N°. 15602
Zaterdag 31 December.
A0 1310
grieven van een Leidenaar.
occxxxvm.
Eerste Kamer.
FEUILLETON.
Hun roeping getrouw.
LEIDSCI
PBIJS DEB ADYEBTENTIEX:
Van 10 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Grootere letten naar
plaatsruimte. Kleine edyertentiën ran 30 woorden 40 Oents contantelk
tiental woorden meer 10 Oents.—Voor het inoaeeeeren wordt 0.05 berekend.
rDeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PBIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per week 9 Cents; pel' 3 maandenf 1.10.
Buiten Leiden, per. looper en waar agenten gevestigd zijn 1.30.
Franco per poet1,65.
Zoo zijn w© dan weer genaderd tot het
einde van een jaar, en als deze brief onder
de oogen mijner lezers komt, staan we cp
de glens van het nieuwe. Wij hebben, mijn
lezers en ik, in de 52 weken, die achter ons
liggen, het over versohillende zaken gehad,
Interessante en vervelende, en wanneer ik
Uiet altijd actueel en friseh in mijn brie-
Ten geweest ben ik gevoel zelf de moei
lijkheid om bijna elke weelk met wat nieuws
ie komen of oude dingen zóó te zeggen, dat
Be ni©b vervelea, het best dan vraag ik
daarvoor aan het einde versohoomng, zooals
ik het den lezers van het „Leidsch Dagblad''
Uiet kwalijk zal nemen als ze in stilte of
i Openlijk bekennen mijn sdkrijverij wol eens
ie hebben overgeslagen. Wel kan ik verkla
ren, dat de band, die er tusschen mij en de
lezers van het Dagblad, blijkens de oorres-
pondentie zoo af envtoe gevoerd, is gelegd
Dok in het afgeloopen jaar niet verslapt
Is, veeleer versterkt. En daarom kom ilk tot
mijn vrienden onder de lezers van de krant
Süet een oprechten wensch: „een zalig uit
einde en een goed begin 1"
Zoo aan het eind© van het jaar zijn de
B&ikemxuonsoheai gewoon de balans op te
Diaken, het credit en (bet debet tegenover
elkaar te stellen. Ook de menschen, die geen
zaken doen in de gewone beteekenis, maar
toch boekhouden, wat ieder aan te raden
is, zullen de eindre(kening in deze laatste
dagen wel hebben gemaakt. Ik hoop van
harte, dat het voor allen meegevallen is of
meevallen mag. Voorspoed in zaken is niet
de eenige factor van het geluk maar in onze
maatschappij todb een der eerste voorwaar
den daartoe.
Met de zaken van private personen wil
ik mij hier evenwel niet bemoeien. Ik geloof
dat wij in het algemeen verstandig doen,
ons daarbuiten te houden, tenzij- we ens
geroepen gevoelen iemand te helpen en bij
te staan.
Maai* het ligt, dunkt mij, zoo geheel in de
lijn van mijn brief schrijverstaak dat ik op
dezen avond de balans eens opmaak van de
gemeenschap, waarvan wij als Leidenaars
deel uitmaken en belang hebben, van de
gemeente Leiden nL
Wat is het afgeloopen jaar voor de ge
meente Leiden geweest? Toen ik verleden
jaar om dezen tijd ongeveer de gebeurte
nissen die toen aan ons voorbijgegaan wa
ren, overdacht, kwam er iets van weemoed
in ons op. Het hoofd der gemeente, onze
burgemeester was toen pas heengegaan en
ionder den verschen indruk van dat verlies
rees met eenigen angst de vraag: „wie en
hoe zal de man zijn die hem straks komt
Vervangen?" Een gemeenteraad kunnen de
burgers zichzelf kiezen, een burgemeester
wordt van hoogerhand den gomeentenaren
toegedeeld en voor de welvaart der stad,
Voor den goeden gang van zaken en voor
'den vrede onder de burgerij is het lang
niet onverschillig wie aan haar hoofd staat.
