No. 15614. LEIDSöH DAGBLAD, Zatsrdag1 14 Janaari. Toreads Blad. PERSOVERZICHT. Anno 1911. SCHETSEN UIT DE RECHTZAAL. De gestolen ring. Tn üi|n Kroniek in „Stemmen Toot Waarheid en Vrede" klaagt dr. A. W. Bronsveld over de regocringloasbaid, „waartoe wij in meer dan. één opzicht hoe langer hoe meer geraken". Hij motiveert zijn klacht o.m. aldus: Wat is het geval? Wij hehben nu sinds de laatste verkiezingen een ministerie, dat in de beide Kamers to beschikken beeft over oen talrijke meerderheid. Wij hebben ministeries gekend, die in de Tweede Kamer ©en meerderheid haddm van enkele weinige stemmen, fa van één stom. Het ministerie-Heemskerk werd in 1909 gesteund ook door liberalen, omdat men etr een dam in meende te zien tegen ra dicalen en socialisten. Men meende het ge zag te schragen door tegen de liberalen partij te kiezen, in wier handen men kroon on natie niet veilig achtte. En wat ziet men nu? Wij meenen te mogen zeggen, dat onder dit ministerie het ontzag voor het gezag merkelijk is afge nomen. En dat moet niemand verwonde ren, Een regearing, die in het parlomont een meerderheid achter zich heeft, kan en moet wat tot stand brengen, 't Heeft van haar zijde dan ook aan beloften niet ont broken. De liberalen hebben alles in de war gestuurd de financiën, de sociale wet geving, de defensie: alles lag overhoop, maai- een „christelijke" regeering zou raad schaffen, en alles zou terecht komen. Men zou nu verwachten mogen, dat het kabinot wist wat het wilde, dat het met meerder of minder uitgebreid program zou optreden en dat dan ook in overleg met de meerderheid ten uitveeg zou brengen. En van de volksvertegenwoordiging, die tegenover de liberalen optrad en als „chris telijk" zich verkiezen liet, en aanmelden kwam, mocht men verwachten, dat zij met de Rendering althans in hoofdzaken- samen werken en de heillooze gevolgen van het liberale régime te niet zou doen. En wat blijkt nu? Juist hot tegendeel van hetgeen wij daar noemden. De ministers schijnen, bij elkander te zijn gekomen, golijk men samenkomt om een partij hombre of whist te spelen. Ieder heeft zijn eigen kaarten in handen en zorge, dat niemand anders van de partij ze inziet. En de meerderheid in do Kamer ia het in* aangelegen zaken Onderling oneens, en een fractie van haar maakt het dc Re geering meer dan moeilijk. De minister Talma treedt op met zijn „Bakkerswet", Wie bestreed hem feller dan bijv. de heer Van Idsinga? Hij neemt zijn ontwerp terug, om te zien, of het voor verbetering vat baar is. Geen der andere ministers trekt er zich iets va.n aan, en wie weet nu met zekerheid te zeggen, wat wij in zake de •oeiale wetgeving te wachten hebban? Do Staatsloterij is altijd een doorn go- woest in 't oog der antr-revolutionnaindn. Op haar afsoliaffing werd aanhoudend aangedrongen. De „christelijke" minister van financiën verdedigt haaren niemand van zijn collega's protesteert en "uit de Kamer gaat geen stem tegen deze onchris telijke ketterij op. De toestand der finanoiën begint een zorgwekkend aanzien te lcrij gen maar zijn de lijnen getrokken, de middelen vastge steld door do Regeer ing, om ons voor de toekomst gerust te stellen? En nu de defensie I Men heaft het altijd verweten aan de liberalen en socialisten, dat zij geen hart hebben voor de defensie van ons land. Met het oog op hen, die geen offers willen brengen voor de hand having van onze onafhankelijkheid, sprak