ZONDAG5BIAD+ 1&ID5CH DAGBIAD VAN MET -f Rekeningen. STOFGOUD. No. 15626. 28 Januari. Anno 1911. Ali t t i l I lil Onder den majoor. Bemgen tijd geleden kreeg in «en Duit- sche stad een vrouw op straat een longbloe ding. Men haalde er een dokter bij, die geruimen tijd mot haar bozig was en haai tem slotte in eigen rijtuig naai een zieken huis brooht. De dokter diende bij het ziekenfonds, waarbij de vrouw was aangesloten, een re kening in, waarbij hij, behalve benige mar ken voor d» verleende hulp, nog een ze- leer bedrag verlangde voortijdverlies- Het bestuur van het ziekenfonds weigerde dit laatste oohtar te betalen; immers, nvet do verleende hulp was te gelijk oei de .verzuimde tijd betaald. Iets dergelijks overkwam iemand met een lood- en sinkwerker, die was geroepen om baar een mogelijk lek in de gasleiding te zoeken, en op zijn rekening schreef: Naai het lak gezooht0.76 Het ]»k niet gevonden 1, Te zam/SD f 1.75 Dezla gevallen leiden waarsohijnlijk een bieuw tijdperk van rekeningen in- Ziehier, hoe wo cms de rekening van dan loodgieter in de toekomst voorstellen: Naar de X-straat geloopenƒ0.50 Aangebeld „0.10 Een trap opgeloopen „0.25 Aan de pet getikt voor me- vrouw „0.20 Het kleed teruggeslagen „0.40 Naar ga3 geroken „0.60 Het kleed op zijn plaats ge- legd „0.40 „Kobussie kijk je nog's oan" gefloten „0.15 Een kop koffie uitgedronken „0.16 De meid gegroet „0.30 De trap afgeloopen „0.25 Terugweg „0.50 Totaal f 3.70 KREEFTEN. Gij, die van kreeften houdt, hebt gij er wel earns aan gedacht, dat zij meer tijd noodig hebban om volwassen te worden da.„ een os? Het volgend staatje, aan oen wetenschap pelijk blad ontleend on dat vermeldt lengte en gewicht op verschillenden leeftijd, moge daarvan een denkbeeld geven: Leeftijd Lengte in m.M. Gewicht. 1 maand 25 5 27 minder dan 1 gram 1 jaar 40 50 1 i 2 It 2 50 60 4 e 6 ft 8 60 70 8 10 4 80 90 12 15 M 6 90 100 15 20 H 6 110 120 25 30 n 7 120 136 30 40 n 140 160 40 45 n s 150. 160 46 50 10 160 B 170 50 60 H 16 170 180 80 100 H Daarboven 180 190 100 135 n Ala zij zoo ongeveer 6 jaar oud worden Mn een lengte van 11 k 12 centimetere heb ben bereikt, denken hear en mejuffrouw kreeft aan den trouwdag; om in den han del gebracht te worden moeten ze 8 of 9 jaar oud zijn, als wanneer ze zoo zoetjes- ban een vijftig gram gaan wegen. De kreeften kunnen 25 jaar en ouder .warden 1 Warme dranken en spijzen. In vele huisgezinnen is het gebruikelijk m de koude, vochtige dagen van herfst en winter warme dranken en spijzen op tafel te zetten. Vele mensahen zijn ware vuureters. De spijzen kunnen niet beet genoeg zijn; de soep, de koffie of de thee willen zjj slechts dampend gebruiken. Onder deze brutale mishandeling lijden de slijmvliezen van het spijsverteringskanaal, die op zulke sterke temperatanrprikkela n»et ingericht rijn.; zij zijn vóór bun tijd verbruikt. Vooral voor kinderen zijn zulke overwnrme spijzen en dranken een groot gevaar. Het heete voed sel beschadigt den teederen slokdarm en de halsorganen, verlamt de werkzaamheid der slijnvliezen en bereidt daardoor allerlei ziekten, catarrh, influenza en diphbheritis voor. Ook ligt hierin een der hoofdoorzaken van de in zoo erge mate toenemende kan kerziekten in de tong, den slokdarm en de maag. Faling aU waterzniveraarster. In landen in het Zuiden hebben de men- schen