No. 15614. LEIDSöH DAGBLAD, Zatsrdag1 14 Janaari. Toreads Blad.
PERSOVERZICHT.
Anno 1911.
SCHETSEN UIT DE RECHTZAAL.
De gestolen ring.
Tn üi|n Kroniek in „Stemmen Toot
Waarheid en Vrede" klaagt dr. A.
W. Bronsveld over de regocringloasbaid,
„waartoe wij in meer dan. één opzicht hoe
langer hoe meer geraken".
Hij motiveert zijn klacht o.m. aldus:
Wat is het geval? Wij hehben nu sinds
de laatste verkiezingen een ministerie, dat
in de beide Kamers to beschikken beeft
over oen talrijke meerderheid. Wij hebben
ministeries gekend, die in de Tweede Kamer
©en meerderheid haddm van enkele weinige
stemmen, fa van één stom.
Het ministerie-Heemskerk werd in 1909
gesteund ook door liberalen, omdat men
etr een dam in meende te zien tegen ra
dicalen en socialisten. Men meende het ge
zag te schragen door tegen de liberalen
partij te kiezen, in wier handen men kroon
on natie niet veilig achtte.
En wat ziet men nu? Wij meenen te
mogen zeggen, dat onder dit ministerie het
ontzag voor het gezag merkelijk is afge
nomen. En dat moet niemand verwonde
ren, Een regearing, die in het parlomont
een meerderheid achter zich heeft, kan en
moet wat tot stand brengen, 't Heeft van
haar zijde dan ook aan beloften niet ont
broken. De liberalen hebben alles in de war
gestuurd de financiën, de sociale wet
geving, de defensie: alles lag overhoop,
maai- een „christelijke" regeering zou raad
schaffen, en alles zou terecht komen.
Men zou nu verwachten mogen, dat het
kabinot wist wat het wilde, dat het met
meerder of minder uitgebreid program zou
optreden en dat dan ook in overleg met
de meerderheid ten uitveeg zou brengen.
En van de volksvertegenwoordiging, die
tegenover de liberalen optrad en als „chris
telijk" zich verkiezen liet, en aanmelden
kwam, mocht men verwachten, dat zij met
de Rendering althans in hoofdzaken- samen
werken en de heillooze gevolgen van het
liberale régime te niet zou doen. En wat
blijkt nu? Juist hot tegendeel van hetgeen
wij daar noemden.
De ministers schijnen, bij elkander te
zijn gekomen, golijk men samenkomt om
een partij hombre of whist te spelen. Ieder
heeft zijn eigen kaarten in handen en
zorge, dat niemand anders van de partij
ze inziet. En de meerderheid in do Kamer
ia het in* aangelegen zaken Onderling oneens,
en een fractie van haar maakt het dc Re
geering meer dan moeilijk. De minister
Talma treedt op met zijn „Bakkerswet",
Wie bestreed hem feller dan bijv. de heer
Van Idsinga? Hij neemt zijn ontwerp terug,
om te zien, of het voor verbetering vat
baar is. Geen der andere ministers trekt
er zich iets va.n aan, en wie weet nu met
zekerheid te zeggen, wat wij in zake de
•oeiale wetgeving te wachten hebban?
Do Staatsloterij is altijd een doorn go-
woest in 't oog der antr-revolutionnaindn.
Op haar afsoliaffing werd aanhoudend
aangedrongen. De „christelijke" minister
van financiën verdedigt haaren niemand
van zijn collega's protesteert en "uit de
Kamer gaat geen stem tegen deze onchris
telijke ketterij op.
De toestand der finanoiën begint een
zorgwekkend aanzien te lcrij gen maar zijn
de lijnen getrokken, de middelen vastge
steld door do Regeer ing, om ons voor de
toekomst gerust te stellen?
En nu de defensie I Men heaft het altijd
verweten aan de liberalen en socialisten,
dat zij geen hart hebben voor de defensie
van ons land. Met het oog op hen, die
geen offers willen brengen voor de hand
having van onze onafhankelijkheid, sprak
de hoer De Savornin Lohman van „lam
melingen". Welnu, do raadslieden der
kroon hadden nn de gelegenheid ontvan
gen, om ook deze zaak te regelen, en ons
land weerbaar te maken. Zij konden een
minister van oorlog kiezen naar hun hart.
