Behandeling van onde vroehtboomenr
•uitgesproken en met doffen schrik voelden
heiden, dat er nu een groots verandering
meest plaats hebben. En onder den indruk
van dat gevoel riep de hear des huizes juf
frouw Smidt hij zich en vroeg wanneer
mj wilde heengaan.
Juffrouw Smidt barstte uit in tranen en
beklaagde zich, dat nu een vreemd vrouws
persoon in haar mooie huishouding zou
gaan knoeien en den boel bederven. "Waar
om moest zij wegzij, die elk stuk goed
Van buiten kende
Zoo kwam men overeen, dat alles bij het
onde zou blijvenalleen zou de huishoud
ster geen recht van opzeggen hebben en
Smartgeld moest zijnerzijds, als hij haar
den dienst opzegde, een goede schadever
goeding betalen. Zoo waren bedde partijen
tamelijk veilig.
Alles kwam weer in het oude spoor; het
nieuwe slaapkamer-ameublement kreeg een
dwaze neef van oom als huwelijksgeschenk
[Werk- en Zondagen verliep-en wederom vre
dig en kalm.
En aan de biertafel zei de baer Smart
geld weer:
„Als de menschen het leven toch maar
poo eenvoudig opnamen als het is."
Met oude vrucktboomen staat men dik-
flrijla verlegen en vaak ziet men inderdaad
geen kans om deze ook maar ©enigszins zóó
te krijgen, dat men er weg in kan vinden.
Het vruohthout, als men daarvan nog spre
ken mag, is veel te lang, geheel kaal of
aan den voet dood gegaan. De takken zijn
voor een deel kaal tn vaak voel te lang.
Het is dan niet gemakkelijk om zoo'n boom
weer ©enigszins in orde te brengen.
Als de boo men wat oud worden en den
groei staken, beginnen zij er in vel© geval
len armzalig uit te ziep; al worden zij dan
soms vrij goed onderhouden, ziet men z© toch
jaarlijks achteruit gaan. Niet alleen voor
vormboomon, maar ook voor hoog- en half-
etam of struik vorm kan het verjongen zeer
gewenscht zijn en het is mogelijk om het met
deze boomen te doen. IS iet alleen eiken,
olmen, acacia's en dgL laten zich kort,
door het oude hout heen, terugsnoeien, ook
onze vruohtboomen verdragen dit'zeer goed
en wij gdooven, dat het veel te weinig
wordt gedaan.
Oude, kaal geworden boomen met lang
dood of ziek vruohtkout, moet men trachten
weer op streek te brengen; men moet moeite
doen om er weer jong vruchthout op te
krijgen. Mtn begint dan met de gesteltak-
ken flink terug te snijden of te zagen, tot
op de helft of, zoo noodig, tot op een derde
of korter. Gesteltakken van vruohtboomen,
welke nog niet zoo oud zijn, snijdt men dik
wijls slechts voor een klein deel terug, om
dat die vaak in staat zijn over hun gaheeie
lengte weer nieuw vruchthout te leveren,
waar het oude is weggesneden. Toch is het
dikwijls goed om den gesteltak, voor een
deel althans, te vernieuwen. Ook voor slecht
groeiende boomen is het vaak goed ze eens
te verjongen. Van hoog- en half stam en
struiken, waar de groei uit is en welke
maar weinig en kleine vruchten geven,
wordt een groot deel van de gesteltakken
hoofdtakken dus weggenomen, ter
wijl het andere armoedige hout tot op den
voet wordt weggesneden. Men houdt dus
maar bitter weinig over. Vervolgens wordt
de boom goed schoongemaakt, gekalkt en
bij uitstek goed bem st, Wij liooren daar
al zeggen: „Wat zullen we dan een water-
loten krijgen." Ja, dat is zoo, als men dat
ten minste alle waterloten wil noemen, in
derdaad komen er geheele pruiken jong
lot op uit de toevallige, meestal onziclitba-
re oogen. Maar wat. nood, zoo iets moeten
wij juist hebben om weer te beginnen. Na
tuurlijk komen er veel te veel van die jonge
scheuten op, en wordt het een enorme
warboel, wanneer men alles maar laat groei
en, doch wij zijn er zelf ook nog. Zoodra
die scheuten ongeveer 20 c.M. lang zijn,
moeten wij met het mes komen. De mooiste,
sterkste en langste laten we staan, zóó, dat
£en zeldzuam wiutergezieht in Amerika.
