N°. 15602 Zaterdag 31 December. A0 1310 grieven van een Leidenaar. occxxxvm. Eerste Kamer. FEUILLETON. Hun roeping getrouw. LEIDSCI PBIJS DEB ADYEBTENTIEX: Van 10 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Grootere letten naar plaatsruimte. Kleine edyertentiën ran 30 woorden 40 Oents contantelk tiental woorden meer 10 Oents.—Voor het inoaeeeeren wordt 0.05 berekend. rDeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen, uitgegeven. PBIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per week 9 Cents; pel' 3 maandenf 1.10. Buiten Leiden, per. looper en waar agenten gevestigd zijn 1.30. Franco per poet1,65. Zoo zijn w© dan weer genaderd tot het einde van een jaar, en als deze brief onder de oogen mijner lezers komt, staan we cp de glens van het nieuwe. Wij hebben, mijn lezers en ik, in de 52 weken, die achter ons liggen, het over versohillende zaken gehad, Interessante en vervelende, en wanneer ik Uiet altijd actueel en friseh in mijn brie- Ten geweest ben ik gevoel zelf de moei lijkheid om bijna elke weelk met wat nieuws ie komen of oude dingen zóó te zeggen, dat Be ni©b vervelea, het best dan vraag ik daarvoor aan het einde versohoomng, zooals ik het den lezers van het „Leidsch Dagblad'' Uiet kwalijk zal nemen als ze in stilte of i Openlijk bekennen mijn sdkrijverij wol eens ie hebben overgeslagen. Wel kan ik verkla ren, dat de band, die er tusschen mij en de lezers van het Dagblad, blijkens de oorres- pondentie zoo af envtoe gevoerd, is gelegd Dok in het afgeloopen jaar niet verslapt Is, veeleer versterkt. En daarom kom ilk tot mijn vrienden onder de lezers van de krant Süet een oprechten wensch: „een zalig uit einde en een goed begin 1" Zoo aan het eind© van het jaar zijn de B&ikemxuonsoheai gewoon de balans op te Diaken, het credit en (bet debet tegenover elkaar te stellen. Ook de menschen, die geen zaken doen in de gewone beteekenis, maar toch boekhouden, wat ieder aan te raden is, zullen de eindre(kening in deze laatste dagen wel hebben gemaakt. Ik hoop van harte, dat het voor allen meegevallen is of meevallen mag. Voorspoed in zaken is niet de eenige factor van het geluk maar in onze maatschappij todb een der eerste voorwaar den daartoe. Met de zaken van private personen wil ik mij hier evenwel niet bemoeien. Ik geloof dat wij in het algemeen verstandig doen, ons daarbuiten te houden, tenzij- we ens geroepen gevoelen iemand te helpen en bij te staan. Maai* het ligt, dunkt mij, zoo geheel in de lijn van mijn brief schrijverstaak dat ik op dezen avond de balans eens opmaak van de gemeenschap, waarvan wij als Leidenaars deel uitmaken en belang hebben, van de gemeente Leiden nL Wat is het afgeloopen jaar voor de ge meente Leiden geweest? Toen ik verleden jaar om dezen tijd ongeveer de gebeurte nissen die toen aan ons voorbijgegaan wa ren, overdacht, kwam er iets van weemoed in ons op. Het hoofd der gemeente, onze burgemeester was toen pas heengegaan en ionder den verschen indruk van dat verlies rees met eenigen angst de vraag: „wie en hoe zal de man zijn die hem straks komt Vervangen?" Een gemeenteraad kunnen de burgers zichzelf kiezen, een burgemeester wordt van hoogerhand den gomeentenaren toegedeeld en voor de welvaart der stad, Voor den goeden gang van zaken en voor 'den vrede onder de burgerij is het lang niet onverschillig wie aan haar hoofd staat. Daar werden toen al namen genoemd, maar dat gissen missen kan, heeft de uit komst geleerd, want dat we Jhr. De Gijse- taar tot burgemeester zouden krijgen, daar aan dacht, daarover sprak althans nie mand. En toen in 't vroege voorjaar h'et „Leidsoh Dagblad" zijn naam als zoodanig noemde, welk bericht spoedig daarop door de benoeming werd bevestigd, was de alge meen© vraag: ,;Wie en wat is hij?" Een be kend persoon met een politiek verleden was hij althans niet. Nu hij tien maanden aan het hoofd onzer