Zij konden voor hun defensie-plannen,
voor hun legerorganisatie rekenen op den
bijval van dc Kamers, wier meerderheid
bestaat uü geestverwanten. En wat blijkt
nu? Dat de Regcen'ng op het punt van
defensie geen overtuiging heeft; dat er tus-
schen haar en de partij geen overleg heeft
plaats gehad. De eerste minister van oor
log, die in het „Christelijk" kabinet zitting
nam, heeft denkbeelden gekoesterd en
doen uitvoeren, van welker verkeerdheid
nu ook de rechterzijde overtuigd is. Er
kwam een nieuwe minister van oorlog, hij
verdedigt voor de tweede ie is zijn begTooting,
cn door wie wordt hij het felst be
stookt? Door de loden van de rechter
zijde, €sn met namo door de anti-revolu-
tionnaire Kamerleden, als wier woord
voerder optrad de heer Duymaer van Twist,
die nog altijd wordt gerekend tot de mi
litairen, ofschoon hij reeds vele jaren non-
actief is. Ieder weet, hoe door dezen zoo
dikwerf tot hilariteit aanleiding gevonden
afgevaardigde een voorstel is gedaan,
waarvan de minister verklaarde, dat hij
het niet kon aanvaarden. Dat voorstel is
aangenomen, ook met do stemmen van
anti-rovolutionnairen en Rcomschen. De
Christelijk-Historischen stemden er tegen.
De indruk van onzekerheid, van onbe
kwaamheid, van onvermogen tot reorganisatie
is niofc te weren, en het wekt bij het leger,
bij officieren cn manschappen ontevreden
heid en verslapping in den ijver.
Zoo blijkt dus op allerlei gebied de on
geschiktheid van deze Regoiring om ons
land te besturen, en de beloften te ver
vullen, bij de verkiezingen gedaan: De
grappige replieken der heeren Heemskerk
en Kolkman verwekken in do Kamers ge
durig „gelach", maar dc tekortkomin
gen van dit ministerie en van de coalitie
worden daardoor niet goed gemaakt.
De vorige maand verklaarden wij, dat
de ooalitie er nog is, maar 'twil ons voor
komen, dat bij do stemming, welke besliste
over het lot ^an min. Cool, de antithese
tusscben anti-revolutionnairen en Christe
lijk-Historischen zóó groot was, dat wij do
synthese haast onvindbaar achten.
Over een schrijnende ongel ij kheid
öehreef dezer dagen dr. G. W. Bruinsma in
het „N d r 1 a n d s o li T ij d s c h r i f t
voor Geneeskunde."
Hij doelde het volgende neee:
-„Vlak achter mij woont een gezin
met 2os kinderen, waarvan één lijdendo aan
diphtheritic. Het patiëntje is ingespoten, do
geneesheer acht het noodig, en ioder
collega zal het met hem oans zijn, omdat
wij anders zeker i n deze dichtbevolkte buurt
eon brandpunt van besmetting krijgen
dat de andere kinderen prophylactisch ook
met scrum worden behandeldde oudera
wat lang niet altijd het geval is
vinden het goed om do nog gezonde kin
deren 'te laten inspuiten, doch het moet
achterwege blijven, omdat de man hij
verdient 'f 7 per week en valt dus niet
onder» d© armen het niet kan batalen,
minstens 6 fleschjes a 75 ets. f 3.75,
moer 'dan het halve weekgeld!
Iets verder woont oen flink» boor met
zes paarden óp stal, die hij heeft laten in
spuiten als voarbahoeding tegen droeshet
serum daarvoor is hom kosteloos verstrekt
door bet Rijksinstituut te Rotterdam."
Men ziet daaruit, dat in sommige opzich
ten voor de belangen van de veeteelt en
den landbouw beter gewaakt wordt dan
voor die der Mensohen, zegt de „Middel-
burgsohe Courant."
Maar die verschillende belangen zijn ook
in verschillende handen.