de hoer De Savornin Lohman van „lam melingen". Welnu, do raadslieden der kroon hadden nn de gelegenheid ontvan gen, om ook deze zaak te regelen, en ons land weerbaar te maken. Zij konden een minister van oorlog kiezen naar hun hart. Zij konden voor hun defensie-plannen, voor hun legerorganisatie rekenen op den bijval van dc Kamers, wier meerderheid bestaat uü geestverwanten. En wat blijkt nu? Dat de Regcen'ng op het punt van defensie geen overtuiging heeft; dat er tus- schen haar en de partij geen overleg heeft plaats gehad. De eerste minister van oor log, die in het „Christelijk" kabinet zitting nam, heeft denkbeelden gekoesterd en doen uitvoeren, van welker verkeerdheid nu ook de rechterzijde overtuigd is. Er kwam een nieuwe minister van oorlog, hij verdedigt voor de tweede ie is zijn begTooting, cn door wie wordt hij het felst be stookt? Door de loden van de rechter zijde, €sn met namo door de anti-revolu- tionnaire Kamerleden, als wier woord voerder optrad de heer Duymaer van Twist, die nog altijd wordt gerekend tot de mi litairen, ofschoon hij reeds vele jaren non- actief is. Ieder weet, hoe door dezen zoo dikwerf tot hilariteit aanleiding gevonden afgevaardigde een voorstel is gedaan, waarvan de minister verklaarde, dat hij het niet kon aanvaarden. Dat voorstel is aangenomen, ook met do stemmen van anti-rovolutionnairen en Rcomschen. De Christelijk-Historischen stemden er tegen. De indruk van onzekerheid, van onbe kwaamheid, van onvermogen tot reorganisatie is niofc te weren, en het wekt bij het leger, bij officieren cn manschappen ontevreden heid en verslapping in den ijver. Zoo blijkt dus op allerlei gebied de on geschiktheid van deze Regoiring om ons land te besturen, en de beloften te ver vullen, bij de verkiezingen gedaan: De grappige replieken der heeren Heemskerk en Kolkman verwekken in do Kamers ge durig „gelach", maar dc tekortkomin gen van dit ministerie en van de coalitie worden daardoor niet goed gemaakt. De vorige maand verklaarden wij, dat de ooalitie er nog is, maar 'twil ons voor komen, dat bij do stemming, welke besliste over het lot ^an min. Cool, de antithese tusscben anti-revolutionnairen en Christe lijk-Historischen zóó groot was, dat wij do synthese haast onvindbaar achten. Over een schrijnende ongel ij kheid öehreef dezer dagen dr. G. W. Bruinsma in het „N d r 1 a n d s o li T ij d s c h r i f t voor Geneeskunde." Hij doelde het volgende neee: -„Vlak achter mij woont een gezin met 2os kinderen, waarvan één lijdendo aan diphtheritic. Het patiëntje is ingespoten, do geneesheer acht het noodig, en ioder collega zal het met hem oans zijn, omdat wij anders zeker i n deze dichtbevolkte buurt eon brandpunt van besmetting krijgen dat de andere kinderen prophylactisch ook met scrum worden behandeldde oudera wat lang niet altijd het geval is vinden het goed om do nog gezonde kin deren 'te laten inspuiten, doch het moet achterwege blijven, omdat de man hij verdient 'f 7 per week en valt dus niet onder» d© armen het niet kan batalen, minstens 6 fleschjes a 75 ets. f 3.75, moer 'dan het halve weekgeld! Iets verder woont oen flink» boor met zes paarden óp stal, die hij heeft laten in spuiten als voarbahoeding tegen droeshet serum daarvoor is hom kosteloos verstrekt door bet Rijksinstituut te Rotterdam." Men ziet daaruit, dat in sommige opzich ten voor de belangen van de veeteelt en den landbouw