No. 15590. ££XDSCI£ B>A£K3ïiAl2>, Wbaiisdag8 00 Beeeeilïer. Ïwec4è 21ad. Anno 1910. Buitenlandseh Overzicht. PERSOVERZICHT. Eerste Kamer. Uit de „Staatscourant". „Zuster Anna, ziet gij* nog niets komen?" Het jaar vliedt ten einde en er is stilte in velerlei openbaringen van het maatschap pelijk leven. De parlementen zijn naar huis. Het is overal bij vorsten cn volken, een be langstelling' niet naar buiten, maai' naar* 'binnen, wear men in den intiemen familie kring de laatste dagen en uren des jaars pfwacht. Daarom moet deze rubriek, rvil zij een getrouwen terugslag zijn van de buitenlandsehe geschiedenis van den dag, noodzakelijkerwijze ook kort en inhoudsloos 'zijn. Inderdaad wanneer wij niets anders in echten vermelden dan feiten, wereldschok kende feiten mirt hun machtigen nasleep van verreikende gevolgm, met hun beroe ring overal in de samenleving zooals teon steen die in hot water valt, het ge heeloppervlak doet golven wij herzeggen, indien inderdaad louter feiten onze jachtbuit krochten zijn, dan waren wij, in tijden als deze, 'tot onvruchtbaarheid gedoemd. Edoch er zijn 'feiten maar cr zijn ook beschouwingen over die feiten. Een feit is als een jong meisje 'dat bij den photograaf komt om haar por tret te laten maken. Fotografen zijn al mee van de beste menschenkenners. Het jonge kreigje moet er natuurlijk lief uitzien, zoo ongeveer 'n idylle, 'n fantaisietje. "Welnu, ■wat doet dc man Hij zet het slachtoffer op den stoel en doet haar achtereenvolgens allerlei houdingen aannemen. Bij elke nieuwe pose kruipt hij onder zijn zwarte doekje en kijkt, tuurt of het ideaal bereikt is. En als hij dan het sujet zoo- jals artiesten dat noemen van alle kan ten heeft' bekeken, dan eerst is hij waar hij ;wezen moet. Zoo ook met een feit; wij zou den arm zijn, als wij het met feiten alleen jn'oesten doen, maar gelukkig, wij hebben IpLe beschouwingen en die zijn vrijwel on- [uïfcputielijk. Vooral in deze daggen, Waar niet sléchts |éen kort tijdsverloop, maar een geheel jaar, twaalf volle maanden, voor ons oog opdoe- tmien. Het zijn sterke bennen, die de weelde kunnen dragen en bij een zoo ruim tafereel, bij zulk een overvloed van stof; loopt zelfs do- meest vaardige geest de kans duizelig te worden, de mijlpalen uit het oog te ver liezen en in beminnelijk gekeuvel zich te laten gaan over koetjes en kalfjes. En die hoeren onder de landb.., veeteelt- en markt berichten thuis, niet hier, niet in deze ru briek. Want wie zijn oigen erf heeft, voelt 'zich' als 'n Koning. Hij graaft rondom sloo- Jen of plaatst heiningen on met de noodige ophaalbruggen en hekken, met de noodige voetangels en klemmen en honden, waarvoor tmen zich wachten moet, waakt hij voor de onafhankelijkheid van zijn gebied en tegen yreemde invloeden en ongenoode gasten. En zouden wij dan hier in deze rubriek bet redelooze vee introduceeren, in deze om geving waar gemeenlijk niet anders dan de hooge politiek aan het woord is of wordt besproken Niet waar. hier is alleen het redelijke, tniot het redelooze, deel der schepping wel kom. Alweer dus een toepassing van het spreekwoord: „Schoenmaker, hou je bij je leest." Want wie gaat er naar een concert die niet muzikaal is? Niemand natuurlijk. En als gij dan soms wel eens bij zulk een uitvoering een huisvader miet vrouwlief en aankomende dochters, die pianoles krijgen, ziet zitten, en gij ziet papa gapen, meen dan niet, dat hij zioh verveelt en de klan ken hem koud laten. Neen, hij zet juist zijn In oud open om nog meer en nog beter de goddelijke melodieën van een melodie-looze aymphonie van driekwart ier's lengte te kun nen savoureeren. Evenals 'n jonge spreeuw al tijden van te voren zijn -bescheiden mondje open doet als mama hem zijn ont bijt koimt brengen. Inderdaad, ik geloof niet dat het op deze wijze beschouwd, een feit is dat er