Zij berusten elk bij oen and-ar departe
ment
In hoever nn bij het een» op het punt
va.n gezondheidsdienst de voortvarendheid
grooter is dan bij hot «ndere; in hoever do
mogelijkheid bestaat om in beide gevallen
op dezelfde wijze te handeten, kunnen wij
niet beoordeedeo.
Maar het ia daarom goed, dat de heer
Bruinsma eens gewezen heeft op een feit,
dat zulk oen graat contrast aan het licht
brengt
De autoriteiten kunnen nu daaraan hun
aandacht eens schenken.
In „H et Katholiek© Volk"
schreef de heer H. H(ermans) het volgende
over de ziektewet:
De wet eisoht een ziekengeld ten be
drage van de helft van het gemiddelde der
loonklaase, gedurende zes maanden, Zon
en feestdagen uitgezonderd, van den vijf
den dag der ziekte af en bij zekere omstan
digheid aanstonds.
De Raad van Arbeid, die met de uitvoe
ring en het toezicht op de naleving van do
ziektewet is belast, kan echter deze uitlkee-
ring verhoogen en wel tot het dubbele van
hetgeen de wot eischt. Hij kan verder de
uitkeering doen geschieden, in plaats van
over zes, over twaalf maanden, ook over
Zon- en feestdagen én van het begin der
ongeschiktheid tot werken af.
Wij kunnen dus den. toestand krijgen, dat
een werkman bij ziekte rocht heeft op zijn
volle loon, gedurende een geheel jaar ©n
over alle dagen van het jaar.
Dit zal echter wel zelden gebeuren; want
de Raad van Arbeid voor gelijke deel en
samengesteld uit patroons en arbeiders met
een voorzitter aan het hoofd, behoorende
tot geen dier partijen houdt natuurlijk
ook rekening met de kosten, die voor de
eene helft door de werkgevers en voor de
andere helft door de arbeiders moeten wor
den betaald.
Op vele plaatsen zal het echter voorko
men, dab de Raden van Arbeid do uitkee
ring stellen op 70 pOt. vau het loon, zeoals
dit gebruikelijk is hij de meeste der be
staande ziekenkassen, ook hij vele fabrieks-
zidkenkassea.
Daarnaast blijft het mogelijk, dat som
mige Raden van don Arbeid vasthouden aan
het door de wet bepaalde minimum.
Krijgen dus de voorgesteld o bepalingen
kracht van wet, dim zullen voor verschil
lende streken van het land verschillende
uitkeeringen gelden en als gevolg daarvan,
de premies of kosten ongelijk drukken op
de ondernemers en/arbeiders in eenzelfde
bedrijf.
Dit is ongetwijfeld een wanverhouding,
die op industrie en vakorganisatie een on-
gunstigen invloed heeft.
Liever zagen wij dan ook een gelijke uit
keering voor bet geheele land bij do wet
vastgesteld En dan een uitkeering van
70 pCt., omdat deze bet meest overeen
stemt met de bestaande regelingen van
particuliere kassen.
Ook nog om eon andere reden-
Bij zulk© wettelijke bepalingen kunnen
do bestaande ziekenkassen, waaraan Diet
onbelangrijke voordeelen verbonden rijn,
voor onze organisatie in gewijzigden vorm
blijven besta»*.
Deze ikassen zouden dan moeten worden
hulpkassen in Duitsohland „Zuschuss-
kassen" genoemd en zich bepalen tot
•en uitkeering van ten hoogste 30 pCt.
van het gemiddelde der loonkiasse.
Wat wij te danken hobhen aan het par
ticulier initiatief en waaraan een groot
deel der bevolking zeer gehecht is, kon dan
blijven bestaan. Wel is waar in gewijzig
den vorm, maar toch met evenveel levens
vatbaarheid.
Door de wet zal de ziekteverzekering
immers nog meer populair gaan worden
en mettertijd voelt iedere werkman, dat
zijn verzekering onvoldoende is, zoolang de
uitkeering niet gelijfc is aan zijn loon.
Bovendien zullen onze „hulpkassen" dan
voordeel kunnen doen met de verkregen
gegevens en dc genomen gezondheidsmaat
regelen door de officieelo verzekerings
instelling.
Dus* een gelijke uitkeering van 70 pCt.
door de wettelijke kassen, door particu
liere hulpkassen aangevuld tot 100 pCt.,
lijlkt ons om verschillende redenen een
betere regeling dan do thans voorgestelde.
