No. 15590.
££XDSCI£ B>A£K3ïiAl2>, Wbaiisdag8 00 Beeeeilïer. Ïwec4è 21ad.
Anno 1910.
Buitenlandseh Overzicht.
PERSOVERZICHT.
Eerste Kamer.
Uit de „Staatscourant".
„Zuster Anna, ziet gij*
nog niets komen?"
Het jaar vliedt ten einde en er is stilte
in velerlei openbaringen van het maatschap
pelijk leven. De parlementen zijn naar huis.
Het is overal bij vorsten cn volken, een be
langstelling' niet naar buiten, maai' naar*
'binnen, wear men in den intiemen familie
kring de laatste dagen en uren des jaars
pfwacht. Daarom moet deze rubriek, rvil
zij een getrouwen terugslag zijn van de
buitenlandsehe geschiedenis van den dag,
noodzakelijkerwijze ook kort en inhoudsloos
'zijn. Inderdaad wanneer wij niets anders
in echten vermelden dan feiten, wereldschok
kende feiten mirt hun machtigen nasleep
van verreikende gevolgm, met hun beroe
ring overal in de samenleving zooals
teon steen die in hot water valt, het ge
heeloppervlak doet golven wij herzeggen,
indien inderdaad louter feiten onze jachtbuit
krochten zijn, dan waren wij, in tijden als deze,
'tot onvruchtbaarheid gedoemd. Edoch er zijn
'feiten maar cr zijn ook beschouwingen over
die feiten. Een feit is als een jong meisje
'dat bij den photograaf komt om haar por
tret te laten maken. Fotografen zijn al mee
van de beste menschenkenners. Het jonge
kreigje moet er natuurlijk lief uitzien, zoo
ongeveer 'n idylle, 'n fantaisietje. "Welnu,
■wat doet dc man Hij zet het slachtoffer
op den stoel en doet haar achtereenvolgens
allerlei houdingen aannemen.
Bij elke nieuwe pose kruipt hij onder zijn
zwarte doekje en kijkt, tuurt of het ideaal
bereikt is. En als hij dan het sujet zoo-
jals artiesten dat noemen van alle kan
ten heeft' bekeken, dan eerst is hij waar hij
;wezen moet. Zoo ook met een feit; wij zou
den arm zijn, als wij het met feiten alleen
jn'oesten doen, maar gelukkig, wij hebben
IpLe beschouwingen en die zijn vrijwel on-
[uïfcputielijk.
Vooral in deze daggen, Waar niet sléchts
|éen kort tijdsverloop, maar een geheel jaar,
twaalf volle maanden, voor ons oog opdoe-
tmien.
Het zijn sterke bennen, die de weelde
kunnen dragen en bij een zoo ruim tafereel,
bij zulk een overvloed van stof; loopt zelfs
do- meest vaardige geest de kans duizelig
te worden, de mijlpalen uit het oog te ver
liezen en in beminnelijk gekeuvel zich te
laten gaan over koetjes en kalfjes. En die
hoeren onder de landb.., veeteelt- en markt
berichten thuis, niet hier, niet in deze ru
briek. Want wie zijn oigen erf heeft, voelt
'zich' als 'n Koning. Hij graaft rondom sloo-
Jen of plaatst heiningen on met de noodige
ophaalbruggen en hekken, met de noodige
voetangels en klemmen en honden, waarvoor
tmen zich wachten moet, waakt hij voor de
onafhankelijkheid van zijn gebied en tegen
yreemde invloeden en ongenoode gasten.
En zouden wij dan hier in deze rubriek
bet redelooze vee introduceeren, in deze om
geving waar gemeenlijk niet anders dan de
hooge politiek aan het woord is of wordt
besproken
Niet waar. hier is alleen het redelijke,
tniot het redelooze, deel der schepping wel
kom. Alweer dus een toepassing van het
spreekwoord: „Schoenmaker, hou je bij je
leest." Want wie gaat er naar een concert
die niet muzikaal is? Niemand natuurlijk.