veel laet om aan water te komen, dat zuiver genoeg is om gedronken te kunnen worden. Men beschikt daar niet over water, afgepompt uit een onderaardsoben voor raad, gelijk meestal bij ons, maar men moet zich tevreden stellen met regenwater uit den put Maar daar leven veel microben in, die gevaarlijk zijn voor de gezondheid; men is dus verplicht dit water vooraf te zuiveren. Daartoe doet men er kleine palingen in. Na drie jaar zijn deze flink en dik aange groeid, zonder dat men er heeft moeten naar omzien. Meteen is het onbruikbaar water, door tusschenkomst der palingen, in gezond water veranderd. Sarah Bernhardt tien geboden. Sarah Bernhard, de eeuwig-jonge, heeft bdj haar verblijf in de Vereenigde Staten de volgende tien geboden opgesteld, waar aan zij, volgons haar zeggen, baar eeuwige jeugd te danken heeft: 1. Gij zult tón ding hebben, waarvoor gij zooveel belangsteling koesterts dat het uw geheele leven vult S. Gij ault andere „liefhebberijen" heb ben, welke u voor eenzijdigheid bewaren. 3. Gij zult uitmaken wat in uw leven wezenlijk is en daarop uw aandacht oon- oenhreeren. 4. Gij zult uitmaken wat in uw leven onwezenlijk is en u hieraan niet storen 5. Gij zult voor alle gebeurtenissen een oogenblikkelijke belangstelling hebben, doch deze niet te diepgaand laten worden. 6. Gij zult eten, wat u bevalt en wanneer het u bevalt, maar niet zooveel als ge zoudt willen. 7. Gij zult veel water en vruohtsappen drinken. 8. Gij zult slapen, wanneer ge moe zijt. 9. Gij zult u vele malen por dag telkens eenige minuten rust gunnen; deze kleine rustpoozen verlengen het leven. 10. Gij zult bet voor u passende beroep vinden en moot den arbeid als een genoe gen, niet als een straf beschouwen. Geen doom met boosaardiger venijn dan achterdooht. Simon Gorter. Help nooit iemand zdat ge hem ver slapt in zijn maoht om zichzelf te helpen. Roosevelt. AZjljlE! Ü&XjEala Brutaliteit. Landlooper: „De fcecle wereld hangt van bedriegerij aan elkaar. Daar ga ik met dit slechte weer naar de gevangenis, om de veertien dagen uit te zitten, die ik nog te goed heb. En nu is er al een ander geweeat en heeft ze onder mijn afgebromd." Moeilijke vraag. Hij: „Zou je met mijn inkomen kunnen toekomen, lieve Annal" Z ij: „Ja tekor, maar waar moet jij dan van leven!" I n g e d a o b t e n. D ie n e t m e i a j e: „Er is een heer aan de telefoon, die u wenscht te spreken, professor. Ik kan zijn □aam eebter niet verstaan." Professor: „Hoe ziet hij er uitl" Een aanmoediging. Jan, die maar niet durft, tot Marie: „Ja, zie je, ik droom wel meer. En dan soms zulke merkwaardige droomen. Gisteren bijv. droomde ik, datje, zie je, ik droomde, dat..... Jk je hand vroeg. Wat denk je daar van!" Marie: „Denken! Wel, dat je in je slaap een heel wat flinkere vent bent dan wakker. Boerin: „Nou ik vader zie gapen, valt 't me ineens in, Krelis: de deur van de boeisohuur is nog niet dichtgedaan f' Naohtegaaltje. „Toen mijn vrouw nog een jong meisje was", zei iemand, „werd zij overal de nachtegaal ge noemd, omdat zij zoo'n mooie stem had. Of zij toen werkelijk zoo goed zong, weet ik niet, alleen dat zij, toen we gehuwd wa ren, dadelijk begon te slaan." Spreken en zwijgen, Oude mensohenkenner: „Als ze nog aan 't vrijen zijn, spreekt bij en zij luistert; na het buwelijk wordt 't juist omgekeerd, of beiden spreken