Men lato er zijn gedachten eens over
gaan.
Opgepast zet „H o fc Volk" boven
het volgende:
Het staat niet schitterond met het
kustverdedigingsplan. Het ding
is zeer impopulair, er is geen greintje wer
kelijke behoefte aan hetgeen daar wordt
voorgezet. In de Kamer staat het al wol
vast, dat da gcheele linkerzijde er tegen is
En dat de rechterzijde het zou aandurven,
dezen duren onzin geheel alleen voor eigen
rekening ta nem.n, is niet waarschijnlijk.
Er is in 's mcnschen geheugenis in ons land
geen ding aan de orde geweest, waarbij de
publieke opinie zóó absoluut overtuigd was,
dat het een onding was. De ooalit.iepers,
die het verdedigt, doet het op een toon van
weifeling en twijfeling, die in eigen kring
eer tegenstand dan hulp moet wekken.
Nu moet er evenwel op één ding gepast
worden.
De buitenlandscne pers is zich met het ge
val gaan bemoeien, zooals vanzelf spreekt.
De Bolgisohe, de Fransohe en do Eng else he
pers ziet, voor zoover zo sprak, dezo voor
stellen met zeer leeds oogen aan. Er is be
toogd, dat Nederland het recht niet heeft
de Schelde te versterken, en zoo meer. Do
officieuzo Duitsohe pers verdedigt do voor
stellen natuurlijk. Want die forten onz:r
kustverdediging zullen feitelijk Duitsono
forten zijn, gericht tegen Duiteohlands
eventueelen vijand, Eng land. Hoe hot zaj,
de Belgische, Fransohe en Engelsohe pers
spreekt kwaad van die kustverdediging.
Nu is er een neiging in de Hollandsohe
pers om daartegen stelling te nemen en
het recht van Nederland, om verstor-
kingen aan te brengen, te verdoJLgen. Wat
allicht ontaarden kan in een verdediging
der versterkingen zelf.
De regeeringspors is cr nu druk aan be
zig deze verwarring te stichten. In liet bui
tenland ontesgt n.en ons het rtchfc die ver
sterkingen te bouwen; welnu, dan moeten
wij ze juist hebben
Daartegen dient opgepast.
De kusttfersterking is en blijft een schan
daal. Een volkomen nutteloozo geld-weg-
smijting. Eon afweermiddel naar óén kant
dat ons van elf met dien kant in conflict
kan brengen. De beweging cr tegen dient
geen oogenblik te verslappen. De buiten-
landsohe pers, die aangehaald wordt,
plaatst zich op het standpunt van hot be-
lang van het respectieve land. Wij plaatsen
ons op het standpunt van het Noderlami-
sche vdksbolang, dat is: dio kustversterking
te doen verwerpen, het geld te besteden
voor nuttige dingen. Dat de regeerings-
pers door ophitsing tot chAuvinistisohe kop
pigheid de booze plannen barer minister!
tracht er door te krijgen, toont aan hoe wei
nig grond men onder d© voeten heeft.
„Het Huisgezin" vestigt er de
aandacht op, dat het denkbeeld, om aan
het verbod van nachtarbeid in de
bakker ij en den tie n-u rigen ar
beidsdag te koppelen, in bakkerskrin
gen niet met grooto sympathie wordt be
groet.
Het blad vindt dit begrijpelijk.
De uitzonderingen op den regel zullen,
gelooft het, zoo talrijk moeten zijn, dat
men wel op papier, maar niet in de prac-
tijk den tien-urigen arbeidsdag hebben zal.
Als uitzonderingen noemt het blad: den
Zaterdag, in Roomsche streken ook de da
gen, voorafgaande aan de Heiligendagen,
de week voor Sint-Nicolaas. En dan komen
nog de extra-bestellingen voor begrafenis,
voor een feest-, voor traktatie, enz.
Nu beteekent dit alles niets of weinig
voor het grootbedrijf, maar het beteekent
zeer veel voor de talrijke kleine bakkers,
middenstanders, die het toch reeds zwaar
te verantwoorden hebben in den geducht en
concurrentiestrijd en die men door het op
leggen van een arbeidsduur van tien uren in
groote ongelegenheid zal brengen.