En als gij dan soms wel eens bij zulk een
uitvoering een huisvader miet vrouwlief en
aankomende dochters, die pianoles krijgen,
ziet zitten, en gij ziet papa gapen, meen
dan niet, dat hij zioh verveelt en de klan
ken hem koud laten. Neen, hij zet juist zijn
In oud open om nog meer en nog beter de
goddelijke melodieën van een melodie-looze
aymphonie van driekwart ier's lengte te kun
nen savoureeren. Evenals 'n jonge spreeuw
al tijden van te voren zijn -bescheiden
mondje open doet als mama hem zijn ont
bijt koimt brengen.
Inderdaad, ik geloof niet dat het op deze
wijze beschouwd, een feit is dat er niet-
muzikale menschon op een concert zitten.
Voorwaar de koeien en de muziek en de
huisvaders en de jonge spreeuwen, ze blij
ven buiten dit, ons gebied. Want liter moet
men voet bij stuk houden, hier mag men
zich niet door loos alarm' laten van de
w ijs brengen, hier is meer dan in eenig ander
gebied der maatschappij noodig tegenwoor
digheid van geest in de ergste mate. Want
stel u voor, daar komt op ons bureau een
draadloos telegram' uit een onbewoond eiland
in de Stille Zuid-Zee, dat er revolutie is
uitgebroken. Het bloed vloeit door de stra
ten. De opstandelingen hebben de kanon
nen gericht op alles wat I03 en vast is.
Meer niet. Nu komt onze taak om met
beider hoofd deze wereldschokkende gebeur
tenis aan te kleed-en en te verwerken. Blijf
nu maar kalm! Voelt gij, dierb're lezier, do
diepte van gemoedsrust en de wijsheid van in
zicht die er noodig is om dit telegram ter
zijde te leggen en te wachten of hat be
vestigd wordt? En dit is nu nog maar één
staaltje. Wij zouden door kunnen gaan, maar
waartoe Is bot niet genoeg
Aanvaardt, daarom, lezers van deze ru
briek, mijne getrouwen, onze hoogachting,
slikt de bittere pil dat er werkelijk in hpt
buitenland houscli niets 'gebeurt en dat wat
ter dan nog' schijnt te gebeuren, de moeite
tniei loont om het u voor te zetten. Houdt
gijvan een lap; ©boutje waaraan de kip
ionschuldig is
En indien gij den zedelij ban ïpoed hebt
gehad deze bloedarmoedige rubriek ten einde
toe te lezen, voedt u dan met de hoop, dat
ier morgen of overmorgen of later toch nog
|wel eens iets gebeuren zal. Wij staan als
zuster Anna. trouw op den uitkijk.
Onder Het opschrift De soHuldig-e be
spreekt „D e Nederland© r" de artike
len van „D e Standaar d," waarin de
houding der antirevolutionna-ire
Part .ij tegenover den Minister van
Oorlog, lid van een „bevriend" Kabinet,
wordt verdedigd.
Allereerst vraagt „De Nederlander":
Waarom verzwijgt „De Standaard"
het hoofdpunt, n.l. dat de Minister, door
zijn verklaring een belangrijk deel van do
verhooging in te zullen houden, zich veel
sterker bond, dan door welke an
dere verklaring ook. Die toezegging
moest hij gestand doen, en noopte hem,
in het belang der officieren zelf, spoed te
maken. De door „De Standaard" ge-
edschto verklaring bond tot niets; de Mi
nister kon immers later, als hij niet gereed
was, zeggen: Ziet ge wel, dat ik gelijk
had; dat het niet kon?
Dan vraagt „De Nederlander", hoe
„De Standaard" kan schrijven, dat de
Minister de portefeuillekwestie niet bij de
motie had moeten stellen, maar hij het
amendement van de Commissie van Rappor
teurs op hefc begrootingsartikel.
„De Nederlander" antwoordt hierop
Er is nooit een amendement op
het begrootingsartikel geweest,
en dat zou er ook nooit gekomen zijn, daar
de Commissie van Rapporteurs het verband
tusschen verhooging en pensionneering niet
heeft, erkend.