Daar werden toen al namen genoemd,
maar dat gissen missen kan, heeft de uit
komst geleerd, want dat we Jhr. De Gijse-
taar tot burgemeester zouden krijgen, daar
aan dacht, daarover sprak althans nie
mand. En toen in 't vroege voorjaar h'et
„Leidsoh Dagblad" zijn naam als zoodanig
noemde, welk bericht spoedig daarop door
de benoeming werd bevestigd, was de alge
meen© vraag: ,;Wie en wat is hij?" Een be
kend persoon met een politiek verleden was
hij althans niet. Nu hij tien maanden aan
het hoofd onzer gemeente heeft gestaan en
wij hem kennen in zijn kwaliteit als magis
traat en als mensch, zal niemand mij van
vleierij verdenken, als ik zeg dat wij een
uitnemenden burgemeester hebben gekre
gen, een man, die zich gedurende den kor
ten tijd dat hij aan het hoofd der gemeente
staat, de achting en toegenegenheid in
breéde kringen heeft weten te verwerven
en waarvan Leiden nog veel heeft te wach
ten.
In zooverre mogen we dua h'et afgeloo
pen jaar voor de gemeente een gelukkig
jaar noemen. De onverwachts dood van on
zen uitnemenden ^secretaris mr. Do Vries
vain Beyet, die ons allen nog in het ge
heugen ligt, werpt hierop wel een don
kere schaduw en is als een gTooto slag voor
de gemeente, te beschouwen. "Waar hij nog
dezer dagen op verschillende wijze is her
dacht, zal ik hier niet verder over zijn*
verdiensten ten opzichte onzer gemeente,
spreken.De herinnering aan hem zal lang
in Ledden bewaard blijven.
Het jaar 1910 is weer een masker a dejaar
geweest en met de maskerade zijn niet alleen
de academieburgers en wie meer intiem met
hen medeleven, in hooge mate ingenomen,
maar ook de "burgerij en vooral de nering
doende middenstand. Er komt dan een stroom
van vreemdelingen do stad binnen en ik
denk dan ook dat menig winkelier, café-
en hotelhouder, bij het opmaken van de ba
lans nog wel eens op aangename wijze aan
do maskeradefeesten heeft gedacht.
Do feesten zijn zeldzaam gelukkig ge
slaagd. Do openluchtspelen aan den Zoeter-
woudsclien Singel zullen in de lange rij
der lustrumfeesten ©en eerste plaats blijven
innemen. In dit verband mag ik zeker wel
herinneren aan het besluit tot afschaffing
der kermis, waarover zeer verschillend wordt
gedacht. Ik heb mij in dit besluit ver
heugd omdat ik het genot, dat de karmis
ons bereidt, eigenlijk niet meer van onzen,
tijd acht.
In verband met den aanleg van ©en ekc-
trische tram door Leiden en naar Katwijk
en Nocrdwijk is dit jaar de overwulving
van het Kort-Rapenburg tot stand gekomen
en daarbij tevens eon brecde kade ontstaan,
die daar het aanzien van ean groote stad
geeft en voor het toenemend verkeer van
groot belang is. Als straks de mooie elec-
trische draaibrug, die de oude Blauwpoorte-
brug zal vervangen, gereed, is, dan is daar
een toestand geschapen, waarop wij trotsch
kunnen zijn en waarop het nageslacht nog
zal bogen.