Meer mensclien aanstellen kunnen ze nietl,
ze moeten roeien met de riemen, die ze
hebben en zich zoo goed mogelijk door het
leven zien te slaan, waarbij ze zelf minstens
zoo hard poot-aan spelen als hun knechts.
De socialisten kennen op dit terrein geen
zwarigheden. Ze zeggen eenvoudig: oprui
men, al die kleine patroons weg, de heclo
middenstand weg, aJlea gecentraliseerd in
groote inrichtingen.
Niet-sooialisten zijn niet voor dergelijke
radicale oplossingen. Zij houden er aiït'
van, het kleinbedrijf dood te drukken.
En nu zal een van tweeën moeten gebeu
ren: óf men proclameert den tien-urigen
arbeidsduur in zijn volle gestrengheid en
geeft, dan aan het kleinbedrijf een gevoo-
ligen knauwóf men schrijft een tien-uren
dag voor, maar met zooveel uitzonderingen
en faciliteiten, dat er van het beginsel .in
de toepassing niets overschiet. Het cenige
verschil met thans zal dan zijn, dat men het
bedrijf met een aantal formaliteiten be
zwaart, het aantal ambtenaren en de pape-
rasserij weer vermeerdert. Zelfs voor de
theoretici is een dergelijke triomf toch maar
een solyale troost, dunkt ons. En veel meer
dan een zoodanigen triomf voorzien wij zoo
min bij de invoering van den tien-urendag
in het bakkers- als in andere bedrijven.
Melding makende van C r i i s-a p h o-
r i 8 m e n I (in ons blad medegedeeld onder
het hoofd KuyperoontraLohmau)
uit „De Standaard", zegt „Het
Volk":
De K i e s c h e K u y pe r. Nu dr. Kuy-
per eindelijk genoeg draaierijen vera nnen
heeft, om den heer Lohman in zake den val
van minister Cool te antwoorden, vangt hij
zijn eerste artikeltje in „De Stand
aard" aldus aan.
En na de aanhaling: In suikerzoet tergen
zoekt dr. Kuyper zijn meester.
•>™~wXXXX>oCOOOCO<~~~-~
Juffrouw Rinker 6choof het loketje dicht,
rtetbe zich opnieuw op haar lagen stoel,
nam d© breikous van het klein© tafeltje-
«a begon weer te breien. Genoeglijk glim
lachend keek zij dan het kleine vertrekje
rond een hokje was het maar en
bukt© zich even om door het loketje te
zien. Je moest toch altijd oppassen in zoo'n
badinrichtingieder kon er zoo maar bin-
nenloopenDan greep zij wat vooroverbui
gend naar het geld, telde oven, bladerde in
hot boek met oou pon netjes, dat zij een oogen
blik inkook, maar nam al gauw haar brei
kous weer op.
Druk was het vandaag, erg druk. Dat kon
j© zoo hebben sommige dagen. Voor haar
was dat nog al zoo org niet. Of je nou
een paar couponnetjes meer uitscheurde, daar
werdfc je niet mo© van. Zeker, zij moest wel
iedaren keer op van haar stoel, maar dat
lango zitten in zoo'n klein hokje verveelde
ook.
Gezellig was het er anders. Zij" wodde
er zich thuis mot haar kous, haar ooupon-
bock' cn het kacheltje, dat 's winters
nu was het er geen wone voor gloeiend
kon staan. En zoo nu en dan kon zij,
als het nist to druk liep, nog al eans oen
praatje maken met Koes. Vandaag ging dat
niet. Koes had de handen vol. Want voor
hem was het aanpakken zulko dagen met
het schoonmaken van de kuipen, hot labm
wegloopen van het water, het h-ripsn van
de bezoekers.
Juffrouw Rinker schrok plotseling op uit
haar gemijmer. Daftr was cr werkolijk al
weer een. Zjj schoof haastig naar het lo
ketje.
„Jawel, juffrouw/' ?ni ze, grijpende naar
haar couponboekje. „Wtdk© klasso?"
