Nieuwjaarswensch 1911 LEIDSCH DAG-BLAB "DERDE BLAD. door NARDUS. Opgevoerd 1 Januari 1911 en eenige vol gende avonden in' den Koninklijken Schouwburg door artislen van de Kon. Ver. „Het Ned, Tooneel." Ptetern el (alieen opkomend en naar Thomas uitkijkend). ITiomas Thomas... man, waar zit je? Thoma-è-ó-ó-s? Kom nou hier, ik bid jel Thomas. (tusschen de coulissen nog roepend)! „Leg ereis an leg ereis an Jj*k Heb heete melk en kouwe Jan"-j.s (Hij komt ten tooneete op rolsch'aat- len. braaf uitgelachen door Piet. Nabij het (ouflleurshok valt hij met een smak op x'n zildeelen). Pètal... daar leit-ie wêer geduchtI Piet (hem bespottend). Met bei r"rt beentjes in de luchtl Jij bent niet rólvast, ouwe sijs... Bepaald veel scheuren in het ijsl Thomas (nijdig). Ik wou dat jij wat minder boertle! Piet (hem uitlachend). Hou op... ik lach me 'n rolberoertel Thomas (gemelijk). Da'a héél toepass'lijk nij mijn rollen... Maar hou nu op maar met je grollen, Je maakt 'n mensch gewoonweg doll Piet (zingt op de wijze van Kobussie kijk je nog 's om). Thomassle, Thomassie, ga niet aan de roll Thomas. Schel uit maar met dat mooie liedl Laat jij dit nou maar over, Piet, Aan 'n lid, hoor, van den [Haagschen Raad, Die 't land heeft aan een [heilssoldaat, En dien tot stilte wisttedwingen, Door...," Kobussie k (j k om" (te zing enl Plet (plagend). Tóch' zei 'k je plagen, ouwe malle: „Die sta zie toe dat hij niet vallei'* „Wèt ook vall" Je vrouw staat pali B Thomas. Mensch, neen onmensch, je tergt m'n gall Help liever me uit mijn ellende.i Piet. Kom hier, m'n dikke paasch-rollènde Ziezoo(ze heft hem op) Thomas (z'n vuist ballend tegen zijn schaatsen.) O die ellendelingen I Piet. Wat doel 'n boer ook op die dingen? Thomas. Wat deksel, ouwe Pielermoér, Zij zijn bestemd juist voor 'n boerl Piet. iW«bllef?,.i Thomas, Wei fa, ben jij vergeten, Dat vers van een onzer poëten? Poot helt toch niet voor niks geschreven, Van: „Hoe genoeglijk rolt het leven, „Des genisten landman's heen?"- Piet (lachend). Maar door dien Poot., breek J ij *n Keent Afijn... jij rolt dus heel klassiek. Thomas (pijnlijk z'n zitvlak wrijvend). Ja..maar m'n hm hm hm is ztckl Piet. Maar zeg, wéér viei jij zoo gestaag? Thomas. *k Was aan de rol, Piet, in den Haagl Piet (achterdochtig). O zoo... hm ja... wel Heer'me lijd.;. Déér is ook wél gelegenheid, Voor *n man om „aan de rol" te gaan! Thomas (onnoozel). is, Piet v.. 't is daar 'n fameuze „Baan"! Piet (verontwaardigd). 06661 Don Juan Tartuuf Thomas. Jij raskalt! Gut w(jl... 'k bedoel 'n baan van asphalt! En wét 'n fijne, PietescliaU Da's 'n attentie van de stad. •Van Zeestraat tot do Wagen brug Rol j' minstens tienmaal op Je frug! Piet (mopperend). Alwéér een schrik méér op je hielen! De fietsen, trams en out'mobielen, Zijn zeker in de Residentie, Nog niet voldoende penitentie, Nou mot een nietuw soort maniakken, Een mensch wêer van de sokken smakken! Vooruitbind af die dingen daar, Vermeerder j ij maar niet 't gevaar, 't Is toch al mooi heden ten dage Met veiligheid in 's-Gravenhage, Op G roenmarkt en in Lange [Po t en Thomas. Daar kan je 's-midtlags er om loleti, Door welk der midd'lesi van vervoer, Je 't liefst don kraaienmarsch blaast moêrl 'Door tram, door licts, of iets naar raio Piet. En is geen „S p ij k a r", Thomas. Dan is 't 'n „II A. T. O."