gemeente heeft gestaan en wij hem kennen in zijn kwaliteit als magis traat en als mensch, zal niemand mij van vleierij verdenken, als ik zeg dat wij een uitnemenden burgemeester hebben gekre gen, een man, die zich gedurende den kor ten tijd dat hij aan het hoofd der gemeente staat, de achting en toegenegenheid in breéde kringen heeft weten te verwerven en waarvan Leiden nog veel heeft te wach ten. In zooverre mogen we dua h'et afgeloo pen jaar voor de gemeente een gelukkig jaar noemen. De onverwachts dood van on zen uitnemenden ^secretaris mr. Do Vries vain Beyet, die ons allen nog in het ge heugen ligt, werpt hierop wel een don kere schaduw en is als een gTooto slag voor de gemeente, te beschouwen. "Waar hij nog dezer dagen op verschillende wijze is her dacht, zal ik hier niet verder over zijn* verdiensten ten opzichte onzer gemeente, spreken.De herinnering aan hem zal lang in Ledden bewaard blijven. Het jaar 1910 is weer een masker a dejaar geweest en met de maskerade zijn niet alleen de academieburgers en wie meer intiem met hen medeleven, in hooge mate ingenomen, maar ook de "burgerij en vooral de nering doende middenstand. Er komt dan een stroom van vreemdelingen do stad binnen en ik denk dan ook dat menig winkelier, café- en hotelhouder, bij het opmaken van de ba lans nog wel eens op aangename wijze aan do maskeradefeesten heeft gedacht. Do feesten zijn zeldzaam gelukkig ge slaagd. Do openluchtspelen aan den Zoeter- woudsclien Singel zullen in de lange rij der lustrumfeesten ©en eerste plaats blijven innemen. In dit verband mag ik zeker wel herinneren aan het besluit tot afschaffing der kermis, waarover zeer verschillend wordt gedacht. Ik heb mij in dit besluit ver heugd omdat ik het genot, dat de karmis ons bereidt, eigenlijk niet meer van onzen, tijd acht. In verband met den aanleg van ©en ekc- trische tram door Leiden en naar Katwijk en Nocrdwijk is dit jaar de overwulving van het Kort-Rapenburg tot stand gekomen en daarbij tevens eon brecde kade ontstaan, die daar het aanzien van ean groote stad geeft en voor het toenemend verkeer van groot belang is. Als straks de mooie elec- trische draaibrug, die de oude Blauwpoorte- brug zal vervangen, gereed, is, dan is daar een toestand geschapen, waarop wij trotsch kunnen zijn en waarop het nageslacht nog zal bogen. En als ik dan verder op vooruitgang wil wijzen, dan richt ik mij naar de Fabrieken van Gas en Electrioiteit. In dit jaar sloten wij overeenkomsten voor gaslevering aan de gemeenten Leiderdorp, Warmond en Rijns- burg en electrischen stroom leveren we al te Noordwijk en te Voorhout. Daar zal vooral in de toekomst, ook al kunnen de omlig gende gemeenten zelf niet zoo goedkoop er in voorzien als ze hot van ons betrek ken, nog wel een zoet winstje voor Leaden overschieten. Het ideaal, dat de directie van de Lichtfabrieken voor den geest staat, nl. „om deze fabrieken tot een middelpunt te maken, waaruit gas en elecfcriciteit in zware bundels naar alle kanten over de om liggende gemeenten uitstralen, heeft zich dit jaar reeds voor een belangrijk deel ver wezenlijkt. Moet ik verder nog wijzen op dan elec trischen klokkendienst, waartoe bit besluit werd genomen en die op het oogen blik in staat van wording ia Dat ik het Openbaar Slachthuis kan noe men zonder daarbij onmiddellijk aan twist en krakeel te denken en aan ontevredenheid van slagers, is mode een gevolg van wat hieromtrent in 1910 gebeurde Het Slacht huisrapport heeft althans de Slachthuismi- sère tot stilstand gebracht en de teekenem zijn er, diat er een betere gcc9t zal ko men heerschen in dit bedrijf, die wellicht tsr toe zal leiden dat door samenwerking van slagers en directie de exploitatie gunstiger zal worden. Het gemeentebestuur werkzaam om de stad een beter aanzien, den bedrijven meer uitbreiding te geven, heeft ook de ambtena ren en werklieden niet