„De Nederlander" verklaart dan ook,
dat „De Standaard" haar lezei'9 moge
trachten in den waan te brengen, dat de
Minister de schuld heeft, maar, al ontbrak
hem het noodige parlementair© beleid, niét
aan minister Cool, maar aan dr. Kuyper
is de crisis te wijten.
In de derde plaats betoogt „De Neder.
lander," dat de politieke verantwoorde
lijkheid in <jeze niet drukt op de voor
stellers der motie, ook niet op den heer
Duymaer van Twist. Deze laatste heeft zelfs
een geruimen tijd het woord gevoerd om
tijd van beraad voor dén Minister te doen
ontstaan.
Wij hebben alleen te maken met het feit,
dat dr. Kuyper aan zijn volgelingen het ad-
advies heeft gegeven, ondanks het stellen
der portefeuille-kwestie te stemmen vóór de
motie. Dat heeft hij Diet openlijk gedaan,
zooals de heer Lohman deed, diebij tij cis
openlijk waarschuwde, maar men zag hem
in de Kamer vóór de stemming druk met
zijn vrienden delibereren en nimmer heb
ben wij hooren betwisten, dat dr. Kuyper
dat advies heeft gegeven, Hoe hij" zelf dacht,
blijkt trouwens uit zjjn eigen stem.
Indien dr. Kuyper openlijk verklaart, geen
advies te hebben gegeven, op dat oogenblik
dus zijn functie van leider niet te hebben
uitgeoefend, dan trekken wij onmiddellijk
onze beschuldiging in.
En waar „De Standaard" het doet
voorkomen alsof „D e N e d e r 1 a n d e r" zich
op geheime conferenties beroept, daar zegt
laatstgenoemd blad zich op niets anders te
beroepen dan op wat ieder, die niet doof
of blind wil zijn, kan hooren of zien.
Ten slotte heeft „De Nederlander",
het. over het „overleg" hij de coalitie, en
schrijft:
Waarom dr. K. handelde, zooals liij deed,
is ons niet bekend. Juist dat niet.spreken,
waarmee „De Standaard" tracht hem te
verdedigen, moet ergernis wekken, tenzij
wat echter tegenover de chr.-hist. niet ge
schied is, de ledder in besloten verga/-
dering zijn voornemen en zijn motieven te
kennen heeft gegeven.
De c.-h. groep is veel geringer in aan
tal, dan de a.j\ of de r.k. Maar men kan
niet van haar vergen, dat men bij haar,
over haar, zonder haar zal beschikken. Zij
ds bovendien, juist omdat zij zich gevoelt
als christelijke partij, wars van verborgen pa
den en wenscht een eerlijke, open, voor ieder
begrijpelijke gedragslijn te volgen.
Vandaar haar ergernis, wanneer telkens,
als uit verborgen, om aan haar niet mee
gedeelde redenen, politiekecrisissen worden
in het leven geroepen, zonder dat zij daar
voor eenigen redelijken grond kan vinden.
Coalitie is heel mooi, maar dan is ook
onderling vertrouwen onmisbaar.
Dat vertrouwen verdwijnt, als men handelt
zooals nu weer dr. Kuyper heeft gehandeld.
En nu moge „De Standaard", als naar
gewoonte, dr. Kuyper voorstellen als de
vermoorde onschuld, en ieder protest tegen
zijn politiek opvatten als een naar beneden
halen van zijn persoon, wij, die de pu
blieke zaak wenschen te dienen, maar ons
aan niemands juk onderwerpen, trekken ons
daarvan niets aan. Te dikwijls hebben wij
getoond den persoon te kunnen scheiden
van d>9 politiek; te trouw hebben wij het
Kabinet-Kuyper, hoewel niemand der onzen
daarin zitting had, als een bevriend Kabinet
gesteund, te halsstarrig weerstand geboden
aan den van alle zijden op ons geoefenden
drang om in den 't laatste jaar tegen den per
soon van dr. K. ge voer den strijd (decoratie-
en van Heeckeren.zaak) ons te mengen,
dan dat' ook maar een onzer lezers aan de
op dit punt geheel onjuiste voorstelling van
„De Standaard" één oogenblik zou ge.
loof slaan.