! Piel. Slechls voet voor voetje kan j'er loopen. Thomas. Din zal 'k een slrompalrok' jou [koopen1 Piel. Wit koop je me...? 'n strompd-wit? Thomas (triomfantelijk). De nieuwste rokken-mode schatl 'n Triomf, wijf, voor het modevak: Een dichlgeregen kolenzakl Dat mot je zien, wil je '1 begrijpen: Een damesbroek... maar zonder [p ij p e n I ,Van verre lijkt het, sapperju, Eenopgerolde paraplu. Ja kijkt, je tuurt, en vraagt finaal iï 'l~n dame... ol 'n lantaarnpaal? En 'n tweede vraag die door je kop maalt: Is dit 'n vrouw ol is 't m stopnaald? Piet. Wie kan uit jouw geleuter wijs Thomas. Ik zal 't je toonenwacht ereis 1 (Hij bindt het onderste gedeelte van Pie- temel's rokken stijf om haar beenen saam). Piet. Aan jouw verstand gToot ik maar hall, Nou bindt-ie me als 'n nuchter kalf t Je wordt toch plots niet gek, wil 'k hopen? Thomas. Vooruit, medam, probeer te loopen. (Piet probeert gewoon te loopen maar kan het daartoe niet brengen; slechts korte sprongetjes kan ze maken). Plet (hulpeloos). Ik kin niet vier'k heb hulp van noode. Thomas. Waarachies nietj' bent in de model Ziedaar m'n goeie, ouwe sok. Ziedaar m'n goeie,' ouwe sok, Jij draagt daar nou, héél onvervalscht, 'n JuponHollandeop z'n s m a 1 s tl Piet. Loopt heusch 'n dame met die dingen? Thomas. Nou,., lóópen is het woord niejt: [s p r ingenl Piet. Dan is zoo'n rok 'n goeie sier, Voor de wederhelft van 'n bankierl Krijgt soms haar man 'n spring-ideem Springt zij gezellig mert 'm mêel Th om as. Moest ik zoo'n springmadam beg'leiden. Dan zou 'k haar zóó den weg bereiden: (Hij neemt Piet bij de hand en samen zingen en dansen zij, op de wijze van J i p 1 Addy 1 Ay, en onder begeleiding van het orkest:) Hupsa Kee, mat je linkerbeen, Hupsa Kee, hou je recht, Nu twee passen vooruit gedaan. Zoetjes aan en dan zól het wel gaan, Hupsa Kee, slrakjes mag j' alleen Hupsa Kee, 't gaat niet slecht, Op m'n woord dat 'k niet jok U springt reeds als 'n bokl Hoera voor de strompelrokl (Beiden lacheO terwijl Thomas haar rok ken weer losmaakt). Plet. Nou je kan zeggen wat je wil, Aan mijn lijf met zoo'n modegrill Moest ik zóó loopen, 'k zal niet liegen Dan ging ik net zoo lief nog vliegenl Thomas. Zeg, jij mag eerst wel wat vermageren, Eer jij je waagt aan O li es la geren, Jij verpersoonlijkt nog geducht, Het vraagstuk: „Zwaarder dan de luchtl'* Piet. Denk jij soms, opgeblazen vent, Dat j ij dan zoo n „ééndekker" bent? Jij staat toch óók maar, ouwe paai, Ais 'n Blériot... tot 'n lamme kraaiI En borrel je te veel soms t'huis, Dan is je „hoogte-stuur" niet pluisI Daarbij i dat weet i k wel het meest 'n Hoogvlieger ben je nóóit geweest! Thoma s. Al wel, al wel, ik vraag genade, M'n aviatieke dierb're gadel Piet (al weer bedaard). Zeg, jij zag vast Antwcrpschen Jan, Op Hob trust kranig vliegen man? Thomas. Geen sikkepit!... ze kostte mij, Twee pop, die... 01 ies 1 agerijl Ik zag geen snars, 'k kwam juist ae 'dagen, Dan Jan het stijgen niet dorst wagen. Piet. Geen wonder... in dien Haagschen [Win dl Thomas. Ja die kan lastig zat zijn kind! Een raadsel is 't me steeds gebleven, Dat zooveul menschan dóór van levenI Piet. Ook ik zag Jan niet; 'k ging niet kijken, Die vliegerij brengt te veul lijken I Het kan heel mooi zijn, kranig, prachtig, Maar 't is voor m ij n gevoel Ie machtig, Dat zooveel llinken, jongen, bazen, Het levenslicht wordt uilgeblazen. De Wetenschap heeft veel gewrocht Maar vaak wordt zij te duur gekocht! Th om as. 