En als ik dan verder op vooruitgang wil
wijzen, dan richt ik mij naar de Fabrieken
van Gas en Electrioiteit. In dit jaar sloten
wij overeenkomsten voor gaslevering aan de
gemeenten Leiderdorp, Warmond en Rijns-
burg en electrischen stroom leveren we al
te Noordwijk en te Voorhout. Daar zal vooral
in de toekomst, ook al kunnen de omlig
gende gemeenten zelf niet zoo goedkoop er
in voorzien als ze hot van ons betrek
ken, nog wel een zoet winstje voor Leaden
overschieten. Het ideaal, dat de directie
van de Lichtfabrieken voor den geest staat,
nl. „om deze fabrieken tot een middelpunt
te maken, waaruit gas en elecfcriciteit in
zware bundels naar alle kanten over de om
liggende gemeenten uitstralen, heeft zich
dit jaar reeds voor een belangrijk deel ver
wezenlijkt.
Moet ik verder nog wijzen op dan elec
trischen klokkendienst, waartoe bit besluit
werd genomen en die op het oogen blik in
staat van wording ia
Dat ik het Openbaar Slachthuis kan noe
men zonder daarbij onmiddellijk aan twist
en krakeel te denken en aan ontevredenheid
van slagers, is mode een gevolg van wat
hieromtrent in 1910 gebeurde Het Slacht
huisrapport heeft althans de Slachthuismi-
sère tot stilstand gebracht en de teekenem
zijn er, diat er een betere gcc9t zal ko
men heerschen in dit bedrijf, die wellicht
tsr toe zal leiden dat door samenwerking van
slagers en directie de exploitatie gunstiger
zal worden.
Het gemeentebestuur werkzaam om de
stad een beter aanzien, den bedrijven meer
uitbreiding te geven, heeft ook de ambtena
ren en werklieden niet vergeten. De salaris
sen der hoogere en lagere beambten bij de
politie en de loonen der werklieden werden
in gunstigen zin herzien en de meeste hun
ner zullen de eerste week of maand in het
nieuwe jaar moeder de vrouw met een gr co-
tea* of kleiner bedrag boven het oude week
of maandgeld kunnen verblijden.
Maar nu de keerzijde der medaille, zal
men zeggen: de belastingen.
Laat mij zeggen, dat het het gemeente
bestuur nog gelukt is het percentage bene
den het cijfer 5 te houden. Ik erken dat 4
zooveel, ook al genoeg is, maar als wij onze
belasting vergelijken bij die van andere
groote steden, dan hebben we nog geen
klagen. Wij moeten er toch bij in aanmer
king nemen, dat Leiden nog geen andere
heffingen kent. zooals een straat-, riool- of
gasbuizenbelasting of een belasting op de
vermaken, die in vele andere plaatsen wèl
zijn.
Het is waar, dat de gemeenteraad dit
jaar heel wat belangrijke uitgaven hoeft
gedaan, men denke maar aan de laatste
raadsvergadering, en dat wij voor een groo
te, heel groote leening staan, maar voor het
meerendeel zijn of zullen die uitgaven wor
den besteed aan productieve werken, waar
van het tegenwoordig en het toekomstig ge
slacht zal kunnen profiteeren. En voor zulke
uitgaven moet men niet al te bang zijn.
Als wij alzoo de balans voor het jaar 1910
voor onze gemeente opmaken, dan geloof
ik, dat er ondanks de vele klachten, die er
worden vernomen, voor ons reden tot tevre
denheid is.
Het streven zit bij onze stadsbestuurders
voor om Leiden vooruit te brengen, het ver
keer te doen toenemen, de omstandigheden
zoo te leiden, dat oude bronnen van bestaan
in de gelegenheid komen zich te vernieuwen
en dat daarnaast nieuwe kunnen ontwellen.
En zoo moet het wezen. Stilstand is voor
een stad of dorp hetzelfde als achteruit
gang.
Laat de burgerij daarbij energie toonen
©n durf, ook in het nieuwe jaar, dat morgen
zich voor ons opent. Wat het de wereld,
wat het ons land en onze gemeente en ons
zelf zal brengen, wij weten het niet, maar
wij kunnen er veel aan toe doen door met
courage en vertrouwen ons weilk aan te
pakken en ook ondanks teleurstellingen en
tegenspoeden te volharden bij datgene, wat
wij ons voorstelden te bereiken.