Do „Ni eu we R o11er dams che Cou
rant" wijdde een nabetrachting aan de b©-
grootingsdebatten in de Tweede
Kamer.
Over het algemeen begrootingsdebat was
maar één roep, en het algemeen oordeel
over de behandeling van de begrootings-
hoofdstukken zal niet. veel gunstiger zijn.
De oorzaken zijn moeilijk aan te wijzen. Zij
zijn wellicht velerlei. Vergissen wij ons niet,
dan draagt echter de Kamer zelve het
grootste gedeelte der schuld. Zij weet van
jaar op jaar minder haar zelfstandigheid
te handhaven, en haar waardigheid te be
hoeden tegen de aanvallen, die in eigen
kring.daarop worden gedaan.
De Kamer klaagt, 'dat ministers zich te
zeer afhankelijk toonen van de politieke
partijen, bij wie zij in de Kamer bij voor
keur hun steun zoeken. Doch geldt dsze
fout niet evenzeer van vele Kamerleden
ten aanzien van de kiezers, van het district,
dat hun hun plaats ia de Kamer "bezorgde?
Men verwijt een Minister, zich om' w-ernig
ia-eer te bekreunen, dan om het behoud
van zijn zetel. Zijn alle Kamerleden zoo
zeker, dat de lust, den zetel te behouden,
ook hun niet somwijlen leelijke parten kan
spelen
Wij gelooven het niet. Een overgroot ge
deelte van de begirooti ngsdebatten is ont
aard in een voorbereiding van de vol
gende verkiezing. De toon van de kiezers
vergadering, met ai den aankleve van dien,
dringt al meer in 's lands vergaderzaal door;
het succes van de Kiezersvergadering
wordt allengs ook op het Binnenhof nage
streefd.
Geen jaar, wellicht, kwam dit zoo sterk
uit, als in deze herfstmaanden. Het peil der
discussiën was menigmaal beneden critiek.
Niet slechts naar den inhoud, maar ook, en
vooral, naar den vorm. Let slechts op het
nooit bedriegend symptoomliet voortdu
rend misbruik, dat dit jaar van „het recht
van interrumpeeren gemaakt is. Hierin
kwam de .stemming van het geheel maar
al te duidelijk aan den dag. De Handelingen
nemen daarvan slechts spaarzaam wat op,
alsof de Kamer zelve bang is, den dia
pason van haar debat buiten haar muren
te doen kennen.
Maar wie de dagbladen doorleest, ver
baast zich óver de zouteloosheid, dc sma
keloosheid, ja, de grofheid, waarmede
Kamer eu Regeering want, waarlijk,
enkele leden der Regeering gaan ook
allesbehalve vrij uit elkaar hebben be
stookt. Interrupties kunnen nuttig, zijn, en
zijn ook zeer zeker toelaatbaar, om
ter uitsparing van een rede klaar
blijkelijke onjuistheden of duidelijk mis
verstand even, in het voorbijgaan, te
verhelpen. Hoeveel koer heeft in de afge-
loopen campagne een 'interruptie daartoe ge
diend
De Olympische rust, die de Kamer in
den rechter zoozeer op prijs stelt, was bij
haar zelve volmaakt -zoek; het natuurlijk
gevolg van een samenzijn van zoovel© we
ken, wanneer de stöï tot discussie blijk
baar ontbreekt. „De discussie moet op
ieder een aïlertréurigsteh indruk maken
en den eerbied voor de. Tweede Kamer
sterk doen dalen," zoo schreef ons,
reeds n a het algemeen begrooiingsdebafc,
iemand van uitnemend gezag zou het
oordeel thans anders zijn? De Kamer zelve
moest, dunkt ons, beter weten.
Zoo gaat de Kamer uiteen, zonder dat
iemand naar haar spoedige terugkomst ver
buigt. Het ware een groote winst, indien
dó vacantie ten nutte gemaakt werd, om de
leden.tot inkeer te brengen.