beter gewaakt wordt dan voor die der Mensohen, zegt de „Middel- burgsohe Courant." Maar die verschillende belangen zijn ook in verschillende handen. Zij berusten elk bij oen and-ar departe ment In hoever nn bij het een» op het punt va.n gezondheidsdienst de voortvarendheid grooter is dan bij hot «ndere; in hoever do mogelijkheid bestaat om in beide gevallen op dezelfde wijze te handeten, kunnen wij niet beoordeedeo. Maar het ia daarom goed, dat de heer Bruinsma eens gewezen heeft op een feit, dat zulk oen graat contrast aan het licht brengt De autoriteiten kunnen nu daaraan hun aandacht eens schenken. In „H et Katholiek© Volk" schreef de heer H. H(ermans) het volgende over de ziektewet: De wet eisoht een ziekengeld ten be drage van de helft van het gemiddelde der loonklaase, gedurende zes maanden, Zon en feestdagen uitgezonderd, van den vijf den dag der ziekte af en bij zekere omstan digheid aanstonds. De Raad van Arbeid, die met de uitvoe ring en het toezicht op de naleving van do ziektewet is belast, kan echter deze uitlkee- ring verhoogen en wel tot het dubbele van hetgeen de wot eischt. Hij kan verder de uitkeering doen geschieden, in plaats van over zes, over twaalf maanden, ook over Zon- en feestdagen én van het begin der ongeschiktheid tot werken af. Wij kunnen dus den. toestand krijgen, dat een werkman bij ziekte rocht heeft op zijn volle loon, gedurende een geheel jaar ©n over alle dagen van het jaar. Dit zal echter wel zelden gebeuren; want de Raad van Arbeid voor gelijke deel en samengesteld uit patroons en arbeiders met een voorzitter aan het hoofd, behoorende tot geen dier partijen houdt natuurlijk ook rekening met de kosten, die voor de eene helft door de werkgevers en voor de andere helft door de arbeiders moeten wor den betaald. Op vele plaatsen zal het echter voorko men, dab de Raden van Arbeid do uitkee ring stellen op 70 pOt. vau het loon, zeoals dit gebruikelijk is hij de meeste der be staande ziekenkassen, ook hij vele fabrieks- zidkenkassea. Daarnaast blijft het mogelijk, dat som mige Raden van don Arbeid vasthouden aan het door de wet bepaalde minimum. Krijgen dus de voorgesteld o bepalingen kracht van wet, dim zullen voor verschil lende streken van het land verschillende uitkeeringen gelden en als gevolg daarvan, de premies of kosten ongelijk drukken op de ondernemers en/arbeiders in eenzelfde bedrijf. Dit is ongetwijfeld een wanverhouding, die op industrie en vakorganisatie een on- gunstigen invloed heeft. Liever zagen wij dan ook een gelijke uit keering voor bet geheele land bij do wet vastgesteld En dan een uitkeering van 70 pCt., omdat deze bet meest overeen stemt met de bestaande regelingen van particuliere kassen. Ook nog om eon andere reden- Bij zulk© wettelijke bepalingen kunnen do bestaande ziekenkassen, waaraan Diet onbelangrijke voordeelen verbonden rijn, voor onze organisatie in gewijzigden vorm blijven besta»*. Deze ikassen zouden dan moeten worden hulpkassen in Duitsohland „Zuschuss- kassen" genoemd en zich bepalen tot •en uitkeering van ten hoogste 30 pCt. van het gemiddelde der loonkiasse. Wat wij te danken hobhen aan het par ticulier initiatief en waaraan een groot deel der bevolking zeer gehecht is, kon dan blijven bestaan. Wel is waar in gewijzig den vorm, maar toch met evenveel levens vatbaarheid. Door de wet zal de ziekteverzekering immers nog meer populair gaan worden en