Nadat gisternamiddag de Indische begroo
ting was goedgekeurd, werden verschillen
de kleine wetsontwerpen of suppletoire be-
grootingen goedgekeurd zonder of na eenig
debat.
Bij de suppletoire Westindisohe bcgroo-
ting hield de heer L e 1 y een pleidooi voor
voortzetting van steun verleening aan de
bacovenoultuur, waarbij hij de conclusies
van de Commissie van Advies voor de cul
tuur oritdseerde. Immers, ware de misluk
king van den oogst te wijten geweest aau
de wijze, waarop de Regeering steun ver
leende, dan zou de Commissie gelijk hebben
door staking van gouvernementsteim aan te
bevelen; maar waar de mislukking in ziekte
van het product haar oorzaak vindt* is die
conclusie onjuist.
En waar het zich nu laat aanzien, dat door
een plant (de Congo-plant), die beter tegen
het klimaat schijnt te kunnen, de cultuur
misschien in stand kan worden gehouden,
daar meende spreker, dat de Regeering
een zaak, die zij eenmaal geëntameerd heeft,
nog niet in den steek mag laten, vooral,
omdat er reeds eenige miUioenen aan be
steed zijn, voordat er beslist zekerheid be
staat-, dat de cultuur niet in stand is te
houden.
En dit moet do Regeering eerst nog eeu3
ampel nagaan ook in overleg met de „Uni
ted fruit Company."
De Mi n i s t e r ging uitvoerig de lijdens
geschiedenis der bacovenoultuur na, waar
van de uitkomsten jammerlijk zijn tegenge
vallen, en het zal lang duren alvorens de
financieele schade zal zijn ingehaald.
De Minister wees er op, in verband met
het denkbeeld om de cultuur voort te zetten
met de Congo-variëteit, dat het denkbeeld
om althans met Congo alleen voort te
gaan, in Suriuame zelf verworpen is. Hcc
laat zich aanzien, dat de cultuur zal blijven
mislukken en daarom heeft het geen zin met
de „United fruit Company" over voortzet
ting der gouvernementsoulCuur overleg te
plegen.
En in dat vooruitzicht moeben niet meer
nieuwe millioenen ten koste gelegd worden.
De toestand ginds is zóó, dat de risico van
de slechte plantages drukt op het Gouver
nement en de voordeelen van de goede
plantages ten bate van de eigenaren ko
men. De Minister kan dus niet aan het ver
zoek van den heer Lely voldoen. Het is den
Minister geenszins te doen om de bacoven-
cultuur in diseredfet te brengen; maar het
particulier initiatief moet de zaak maar
verder aanvatten. De Minister 1b overtuigd,
dat er in Suriname vele plantages zijn, die,
onder goed toezicht, winsten kunnen op
leveren.
Na re- en dupliek, waarbij de heer Lely
dringend rijn verzoek om nader overleg
herhaalde, maar de Minister nogmaals wei
gerde aan dit verzoek te voldoen en ver
klaard had, dat hij wel alles wil doen om
Suriname door de crisis heen te helpen,
maar van directen steun aan planters van
gouvernementswege niet verder wil weten,
werd de discussie gesloten en de suppletoire
begrooting zonder stemming goedgekeurd.
Voorts werden o. a. nog goedgekeurd: de
begrooting der landsdrukkerij voor 1911; de
onteigening voor de uitbreiding van de ge
houwen der Tweede Kamer; het wetsont
werp tot aangaan eener geldleening van 50
millioen; Hoofdstuk Huis der Koningin;
Hoofdstuk Nationale Schuld en de Midde
lenwet, en de heffing van opcenten op de
Bedrijfsbelasting en op de Vermogensbe
lasting.
Daarna ging de Kamer uiteen tot Woens
dag 4 Januari te half twee.
Belastingontduiking.