en de buren luisteren." Niet verlegen. Zij: „Man, ik heb eens uitgerekend, dat je voor 't geld, dat jo maandelijks aan sigaren oprookt, mij een nieuwen hoed kon koopenl" H ij: „Nu zie je eens, hoeveel zoo'n hoed bost!" Een bericht, dat vegetariërs genoegen moet doen; nL dat, meldende de oprichting van een „Onderlinge varkensslachterij." Advertentie: „Heden overleed, na een bijna gelukkige echtvejeeniging van 40 jaar, mijn geliefde...." De tabak9- en sigarenhandelaar Willems heeft aan zijn aanstaanden sohoonzoon, toen deze hem vroeg hoeveel mille hij aan zijp dochter dacht mede te geven, daarvan twin- tag toegezegd. Zij dagen niet al te vlug op, als het huwelijk reeds een poosje is voltrokken, en bescheiden waagt de jonge man eindelijk er op te zinspolen. „Da's waar ook", zegt schoonpapa, „zeg maar welke soort je wilt: regalia's, trabu- ooe, divinos, perfectos!"' Mama: „Hoor eens, Willem, als je ooui hier komt, behoef je hem niet altijd zulk een kwaad bescheid te geven; hij meent het altijd heel goed en bovendien is hij zooveel ouder dan jij. Je moet luisteren als oude menschen wat zeggen." Willem: „Ja, ma, maar sla oudere menschen het alleen weten, dan moeten de oudemannenhuizen wel vol professors zit ten 1" Volgens dienstregeling. Vrouw van een spoorweg-ambtenaar (tot vriendin): „Neem nooit een spoorwegamb tenaar tot man! Dat is iets vroeseljjks. De mijne meet 's morgens om 6.23 gewekt worden, om 6.37 ontbijt hij, om 5.43 moet het eten klaar zijn, en om 9.02 gaat hij naar de sociëteit. „Breng mijn laareen 1" snauwde de rit meester Bar tegen zijn nieuwen oppasser Roost. Deze sprong in de slaapkamer en kwam terug met een groote en een kleine laars. „Dat ie immere geen paar, lummelt" rierp de ritmeester. ,,'k Vraag excuus," antwoordde Roest. „Mijnheer heeft zeker geen gelijk paar, want in -ie kast staan er nog twee precies als deze. im'k?\ \T:iT:iii iri M As •te* *s« •;i i i> I I;«'* „Ik zeg 't je, man, dat houd ik niet lan ger uit!" Met deze woorden stormde de echtge noot» van handelsraad Witt de kamer van haar man binnen. „Daar is nu die Ruth, dat bakviachje van den majoor boven, al een uur bezig met dezelfde twintig maten en altijd maakt zij dezelfde fouten i Het is om uit jo vsl te springen! Je moet den majoor schrijvon, dat ik dat niet kan toestaan 1" „Maar, Lotje. Je hebt pas gisteren Mina naar boven gezonden...", begon de heer Witt op klagenden toon. Maar zijn vrouw Set hem met uitpraten en ging toornig .voort: „Natuurlijk heb ik dat gedaan! En wel omdat hun dienstmeisje alweer de vloer kleedjes buiten het raam heeft uitgeklopt, zoodat al het stof mijn kamer binnenvloog I En toen ik haar dat verbood, weid die bru tale meid nog grof op den koop toe Vroe ger, toen de lui geen raad van de schulden wisten, waren ze ten minste nog oesensi- den; nu de majoor de collecte van de Staats- loterij heeft gekregen, worden ze met den dag overmoediger." „Gunst, vrouw, kom tooh niet aldoor met die oude geschiedenis aandragen. Laat mij ten minste met rust tijdens mijn middag dutje." „Ja, rust' wèl!" bromde mevrouw, wier onderkin van opgewondenheid trilde. Boven werd nu een deur met gewold dichtgesmeten, tien jeugdige beenen storro- aen ongegeneerd over het portaal en daar op de oude heer rees van schrik op van zijn Bofa begon een afgezaagde phono- graof de „Waohtparade" te spelen. „Nu, nu, wat beteekent dat?!'