niet- muzikale menschon op een concert zitten. Voorwaar de koeien en de muziek en de huisvaders en de jonge spreeuwen, ze blij ven buiten dit, ons gebied. Want liter moet men voet bij stuk houden, hier mag men zich niet door loos alarm' laten van de w ijs brengen, hier is meer dan in eenig ander gebied der maatschappij noodig tegenwoor digheid van geest in de ergste mate. Want stel u voor, daar komt op ons bureau een draadloos telegram' uit een onbewoond eiland in de Stille Zuid-Zee, dat er revolutie is uitgebroken. Het bloed vloeit door de stra ten. De opstandelingen hebben de kanon nen gericht op alles wat I03 en vast is. Meer niet. Nu komt onze taak om met beider hoofd deze wereldschokkende gebeur tenis aan te kleed-en en te verwerken. Blijf nu maar kalm! Voelt gij, dierb're lezier, do diepte van gemoedsrust en de wijsheid van in zicht die er noodig is om dit telegram ter zijde te leggen en te wachten of hat be vestigd wordt? En dit is nu nog maar één staaltje. Wij zouden door kunnen gaan, maar waartoe Is bot niet genoeg Aanvaardt, daarom, lezers van deze ru briek, mijne getrouwen, onze hoogachting, slikt de bittere pil dat er werkelijk in hpt buitenland houscli niets 'gebeurt en dat wat ter dan nog' schijnt te gebeuren, de moeite tniei loont om het u voor te zetten. Houdt gijvan een lap; ©boutje waaraan de kip ionschuldig is En indien gij den zedelij ban ïpoed hebt gehad deze bloedarmoedige rubriek ten einde toe te lezen, voedt u dan met de hoop, dat ier morgen of overmorgen of later toch nog |wel eens iets gebeuren zal. Wij staan als zuster Anna. trouw op den uitkijk. Onder Het opschrift De soHuldig-e be spreekt „D e Nederland© r" de artike len van „D e Standaar d," waarin de houding der antirevolutionna-ire Part .ij tegenover den Minister van Oorlog, lid van een „bevriend" Kabinet, wordt verdedigd. Allereerst vraagt „De Nederlander": Waarom verzwijgt „De Standaard" het hoofdpunt, n.l. dat de Minister, door zijn verklaring een belangrijk deel van do verhooging in te zullen houden, zich veel sterker bond, dan door welke an dere verklaring ook. Die toezegging moest hij gestand doen, en noopte hem, in het belang der officieren zelf, spoed te maken. De door „De Standaard" ge- edschto verklaring bond tot niets; de Mi nister kon immers later, als hij niet gereed was, zeggen: Ziet ge wel, dat ik gelijk had; dat het niet kon? Dan vraagt „De Nederlander", hoe „De Standaard" kan schrijven, dat de Minister de portefeuillekwestie niet bij de motie had moeten stellen, maar hij het amendement van de Commissie van Rappor teurs op hefc begrootingsartikel. „De Nederlander" antwoordt hierop Er is nooit een amendement op het begrootingsartikel geweest, en dat zou er ook nooit gekomen zijn, daar de Commissie van Rapporteurs het verband tusschen verhooging en pensionneering niet heeft, erkend. „De Nederlander" verklaart dan ook, dat „De Standaard" haar lezei'9 moge trachten in den waan te brengen, dat de Minister de schuld heeft, maar, al ontbrak hem het noodige parlementair© beleid, niét aan minister Cool, maar aan dr. Kuyper is de crisis te wijten. In de derde plaats betoogt „De Neder. lander," dat de politieke verantwoorde lijkheid in <jeze niet drukt op de voor stellers der motie, ook niet op den heer Duymaer van Twist. Deze laatste heeft zelfs een geruimen tijd het woord gevoerd om tijd van beraad voor dén Minister te doen ontstaan. Wij hebben alleen te maken met het feit, dat dr. Kuyper aan zijn volgelingen het ad- advies heeft gegeven, ondanks het stellen der portefeuille-kwestie te stemmen vóór de motie. Dat heeft hij Diet openlijk gedaan, zooals de heer Lohman deed, diebij tij cis openlijk waarschuwde, maar men zag hem in de Kamer vóór de stemming druk met zijn vrienden delibereren en nimmer heb ben wij hooren betwisten, dat dr. Kuyper dat