Bij hot afdeelingsonderzoek van het wets
ontwerp op de middelen voor h'et dienstjaar
1911, word de aandacht goVëStigd op h©b
meer en meoer voorkomend verschijnsel van
do oprichting van naamlooze vennootschap
pen tot- exploitatie van een landgoed, oen
huis, of van een pand, soms van zeer ge
ringe waarde. Door de eigenaars wordt hier
mede ©en tweeledig voordeel verkregen. Voor
eerst ten opzichte der vermogens belasting,
daar do waarde van aandeolen in zoodanige
vennootschap, althans in den regel, minder
zal bedragen dan de waarde van het pand
in zijn geheel, geschat naar de belastbare
opbrengst; ten tweede ten opzichte van de
registratierechten, verschuldigd, bij over
dracht, welke thans worden uitgespaard.
Men vroeg wat don Minister van deze
praktijken, welke ten nadeelo der schatkist
strekken, bekend is en welke middelen hij
noodig acht om die tegen te gaan.
Hiertegen werd door enkele leden opge
merkt, dat het reed*? sinds lang herhaalde
lijk is voorgekomen, dat, als er meerdere
eigenaars zijn, goederen, fabrieken of,hui
zen in een naamlooze vennootschap wor
den ingebracht. Evenzoo geschiedt in In-
dië met de rijstlanden, enz.
Hierop werd geantwoord, dat dio geval
len niet gelijk staan, daar het in Indië in
den regel betreft de exploitatie van groote
eigendommen, hetgeen hier te lande slechts
bij uitzondering het geval is.
Staatsbegrooting voor 19 11.
Hoofdstuk I (Huis der Koningin)
Men behield zich voor om, bij gelegenheid
van het onderzoek van de Staatsbegrooting
voor 1911 in haar geheel, politieke en fi
nancieel© beschouwingen te houden.
Algemeen kon men zijn goedkeuring hech
ten aan het voorstel tot verbouwing van het
Paleis Het Loo.
Men achtte het noodzakelijk dat de be
staande, geheel onvoldoende toestand, wel
ke onder meer ook ernstig gevaar voor
brand oplevert, veranderd werd, en ook zeer
wenschelijk, dat er tevens meer gelegenheid
zou verkregen worden voor het ontvangen
van vorstlijke personen. Het is toch een alge-
meen belang, dat \^;r het hoofd van den
staat een passend en waardig verblijf zij
ingericht.
Dat er togen dit voorstel op grond van de
woorden van art. 25 der Grondwet bezwaar
bestaat, werd met een beroep op de geschie
denis van het artikel ontkend.
Eenige leden zouden er de voorkeur aan
hebben gegeven, indien de som, noodig voor
de verbouwing^ niet bij termijnen, maar in
haar geheel ware .aangevraagd, teneinde
met het werk des te spoediger voortgang te
kunnen maken. Hiertegen werd aangevoerd^
dat dit geen doel zou treffen, daar het tooh
niet mogelijk zou zijn het geheelc benoodig-
de bedrag in één jaar te verwerken.
65)
'Dokter Paul was verheven boven de klets
praatjes van het publiek, maar voor Felici
tas was het onaangenaam.
Zij zelf voelde dat oolk; zij liet haar hoofd
meermalen hangen en keek met een treurig
gezicht na-ar den parketvloer. Maar zoo vaak
Eij opkeek en haar vaders gelaat zag, die
haar vriendelijk toeknikte en haar telkenma
le, wanneer er gelegenheid voor was, betrok
in het gesprek met den dokter, dan kostte
het haar moeite een gewoon gezicht te zet
ten en aan het' gesprek deel te nemen.