„Neen, neen, juffrouw," kwam de dam»
voor het lokvtj© geagiteerd. „Ik ben kier
juist geweest en h©b toen een ring in het
badkamertje laten liggen. Kan ik dien nist
terugkrijgen 7'
„Een ring?" zed juffrouw Rinker. „Weet
u nog, wa*r u geweest bent?"
„Ik geloof het wel," kwam de dame.
„Wacht u dan even," zei juffrouw Rinker,
het loketje sluitende.
Gehaast kwam rij haar kamertje uit.
„Keea I" riep ze in de gang.
Dan keerde zij zich weer naar da dame,
die nog bij het loket stond.
„Kom u maar mee, juffrouw."
Achter uit het badhuis kwam Kees aan
sloffen.
„Weet je nog, waar deze dam» straks
geweest is?" vroeg juffrouw Rinker.
Kees keek de dam» opmerkzaam aan.
„U weet zéker het nummer niet meer,
juffrouw?" vroeg juffrouw Rinker weer.
De dem-i schuddo het hoofd.
„Hot nummer niet, maar
„Kom u maar oven mee, juffrouw," 'zei
juffrouw Rinker.
Allo drie stapten d© gang in, liepen dan
zoekeed d© kamertjes lang», Kies af en toe
©en kamertje binnenmsuaend.
Plotseling bleef hij staan.
„Was het hier niet, juffrouw?" vroeg
hij glimlachend.
Do vreemd© dame liep het kamertje in,
gevolgd door juffrouw Rinker, en keek
daar onderzoekend rond.
„Ja," aei ae, aarzelend earst. „Ik ga-
loot het wel; dan, al maai* rondkijkend,
raster: „Ja, ja zeker, hier is hot." Mot-
een stapte zij haastig op het kleine tafeltje
toe, dat tegen den muur gespijkerd zat.
„Hij ligt er niet meer," riep zij var-
sdirikt.
Juffrouw Rinker en Kees kwamen n&cbsrbij.
„Hier h»b ik hem neergelegd," wees de
dame.
„Is ©r i«nand na de dame hier gieweart?"
vroeg juffrouw Rinker, rich naar Kees kea-
read.
Keaa knikte.
„Sr is juist een dame weggfegaan," h&
„Zoo, zoo," kwam juffrouw Rinker.
„En ken jo die dame ook?"
„Kennenzei Kees. „Maar als ik 'z-a
aag, zou ik ze zóó terug-kennen. U leent
ze ook wel, juffrouw; zij komt wel vaker
hier."
„Bast mogelijk," zei juffrouw Rinker.
„Kan ik nu den ring nog terugkrijgen
vroeg de vreemde dam» verlangend.
„Wo zullen zien, juffrouw," meende da
juffrouw.
„Zou ik dan maar niet even naar de po
litie loopan «m hot aan te gevan?" vroeg
d© domo weer.
„Naar do politic?" kwam j'uffrouw Rinker
verschrikt. Haar badinrichting en do po
litie. „We zullen cr werk van maken,"
stelde ze gerust. „Wacht u daarmee nog
maar wat, juffrouw. We zullen ons best
doen; dat beloof ik u."
Toen zij wem* in haar kamertje zat, mo:sst
zij maar aldoor den keu, hoe zjj dat zaakje-
het Jjest zou aanpakken. Als or na die dam»
maar óén juffrouw in het kamertjo ge
weest was, moest dio den ring hebban mee
genomen. Want Keea was zoo oarlijk als
goud. Moer hoe moest zij daarachter ko
men? Want cr achter komon moest ze. En
do ring inaeei tereoht oak. De goede naam
van haar badinrichting atond op het spel.
Daar werd aan do dour getikt.
„Binnen I" riep juffrouw Rinker.
Koes stole rijn hoofd door de deur.
„Ik wou u ttwuur zeggon, juffrouw, dat
ik op die juffrouw caa slecht oog heb."
„Welke juffrouw vroeg juffrouw Rin
ker, rich schielijk oprichtend.
„De juffrouw, die... die den ring ge
stolen heeft."