advies heeft gegeven, Hoe hij" zelf dacht, blijkt trouwens uit zjjn eigen stem. Indien dr. Kuyper openlijk verklaart, geen advies te hebben gegeven, op dat oogenblik dus zijn functie van leider niet te hebben uitgeoefend, dan trekken wij onmiddellijk onze beschuldiging in. En waar „De Standaard" het doet voorkomen alsof „D e N e d e r 1 a n d e r" zich op geheime conferenties beroept, daar zegt laatstgenoemd blad zich op niets anders te beroepen dan op wat ieder, die niet doof of blind wil zijn, kan hooren of zien. Ten slotte heeft „De Nederlander", het. over het „overleg" hij de coalitie, en schrijft: Waarom dr. K. handelde, zooals liij deed, is ons niet bekend. Juist dat niet.spreken, waarmee „De Standaard" tracht hem te verdedigen, moet ergernis wekken, tenzij wat echter tegenover de chr.-hist. niet ge schied is, de ledder in besloten verga/- dering zijn voornemen en zijn motieven te kennen heeft gegeven. De c.-h. groep is veel geringer in aan tal, dan de a.j\ of de r.k. Maar men kan niet van haar vergen, dat men bij haar, over haar, zonder haar zal beschikken. Zij ds bovendien, juist omdat zij zich gevoelt als christelijke partij, wars van verborgen pa den en wenscht een eerlijke, open, voor ieder begrijpelijke gedragslijn te volgen. Vandaar haar ergernis, wanneer telkens, als uit verborgen, om aan haar niet mee gedeelde redenen, politiekecrisissen worden in het leven geroepen, zonder dat zij daar voor eenigen redelijken grond kan vinden. Coalitie is heel mooi, maar dan is ook onderling vertrouwen onmisbaar. Dat vertrouwen verdwijnt, als men handelt zooals nu weer dr. Kuyper heeft gehandeld. En nu moge „De Standaard", als naar gewoonte, dr. Kuyper voorstellen als de vermoorde onschuld, en ieder protest tegen zijn politiek opvatten als een naar beneden halen van zijn persoon, wij, die de pu blieke zaak wenschen te dienen, maar ons aan niemands juk onderwerpen, trekken ons daarvan niets aan. Te dikwijls hebben wij getoond den persoon te kunnen scheiden van d>9 politiek; te trouw hebben wij het Kabinet-Kuyper, hoewel niemand der onzen daarin zitting had, als een bevriend Kabinet gesteund, te halsstarrig weerstand geboden aan den van alle zijden op ons geoefenden drang om in den 't laatste jaar tegen den per soon van dr. K. ge voer den strijd (decoratie- en van Heeckeren.zaak) ons te mengen, dan dat' ook maar een onzer lezers aan de op dit punt geheel onjuiste voorstelling van „De Standaard" één oogenblik zou ge. loof slaan. Do „Ni eu we R o11er dams che Cou rant" wijdde een nabetrachting aan de b©- grootingsdebatten in de Tweede Kamer. Over het algemeen begrootingsdebat was maar één roep, en het algemeen oordeel over de behandeling van de begrootings- hoofdstukken zal niet. veel gunstiger zijn. De oorzaken zijn moeilijk aan te wijzen. Zij zijn wellicht velerlei. Vergissen wij ons niet, dan draagt echter de Kamer zelve het grootste gedeelte der schuld. Zij weet van jaar op jaar minder haar zelfstandigheid te handhaven, en haar waardigheid te be hoeden tegen de aanvallen, die in eigen kring.daarop worden gedaan. De Kamer klaagt, 'dat ministers zich te zeer afhankelijk toonen van de politieke partijen, bij wie zij in de Kamer bij voor keur hun steun zoeken. Doch geldt dsze fout niet evenzeer van vele Kamerleden ten aanzien van de kiezers, van het district, dat hun hun plaats ia de Kamer "bezorgde? Men verwijt een Minister, zich om' w-ernig ia-eer te bekreunen, dan om het behoud van zijn zetel. Zijn alle Kamerleden zoo zeker, dat de lust, den zetel te behouden, ook hun niet somwijlen leelijke parten kan spelen Wij gelooven het niet. Een overgroot ge deelte van de begirooti ngsdebatten is ont aard in een voorbereiding van de vol gende verkiezing. De toon van de kiezers vergadering, met ai den aankleve van dien, dringt al meer in 's lands