Edclmogende heeren, zoo besluit het blad,
gij geeft jaarlijks hoog op van de hervor
mingen en verbeteringendie gij in het be
lang van het land wilt tot stand bren
gen.
Wij hooren heb, maar zien het niet. Gij
kunt zonder moeite, zonder discussie, zon
der wets- of reg! ementswijziging, zontleg
Staatscommissie of. wat ook, één hervor
ming .tot stand brengen, die u liet zin
kend vertrouwen dor natie, waaruit gij uw
levenskracht put, zal doen herwinnen. Be
gint met u zei ven té herzien. Dan volgt
de rest vanzelf, en uw vertrek tegen
Kerstmis zal ons voortaan leed doen.
In ©en driestar Evenredige ge
meente-verkiezing zegt „De
Standaar d":
Tegen het denkbeeld, om bij de verkiezin
gen voor den Gemeenteraad 't evenredige
stelsel in te voeren, is van de zijde der Re
geering bedenking geopperd.
Men achtte, dat de Stilten-Generaal moes
ten voorgaan; dat eerst de Grondwetsher
ziening moest zijn afgeloopen; oh dat ook
dan zelfs nog het bezwaar overbleef, dat elk
stelsel van evenredige vertegenwoordiging
het optreden van politieke partijen onder
stelde.
Hout snijden deze bedenkingen niet.
In Noorwegen is voor de Gemeenteraden
de Evenredige Vertegenwoordiging reeds
lang ingevoerd, terwijl ei de Storting
nog altoos gekozen wordt naar het majo-
riteitsstelsel. Dit toont, dat het kan. Boven
dien is het zeer de vraag, of men niet beter
doet, zulk een nieuw stelsel eerst op kleine
schaal voor de Gemeenten in te voeren,
en eerst als het volk er aan gewend is, ook
voor de Staten-Generaal.
Op Grondwetsherziening behoeft dit in
elk geval niet te wachten. Onze Grondwet
toch laat de regeling der verkiezing voor
de Gemeenteraden geheel aan de Gemeen
tewet over, en niet de Grondwet, maar
alleen de Gemeentewet bindt ons op dit
oogenblik aan het meerderheidsstelsel.
En wat de derde bedenking betreft, zoo
is het notoir, dat in alle groote steden nu
reeds de politieke kiesvereenigingen de
verkiezingen beheersclien, en dat dit in
grootere dorpen evenzoo het geval is. Waar
nog bijkomt, dat het Evenredigheidsstelsel
evengoed toepasselijk is waar andere dan
politieke oorzaken de kiezers verdeelen.
Bijv. zop in een dorp deels landbouw-aan-
gelegenhoden, deels industrieele belangen
om behartiging vragen.
Zelfs zou het niet 'eens noodig zijn, aan
stonds zulk een nieuw stelsel voor alle Ge
meenten te gelijk in te voeren. Men zou
kunnen beginnen met de Gemeenten van
meer dan 10,000 inwoners. Zelfs zou er geen
overwegend bezwaar tegen bestaan, om hi
de Gemeentewet de keuze tusschen beide
stelsels open te stellen, en zou men liet aan
de Gemeenteraden zelve, onder goedkeu
ring van Gedeputeerde Staten kunnen
overlaten, welk stelsel in een bepaalde
Gemeente zou worden toegepast.
Laat men toch onze Gemeenten niet
altoos in het keurslijf binden. Hoe meer
variatie men toelaat, des te beter zal de
wet aan hot. groote verschil tusschen Ge
meente en Gemeente beantwoorden.
Aan een hoofdartikel in het „W e ek-
"bl a d v a n li e t R e c li t" naar aanlei
ding van het begrootings deb a fc
over Justitie is het volgende ont
leend:
De militaire straf rechtspleging kan bin
nen korten tijd gereed zijn voor de open
bare behandeling. Men weet, dat de Regee
ring reeds ongeveer een half jaar geleden
haar wensch uitsprak, dat de behandeling
zoo spoedig mogelijk zou geaohieden. Thans-
kan het aftreden van den Minister van Oor
log en het optreden van een nieuwen mi
nister misschien weer nieuwe vertraging ver
oorzaken. Hopen wij, dat het niet zoo moge
zijn! De vaststelling van het gewijzigde
Wetboek voor militaire strafrechtpleging
zal, zoo verklaarde de Minister, een novelle
voor het militaire strafwetboek noodzake
lijk maken. Heerlijk vooruitzicht! Do in
voering van het nieuwe, nog steeds op in
voering wachtende Wetboek dagteekent
eerst van 1903. Zeven jaren vormen slechts
een korte spanne tijds in de geschiedenis
onzer wetgeving.
