VOOR DEJEUGD ti-IDSCH DAGBIAD Vfc i, Ui1J, ffo. 16599. Woensdag 28 December. Anno 1910. nalffiPii i Iiüi I ii;;i 1 i!«i i iitii i ii:ii 1 i»ïi i i»ii iii'lSj Voor den Oudejaarsavond. i UV7 ■v0 •7. De avond van Oudejaar is zoo bij uit stek een avond voor allerlei gezelschaps spelletjes. Vader en Moeder weten echter piet altijd wat nieuws te bedenken; boven dien moet het iets erg gezelligs zijn, wil len wij in staat zijn om Klaas Vaak'uit onze ©ogen te jagen, 'k Geloof daarom dat ik jelui het grootste p Leizier doe, met je even- alp verleden jaar eenige aardige spelletjes te leeren. Ziehier eeniga PANDSPELEN. Het examen. Een der oudsten van ons zegt een vers regel of een spreekwoord, bijv.: „Een hond dat is een aardig dier I" en nu doet hij beur telings aan elk van ons hierover een vraag, yvaorop we evenwel geen „ja", en ook geen „neon" mogen antwoorden. Die dat wel doet, yexbeurt een pkod; Pij voorbeeld: Jan vraagtIs een hond een dierf Piet: NatuurlijkI Jan: Zijn honden en katten dezelfde die- Ten? Koba: Volstrekt niet. Jan: Heb je wel eens een hond gezien? [Willem: Dat zal waar zijn. Jan: Lust een1 hond een lekker kluifje? [Vader: "Wat graag. Jan: Kan een hond pianospelen? Marietjo: Wel neen, malle jongen. Jan: Een pand! Je hebt „neen" gezegd. Nu is het de beurt van een ander uit het gezelschap om te ondervragen en kiest daartoe ook een ander voorwerp. Hoe meer Ier zich vergissen door „ja" of „neen" te paggeo, dep te grooter is de pret. Een a,TifW pandspel is het volgende: De teerst beginnende vraagt aan zijn buurman: „Als ik een Prentenboek was, wat zou je dan met me doen?" De vrager noemt zich hier Prentenboek, een woord dat met- een P begint. Het antwoord moet nu ook met een P beginnen. Het kan hier luiden: „Plaat jes kijkenNu vraagt nummer twoe op zijn beurt aan zijn anderen buurman„Als ik een Ketel was, wat zou je dan mist mij beginnen?" Antwoord: „Koffiezetten." Weet degeen, die ondervraagt wordt niet dadelijk te antwoorden, dan telt de onder vrager tot tien. Hoeft de 'eerste dan nog geen antwoord gereed, dan moet hij e en pand geven. Een gezelschapsspel uit den ouden tijd. We zullen nu eens een spelletje leeren, waarmede onze betovergrootvader en .over grootmoeder in hun jeugd heel veel schik hebben gehad. Wij kunnen er dus ook schik mee hebben. Onze voorouders noemden dit spel met een vreemden naam „La main chaude" of „qui viva." Wie onder u Fransch leert moet dit maar eens vertalen. Aan dit spel kunnen jongens en meisjes deelnemen. Ban der meisjes gaat op een stoel zitten, terwijl een der jongens in ge bogen houding voor haar gaat staan. Zij bedekt zijn oogen, bijv. met haar. handen of met een zakdoek, terwijl hij een zijner handen opengevouwen op zijn rug houdt. Nu komt achtereenvolgens pik der mede spelenden, die in een kring rondom hen staan, achter hem aansluipen en geeft hem een klap op de geopende hand. Nadat de gene dio den klap geeft weder zijn plaats in den kring heeft hernomen, mag de ge- slagene zich oprichten en tracht dan aan de uitdrukking der gezichten te raden wie hem geslagen heeft. Baadt hij het-, dan moet de persoon die geraden is zijn plaats innemen. Men kan dit spel nog op een andere wijze spelen: In plaats dat de medespelenden elk slechts één klap geven en we d ar in den kring terugkeeren, mag elk drie klappen geven. Bij de twee eerste Mappan moet de geslagene geblinddoekt raden, wie hem de klappen goöft. Baadt hij dit dan moet degeen die geslagen heeft een pand geven. Baadt hij het niét, dan mag èr nog ©cn klap gegeven worden. Bij dezen derden Map moet de geslagene probeer en de hand te vattenvan dengocn die slaat, lukt hem dit, dan moet de eigenaar van de handj een pand gaven. Lukt het den geslagene echter niet do hand te vat tan, dan is hij zelf een pand kwijt. In plaats van Mappen in de hand to geven, mag men de hand even aanvatten of met den vinger even kit telen of iets dergelijks doen. Het inlossen der panden. Wanneer we ons esnigen tijd met pand spelen vermaakt hebban, zijn er natuurlijk vele panden verbeurd. Deze panden moe ten door de verschillen da eigenaran weer worden ingelost of teruggewonnen. Daarvoor moeten zij datgene doan wat hen door de bewaarder der panden bevolen wordt. Dit pandinlossen kan ook de noodige vtoo- lijkheid geven, maar daarvoor moet hij of zij die de panden bewaart, telkens eau nieuwe opdracht weiten te bedenken. Dit is niet zoo heel gemakkelijk en daarom zullen we -ar hier eenige voorbeelden van gaven: 1. Om het pand terug te krijgen moet de eigenaar drie minuten mat een ernstig of boos gezicht zitten, terwijl de overigen alle moeite doen hem aan het lachen te krijgen. 