", begon de man, nadat
hij zijn keel eens had geschraapt, „ik hen
nog aan het oogsten. Nu breng ik u hier
mijn kleine meid hierbij wees hij op
zijn jongste spruit en vraag 'u, of het
goed is, dat zij Masoesa (zoo heet het oudste
meisje) op school vervange voor een week,
dan kan Masoesa mij helpen oogsten."
„Weln^ena vriend, dat gaat niet," zei mijn
man, „wat zou het voor nut hebben of
dit „pas gespaand©" kind aóht dagen op de
scboolbaakep 2at, daarmee Zou Masoesa niet
Trtjzer WoxdeD. Masoesa moet ter school k<w
men."
Tusscbeu zendoling en inlanders wordt
'een levendige ruilhandel gedreven- Men
brengt aan li©t zendolingshuis allerhande za-
ken: inlandsche bladgroente, komkommers,
pompoenen, Spaansche peper, mais, bananen,.
eieren, enz., en in ruil vraagt men dan:'
gambir, lucifers, haantjes-duiten, garm,
naalden, maar vooral zout.
„Met enkele uitzonderingen brengt men
ons het liefst, wat men hot best missen
kan en vraagt er goede zaken voor in ruil.
Beeds bedorven eieren stopt men mij graag
in de handen en naïef was het antwoord,
dat mij een oud moedertje onlangs gaf, toen
ik haaT zacht berispend toevoegde: „Gij wist;
toch wel, dat dit een oud ei was."
„Ja, .jnaar ik had geen pas gelegd ei voor
u en ik wou toch gambir hebben-"
Vermakelijk is het ook, stilletjes te zitten
luisteren naar de opmerkingen, die men
maakt gedurende een bezoek. „Zoo was er
dezen morgen een vrouw uit een naburig,
gelegen dorp (waar ook geregeld geëvangen
liseerd wordt). Nu hangen er sedert eenige
.maanden gordijnen voor de ramen van mous-
•eeline antique. „0", zei het oudje opeens,
terwijl zij naar de gordijnen knikte, „dak
zijn ze dus. Ik had al gehoord, dat hier
zulke mooie broeken voor de glazen hanV,
gen." Van boven vallen de gordijnen samen;
en verder heb ik ze opengeschoven, dun
ziet men er broekspijpen in. Of ze ziek eennl
spiegelen mocht? "Welzeker. Op onze voor
galerij staat een koedensfcandaard, die in!
het midden een spiegel heeft. Even schrikken
en toen dolle pret.
„O", hoort men telkemB hitroepen, na4a
ik in zulk een huis woonde, zou ik niet
kunnen sterven, 'tis een huis der goden."
OUDERLEED.
Ale in den bloeitijd van het leven
Een dierbaar kind hlet leven derft,
'Als 't zich de krachten ziet "begaven
En 't voor het oog der ouders sterft,
Dan kwijnen zij schier weg van smart»
Dan slaat een bitter wee hen neer;
Dan bloedt, en schreit het ouderhart©.
Wftt pijnigt, dak die scheiding, meer?-
Maar nla in 't bloeien zijner jaren
Een jongeling het pad verlaat
Van 'i goede, en niet denkt aan gevaren,
Waar hij zoo schand'lqk door vergaat,
Als hij, ondanks al *t zacht vermanen,
Maar immer weer d&t pad vergeet,
Dan weanen de ouders heeter tranen
Vak nog veel dieper har toleed.
Bedenkt dit altoos, jongelingen
Wecst vroolijk, maar ook vroom en vroed.
Vergeldt gestaag d© zegeningen,
Die de oud'ren brengen, trouw en goed.
Geniet verstandig 't jonge leven,
Zooals dat felk genieten mag;
Maar tracht uw ouders vreugd te gevei|
i Voor al hun zorg door goed gedrag.
Rijst-meelpudding.
Van 200 gram rijstmeel roert men mot
V* liter een papje, en laat dit met Vi
liter melk of room gaar koken. Men klopt
70 gram boter tot schuim en roert er S
eierdooiers, 125 gram suiker, het- afraspsef
van een citroenschil, 125 gram rozijnen, do
rijstebrij en ten laatste de acht tot sneeuw,
geklopte eierwitlen door. De puddingvorm;
wordt geboterd en met broodkruimels be
strooid en het mengsel wordt er in gedaan,
laag om laag met bitterkoekjes. Eerst een
laag brij, dan een laag bitterkoekjes, enz.
De puddingvorm wordt in een pan geplaatst,
die met kokend water gevuld is en ge.
durend© twee uren in een heeten oven ge
bakken.
Men geeft er een wijnsaus bij of een van