Het Wetboek van 1903 dreigt te veroude
ren nog vóór zijn invoering; datzelfde geldt
van het ontwerp op de administratieve recht
spraak nog vóór zijn vaststelling. Dit ont
werp is wel een paar jaar jonger dan het
genoemde Wetboek doch de tand des tijds is
reeds bezig op gevaarlijke wijze er aan te
knagen.
De eenige jaren geleden hoog vlammende
geestdrift voor de administratieve recht
spraak dreigt te verdooven; de Amster-
damsche hoogleeraar Struyoken heeft nu
onlangs het bij dezen en genen nog slechts
smeulende vuur met een kouden waterstraal
getroffen. De invloed van zijn optreden was
bij de nu gevoerde beraadslagingen duide
lijk merkbaar; vooral mr. Yan Hamel was
zeer onder den indruk van het werk van zijn
.oud-ambtgenoot. Wat mr. Struycken wil
staat principieel tegenover wat mr. Loeff
in zijn ontwerp heeft uitgewerkt; er zou dus
wel iets voor te zeggen zijn de Kamer eerst
een beslissing te laten nemen over den weg,
dien zij voor den juisben houdt. De Mi
nister voeldè echter niet veel voor een der
gelijk academisch debat en koestert het
plan het ontwerp voor het Wetboek' van ad
ministratieve rechtspraak bij de Kamer in
behandeling te brengen en zoo mogelijk te
doen aannemen. Of daaraan nog belangrijke
principieele wijzigingen zullen moeten voor
afgaan bleef in het duister. Het zou ons
niet verwonderen, dat de nu door enkele
sprekers gemaakte opmerkingen de
raadgevingen van de heer en Yan Hamel,
Limburg en Idsinga liepen in verschillende
richting er niet toe zullen bijdragen den
ijver van den Minister~en van zijn ambtena
ren tot de hoogst mogelijke spanning op te
voeren. Misschien dat ook bij een volgende
begrootingsdisoussie nog gelegenheid be
staat over de beste wijze om de regeling
der administratieve rechtspraak wel of niet
in behandeling te nemen van gedachten tc
wisselen.
91r. J. I). Veegen». f
Na een korte ongesteldheid ten gevolge
eener longontsteking is gisteravond te
's-Gravenhage op 65-jarigen leeftijd overle
den mr. J. D. Veegens, oud-Minister van
Landbouw, Handel en Nijverheid.
De heer Veegens, die te Leiden studeer
de en daar tot doctor in de rechten promo
veerde op proefschrift „De banken van lee
ning in Noord-Nederland jt liet einde der
18e eeuw," was na zijn promotie korten tijd
advocaat, en daarna journalist. Eenige jar
ren schreef hij het Kameroverzicht van
„Het Vaderland."
In het jaar 1881 werd bij, als opvolger
van zijn vader, benoemd tot griffier der
Tweede Kamer, in welke functie hij zioh
onderscheidde door zijn doorwrochte, hel
dere verslagen.
Reeds in 1888 ruilde hij de griffiers
plaats voor heb lidmaatschap der Tweede
Kamer, dat hij 13 jaren lang onafgebroken
bekleedde. Bij de verkiezingen in 1901 werd
hij voor het district Hoogezand niet herko
zen.
Hij was lid der Commissie voor de Ar-
beidsenquête van 1890, en van de Staats
commissie voor de droogmaking der Zuider
zee.