't Is waar, het is een dure koop. (berustend) Zoo is nu ccDmaal's levens loop! (boos) En dón ziet men nog dozer dagen, Dat zij, die zóó hun leven wagen, Nog naar hun zuur verdiende) duiten, Verlik me, angstig kunnen fluiten, Zooals je in do krant misschien, Met onzen Wijnmalen hebt gezien! Piet. Dót vind ik ookl Wat duivekater, Dal noem ik spijkers op laag watebl Thomas, Ik noem hel hier, met veel meer vrucht: 'n Lage spijker, in d' hooge luchtl (sarcastisch) Afijn't ging volgens [regiem en II Piet. Wie houdt zich aan zoo'n ding nou vent? Wie hedfl ter wereld ooit beleefd, Dat 'n reglement wordt nagestreefd? Bijvoorbeeld: heelt de Ilaagsche Baad, Geen reglement, waar stipt in slaat, Dat elk lid maar 'n kwarlier mag pralen? Thomas. Nou én s i Piet. Kijk naarderesullatenl T h o m a s. Dól vind ik nou onbillijk, PiclI In één kwartier los jij toch niet. Het vraagstuk op, m'n beste meid, Oi 'l gebruik van eiectriciteil, Niet zóó ontzettend nadeel deed, Aan 't samenstel der aardplaneet, Dat weidra r-r'k dull er niet van [kikken eï Héél d'a a r d", den Haag incluis, [mot s t i k k e li". Piet (proeslend). Poe ha ha ha... wie doet zóó'n vraag? Thomas. .Wel, Piel... een raadslid van den - [Haagl i Piet. 1 Afijn, 'n mensch kan heol „-at vragen, g Dal kon je merken in de dagen, Van het proces van Papendrechtl Waar een de vraag werd voorgelegd, „O t onze Lieve Heer"... (ze aarzelt). Thomas. Zég 't nou! Piet. Nou, vóer... ,,'n man is of 'n vrouwl Thomas (onlsleld)4 Wit?... Wie VToeg dat...? Piet. 'n Piezleaaterf Thom as. Oóóó 'k dacht 'n studentje met 'n katerl Wa! jammer, Piet, dat i k, peo-jèn, Niet zoo'n poes-pas-psychiater beul Want dan vroeg i k aan mijn cliènt: Jij mot me eens vertellen vent, Als jij nou 's nachts de blanke maan, Zoo aan het Hemeltje ziet staan, En die kan in millioenen-lallen. Van jaren niet op d' aarde vallen, En ais de zon dat niet kan klaren, In tachtig-dutzend-millioen jaren, Bereken dón eens, met gemel Wa tkost'n retourtje oplijn drid? Piet (quasi angstig). Sssstman, hoor goed wat Piet je zegt, Soi jij maar niet met Papendrecht, Laat niet tot spotten je verlokkenj Thomas. Waaróm? Piet (met overtuiging). Ze verklaren je mesjokke! Thomas (lachend). Dóór ben 'k te wijs voor, goeie ziell Piet. Nou.., dan tóch minstens imb'éciell Thomas. Mij? met nrn klontjes klaar verstand? Piet. Loop heen... jij bent 'n quérulantl Thomas. Zóóver zal men m ij nog niet krijgen. Maar, vrouw, ik wil je niet verzwijgen, Bij zulke vragen is, Pieternel Zoo'n vraag van 'n raadslid kinderspel. Piet. Nou 't was toch óók wat raars, Potdikkle. Thomas. Maar als hij t met deed, mensch, [dan stik-lel Want, vrouw, door dectriciledt. Raak j' al je zuur- en stikstof kwjjt, Zoo zei dat raadslid! Is 't niet knap? Piet (sarcasusch). Wat zetelt er een wetenschap, Toch in zoo'n Raad! 