* zei de handelsraad en keek een beetje schuin naa» zijn vrouw. „Een kleine attentie van je medebewo ners", hernam deze kwaadaardig. „Nu, wèl te rusten. Otto I'' Daarmee verliet zij hem en wierp de deur met een harden slag dicht. De oude heer bleef met gefronst voor hoofd rechtop zitten. Werkelijk zeer on aangename medebewoners, die KühnsZijn vrouw had groot gelijk. Als het niet veran derde, zou hij de huur moeten opzeggen, hoe ongaarne ook. In de slechtst denkbare luim ging hij naar zijn balkon en het zich daar door Mina, het kamermeisje, zijn koffie brengen. De heerlijk riekende mokka en een havanna bewerkten, dat hij weldra weer in goede stemming kwam. KletsDaar viel een kleine geraniumpot van het bovenbalkon en stortte zijn inhoud oit over de heerlijk gedekte koffietafel van den handelsraad. „Voor den... I" vloekte de oude heer. Ver der kwam hij echter met, want een aange name mannenstem van boven zei al: „Duizend excuses, mijnheer de handels tand I 't Spijt me erg, dat zoo'n ongeluk lebeuren kon. Maar a moet weten, ik ben een erge bloemenliefhebber en bij het ver planten is de pot uit mijn hand gevallen." „Och wat, nergens heeft men hier rust," bromde de oude heer en verliet knorrig het balkon. Maar den brief aan den majoor schreef hij tooh niet, ofschoon zijn vrouw daar 's avonds nog eens op aandrong. Eerst' vier weken later, toen Kurt van boven de waterleiding had open laten staan, zoodat een regen zich door het plafond in da benedenwoning en wel in de studeerka mer Van den beer des huizes over alles ver spreidde, toen werd het don ouden heer toch tc machtig. Hij stoof op van woede. Zoo'n bengel! Niet alleen het kostbare pla fond en het zijden behangsel waren bedor ven, maar ook twee olieverfschilderijen, origineele, totaaJ wegl De schade beliep in de duizendenDie kon de majoor hem niet vergoeden, al was hij oollectenr der Staats loterij. In zijn eerste toornige opwelling schreed de heer Witt een tamelijk groven brief aan zijn bovenbewoners, en ging toen naar den huisheer, om de huur op te zeggen. Terwijl op de eerste verdieping de storm zoo heftig te keer ging, wees op de tweede verdieping de barometer „orkaan" aan. De kleine, bevallige mevrouw Kühn lag op de sofa en weende erbnrmelijk. „Ziek maken me die Witts nogl Ze zullen me dood maken met him eeuwige ergernis 1" zei zo snikkend tot! haar gemaal. „Alsof men nog niet genoeg in de zorg zatl Wat weten die menschen van geld, hoe menschen als wij, met een klein, pensioen en vijf on mondige kinderen in dit dure Berlijn het stellen moeten!" „Maar Truitje", kwam de gemaal be daard tusschenbeide, „wij hebben nu toch de lotorijcolleote." Maar Truitje wou op dit oogenblik daar niets van weten en ging ongetroost voort: „Drie dienstboden hebben die Witts en ik sloof me af met één meisje en werk zelf van den vroegen ochtend tot den laten avond, om alles op rijd klaar te hebben! Natuurlijk, ik kan Tine toch niet naar bet Tempelhofer veld sturen om de kleedjes te kloppen; daar heeft zij geen lijd voor! Daarom echter heb ik nog volstrekt geen „slecht gevoerde huishouding", zooals de heer Witt beweert. En mijn kinderen zijn geen „rakkers"! En dat zeg ik je, Paul", de aardige mevrouw Kiilm sprong plotse ling op en eindigde met fonkelende oogen: „Ik blijf