vergeten. De salaris sen der hoogere en lagere beambten bij de politie en de loonen der werklieden werden in gunstigen zin herzien en de meeste hun ner zullen de eerste week of maand in het nieuwe jaar moeder de vrouw met een gr co- tea* of kleiner bedrag boven het oude week of maandgeld kunnen verblijden. Maar nu de keerzijde der medaille, zal men zeggen: de belastingen. Laat mij zeggen, dat het het gemeente bestuur nog gelukt is het percentage bene den het cijfer 5 te houden. Ik erken dat 4 zooveel, ook al genoeg is, maar als wij onze belasting vergelijken bij die van andere groote steden, dan hebben we nog geen klagen. Wij moeten er toch bij in aanmer king nemen, dat Leiden nog geen andere heffingen kent. zooals een straat-, riool- of gasbuizenbelasting of een belasting op de vermaken, die in vele andere plaatsen wèl zijn. Het is waar, dat de gemeenteraad dit jaar heel wat belangrijke uitgaven hoeft gedaan, men denke maar aan de laatste raadsvergadering, en dat wij voor een groo te, heel groote leening staan, maar voor het meerendeel zijn of zullen die uitgaven wor den besteed aan productieve werken, waar van het tegenwoordig en het toekomstig ge slacht zal kunnen profiteeren. En voor zulke uitgaven moet men niet al te bang zijn. Als wij alzoo de balans voor het jaar 1910 voor onze gemeente opmaken, dan geloof ik, dat er ondanks de vele klachten, die er worden vernomen, voor ons reden tot tevre denheid is. Het streven zit bij onze stadsbestuurders voor om Leiden vooruit te brengen, het ver keer te doen toenemen, de omstandigheden zoo te leiden, dat oude bronnen van bestaan in de gelegenheid komen zich te vernieuwen en dat daarnaast nieuwe kunnen ontwellen. En zoo moet het wezen. Stilstand is voor een stad of dorp hetzelfde als achteruit gang. Laat de burgerij daarbij energie toonen ©n durf, ook in het nieuwe jaar, dat morgen zich voor ons opent. Wat het de wereld, wat het ons land en onze gemeente en ons zelf zal brengen, wij weten het niet, maar wij kunnen er veel aan toe doen door met courage en vertrouwen ons weilk aan te pakken en ook ondanks teleurstellingen en tegenspoeden te volharden bij datgene, wat wij ons voorstelden te bereiken. Nadat gisternamiddag de Indische begroo ting was goedgekeurd, werden verschillen de kleine wetsontwerpen of suppletoire be- grootingen goedgekeurd zonder of na eenig debat. Bij de suppletoire Westindisohe bcgroo- ting hield de heer L e 1 y een pleidooi voor voortzetting van steun verleening aan de bacovenoultuur, waarbij hij de conclusies van de Commissie van Advies voor de cul tuur oritdseerde. Immers, ware de misluk king van den oogst te wijten geweest aau de wijze, waarop de Regeering steun ver leende, dan zou de Commissie gelijk hebben door staking van gouvernementsteim aan te bevelen; maar waar de mislukking in ziekte van het product haar oorzaak vindt* is die conclusie onjuist. En waar het zich nu laat aanzien, dat door een plant (de Congo-plant), die beter tegen het klimaat schijnt te kunnen, de cultuur misschien in stand kan worden gehouden, daar meende spreker, dat de Regeering een zaak, die zij eenmaal geëntameerd heeft, nog niet in den steek mag laten, vooral, omdat er reeds eenige miUioenen aan be steed zijn, voordat er beslist zekerheid be staat-, dat de cultuur niet in stand is te houden. En dit moet do Regeering eerst nog eeu3 ampel nagaan ook in overleg met de „Uni ted fruit Company." De Mi n i s t e r ging uitvoerig de lijdens geschiedenis der bacovenoultuur na, waar van de uitkomsten jammerlijk zijn tegenge vallen, en het zal lang duren alvorens de financieele schade zal zijn ingehaald. De Minister wees er op, in verband met het denkbeeld om de cultuur voort te zetten met de Congo-variëteit, dat het denkbeeld om althans met Congo alleen voort te gaan, in Suriuame zelf verworpen is. Hcc laat zich aanzien, dat de cultuur