'k zeg zonder schromen, Op zóó'n idee, was 'k nooit gekomen. Maar kan het nu wel wonder haren, Dat somtijds een der vroede vóren, Zoo over zuur- en stikstof spreekt, In 'n zaal waar zuurstof steeds [oulbieekl? En d'enk'Ie stikstof, tot m'n smart, De vroede hoofden licht verwart? Thomas. Pardon... de bode mat z'n spuit, Die jaagt de stikstof Hink er uit! Piet. De bóde?,,, 'n spuit?.n Thomas. Ja. wist je 't niet? Een spuit met ozon, lieve FfieL En die voorziet den Raad geducht, Om 't halve uur van trissche luchtl Vaak brengt alléén die bod», meid, Aan het debat... de frischsigheidI Piet. Wel, wel, dat is zoowaar dus, vent, 'n G e m e e n t'l ij k o z o n-I avement? Te deksel, ik zeg onomwonden, Daar is loch heet wat aan verbonden, Aan 'l lidmaatschap van zulk een Raad, Da's 'n voordeelig baantje, maat, Wie zulk een zitting bij gaat wonen, Krijgt drie pop èn nog trissche k0onetl 1 Thomas. En nóg, wijf, zijn ze niet tevreden, Want nu veriangen nog de leden, 'n Paar losse centen als de vaad'ren In hun commissies gaan fvergaad'ren Piet. Noem jij 't nog maar 'n eercbaantjei Thomas. Het wordt 'n burgermans-beslaantje! Piet. Nou ja maar, Thomas, sapperd'kriek Er wordt gewerkt in die fabriek 1 Je moet nu alles niet verbloemen, En prijzen óók, waar valt te roemen. Wat wordt hier niet tot stand gebracht? Gut man, den Haag dat wordt 'n pracht! Ze scheppen wijk op wijk hier vent: Verkeerswegen, man?... drie om ['n een tl Ze bouwen zoo je 't maar kan wenschen... Thomas. Meer s t r a t e u zijn er straks als [m en s ch ent Maar ook in afbraak zijn ze sterk, Van kleine huisjes „Rond de [Kerk 1" Piel. Nou, vind je dal geen goed idee? Die heele „snoepwinkel-allee". Die heelt me daar al lang gehinderd! Dat neemt niet weg, dal, onverminderd, Het Haagje danig wordt verfraaid, M'n geestdrift voor den Raad ontlaaitl Een nieuw stadhuis-plan is bedacht Dat komt misseh'en Thomas (nuchter). Vlak bij „het Jachl"! Of wel, Piet, do Bagijnestraat! Ik vind dat het daar kranig slaat. Als centrum van 't... publieke leven Kan men 'l geen beter plaatsje gevenI Piet. Daar volt nou niks op aan le merkesi 't Pion komt toch van... „Publieke [Werken"? Vandóór zulk 'n publieke plaats! Jij hebt van Alles nou ook praats! Thomas. De gcmecnte-ambl naar wordt nou lijntjes Bij zulk 'n klooster van „B e g ij a t j ei sI Piel. Dón zclle ik meteen maar dóór... 't Ministerie van Marine vóarl Dóór worden ze zóó fijn't is zond', Mensch ais gemalen.,kotlie-grondl O man, daar is 't nou zóó'n Rein Leven, Dat ze geon boeken willen geven, Waar 'n dragonder van zou blozen, Laat staan onschuldige matrozenI Janmaat z'n bart mag niet ontbranden Voor,,'n Liefde in de binnen banden". Thomas (lachend). Neehoögstens mag hij nog gelooven In 'n boekje van... Therèse Hoven! Afijn nóu komt er, naar wij hopen, Voor schrijvers eon nieuw baantje open I Straks wordt 'n auteur beroemd en groot, Als „roman-leverancierdervlootl" Piet. Marine moest maar van al heden, Ook haar romóns gaan aanbestedenI Dan kan men één bestek benutten, Voor erwten, worst, romans., en gruttenI Thomas. Maar, wijf, mag nou 'n matroos voortaan, Nog eig'lijk naar den schouwburg gaan? Is dat voor 'n pikbroek nou wei pluis? En is dat nou voor hem wel kuisch? Piet. Dóórom is voor marine-mannen. Gekozen vóer... „die keusche [Susanna"! Dat is in overleg gegaan Met d'impresario de Haan! Da's van Marine toch wel kranig. Thomas. Danig kranig en ook... hanigl Dót stuk wou 'k ook graag zien gaan, meld. Hé... 