niet meer met die lui onder één dak I Vandaag nog ga je naar den huisheer en zeg je de huur op." En omdat de majoor een goed gedres seerde echtgenoot was, deed hij wat hem gelast werd. De Kühns verhuisden drie weken vóór den contractueelen termijnde Witts even wel, die nu van een weldadige rust genoten, niet vóór hun tijd gekomen was. „Zie eens, vent, wat' 'n prachtig uitzicht", zei mevrouw Witt, toen zij den eersten morgen uit het geopende slaapkamerraam hunner nieuwe woning naar buiten keek. Maar dadelijk daarop deinsde zij met een kreet van schrik terug, want boven haar hoofd had iemand een kamerkleedje met zooveel kracht uitgeklopt, dat een stofwolk tot in de slaapkamer vloog. ,,'t Schijnt, dat ook andere lui de vloer kleedjes builen het raam uitschudden", merkte de heer Witt spottend op, terwijl zijn vrouw verontwaardigd het venster sloot, „Er woont een nogal erg beweeglijke familie boven ons", zeide zij na een poos. „Hoor toch eens, wat er daar boven geloo- pen wordt en hoe men met de deuren smijt! Precice al3 bij den majoor", voegde zij er in gedachten bij; maar zij waagde het niet die nit te spreken Toen het echtpaar later op het balkon kwam, was boven hen iemand druk met de, bloemen bezig. Potten werden heen en weer geschoven, dorre bladeren roisohte» naar beneden en ten slotte toen de on zichtbare de bloemen begoot kwam er ook een kleine douche naar beneden „Pre cies als bij den majoor", dacht de heer Witt; maar ook hij' zei het niet. Eerst toen in den namiddag eenige He laas slechts al te bekende passages op de piano weerklonken, kromp mevrouw Witt zenuwachtig in elkaar en wisselde een be zorgden blik met baar man. Maar zij Her- stelde zich toch. „Merkwaardig, dat alle jonge meisjes de zelfde stukken spelen en ook... dezelfde fouten maken", zeide zij met een kramp achtig lachje. „Ja, en even merkwaardig is Het, dat alle menschen een fanatieke voorliefde heb ben voor zekere walBinelodfeën", ging de oude heer voort. „Hoor nu eens, daarboven zingt iemand „Die lustige Witwe", pre cies als vroeger de hoogere-burgerscholier van den majoor", besloot hij met een zucht. Onrustig, vervuld van bange voorgevoe lens, doorliep het oude echtpaar de elegante kamers. En die voorgevoelons werden tot een verschrikkelijke zekerheid, teen tegen den avond in de bovenwoning een phonograaf de „Wachtparade" speelde. De heer Witt werd lijkbleek en zijn vtouw ijlde ,zoo vlug haar beenen het toebeten, n?ar de bel, „Mina", zeide zij met een van zenuwachtigheid toonlooze stem tot het binnentredende meisje, „loop eens gauw de trap op en kijk even wie boven ons woont.'* Angstwekkend snel keerde Mina terug. Haar breede lach beloofde niets goeds. En werkelijk: het noodlot had den Witte een leelijke poets gespeeld. Het genot, dat men al vooraf van de nieuwe woning had gebad, was ijdel geweest, want zij woonden nu als toen „onder den majoor I" En of het nu was, doordat de wanden dunner waren, of doordat de stilte van de laatste drie weken het oude echtpaar verwend had, het kwam hun voor, dat de Kiihna nog nooit zoo luid ruchtig geweest waren als vandaag. Maar wat hielp dat! Het onvermijdelijke moest met waardigheid worden gedragoa Do stemming bti de Witte werd er natuur lijk niet beter op, en de dagelijks terogkee-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 11