zal blijven mislukken en daarom heeft het geen zin met de „United fruit Company" over voortzet ting der gouvernementsoulCuur overleg te plegen. En in dat vooruitzicht moeben niet meer nieuwe millioenen ten koste gelegd worden. De toestand ginds is zóó, dat de risico van de slechte plantages drukt op het Gouver nement en de voordeelen van de goede plantages ten bate van de eigenaren ko men. De Minister kan dus niet aan het ver zoek van den heer Lely voldoen. Het is den Minister geenszins te doen om de bacoven- cultuur in diseredfet te brengen; maar het particulier initiatief moet de zaak maar verder aanvatten. De Minister 1b overtuigd, dat er in Suriname vele plantages zijn, die, onder goed toezicht, winsten kunnen op leveren. Na re- en dupliek, waarbij de heer Lely dringend rijn verzoek om nader overleg herhaalde, maar de Minister nogmaals wei gerde aan dit verzoek te voldoen en ver klaard had, dat hij wel alles wil doen om Suriname door de crisis heen te helpen, maar van directen steun aan planters van gouvernementswege niet verder wil weten, werd de discussie gesloten en de suppletoire begrooting zonder stemming goedgekeurd. Voorts werden o. a. nog goedgekeurd: de begrooting der landsdrukkerij voor 1911; de onteigening voor de uitbreiding van de ge houwen der Tweede Kamer; het wetsont werp tot aangaan eener geldleening van 50 millioen; Hoofdstuk Huis der Koningin; Hoofdstuk Nationale Schuld en de Midde lenwet, en de heffing van opcenten op de Bedrijfsbelasting en op de Vermogensbe lasting. Daarna ging de Kamer uiteen tot Woens dag 4 Januari te half twee. Belastingontduiking. Bij hot afdeelingsonderzoek van het wets ontwerp op de middelen voor h'et dienstjaar 1911, word de aandacht goVëStigd op h©b meer en meoer voorkomend verschijnsel van do oprichting van naamlooze vennootschap pen tot- exploitatie van een landgoed, oen huis, of van een pand, soms van zeer ge ringe waarde. Door de eigenaars wordt hier mede ©en tweeledig voordeel verkregen. Voor eerst ten opzichte der vermogens belasting, daar do waarde van aandeolen in zoodanige vennootschap, althans in den regel, minder zal bedragen dan de waarde van het pand in zijn geheel, geschat naar de belastbare opbrengst; ten tweede ten opzichte van de registratierechten, verschuldigd, bij over dracht, welke thans worden uitgespaard. Men vroeg wat don Minister van deze praktijken, welke ten nadeelo der schatkist strekken, bekend is en welke middelen hij noodig acht om die tegen te gaan. Hiertegen werd door enkele leden opge merkt, dat het reed*? sinds lang herhaalde lijk is voorgekomen, dat, als er meerdere eigenaars zijn, goederen, fabrieken of,hui zen in een naamlooze vennootschap wor den ingebracht. Evenzoo geschiedt in In- dië met de rijstlanden, enz. Hierop werd geantwoord, dat dio geval len niet gelijk staan, daar het in Indië in den regel betreft de exploitatie van groote eigendommen, hetgeen hier te lande slechts bij uitzondering het geval is. Staatsbegrooting voor 19 11. Hoofdstuk I (Huis der Koningin) Men behield zich voor om, bij gelegenheid van het onderzoek van de Staatsbegrooting voor 1911 in haar geheel, politieke en fi nancieel© beschouwingen te houden. Algemeen kon men zijn goedkeuring hech ten aan het voorstel tot verbouwing van het Paleis Het Loo. Men achtte het noodzakelijk dat de be staande, geheel onvoldoende toestand, wel ke onder meer ook ernstig gevaar voor brand oplevert, veranderd werd, en ook zeer wenschelijk, dat er tevens meer gelegenheid zou verkregen worden voor het ontvangen van vorstlijke personen. Het is toch een alge- meen belang, dat \^;r het hoofd van den staat een passend en waardig verblijf zij ingericht. Dat er togen dit voorstel op grond van de woorden van art. 25 der Grondwet bezwaar bestaat, werd met een beroep op de geschie denis van het artikel ontkend. Eenige leden zouden er de voorkeur aan hebben gegeven, indien de som, noodig voor de verbouwing^ niet bij termijnen, maar in haar geheel ware .aangevraagd, teneinde met het werk des te spoediger voortgang te kunnen maken. Hiertegen werd aangevoerd^ dat dit geen doel zou treffen, daar het tooh niet mogelijk zou zijn het geheelc benoodig- de bedrag in één jaar te verwerken. 