'k brand Piet, van nieuwsgierigheidl Piet. Zegals jij brandt kan jij bezwaarlijk, Naar 'n schouwburg gaan dat is gevaorlijkl Dan moeten ze 't gebouw licht sluiten II Nee, hoor, blijf dón maar liever buiten I Thomas (eenigszins hetüg). Nou 't schijnt dat sluiten tóch de geest is. Oók ais er nooit geein brand [geweest I sl Plet (vergöediikend). Nou ja da's 'n specialiteit, Van... e... van zekere over hei'dl Ik zal haar naam hier niet verbreiden: Ze zetdlt... tusschen Delft en [Leiden... Die kan wei 's hard van stapel loopen. Maar maakt vaak wat ze sluit weer epen!! Althans als 't slot niet te vcirroest is Thomas. Enne... de smid ook niet le woest is! Want anders blijft, bij wijs van spreken, De sleutel in het slot nog steken. Piet. 't Waar'zond' en jammer van 't gebouw, Waaraan de mcnschcn nu een trouw, Van langer dan een eeuw reeds schonken, En dat tocb steeds heeft uitgeblonken, Door veei geprezen „akkestiek Al is de zaal dan niet zoo sjieik, Door knussige gezelligheid, Al is 't gebouw wat uit den tijdl Tkoinoo. Och, als de stad feen nieuw gaat bouwen, Dan zaï het niemand zoo berouwen, Maar 'k meen dat sluiten wel wat zwaar fs, Zoo langcennieuwgebouwniet [klaar is. Voor personeel en voor Directie, Ware dat 'n toestand van perplexic, En dón, erbeol je Pieteschat, Geen schouwburg in een weclde-sladt Zells tijdelijk heelt dat geen doel,.. Piet God, mensch,hel werd 'n dooie bocll De Hagenaar ging, naar ik wed, Om acht uur savonds-al naar bed! Maar, vfiarals het nu töch eens waar was Enne,., ennq... er brandgevaar was.,is Thomas. Och sapperloot, een brandgevaar, Dat nou al honderd zeven jaar, Den tijd had Om zich te doen kennen, Dóór mag je nou toch we! aan wannen. Het' is, potstausend, ouwe Piet De Tentoonstelling in Brussel [n i etl D4ór hadden zii, die 'r veilig waanden, Wel vijlmaal brand in zeven [m a a n d e n 11 Wót daar geëxposeerd was, meu, Men was 'r óók... exposé au feul Piet. Tentoongesteld was niets inlussch'en, Wat strekken kon om brand te [blus s ch enl Thomas. „Kortsluiting" is een leelijk ding, Voor iedere tentoonstelling 1 Piel. Nou ..ik g'lool er wordtméér gemord, gu;t, Als zulk een zaak met een „te kort" [s I u i 11 Enlin dót scheen hier niet 't geval, Thomas. Gelukkig! Echter mei dal 41, Wordt 't Haagje licht z'n Schouwburg kwijt, En da's 'n zuur ding, Pietemeid! Piet. Enlin, dan komt een nieuwe woning, De Koning is dood... leecv' de KoningI De Stcdemaagd dóór is van tallen, Van schouwburg-plannen wêer bevallen. Thomas (ondengend). Zeg ris jou soms eens iemand vraagtv Das géén gewoonle van... 'n maagd! Piel. Bemoei je me! je eigen zaakjes! Thomas. Ga voort... ik zei 't maar tusschen [haakjes! Piet. Ten eersle bauwt dan toch dc Raad, Een nieuwe waar de oude staat, Op d Zwarleweg zet het „Gebouw" Oók al 'n schouwburgje op touw En dón (breed gebaar) 't theater, [vóar, ...„des W es t en s" Thomas. Best moog'lijk, moe,icJi glaub' dir [b c s t c n s I Enne berekend is 't zorgvuldig, Maar och, '1 papier is zoo geduldig! Als 'l plan verdwijnt, is 't gaar geen wonder De zon gaat méér in 't W e s l e n onderI P i e t. Dón heb ik van iels grootseh gehoord: Een W a g n e r-S c li o u w b u r g, op m'n [woord, Een Bayreulh, vaer, op Scheveningen Th o m as. Hangt óók nog wat in„N e b e I i n g en"l Piet. Da's juist het Wagneriaansch idee, Want t mist daar nog ai vaak aan zee..tl Thomas. Vriend Lohengrin komt meit plezier Met zwaan en al vlak bij de Pier.V Piet. Een zwaan wordt zeeziek naar mijn begrip,, 1 b o m a s. Oók goed'dan komt-ie op "n kipl Maar Tannhëuser is daar vóst 'n strop Met Tanz-hóuser schiet je méér daar opl Zooals zoo'n D e I i c 1 u b-l o k a a Piel. Of