Een zwaren arbeid verrichtte hij in 1903
en volgende jaren, door als voorzitter van
de Enquête-Commissiea in zake toestanden
onder het personeel van spoor- en tramweg-
bedrijf alle verhooren te leiden en het be-
la ïgrijleste aandeel te nemen in de samen
stelling van het rapport van de Spoorweg-
Commissie.
Een der resultaten van dat werk was zijn
benoeming tot lid van den Raad van Toe-
zioht op de Spoorwegdiensten, hoedanig hij
zich in het bijzonder bezig hield met de
regeling der arbeids- en rusttijden van het
personeel.
In het. jaar 1905 werd de heer Veegens,
die onder do vrijzinnigen altijd aan den
uitersten linkerflank gestaan had, opgeno
men in het ministerie-De Meester, voor het
toen nieuw gevormde departement van
Landbouw, Nijverheid en HandeL
Zijn groote werkkracht zegt het „Hbl."
verder gaf hij geheel aan zijn Ministers-
werk de belangrijke sociale ontwerpen van
zijn departement afkomstig hebben er het
bewijs van geleverd.
Zij werden ingetrokken door Minister
Talma toen deze in Februari 1908 de lei
ding van het departement uit handen van
mr. Veegens had overgenomen.
Voor en na zijn ministersloopbaan wijdde
mr. Veegens ziah aan de rechtspraktijk,
terwijl hij zich groote bekendheid verwierf
als publicist. Hij schreef artikelen over so
ciaal-politieke onderwerpen, vooral in „Vra
gen des Tijds" en „De Gids", werken over
Faillietrecht en Auteursrecht en een Schets
van het Burgerlijk Recht."
Vergadering van Dinsdag 27 December,
's avonds te halfnegen,
VoorzitterJ. E. N. baron Schimmel-
penninck van dor Oye.
B o c e d i g i n g baron Swcerts d
Landas Wyborgh.
Ingekomen zijn de geloofsbrieven van het
nieuw gekozen lid voor Zuid-Holland, de
heer E. 0. baTon Sweerts d© Landas Wy-
- borgh; de stukken worden gesteld in han
den eener oommissi©, bestaande uit de heeren
Knol "Welt, Merokelbach en Miohiels van
Keseenioh.
De commissie adviseert bij mond©, van
den lieer Knol "VVclt tot toelating.
De lieer Sweerts de Landas Wyborghy
binnengeleid zijndo, wordt, na d© vereisch.be
eeden afgelegd tc hebben, door den Voor
zitter gei' nstal leer d
T r e k k e n d e r a f d e-e 1 i n g e n.
Hierna wordt overgegaan tot het trek
ken der afdceling©n.
Regeling van werkzaamheden.
Besloten wordt heden, Woensdag, in do
af deelingen te vergaderen.
Ned..Indische begrooting.
Donderdag a.s. om elf uren zal in open
bare vergadering een aanvang gemaakt wor.
den met do behandeling van de begroeting
vanNëderlandsoh-Indië voor het dienstjaar
1911 met bijbehóorende wetsontwerpen, zijnde
hot ontwerp van wet tot wijziging en ver-
hooging van het Hde Hoofdstuk der be-
grooting van uitgaven van Ned.-Indië voor,
het dienstjaar 1911, ten behoeve van den
havenbouwto Sosrabaja en liet wetsontwerp
tot wijziging en verhooging van de begroo.
ting van uitgaven van Ned.-Indië voor het
dienstjaar 1910 (terugkoop van het parti
culiere land Indrama.joe-West).
Voorts komen dan nog in behandelinlg
de hiervoor gereed zijnde wetsontwerpen.
Zoo noodig zal ook Vrijdag vergaderd wor.
den.
Do Kamer gaat hierna in de af dodingen
tot het verkiezen yan voorzitters en onder
voorzitters.
Do openbare vergadering wordt gesloten.