Arsakoff werd begroet door een hartelijk
applaus; men beschouwde het als een bijzon-
dero gunst, dat hij zijn medewerking ver
leende. De bijval was natuurlijk nog veel
greoter, toen hij het a-dur-ooncert van
Liszt gespeeld had op voortreffelijke wijze.
iVoor een uur had zijn optreden hem een
Onaangename plicht geschenen, maar na de
tot vangst van dien brief was iets anders
in hem wakker geworden. Hij had, toen hij
aan den vleugel ging zitten, op de voor
late rijen Gabrielle Goldheimer gezien, en hij
bedacht, dat, hoe korter hij vanavond bier
zou zijn, des te grooter bekoring van hem
moest uitgaan. Hij stelde alle hulpmiddelen,
waarover hij beschikken kon, in het werk,
ien nadat hij gespeeld had, toonde hij niets
Tan die vermoeidheid, welke hij soms als
een effectmiddel voorwendde. Hij ging in
'de /aal, begroette den president van de ver-
eeniging en oogcnblikkelijk daarna den ban
kier en zijn dochter. Hij betuigde zijn leed
wezen, dat hij geen deel zou kunnen nemen
aan het bal, omdat de Prinses hem had uit-
genoodigd voor een intieme murieksoirée
in het slot. En zoodra hij zag, dat Gabriel
le bij deze mededeeling ijverzuchtig keek,
haastte hij zich de polonaise en den eerstvol-
genden dans van haar te vragen, het wa- j
gende daardoor een halfuur te laat te zul- j
len komen. Hij liet het doorschemeren, alsof
hij vandaag in het hijzonder voor juffrouw
Gabrielle gespeeld had en dat hij inder
daad zeer gelukkig was, haar voldaan te
hebben. En rijn ironisch-sceptisch gezicht
verhinderde niet, dat deze woorden ingang
vonden. Gabrielle was niet alleen ingepakt
door zijn spel, zij was het ook door hemzelf,
en onvermoeid wandelde zij aan zijn arm
alle kronkelwegen, die de balletmeester de
deelnemers aan de polonaise liet doorloo-
pen.
En terwijl rij slechts aan hem daohfc, wa
ren Camillo's gedachten ver weg, alleen be
zig met de personen in een stil ver
trek in het hertogelijke slot, niet met het
jonge meisje aan zijn zijde, noch met het
feestelijk gekleede gezelschap in de met
smaak versierde balzaal. Hij wensch te het
oogenblik nabij, waarop hij hier vrij zou
kunnen zijn, en toch deed hij alsof het af
scheid nemen hem moeite kostte; twee-,
driemaal keerde hij terug, om afscheid te
nemen van den bankier en zijn dochter.
Paul Lohmer volgde zijn bewegingen met
aandacht en spanning, waarin ook eenige
bewondering gemengd was. „Hij speelt
hoog spel", zeide de dokter bij zichzelf,
„en speelt zoo brutaal, alsof hij zeker was
van den uitslag. En toch is hij iemand, bij
wien fantasie een heel hoog woord mee
spreekt. Hij neemt een aanloop en weet
niet, dat de sterkte misschien tegen aan
vallen goed fce verdedigen is. Hij interes
seert mij en toch moet ik oppassen mij
niet te nauw aan hem te binden."
Maar de gedachten van den dokter kon
den niet lang bij den musicus blijven; hij
nad aan ztjn eigen zaken te denken. In
een spoedig volgende frangaise stond hij
met de dochter van den lijfarts Doran
tegenover zijn broeder Max en Felicitas.
Zonder hun gesprek te beluisteren, hoorde
hij toch hoe heb jonge meisje op zachten
toon vroeg: „En hebt u bericht uit Mün-
chen van uw vriend Erich?"
„Ja zeker, voor een paar dagen heeft
hij mij geschreven.
,,En gaat het hem goed vroeg Felicitas,
die door haar waaier haar gezicht voor de
anderen verborg.
„Het gaat hem zoo goed als dat mogelijk
is. Hij heeft, zooals hij schrijft, veel ge
leerd en heb geluk gehad, dat een Bo-
heemsch edelman een prachtig kasteel wil
doen bouwen naar zijn plannen."