mettertijd voelt iedere werkman, dat zijn verzekering onvoldoende is, zoolang de uitkeering niet gelijfc is aan zijn loon. Bovendien zullen onze „hulpkassen" dan voordeel kunnen doen met de verkregen gegevens en dc genomen gezondheidsmaat regelen door de officieelo verzekerings instelling. Dus* een gelijke uitkeering van 70 pCt. door de wettelijke kassen, door particu liere hulpkassen aangevuld tot 100 pCt., lijlkt ons om verschillende redenen een betere regeling dan do thans voorgestelde. Men lato er zijn gedachten eens over gaan. Opgepast zet „H o fc Volk" boven het volgende: Het staat niet schitterond met het kustverdedigingsplan. Het ding is zeer impopulair, er is geen greintje wer kelijke behoefte aan hetgeen daar wordt voorgezet. In de Kamer staat het al wol vast, dat da gcheele linkerzijde er tegen is En dat de rechterzijde het zou aandurven, dezen duren onzin geheel alleen voor eigen rekening ta nem.n, is niet waarschijnlijk. Er is in 's mcnschen geheugenis in ons land geen ding aan de orde geweest, waarbij de publieke opinie zóó absoluut overtuigd was, dat het een onding was. De ooalit.iepers, die het verdedigt, doet het op een toon van weifeling en twijfeling, die in eigen kring eer tegenstand dan hulp moet wekken. Nu moet er evenwel op één ding gepast worden. De buitenlandscne pers is zich met het ge val gaan bemoeien, zooals vanzelf spreekt. De Bolgisohe, de Fransohe en do Eng else he pers ziet, voor zoover zo sprak, dezo voor stellen met zeer leeds oogen aan. Er is be toogd, dat Nederland het recht niet heeft de Schelde te versterken, en zoo meer. Do officieuzo Duitsohe pers verdedigt do voor stellen natuurlijk. Want die forten onz:r kustverdediging zullen feitelijk Duitsono forten zijn, gericht tegen Duiteohlands eventueelen vijand, Eng land. Hoe hot zaj, de Belgische, Fransohe en Engelsohe pers spreekt kwaad van die kustverdediging. Nu is er een neiging in de Hollandsohe pers om daartegen stelling te nemen en het recht van Nederland, om verstor- kingen aan te brengen, te verdoJLgen. Wat allicht ontaarden kan in een verdediging der versterkingen zelf. De regeeringspors is cr nu druk aan be zig deze verwarring te stichten. In liet bui tenland ontesgt n.en ons het rtchfc die ver sterkingen te bouwen; welnu, dan moeten wij ze juist hebben Daartegen dient opgepast. De kusttfersterking is en blijft een schan daal. Een volkomen nutteloozo geld-weg- smijting. Eon afweermiddel naar óén kant dat ons van elf met dien kant in conflict kan brengen. De beweging cr tegen dient geen oogenblik te verslappen. De buiten- landsohe pers, die aangehaald wordt, plaatst zich op het standpunt van hot be- lang van het respectieve land. Wij plaatsen ons op het standpunt van het Noderlami- sche vdksbolang, dat is: dio kustversterking te doen verwerpen, het geld te besteden voor nuttige dingen. Dat de regeerings- pers door ophitsing tot chAuvinistisohe kop pigheid de booze plannen barer minister! tracht er door te krijgen, toont aan hoe wei nig grond men onder d© voeten heeft. „Het Huisgezin" vestigt er de aandacht op, dat het denkbeeld, om aan het verbod van nachtarbeid in de bakker ij en den tie n-u rigen ar beidsdag te koppelen, in bakkerskrin gen niet met grooto sympathie wordt be groet. Het blad vindt dit begrijpelijk. De uitzonderingen op den regel zullen, gelooft het, zoo talrijk moeten zijn, dat men wel op papier, maar