Bij Kon. besluit is:
lo. onder toekenning van pensioen, eer
vol ontslag uit den militairen dienst ver
leend:
a. met ingang van 1 Jan. 1911 aan den
reserve-kapitein A. J. Kruijder, van de inf.
der landweer in het 28ste landweerdistrict,
op zijn aanvrage;
b. met ingang van 15 Januari a^s., aan
den luitenant-kolonel van den staf der genie
F. H. L. de Wijs, commandant in hot 4de
geniecomniandement, ter zake van lichaams
gebreken
2o. het bedrag van bet pensioen vastge
steld
o. voor den reserve kapitein Kruijder,
voornoemd op f 72 's jaars en zulk met in
standhouding van het voortdurend pensioen
ad f 1274 's jaars
b. voor den luitenanrtkol. De Wijs voor
noemd, op f 1729 's jaars;
3o. aan den luitenant-kol. De Wijs voor
noemd, te rekenen van den datum, waarop,
zijn eervol ontslag uit den militairen dienst
ingaat, de rang verleend van kolonel;
benoemd met ingang van 1 Januari 1911
tot substituut-griffier bij de arrr-reolitbanik
te Heerenveen mr. "E. J. baron van Imhoff,
advocaat en procureur te Groningen, te
vens werkzaam als beëedigd klerk ter grif
fie van de arrond.-rechtbank er. waai'nemend
griffier bij liet kantongerecht aldaar
benoemd tot notaris binnen het arr. As
sen ter standplaats de gemeente Dwingeloo,
M. G. Bon, oandidaat-notaris te 's-Graven-
bage;
H. B. de Blij, gepensionneerd kolonel der
infanterie, militie-commissaris in. het 3de
militie-district van Noord Holland te Alk
maar benoemd tot officier in de orde van
Oranj e-Nassau met de zwaarden;
met 1 Januari 1911 benoemd:
bij het reserve-personeel der landmacht
met bestemming voor den dienst bij do*
landweer
bij de inf. der landweer de geper,sionneer-
de onderluit. der inf. van het leger in Ned.-
Indië J. Keur;
met ingang van 15 Januari 1911 benoemd:
bij het wapen der genie, bij den staf van
het wapen, tot luit.-kol., de majoor A. J.
L. M. van Schovichaven, van dien staf;
tot commandant in het 4de genie-oomman-
dement, de luit.-kol. W. J. A. Colthoff, me
de van dien staf;
mr. F. W. Donker Curfcius, met 1 Jan.
1911, benoemd tot adjunct-commies bij' het
departement van Koloniën.
Jlomoeopathiacli ziekenhuis.
Het nieuwe homoeopathisch ziekenhuis,
dat men in de nabijheid van Utrecht aan
den Galekopperdijk nabij den Hommel
hoopt te kunnen bouwen, zal voorloopig
ruimte bieden voor 34 bedden, welk aan
tal, zoodra de noodzakelijkheid zich doet
gevoelen, door bijbouwing kan worden uit
gebreid tot 100 bedden.
Het bouwterrein is kleiachtig en ligt vrij
hoog, zoodat de afwatering van hot terrein
gemakkelijk te regelen is.
Posterijen.
De Directeur van het Postkantoor alhier
brengt tor algemeen© kennis, dat op Zondtvg
1 Januari a.s. hot kant-oor voor het publiek
zal zijn opengesteld als op gewone Zon
dagen n l. vaji 79 uur des morgens en
van 13 uur des namiddags.
Aangezien op dien dag om 3 uur nog
eon tweed© hestelling zal uitgaan, zal geen
gelegenheid bestaan voor het r> f halen van
correspondentie.
Voorts wordt medegedeeld, dat op 31 De.
comber de 5d© bestelling later dan gewoon
lijk en de Gde bestelling in 't geheel niet
zal worden uitgevoerd; terwijl van ai 2
Januari tot zoolang de buitengewone drukte
duurt, het aantal briefpostbestellingen tot
3 zal zijn teruggebracht.
Ten slotte wordt kan belanghebbenden zéér
aanbevolen, om naamkaartjes, prentbriefkaar
ten, drukwerken enz., die in groote hoeveel
heden te gelijk worden verzonden, niet in
de brievenbussen te werpen, maar (lie lie*
ver aan het postkantoor af te geven.
Do Directeur voarnoemicU
M. C. HENNEQUIN.
Leiden, 27 December 191CL