65) 'Dokter Paul was verheven boven de klets praatjes van het publiek, maar voor Felici tas was het onaangenaam. Zij zelf voelde dat oolk; zij liet haar hoofd meermalen hangen en keek met een treurig gezicht na-ar den parketvloer. Maar zoo vaak Eij opkeek en haar vaders gelaat zag, die haar vriendelijk toeknikte en haar telkenma le, wanneer er gelegenheid voor was, betrok in het gesprek met den dokter, dan kostte het haar moeite een gewoon gezicht te zet ten en aan het' gesprek deel te nemen. Arsakoff werd begroet door een hartelijk applaus; men beschouwde het als een bijzon- dero gunst, dat hij zijn medewerking ver leende. De bijval was natuurlijk nog veel greoter, toen hij het a-dur-ooncert van Liszt gespeeld had op voortreffelijke wijze. iVoor een uur had zijn optreden hem een Onaangename plicht geschenen, maar na de tot vangst van dien brief was iets anders in hem wakker geworden. Hij had, toen hij aan den vleugel ging zitten, op de voor late rijen Gabrielle Goldheimer gezien, en hij bedacht, dat, hoe korter hij vanavond bier zou zijn, des te grooter bekoring van hem moest uitgaan. Hij stelde alle hulpmiddelen, waarover hij beschikken kon, in het werk, ien nadat hij gespeeld had, toonde hij niets Tan die vermoeidheid, welke hij soms als een effectmiddel voorwendde. Hij ging in 'de /aal, begroette den president van de ver- eeniging en oogcnblikkelijk daarna den ban kier en zijn dochter. Hij betuigde zijn leed wezen, dat hij geen deel zou kunnen nemen aan het bal, omdat de Prinses hem had uit- genoodigd voor een intieme murieksoirée in het slot. En zoodra hij zag, dat Gabriel le bij deze mededeeling ijverzuchtig keek, haastte hij zich de polonaise en den eerstvol- genden dans van haar te vragen, het wa- j gende daardoor een halfuur te laat te zul- j len komen. Hij liet het doorschemeren, alsof hij vandaag in het hijzonder voor juffrouw Gabrielle gespeeld had en dat hij inder daad zeer gelukkig was, haar voldaan te hebben. En rijn ironisch-sceptisch gezicht verhinderde niet, dat deze woorden ingang vonden. Gabrielle was niet alleen ingepakt door zijn spel, zij was het ook door hemzelf, en onvermoeid wandelde zij aan zijn arm alle kronkelwegen, die de balletmeester de deelnemers aan de polonaise liet doorloo- pen. En terwijl rij slechts aan hem daohfc, wa ren Camillo's gedachten ver weg, alleen be zig met de personen in een stil ver trek in het hertogelijke slot, niet met het jonge meisje aan zijn zijde, noch met het feestelijk gekleede gezelschap in de met smaak versierde balzaal. Hij wensch te het oogenblik nabij, waarop hij hier vrij zou kunnen zijn, en toch deed hij alsof het af scheid nemen hem moeite kostte; twee-, driemaal keerde hij terug, om afscheid te nemen van den bankier en zijn dochter. Paul Lohmer volgde zijn bewegingen met aandacht en spanning, waarin ook eenige bewondering gemengd was. „Hij speelt hoog spel", zeide de dokter bij zichzelf, „en speelt zoo brutaal, alsof hij zeker was van den uitslag. En toch is hij iemand, bij wien fantasie een heel hoog woord mee spreekt. Hij neemt een aanloop en weet niet, dat de sterkte misschien tegen aan vallen goed fce verdedigen is. Hij interes seert mij en toch moet ik oppassen mij niet te nauw aan hem te binden." Maar de gedachten van den dokter kon den niet lang bij den musicus blijven; hij nad aan ztjn eigen zaken te denken. In een spoedig volgende frangaise stond hij met de dochter van den lijfarts Doran tegenover zijn broeder Max en Felicitas. Zonder hun gesprek te