vergaderzaal door; het succes van de Kiezersvergadering wordt allengs ook op het Binnenhof nage streefd. Geen jaar, wellicht, kwam dit zoo sterk uit, als in deze herfstmaanden. Het peil der discussiën was menigmaal beneden critiek. Niet slechts naar den inhoud, maar ook, en vooral, naar den vorm. Let slechts op het nooit bedriegend symptoomliet voortdu rend misbruik, dat dit jaar van „het recht van interrumpeeren gemaakt is. Hierin kwam de .stemming van het geheel maar al te duidelijk aan den dag. De Handelingen nemen daarvan slechts spaarzaam wat op, alsof de Kamer zelve bang is, den dia pason van haar debat buiten haar muren te doen kennen. Maar wie de dagbladen doorleest, ver baast zich óver de zouteloosheid, dc sma keloosheid, ja, de grofheid, waarmede Kamer eu Regeering want, waarlijk, enkele leden der Regeering gaan ook allesbehalve vrij uit elkaar hebben be stookt. Interrupties kunnen nuttig, zijn, en zijn ook zeer zeker toelaatbaar, om ter uitsparing van een rede klaar blijkelijke onjuistheden of duidelijk mis verstand even, in het voorbijgaan, te verhelpen. Hoeveel koer heeft in de afge- loopen campagne een 'interruptie daartoe ge diend De Olympische rust, die de Kamer in den rechter zoozeer op prijs stelt, was bij haar zelve volmaakt -zoek; het natuurlijk gevolg van een samenzijn van zoovel© we ken, wanneer de stöï tot discussie blijk baar ontbreekt. „De discussie moet op ieder een aïlertréurigsteh indruk maken en den eerbied voor de. Tweede Kamer sterk doen dalen," zoo schreef ons, reeds n a het algemeen begrooiingsdebafc, iemand van uitnemend gezag zou het oordeel thans anders zijn? De Kamer zelve moest, dunkt ons, beter weten. Zoo gaat de Kamer uiteen, zonder dat iemand naar haar spoedige terugkomst ver buigt. Het ware een groote winst, indien dó vacantie ten nutte gemaakt werd, om de leden.tot inkeer te brengen. Edclmogende heeren, zoo besluit het blad, gij geeft jaarlijks hoog op van de hervor mingen en verbeteringendie gij in het be lang van het land wilt tot stand bren gen. Wij hooren heb, maar zien het niet. Gij kunt zonder moeite, zonder discussie, zon der wets- of reg! ementswijziging, zontleg Staatscommissie of. wat ook, één hervor ming .tot stand brengen, die u liet zin kend vertrouwen dor natie, waaruit gij uw levenskracht put, zal doen herwinnen. Be gint met u zei ven té herzien. Dan volgt de rest vanzelf, en uw vertrek tegen Kerstmis zal ons voortaan leed doen. In ©en driestar Evenredige ge meente-verkiezing zegt „De Standaar d": Tegen het denkbeeld, om bij de verkiezin gen voor den Gemeenteraad 't evenredige stelsel in te voeren, is van de zijde der Re geering bedenking geopperd. Men achtte, dat de Stilten-Generaal moes ten voorgaan; dat eerst de Grondwetsher ziening moest zijn afgeloopen; oh dat ook dan zelfs nog het bezwaar overbleef, dat elk stelsel van evenredige vertegenwoordiging het optreden van politieke partijen onder stelde. Hout snijden deze bedenkingen niet. In Noorwegen is voor de Gemeenteraden de Evenredige Vertegenwoordiging reeds lang ingevoerd, terwijl ei de Storting nog altoos gekozen wordt naar het majo- riteitsstelsel. Dit toont, dat het kan. Boven dien is het zeer de vraag, of men niet beter doet, zulk een nieuw stelsel eerst op kleine schaal voor de Gemeenten in te voeren, en eerst als het volk er aan gewend is, ook voor de Staten-Generaal. Op Grondwetsherziening behoeft dit in elk geval niet te wachten. Onze Grondwet toch laat de regeling der verkiezing voor de Gemeenteraden geheel aan de Gemeen tewet over, en niet de Grondwet, maar alleen de Gemeentewet bindt ons op dit oogenblik aan het meerderheidsstelsel. En wat de derde bedenking betreft, zoo is het notoir, dat in alle groote steden nu reeds de politieke kiesvereenigingen de verkiezingen beheersclien, en dat dit in grootere dorpen