niet in de prac- tijk den tien-urigen arbeidsdag hebben zal. Als uitzonderingen noemt het blad: den Zaterdag, in Roomsche streken ook de da gen, voorafgaande aan de Heiligendagen, de week voor Sint-Nicolaas. En dan komen nog de extra-bestellingen voor begrafenis, voor een feest-, voor traktatie, enz. Nu beteekent dit alles niets of weinig voor het grootbedrijf, maar het beteekent zeer veel voor de talrijke kleine bakkers, middenstanders, die het toch reeds zwaar te verantwoorden hebben in den geducht en concurrentiestrijd en die men door het op leggen van een arbeidsduur van tien uren in groote ongelegenheid zal brengen. Meer mensclien aanstellen kunnen ze nietl, ze moeten roeien met de riemen, die ze hebben en zich zoo goed mogelijk door het leven zien te slaan, waarbij ze zelf minstens zoo hard poot-aan spelen als hun knechts. De socialisten kennen op dit terrein geen zwarigheden. Ze zeggen eenvoudig: oprui men, al die kleine patroons weg, de heclo middenstand weg, aJlea gecentraliseerd in groote inrichtingen. Niet-sooialisten zijn niet voor dergelijke radicale oplossingen. Zij houden er aiït' van, het kleinbedrijf dood te drukken. En nu zal een van tweeën moeten gebeu ren: óf men proclameert den tien-urigen arbeidsduur in zijn volle gestrengheid en geeft, dan aan het kleinbedrijf een gevoo- ligen knauwóf men schrijft een tien-uren dag voor, maar met zooveel uitzonderingen en faciliteiten, dat er van het beginsel .in de toepassing niets overschiet. Het cenige verschil met thans zal dan zijn, dat men het bedrijf met een aantal formaliteiten be zwaart, het aantal ambtenaren en de pape- rasserij weer vermeerdert. Zelfs voor de theoretici is een dergelijke triomf toch maar een solyale troost, dunkt ons. En veel meer dan een zoodanigen triomf voorzien wij zoo min bij de invoering van den tien-urendag in het bakkers- als in andere bedrijven. Melding makende van C r i i s-a p h o- r i 8 m e n I (in ons blad medegedeeld onder het hoofd KuyperoontraLohmau) uit „De Standaard", zegt „Het Volk": De K i e s c h e K u y pe r. Nu dr. Kuy- per eindelijk genoeg draaierijen vera nnen heeft, om den heer Lohman in zake den val van minister Cool te antwoorden, vangt hij zijn eerste artikeltje in „De Stand aard" aldus aan. En na de aanhaling: In suikerzoet tergen zoekt dr. Kuyper zijn meester. •>™~wXXXX>oCOOOCO<~~~-~ Juffrouw Rinker 6choof het loketje dicht, rtetbe zich opnieuw op haar lagen stoel, nam d© breikous van het klein© tafeltje- «a begon weer te breien. Genoeglijk glim lachend keek zij dan het kleine vertrekje rond een hokje was het maar en bukt© zich even om door het loketje te zien. Je moest toch altijd oppassen in zoo'n badinrichtingieder kon er zoo maar bin- nenloopenDan greep zij wat vooroverbui gend naar het geld, telde oven, bladerde in hot boek met oou pon netjes, dat zij een oogen blik inkook, maar nam al gauw haar brei kous weer op. Druk was het vandaag, erg druk. Dat kon j© zoo hebben sommige dagen. Voor haar was dat nog al zoo org niet. Of je nou een paar couponnetjes meer uitscheurde, daar werdfc je niet mo© van. Zeker, zij moest wel iedaren keer op van haar stoel, maar dat lango zitten in zoo'n klein hokje verveelde ook. Gezellig was het er anders. Zij" wodde er zich thuis mot haar kous, haar ooupon- bock' cn het kacheltje, dat 's winters nu was het er geen wone voor gloeiend kon staan. En zoo nu en dan kon zij, als