Niet Igng geleden brak te Naw-York tij
dens een versckrikkel ijken sneeuwstorm een
hevige brand uit. De massa's water, op
het woedende element geworpen, bevroren
door de groote kou.de, zoodat na het blus
6chingswerk zich een vreemdsoortig tafereel
aan de blikken ver toen de, veroorzaakt vooral
door de bevroren waterstralen, die van de,
ruines van het vermelde huis afhingen-
ee ongeveer 60 C.M. vaneen komen; van de
rest snijden wij even de kopjes af. M©n
moet deze dus met geheel op aen voet weg
snijden, want dan loopt de blijvende ook
gevaar in haar eenzaumneid ex al te breken.
De sterke, niet teruggesnedene groeien
dus ongestoord door en bereiken in één
zomer al een aartLge lengte. Het zijn onze
gee bel takken voor de toekomst; m.n kan
nu al spoedig zien, waar het in de toe
komst met den boom weer heen moet.
In den volgenden winter zal men ds nage-
nepen scheuten wat moeten uitdunnen;
voor het grootste deel snijdt men ze tot
op den voet weg. Hier en daar laat men er
een staan, zoodat de boom van binnen niet
ai te kaal wordt. Bij het uitdunnen moet
men er aan denken, dat men bij den voet
van den toekomstigen gesteltak niet al te
veed en te groote wonden maakt, anders
kon deze er wel eens afbreken. Die toekom
stige gesteltak wordt tot op ongeveer 1/3
ingekort op een buitenoog. Nu is de behan
deling verder niet zoo moeilijk meer. Men
zorgt steeds de gesteltakken op een afstand
te houden van pl.m. 60 c.M.2 dus men past
op, dat er geen nieuwe bijkomen dahr,
waar er geen plaats voor is. In den zo
mer zal men dus nog wel eens moeten na
gaan, of er nog hier en daar genepen dient
te worden.
Mochten er nog zgn. waterloten bijkomen,
dan kan men die in den zomer gerust weg
snijden. De boom begint au ai weer spoe
dig een normaal voorkomen te krijgen. De
gesteltakken laat men gewoonweg door
groeien, kort ze in, waar ciit noodig is, ter
wijl er zoo hier en daar, door splitsing, ai
een nieuwe mag bijgevormd worden. Van
het fijne hout, binnenin, trekt men zich
weinig aan; waar het te dicht komt, moet
men het cp ^e gewone wijze wat uitdunnen.
Op die wijze krijgt men spoedig weer een.
gjzonden, krachtigen jongen boom met
flinke gesteltakken, die spoedig weer gaat
dragen.
Veien meenen, dat waterloten een soort
wilde takken zijn, waarvan nooit iets goeds
kan komen. Dat is geheel onjuist; van die
zoogenaamde waterloten kan men beste,
vruchtdragende gesteltakken kweekea, en
die men met kan gebruiken, snijdt men
maar voortdurend op den voet af. Nieuwe,
bhjven dan vanzelf wel weg.
Vormboomen zijn nog gemakkelijker te
verjongen. De geeteltaaken worden, naar-,
mate men dit nooaig oordeelt, korter of-
langer ingekort, van een pyramide natuur
lijk de bovenste kort en de onderste lang.
Verder woiden alle vrucht vezels tot op
den voet weggesneden; men houdt dus uiers,
anders over dan kale gesteltakken. Het
behoeft nauwelijks gezegd, daï, zoo noodig,
ook de kop van den boom teruggesneden
kan worden, desnoods tot op het vijf-, ei*
zes- of meerjarige hout.
In den zomer zullen zich talrijke scheuten
op deze kale takken ontwikkelen; de uiter
ste moet men rechtuit leiden in het ver
lengde van den gesteltak, om een nieuw
vervolg van de&en te leveren; zoo ook na
tuurlijk met den kop. Van de andere*
scheuten auxrfcn de vruohtzetels worde a
gevormd. Men moet er dus in den zomer
zoovéél behouden, als men er planten kan,
zoodat ze 15 a 20 c.M. rondom den Uia van
een komen te staan. Van de resfc nijpt me,3
de koppen in.
In den daarop volgenden winter worden t
de ingenepen scheuten voorzichtig op den
voet weggesneden; de blijvende, toekom
stige vruchtzetels dus, moet men op twee
goede oog.n snoeien, dus als een houttwijg,
welke direct op den gesteltak is ingeplant*