evenzoo het geval is. Waar nog bijkomt, dat het Evenredigheidsstelsel evengoed toepasselijk is waar andere dan politieke oorzaken de kiezers verdeelen. Bijv. zop in een dorp deels landbouw-aan- gelegenhoden, deels industrieele belangen om behartiging vragen. Zelfs zou het niet 'eens noodig zijn, aan stonds zulk een nieuw stelsel voor alle Ge meenten te gelijk in te voeren. Men zou kunnen beginnen met de Gemeenten van meer dan 10,000 inwoners. Zelfs zou er geen overwegend bezwaar tegen bestaan, om hi de Gemeentewet de keuze tusschen beide stelsels open te stellen, en zou men liet aan de Gemeenteraden zelve, onder goedkeu ring van Gedeputeerde Staten kunnen overlaten, welk stelsel in een bepaalde Gemeente zou worden toegepast. Laat men toch onze Gemeenten niet altoos in het keurslijf binden. Hoe meer variatie men toelaat, des te beter zal de wet aan hot. groote verschil tusschen Ge meente en Gemeente beantwoorden. Aan een hoofdartikel in het „W e ek- "bl a d v a n li e t R e c li t" naar aanlei ding van het begrootings deb a fc over Justitie is het volgende ont leend: De militaire straf rechtspleging kan bin nen korten tijd gereed zijn voor de open bare behandeling. Men weet, dat de Regee ring reeds ongeveer een half jaar geleden haar wensch uitsprak, dat de behandeling zoo spoedig mogelijk zou geaohieden. Thans- kan het aftreden van den Minister van Oor log en het optreden van een nieuwen mi nister misschien weer nieuwe vertraging ver oorzaken. Hopen wij, dat het niet zoo moge zijn! De vaststelling van het gewijzigde Wetboek voor militaire strafrechtpleging zal, zoo verklaarde de Minister, een novelle voor het militaire strafwetboek noodzake lijk maken. Heerlijk vooruitzicht! Do in voering van het nieuwe, nog steeds op in voering wachtende Wetboek dagteekent eerst van 1903. Zeven jaren vormen slechts een korte spanne tijds in de geschiedenis onzer wetgeving. Het Wetboek van 1903 dreigt te veroude ren nog vóór zijn invoering; datzelfde geldt van het ontwerp op de administratieve recht spraak nog vóór zijn vaststelling. Dit ont werp is wel een paar jaar jonger dan het genoemde Wetboek doch de tand des tijds is reeds bezig op gevaarlijke wijze er aan te knagen. De eenige jaren geleden hoog vlammende geestdrift voor de administratieve recht spraak dreigt te verdooven; de Amster- damsche hoogleeraar Struyoken heeft nu onlangs het bij dezen en genen nog slechts smeulende vuur met een kouden waterstraal getroffen. De invloed van zijn optreden was bij de nu gevoerde beraadslagingen duide lijk merkbaar; vooral mr. Yan Hamel was zeer onder den indruk van het werk van zijn .oud-ambtgenoot. Wat mr. Struycken wil staat principieel tegenover wat mr. Loeff in zijn ontwerp heeft uitgewerkt; er zou dus wel iets voor te zeggen zijn de Kamer eerst een beslissing te laten nemen over den weg, dien zij voor den juisben houdt. De Mi nister voeldè echter niet veel voor een der gelijk academisch debat en koestert het plan het ontwerp voor het Wetboek' van ad ministratieve rechtspraak bij de Kamer in behandeling te brengen en zoo mogelijk te doen aannemen. Of daaraan nog belangrijke principieele wijzigingen zullen moeten voor afgaan bleef in het duister. Het zou ons niet verwonderen, dat de nu door enkele sprekers gemaakte opmerkingen de raadgevingen van de heer en Yan Hamel, Limburg en Idsinga liepen in verschillende richting er niet toe zullen bijdragen den ijver van den Minister~en van zijn ambtena ren tot de hoogst mogelijke spanning op te voeren. Misschien dat ook bij een volgende begrootingsdisoussie nog gelegenheid be staat over de beste wijze om de regeling der administratieve rechtspraak wel of niet in behandeling te nemen van gedachten tc wisselen. 