het nist to druk liep, nog al eans oen praatje maken met Koes. Vandaag ging dat niet. Koes had de handen vol. Want voor hem was het aanpakken zulko dagen met het schoonmaken van de kuipen, hot labm wegloopen van het water, het h-ripsn van de bezoekers. Juffrouw Rinker schrok plotseling op uit haar gemijmer. Daftr was cr werkolijk al weer een. Zjj schoof haastig naar het lo ketje. „Jawel, juffrouw/' ?ni ze, grijpende naar haar couponboekje. „Wtdk© klasso?" „Neen, neen, juffrouw," kwam de dam» voor het lokvtj© geagiteerd. „Ik ben kier juist geweest en h©b toen een ring in het badkamertje laten liggen. Kan ik dien nist terugkrijgen 7' „Een ring?" zed juffrouw Rinker. „Weet u nog, wa*r u geweest bent?" „Ik geloof het wel," kwam de dame. „Wacht u dan even," zei juffrouw Rinker, het loketje sluitende. Gehaast kwam rij haar kamertje uit. „Keea I" riep ze in de gang. Dan keerde zij zich weer naar da dame, die nog bij het loket stond. „Kom u maar mee, juffrouw." Achter uit het badhuis kwam Kees aan sloffen. „Weet je nog, waar deze dam» straks geweest is?" vroeg juffrouw Rinker. Kees keek de dam» opmerkzaam aan. „U weet zéker het nummer niet meer, juffrouw?" vroeg juffrouw Rinker weer. De dem-i schuddo het hoofd. „Hot nummer niet, maar „Kom u maar oven mee, juffrouw," 'zei juffrouw Rinker. Allo drie stapten d© gang in, liepen dan zoekeed d© kamertjes lang», Kies af en toe ©en kamertje binnenmsuaend. Plotseling bleef hij staan. „Was het hier niet, juffrouw?" vroeg hij glimlachend. Do vreemd© dame liep het kamertje in, gevolgd door juffrouw Rinker, en keek daar onderzoekend rond. „Ja," aei ae, aarzelend earst. „Ik ga- loot het wel; dan, al maai* rondkijkend, raster: „Ja, ja zeker, hier is hot." Mot- een stapte zij haastig op het kleine tafeltje toe, dat tegen den muur gespijkerd zat. „Hij ligt er niet meer," riep zij var- sdirikt. Juffrouw Rinker en Kees kwamen n&cbsrbij. „Hier h»b ik hem neergelegd," wees de dame. „Is ©r i«nand na de dame hier gieweart?" vroeg juffrouw Rinker, rich naar Kees kea- read. Keaa knikte. „Sr is juist een dame weggfegaan," h& „Zoo, zoo," kwam juffrouw Rinker. „En ken jo die dame ook?" „Kennenzei Kees. „Maar als ik 'z-a aag, zou ik ze zóó terug-kennen. U leent ze ook wel, juffrouw; zij komt wel vaker hier." „Bast mogelijk," zei juffrouw Rinker. „Kan ik nu den ring nog terugkrijgen vroeg de vreemde dam» verlangend. „Wo zullen zien, juffrouw," meende da juffrouw. „Zou ik dan maar niet even naar de po litie loopan «m hot aan te gevan?" vroeg d© domo weer. „Naar do politic?" kwam j'uffrouw Rinker verschrikt. Haar badinrichting en do po litie. „We zullen cr werk van maken," stelde ze gerust. „Wacht u daarmee nog maar wat, juffrouw. We zullen ons best doen; dat beloof ik u." Toen zij wem* in haar kamertje zat, mo:sst zij maar aldoor den keu, hoe zjj dat zaakje- het Jjest zou aanpakken. Als or na die dam» maar óén juffrouw in het kamertjo ge weest was, moest dio den ring hebban mee genomen. Want Keea was zoo oarlijk als goud. Moer hoe moest zij daarachter ko men? Want cr achter komon moest ze. En do ring inaeei tereoht oak. De goede naam van haar badinrichting atond op het spel. Daar werd aan do dour getikt. „Binnen I" riep juffrouw Rinker. Koes stole rijn hoofd door de deur. „Ik wou u ttwuur zeggon, juffrouw, dat ik op die juffrouw caa slecht oog heb." „Welke juffrouw vroeg juffrouw Rin ker, rich schielijk