„Den ring gestoten 7' lachte juffrouw Rin
ker. „Maar als jij weet, dat zjj den ring
gestolen heeft
„Weten viol Kees in. „Maar ik heb
•en slecht oog op h«*r. Ze ziet t*r nte wel
naar uit, dot ze
„J© bedoelt zeker juffrouw, di# eï*
het laatst ia geweeehf
Koe* knikte. V
„We moeten haar zien te b3tTappen,"
zei hij.
„Hoo wou jo dat nu nog doen, Kees?"
Kees haalde de schouders op.
„We moeten haar toch betrappen," lier-
haalde hij, en slofte weg, de gang weer in.
Juffrouw Rinker bleef peinzend achter.
Die juffrouw betrappen, zei Koes. Maar dat
was immers niet meer mogelijk? Zij raakte
dien dag haar breikous niet moer aan. bl-aof
maar al broeden over het raadsel, dat Kas
haar had opgegeven.
Den volgenden morgen kwam zij met een
gelukkig-stralend gezicht het badhuis in.
Zij had het eindelijk gevonden.
„Kees," zoi ze, „zou die juffrouw nog
wol eens terugkomen
Koes begreop direct, welko juffrouw be
doeld werd.
„Ik geloof het wel," zei hij.
Juffrouw Rinker knikte.
„Dan moeten we den oersten keer, dat
zo komt, ecu ring bij haar in liet kamertje
neerleggen."
Kees kook de juffrouw aan. Dan vertrok
zijn gezicht tot con grijzenden lach. En
toen hij wcor weg liep, de gang in, hoorde
juffrouw Rinker hom zachtjes in zichzelf
lachen.
Toen 14 dagen later de bowuste juffrouw
weor verscheen <an Kees haar naar oen ka
mertjo zou brengen, kwam hij oerst nog
even terug aan het kam&rtj» van juffrouw
Rinker.
„Daar is zo nu," fluisterde hij in de deur.
Juffrouw Rinker schoot overeind en vólgde
Kees haastig in de gang, waar rij de wach
tende juffrouw nauwkeurig opnam. Kees
was intussohen doorgeloopen, had voorzichtig
een gouden ring in het badkamertje neer
gelegd.
Toen een halfuur later de juffrouw het
kamertje uitkwam, schoot hij naar binnen.
De ring was weg.
„Juffrouw," kwam juffrouw Rinker, die
had staan wachten op een hoofdknik van
Kees, haar aohtorop loopend naar d© bub
tendw; „waoh£ eesw *jven."-
De vreemde juffrouw kaarde zioh om.
„Daar lag ©an ring in het badkamertje, dio
is er nu niet meer. Bbebt u dien soms bij
vergissing meegenomen?" vroeg juffrouw
Rinker.
De vreemd© verbleekte.
„Een ring?" vroeg zij verschrikt.
„Ja, om ring," kwam juffrouw Rinker
barsch, wat uaaT voren trodond. „U hebt
hem zeker
„Ik kwam de andoro.
„Ja, u."
De vreemd© tastte in haar zak.
„Is het deze soms?" vroeg zij, d» oogein
neerslaand.
„Ja, die i9 het," zei juffrouw Rinker.
„Ik dacht,ik dachthakkelde de
andere.
„Ja, ja, ik begrijp u wel," hernam juf
frouw Rinker. „Maar, hoor eens, juffe-tj
er is hier laatst uit datzelfdo kamertje nog
een ring vermist/'
„Daar weot ilc niet van," viol da andere
snel in.
Juffrouw Rinker glimlachte even.
„Daar is niemand ander in dat kamertje
geweest dan u," zei zo bedaard. „U be
grijpt
„Daar kan ik niets aan doon," kwaia
de vreemde brutaal.
„Zoo, kunt u da.ir niets aan doen vroeg
juffrouw Rinker. „Nu, on ik zeg u, dat
ilc het er zoo niét bij zal laten zitten,
begrijpt u."
De vreemde verschoot van kleur.
„Ikik stamelde ze, „ik zal zor
gen, dat hij terechtkomt."
„Terecht komt Terecht komt bramdia
juffrouw Rinker, „daar heb ik niets aan.
Als hij niet voor den dag komt, zal ik do
politie
„De politie?" viel de dame verschrikt in,
in haar zak tastend. „Hier is hij, juffrouw."
Glimlachend nam juffrouw Rinker den#
ring ovor,