91r. J. I). Veegen». f Na een korte ongesteldheid ten gevolge eener longontsteking is gisteravond te 's-Gravenhage op 65-jarigen leeftijd overle den mr. J. D. Veegens, oud-Minister van Landbouw, Handel en Nijverheid. De heer Veegens, die te Leiden studeer de en daar tot doctor in de rechten promo veerde op proefschrift „De banken van lee ning in Noord-Nederland jt liet einde der 18e eeuw," was na zijn promotie korten tijd advocaat, en daarna journalist. Eenige jar ren schreef hij het Kameroverzicht van „Het Vaderland." In het jaar 1881 werd bij, als opvolger van zijn vader, benoemd tot griffier der Tweede Kamer, in welke functie hij zioh onderscheidde door zijn doorwrochte, hel dere verslagen. Reeds in 1888 ruilde hij de griffiers plaats voor heb lidmaatschap der Tweede Kamer, dat hij 13 jaren lang onafgebroken bekleedde. Bij de verkiezingen in 1901 werd hij voor het district Hoogezand niet herko zen. Hij was lid der Commissie voor de Ar- beidsenquête van 1890, en van de Staats commissie voor de droogmaking der Zuider zee. Een zwaren arbeid verrichtte hij in 1903 en volgende jaren, door als voorzitter van de Enquête-Commissiea in zake toestanden onder het personeel van spoor- en tramweg- bedrijf alle verhooren te leiden en het be- la ïgrijleste aandeel te nemen in de samen stelling van het rapport van de Spoorweg- Commissie. Een der resultaten van dat werk was zijn benoeming tot lid van den Raad van Toe- zioht op de Spoorwegdiensten, hoedanig hij zich in het bijzonder bezig hield met de regeling der arbeids- en rusttijden van het personeel. In het. jaar 1905 werd de heer Veegens, die onder do vrijzinnigen altijd aan den uitersten linkerflank gestaan had, opgeno men in het ministerie-De Meester, voor het toen nieuw gevormde departement van Landbouw, Nijverheid en HandeL Zijn groote werkkracht zegt het „Hbl." verder gaf hij geheel aan zijn Ministers- werk de belangrijke sociale ontwerpen van zijn departement afkomstig hebben er het bewijs van geleverd. Zij werden ingetrokken door Minister Talma toen deze in Februari 1908 de lei ding van het departement uit handen van mr. Veegens had overgenomen. Voor en na zijn ministersloopbaan wijdde mr. Veegens ziah aan de rechtspraktijk, terwijl hij zich groote bekendheid verwierf als publicist. Hij schreef artikelen over so ciaal-politieke onderwerpen, vooral in „Vra gen des Tijds" en „De Gids", werken over Faillietrecht en Auteursrecht en een Schets van het Burgerlijk Recht." Vergadering van Dinsdag 27 December, 's avonds te halfnegen, VoorzitterJ. E. N. baron Schimmel- penninck van dor Oye. B o c e d i g i n g baron Swcerts d Landas Wyborgh. Ingekomen zijn de geloofsbrieven van het nieuw gekozen lid voor Zuid-Holland, de heer E. 0. baTon Sweerts d© Landas Wy- - borgh; de stukken worden gesteld in han den eener oommissi©, bestaande uit de heeren Knol "Welt, Merokelbach en Miohiels van Keseenioh. De commissie adviseert bij mond©, van den lieer Knol "VVclt tot toelating. De lieer Sweerts de Landas Wyborghy binnengeleid zijndo, wordt, na d© vereisch.be eeden afgelegd tc hebben, door den Voor zitter gei' nstal leer d T r e k k e n d e r a f d e-e 1 i n g e n. Hierna wordt overgegaan tot het trek ken der afdceling©n. Regeling van werkzaamheden. Besloten wordt heden, Woensdag, in do af deelingen te vergaderen. Ned..Indische begrooting. Donderdag a.s. om elf uren zal in open bare vergadering een aanvang gemaakt wor. den met do behandeling van de begroeting vanNëderlandsoh-Indië voor het dienstjaar 1911 met bijbehóorende wetsontwerpen, zijnde hot ontwerp van wet tot wijziging en ver- hooging van het Hde Hoofdstuk der be- grooting van uitgaven van Ned.-Indië voor, het dienstjaar 1911, ten behoeve van den havenbouwto Sosrabaja en liet wetsontwerp tot wijziging en verhooging van de begroo. ting van uitgaven van Ned.