oprichtend. „De juffrouw, die... die den ring ge stolen heeft." „Den ring gestoten 7' lachte juffrouw Rin ker. „Maar als jij weet, dat zjj den ring gestolen heeft „Weten viol Kees in. „Maar ik heb •en slecht oog op h«*r. Ze ziet t*r nte wel naar uit, dot ze „J© bedoelt zeker juffrouw, di# eï* het laatst ia geweeehf Koe* knikte. V „We moeten haar zien te b3tTappen," zei hij. „Hoo wou jo dat nu nog doen, Kees?" Kees haalde de schouders op. „We moeten haar toch betrappen," lier- haalde hij, en slofte weg, de gang weer in. Juffrouw Rinker bleef peinzend achter. Die juffrouw betrappen, zei Koes. Maar dat was immers niet meer mogelijk? Zij raakte dien dag haar breikous niet moer aan. bl-aof maar al broeden over het raadsel, dat Kas haar had opgegeven. Den volgenden morgen kwam zij met een gelukkig-stralend gezicht het badhuis in. Zij had het eindelijk gevonden. „Kees," zoi ze, „zou die juffrouw nog wol eens terugkomen Koes begreop direct, welko juffrouw be doeld werd. „Ik geloof het wel," zei hij. Juffrouw Rinker knikte. „Dan moeten we den oersten keer, dat zo komt, ecu ring bij haar in liet kamertje neerleggen." Kees kook de juffrouw aan. Dan vertrok zijn gezicht tot con grijzenden lach. En toen hij wcor weg liep, de gang in, hoorde juffrouw Rinker hom zachtjes in zichzelf lachen. Toen 14 dagen later de bowuste juffrouw weor verscheen <an Kees haar naar oen ka mertjo zou brengen, kwam hij oerst nog even terug aan het kam&rtj» van juffrouw Rinker. „Daar is zo nu," fluisterde hij in de deur. Juffrouw Rinker schoot overeind en vólgde Kees haastig in de gang, waar rij de wach tende juffrouw nauwkeurig opnam. Kees was intussohen doorgeloopen, had voorzichtig een gouden ring in het badkamertje neer gelegd. Toen een halfuur later de juffrouw het kamertje uitkwam, schoot hij naar binnen. De ring was weg. „Juffrouw," kwam juffrouw Rinker, die had staan wachten op een hoofdknik van Kees, haar aohtorop loopend naar d© bub tendw; „waoh£ eesw *jven."- De vreemde juffrouw kaarde zioh om. „Daar lag ©an ring in het badkamertje, dio is er nu niet meer. Bbebt u dien soms bij vergissing meegenomen?" vroeg juffrouw Rinker. De vreemd© verbleekte. „Een ring?" vroeg zij verschrikt. „Ja, om ring," kwam juffrouw Rinker barsch, wat uaaT voren trodond. „U hebt hem zeker „Ik kwam de andoro. „Ja, u." De vreemd© tastte in haar zak. „Is het deze soms?" vroeg zij, d» oogein neerslaand. „Ja, die i9 het," zei juffrouw Rinker. „Ik dacht,ik dachthakkelde de andere. „Ja, ja, ik begrijp u wel," hernam juf frouw Rinker. „Maar, hoor eens, juffe-tj er is hier laatst uit datzelfdo kamertje nog een ring vermist/' „Daar weot ilc niet van," viol da andere snel in. Juffrouw Rinker glimlachte even. „Daar is niemand ander in dat kamertje geweest dan u," zei zo bedaard. „U be grijpt „Daar kan ik niets aan doon," kwaia de vreemde brutaal. „Zoo, kunt u da.ir niets aan doen vroeg juffrouw Rinker. „Nu, on ik zeg u, dat ilc het er zoo niét bij zal laten zitten, begrijpt u." De vreemde verschoot van kleur. „Ikik stamelde ze, „ik zal zor gen, dat hij terechtkomt." „Terecht komt Terecht komt bramdia juffrouw Rinker, „daar heb ik niets aan. Als hij niet voor den dag komt, zal ik do politie „De politie?" viel de dame verschrikt in, in haar zak tastend. „Hier is hij, juffrouw." Glimlachend nam juffrouw Rinker den# ring ovor,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9