2. De pandeigenaar moet een vraag doen, die alleen door „ja" kan worden beantwoord. (De eenige vraag die slechts door „ja" kan worden beantwoord is: Hoe wordt j en a te zamen uitgesproken?) 3. Hij moet zijn buurman in zijn broek zak steken. Een meisje kan ziehzelve in het sleutelgat steken. (Dit volbrengt men door de woorden „buurman" of „zichzelve" op een papiertje te schrijven en dit in brojk of sleutelgat te doen). 4. De eigenaar van hot pand most de kamer uitgaan en bij het terugkomen zor gen dat hij goen hoofd meer heeft. (Dit zal menigeen onmogelijk vinden. Het is ech ter eenvoudig. Men komt terug zoo-als men gegaan is en zegt dat men nog slechts één hoofd heeft, duts geen hoofd méér. Eenige lastige vragen. Wie is zoo knap de volgende vragen tö beantwoorden. Do antwoorden deden we inj een der volgende nummers mede. lo. Hoeveel tijd heeft men noodig om tot billioen te tellen? Een billioen is millioeft maal millioen. 2o. Drie zonen erfden den wijnkelder van, hun vader, ymarin 21 vaten lagen. Van deze vaten waren er 7 vol, 7 halfvol en 7 leog. Hoe moesten ze nu deelen dat ieder evenveel wijn en evenveel vaten kreeg? Israël Slager. Neen, vriendjelid, vacant ie nemen we nog niet, dat doen we pas als de zomer weer in het verschiet as. Ik kan me begrijpen dat je met het fraaie boek in je schik bent. Je wint nog al eens wat; je bent blijkbaar onder een gelukkig gesternte geboren. Horman en He ndrik van Zanten. Als je de jregds van het Kerstmiss pel nog eens aandachtig overleest, zal-ja' zien, dat je met de zwarte schijven niet óp de bruggen moogt blijven staan. Er staat„het pas. se eren, dat is: het overtrekken der brug. gen wordt voor oen keer schuiven gera kend." Er staat bovendien: „De bedoeling van het spel is met de acht zwarte schij ven de dame in te sluiten." En verder: „De dame verliest het spel als ze door al la acht tegenstanders is ingesloten. Ook als ze zich bevindt Gp een der vakken gren zende aan de hreede dwarsbalken en door vijf tegenstanders is ingesloten." Ge ziet dus, dat ge om het spel te -winnen min stens v ij f of anders acht schijven moet gebruiken. Ge kunt dus onmogelijk vier schijven afzonderen, om voortdurend opy of bij de bruggen ppst te vatten en even min de vier aan het groote middenvak gren zende vakjes blijvend bezetten. Er is echter nog een reg?l door u over» het hoofd gezienNemen we eens aan datj ge het niet winnen wilt, door de dame in te sluiten, maar dat ge ze verhinderen wilt do bruggen over te trekken en het mid- vak te bereiken. Wat dcet ge dan: daq plaatst go vier van uw schijven op de vieaj middelste vakjes en de vier overige schijveq elk bij de vier bruggen. „Zio zoo," zegt ge, „nu kan ze lekkei; niet meer weg." Denk jé dat nu heusch Dan heb je het| mis, hoor! Ze kan alle acht schijven uijj hun mooie stelling -tarjagennaar de zwartig vakken in de hoeken door eenvoudig het veld F te bezetten en dan krijgt zq nog een prijsje toe. Lees maar: „Als dq dame een der vakken met F gemerkt (die^ evenals de Marentakvakjes, alleen dooi) de dame mag worden bezet) bereikt liecft^ ontvangt ze een flikje van alle acht made, spelenden en moeten deze allen weer naar) hun zwarte vakken terugkeeren." Tot zoover! Ik hoop dat jullie het. nq goed begrepen hebt en raad je aan leaq nog eens goed alles na wat ik verleden weel} geschreven heb. Het is een heel aardig spejj en de moeite van het instuderen wel waard# NEEF HEIN EM AN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 11