beluisteren, hoorde hij toch hoe heb jonge meisje op zachten toon vroeg: „En hebt u bericht uit Mün- chen van uw vriend Erich?" „Ja zeker, voor een paar dagen heeft hij mij geschreven. ,,En gaat het hem goed vroeg Felicitas, die door haar waaier haar gezicht voor de anderen verborg. „Het gaat hem zoo goed als dat mogelijk is. Hij heeft, zooals hij schrijft, veel ge leerd en heb geluk gehad, dat een Bo- heemsch edelman een prachtig kasteel wil doen bouwen naar zijn plannen." Haar waaier rustte nu weer in haar hand; op haar gelaat was een gelukkige, dankbare trek te zien. Zij lachte even tegen den professor en Paul had een gevoel van bittere jaloezie, waartoe hij zichzelf eigen lijk niet in staat achtte. Het was liern als drong alles hem tot een plotselinge beslis sing en als moest hij nu of nooit den prijs verdienen. De president leunde tegen een der zuilen in zijn nabijheid en in de eerste pauze, die hem daartoe gelegenheid bood, wendde Paul zich tot hem en zeide, luid genoeg om door Felioitas en Max verstaan te worden: „Mag ik u om een onderhoud verzoeken? I Schikt het u bijvoorbeeld morgenochtend?" I „U zult me dan geheel tot uw dienst vin- den". Felicitas schrok van dit korte gesprek, i Zij wist zelf niet waarom zij op dit oogen blik aan den morgen dacht, waarop Paul Loliraer voor de eerste maal in hun huis was gekomen, maar zij voelde dezelfde vrees, die zij gehad had, toen indertijd de huisbel overging. En evenals op dien som beren wintermorgen overviel haar ook hier te midden van deze helverlichte zaal en de opwekkende dansmuziek een gevoel van angst voor de dingen, die komen zouden. XIX. Helder verlicht, maar zonder eenig tee- ken van leven was het in de corridors van het hertogelijk slot. In het middelste ge deelte van het groote slot waar zich de nu ontruimde vertrekken van den Groothertog en do receptiezalen bevonden, klonken de regelmatige voetstappen van de heen en weer locpende schildwachten; aan de zijde van den wintertuin, waar de vertrekken van Stephanie en haar hofdames waren, liepen een paar lakeien en een paar kamer vrouwen heen en weer. Haar Hoogheid had in de salons van miss Blake weer een in tieme soirée gearrangeerd, die den laatsten tijd vaker dan vroeger plaats hadden. "Voor dergelijke avonden werden maar weinig uit- noodigingen verzonden en het had den scherpzienden Lorberg al lang getroffen, dat steeds een paar dames werden uitge- noodigd, die, zooals juffrouw von Herther, met beleefden dank bijna steeds verhin derd waren. Hij had die opmerking al reeds eenige malen gemaakt tegen me vrouw von der Lasseburg en freule von Thieboldsheim, de nieuwe hofdame, maar was afgescheept met de opmerking, dat de Prinses veel te eigenzinnig was, om bij der gelijke gelegenheden andere uitnoodiging©n te doen dan die zij zelf wilde. En dus had hij er zich maar bij neergelegd en ook he den, nu op den dag van het concert en het bal weer zoo'n particulier concert werd vastgesteld en een der secretarissen hem de uitnoodigingsliieb gaf, had hij zichzelf gezegd, dat van de acht uitgenoodigde da mes er hoogstens twee of drie verschijnen eouden. Hijzelf wilde, nu de Hertog uit de stad was, zijn souper en partijtje whist niet missen, en was, toen Arsakoff liet slot binnenkwam, daarin evenmin te vinden als een van de andere voorname hofdignita- rissen. Edith Blake bewoonde drie vertrekken en het meergenoemde salon, dat bij zekere gelegenheden als neutraal terrein dienst deed. Haar Hoogheid kon hier die perso nen ontmoeten, die niet- regelrecht tot haar toegang hadden. De Hertog had er steeds op aangedrongen, dat niet de Prinses der gelijke avonden organiseerde, maar een Rarer hofdames, en dat zij dan als een bij zondere gunst verschijnen zou, waardoor zij niet direct verantwoordelijk was voor de geïnviteerde dames en heeven. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5