Haar waaier rustte nu weer in haar
hand; op haar gelaat was een gelukkige,
dankbare trek te zien. Zij lachte even tegen
den professor en Paul had een gevoel van
bittere jaloezie, waartoe hij zichzelf eigen
lijk niet in staat achtte. Het was liern als
drong alles hem tot een plotselinge beslis
sing en als moest hij nu of nooit den prijs
verdienen. De president leunde tegen een
der zuilen in zijn nabijheid en in de eerste
pauze, die hem daartoe gelegenheid bood,
wendde Paul zich tot hem en zeide, luid
genoeg om door Felioitas en Max verstaan
te worden:
„Mag ik u om een onderhoud verzoeken? I
Schikt het u bijvoorbeeld morgenochtend?" I
„U zult me dan geheel tot uw dienst vin-
den".
Felicitas schrok van dit korte gesprek, i
Zij wist zelf niet waarom zij op dit oogen
blik aan den morgen dacht, waarop Paul
Loliraer voor de eerste maal in hun huis
was gekomen, maar zij voelde dezelfde
vrees, die zij gehad had, toen indertijd de
huisbel overging. En evenals op dien som
beren wintermorgen overviel haar ook hier
te midden van deze helverlichte zaal en de
opwekkende dansmuziek een gevoel van
angst voor de dingen, die komen zouden.
XIX.
Helder verlicht, maar zonder eenig tee-
ken van leven was het in de corridors van
het hertogelijk slot. In het middelste ge
deelte van het groote slot waar zich de nu
ontruimde vertrekken van den Groothertog
en do receptiezalen bevonden, klonken de
regelmatige voetstappen van de heen en
weer locpende schildwachten; aan de zijde
van den wintertuin, waar de vertrekken
van Stephanie en haar hofdames waren,
liepen een paar lakeien en een paar kamer
vrouwen heen en weer. Haar Hoogheid had
in de salons van miss Blake weer een in
tieme soirée gearrangeerd, die den laatsten
tijd vaker dan vroeger plaats hadden. "Voor
dergelijke avonden werden maar weinig uit-
noodigingen verzonden en het had den
scherpzienden Lorberg al lang getroffen,
dat steeds een paar dames werden uitge-
noodigd, die, zooals juffrouw von Herther,
met beleefden dank bijna steeds verhin
derd waren. Hij had die opmerking al
reeds eenige malen gemaakt tegen me
vrouw von der Lasseburg en freule von
Thieboldsheim, de nieuwe hofdame, maar
was afgescheept met de opmerking, dat de
Prinses veel te eigenzinnig was, om bij der
gelijke gelegenheden andere uitnoodiging©n
te doen dan die zij zelf wilde. En dus had
hij er zich maar bij neergelegd en ook he
den, nu op den dag van het concert en het
bal weer zoo'n particulier concert werd
vastgesteld en een der secretarissen hem
de uitnoodigingsliieb gaf, had hij zichzelf
gezegd, dat van de acht uitgenoodigde da
mes er hoogstens twee of drie verschijnen
eouden. Hijzelf wilde, nu de Hertog uit de
stad was, zijn souper en partijtje whist
niet missen, en was, toen Arsakoff liet slot
binnenkwam, daarin evenmin te vinden als
een van de andere voorname hofdignita-
rissen.
Edith Blake bewoonde drie vertrekken
en het meergenoemde salon, dat bij zekere
gelegenheden als neutraal terrein dienst
deed. Haar Hoogheid kon hier die perso
nen ontmoeten, die niet- regelrecht tot haar
toegang hadden. De Hertog had er steeds
op aangedrongen, dat niet de Prinses der
gelijke avonden organiseerde, maar een
Rarer hofdames, en dat zij dan als een bij
zondere gunst verschijnen zou, waardoor
zij niet direct verantwoordelijk was voor de
geïnviteerde dames en heeven.
(Wordt vervolgd.)