-Indië voor het dienstjaar 1910 (terugkoop van het parti culiere land Indrama.joe-West). Voorts komen dan nog in behandelinlg de hiervoor gereed zijnde wetsontwerpen. Zoo noodig zal ook Vrijdag vergaderd wor. den. Do Kamer gaat hierna in de af dodingen tot het verkiezen yan voorzitters en onder voorzitters. Do openbare vergadering wordt gesloten. Bij Kon. besluit is: lo. onder toekenning van pensioen, eer vol ontslag uit den militairen dienst ver leend: a. met ingang van 1 Jan. 1911 aan den reserve-kapitein A. J. Kruijder, van de inf. der landweer in het 28ste landweerdistrict, op zijn aanvrage; b. met ingang van 15 Januari a^s., aan den luitenant-kolonel van den staf der genie F. H. L. de Wijs, commandant in hot 4de geniecomniandement, ter zake van lichaams gebreken 2o. het bedrag van bet pensioen vastge steld o. voor den reserve kapitein Kruijder, voornoemd op f 72 's jaars en zulk met in standhouding van het voortdurend pensioen ad f 1274 's jaars b. voor den luitenanrtkol. De Wijs voor noemd, op f 1729 's jaars; 3o. aan den luitenant-kol. De Wijs voor noemd, te rekenen van den datum, waarop, zijn eervol ontslag uit den militairen dienst ingaat, de rang verleend van kolonel; benoemd met ingang van 1 Januari 1911 tot substituut-griffier bij de arrr-reolitbanik te Heerenveen mr. "E. J. baron van Imhoff, advocaat en procureur te Groningen, te vens werkzaam als beëedigd klerk ter grif fie van de arrond.-rechtbank er. waai'nemend griffier bij liet kantongerecht aldaar benoemd tot notaris binnen het arr. As sen ter standplaats de gemeente Dwingeloo, M. G. Bon, oandidaat-notaris te 's-Graven- bage; H. B. de Blij, gepensionneerd kolonel der infanterie, militie-commissaris in. het 3de militie-district van Noord Holland te Alk maar benoemd tot officier in de orde van Oranj e-Nassau met de zwaarden; met 1 Januari 1911 benoemd: bij het reserve-personeel der landmacht met bestemming voor den dienst bij do* landweer bij de inf. der landweer de geper,sionneer- de onderluit. der inf. van het leger in Ned.- Indië J. Keur; met ingang van 15 Januari 1911 benoemd: bij het wapen der genie, bij den staf van het wapen, tot luit.-kol., de majoor A. J. L. M. van Schovichaven, van dien staf; tot commandant in het 4de genie-oomman- dement, de luit.-kol. W. J. A. Colthoff, me de van dien staf; mr. F. W. Donker Curfcius, met 1 Jan. 1911, benoemd tot adjunct-commies bij' het departement van Koloniën. Jlomoeopathiacli ziekenhuis. Het nieuwe homoeopathisch ziekenhuis, dat men in de nabijheid van Utrecht aan den Galekopperdijk nabij den Hommel hoopt te kunnen bouwen, zal voorloopig ruimte bieden voor 34 bedden, welk aan tal, zoodra de noodzakelijkheid zich doet gevoelen, door bijbouwing kan worden uit gebreid tot 100 bedden. Het bouwterrein is kleiachtig en ligt vrij hoog, zoodat de afwatering van hot terrein gemakkelijk te regelen is. Posterijen. De Directeur van het Postkantoor alhier brengt tor algemeen© kennis, dat op Zondtvg 1 Januari a.s. hot kant-oor voor het publiek zal zijn opengesteld als op gewone Zon dagen n l. vaji 79 uur des morgens en van 13 uur des namiddags. Aangezien op dien dag om 3 uur nog eon tweed© hestelling zal uitgaan, zal geen gelegenheid bestaan voor het r> f halen van correspondentie. Voorts wordt medegedeeld, dat op 31 De. comber de 5d© bestelling later dan gewoon lijk en de Gde bestelling in 't geheel niet zal worden uitgevoerd; terwijl van ai 2 Januari tot zoolang de buitengewone drukte duurt, het aantal briefpostbestellingen tot 3 zal zijn teruggebracht. Ten slotte wordt kan belanghebbenden zéér aanbevolen, om naamkaartjes, prentbriefkaar ten, drukwerken enz., die in groote hoeveel heden te gelijk worden verzonden, niet in de brievenbussen te werpen, maar (lie lie* ver aan het postkantoor af te geven. Do Directeur voarnoemicU M. C. HENNEQUIN. Leiden, 27 December 191CL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5