sportclub-Internationaal! Die speelchibs worden toch gepost? Thomas. Maar daar is Diks mêe opgelost, Want ol daar nu al de politie, Verbaliseerde met ambitie, At wal zij daar proces-verbaalt, Wordt door den rechter doorgehaald! Piet. Bepaald toch met rood potlood vflor? The m as. Waarom? Piet. Dan is 't óók... rouge et noirl Afün dóórmee wordt meer geschóód, 't Polilie-aanzien, dan gebóóL Thomas. Nouaan vereering is d* agent, In 't Haagje tóuh al niet verwend! Piet. Is dót 'n wonder, dikke prop? H ij brengt ook journalisten opl Thomas. Nu, dat werd streng gestraft, m'n hart(Jl Piet. Ja dat is wóór ook met 'n ïwa Thomas. 'k Zie jij niet op de hoogte bent.' Het was een kwartje en een oeffjt Piet. Toch geen „H g s c h kwartje", ouwe [schuiver? Want anders is het maar *n stuiver. Thomas. Ja vrèeger licht, maar nu is 'l uit Nu 't nieuwe kwartje kwam,.. Piet. .Verbruid! Nu is 't juist erger, Thomasvaas, Nou lijkt het nóg meer op elkaacl Thomas. Nou, wacht je beurt maar, Pietje want. Weldra wordt 't stuivertje vierkant! Piet. Zóó? 't Spreekwoord „men niet weten kan, „Hoe 'n stuivertje rolt... vervalt dan man! Thomas. Och dót weet niemand in ons land, OuL al 1 3 een stuivertje vlciLvu-ult Dót kan bet bcslo jou verzekeren, Mijnheer o hoe hcet-ie nou 1 Piet. i Van Ileeckaren! Thomas. Precies, want die is, boManTbold. De Eerste Kamer uitgerold! Piet. Ja, vóar... uit brieven van een [een Keizer, Wordt zelfs ccfn «diplomaat niet wijzerl Al weet hij iels van occupatie, Van ons klein land dooi "n g r o o t (natUiü Thomas. Ik zeg maar móer, dat zeek"»e heer en* Goed doen zich niet te occupeeren^ Met occupatie! Door zoon netel, Occupeer ie niet heel lang Je zelel, In Nederlands vergaderzaal, En gaat 't je ais "n generaal. Uit d' operette, cn wiens roem, Vergaat als die... van „Generaal li'ivm I Piet. En ik geef eiken diplomaat. Van avond dcuzen wijzen raad: Och toe, breng Neerland Dooit m schudding,' Eet liever... diplomaien-puddingl Zoo'n diplomaat leert in geen jaren, Dc geil maar ook de kool te sparen! Thomas. Een 'diplomaót zeg jij?... Wal hamer. Dat ken niet oens de Tweedfe [K a m rI Want die heelt, in December, meid, Geen Cool gespaard Pi el. Maar ook géén gcltl Want ik noem zeg maar I ik jok eei Die C o o l-wcgjagcrij'n bok 1 Nee hoor, die zaak was niel secuur Dat vond ik voor heer C o o i echt z u u rt (Thomas lacht in zijn eigen).- Wat sta jc daar nou raar te doen? Thorna s. oorzuurkool is 't nou het seizoen I Piet. Wc) wel wat aardig, wat 'n jooll Jij maakl van alles apenkooi! Thomas. Nou ja maar, gekheid op 'n slok. Misschien is nog die heele „bok'', In zoover goed, dal onderdehand. Het kustontwerp meteen maar strandt, Dan houen wij met goed latsocn, Jn kas rnimzes er» v e e r tg m i 11 i o e i^f Piel. Die geef ik graag, dan ben 'k gerust Op dc verdeediging onzer kust! Th o m a s. Hoor düt nou anl (lachend) Wat jij moest (doen? Zorg dat van avond jij geen zoen, Van 'n ander dan van mij krijgt, zus, Dan verdedig jij genoegjouw kus! Piet (lachend). Jij maakt maar pret, maar zeg 's man, Wat zit toch achter heel dat plan? Weel jij waarom men het fabriekte? Thomas (geheimzinnig). Men zegtmem zegtd' Engelsche [ziekt Piet. Och schei loch uit, je lijkt wel sipI Thomas. Nou "oed dan is 'l dc l ransch 6 E'ftt De Belgische kramg, de4lA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 1