No. 15591
XiEfIDSCH DAGBLAD, Zaterdag» 17 December. Eerste Blad.
Anno 1910,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Hun roeping getrouw.
«d
Ondcir Ket Koofd „Cijfers" solvrijffc de Heeir
E. van Dien, te Amsrtoïdajn, ia het „W e e k-
hlad voor don Ilandoldrij vonden
UB Indnetrieelen Middenstand"
(üi-bl;
De voornaamste hijzaak in iedere han.
Idelaonderneming is de boekhouding. Ik
jrit deze meaning meb voorliefde in die
'■wottrden, om vooral te doen uitkomen, dat
Ide boekhouding in het bedrijf is een onder,
derf, idea hulpmiddelmaar het voor.
haam s te van dezen. Ik bedoel dus, dat
letr geen transactie mag warden, nagelaten
jof gesloten ter wille van de boekhouding;
dat deze zich als de dienstwillige dienaar,
laltijd en onder alle omstandigheden, heeft
te voegen naax hot bedrijf; dat zij ieder
©ogenblik al datgene moet kunnen aanbie
den, wat naar billijkheid van haar kan wor
den verwacht, maar dat men dan ook alles
É(r aan ten koste moet leggen wat noodig is.
En zie hier nu den goeden niest to na
'gesproken een zwak punt van onze lamd-
genooben. Ze zijn nog te veel geneigd, om!
'de uitgaven voor hun boekhouding te be-
'sohouwen als onkosten, waarop zooveel mo-
'gelijk, moet worden bezuinigd.
De 'regel„wat niet is iiitgegè-
ye(n, is het eerst verdiend", wordt te veel
op de boekhouding- toegepast.
Misschien is deze fout al ontstaan in de
tijden van de Oost-indische Compagnie, toen
'onze vooroudei-s zoo schuw gemakkelijk hun
•geld verdienden. Men lachte wat om den
oonsciontieu2»n boekhouder, die zijn patroon
tot in stuivers en penningen nauwkeurig de
{winst ging voorrekenen.
1 Het -boekhouden stond voor korten tijd in
bns goede vaderland in' eau reuk vam peu
terigheid ©n.mysterie I
1 In de laatste twintig jaren is een beweging
teïL goede gekomen. Op aanstichting der vcr-
loenigingen van handels, en kantoorbedienden,
bïisschien wel gesteund door do inmiddels
bpgekomen accountancy, is 'do studie van
het boekhoudt tot in allo lagen van han
del en industrie doorgedrongen, en betrek
kelijk weinigen kunnen in gemoedo onbe
kendheid mjat de beginselen van hot book-
{houden voorwenden.
Maar het fabrioosren van jeurnaalposten
én. het opstellen van balansen vormen niet
mioer dan. een deel van het boekhoudera-
[wexk. De Boekhouding, dio niet anders doet,
dan don koopman ua het einde van het
jaar vertellen hoe groot de winst is geweest,
komt, als het hinkende paard, achteraan. Ieder
koopman woat ook zonder boekhouden te
vertellen of het jaar goed of slecht is ge-
fwoest en menigeen weet 'daaraan een schat
ting van het winstcijfer toe te voegen.
Wat, naast boeking van schulden On vor-
Idotingen en naast balansen, van de boek.
houding geëischt moet worden, is het re-
'gébuafeig verstrakken van statistieke gege-
yans.
Men- Vergiete niet, dat de bésten onder
k mdustxioelen en kooplieden deze statistieke
I gegevens tot h!un beschikking hebben en
r hun voordeel er mee doen; dat men tegen
I lie besten heeft te ooncurrecren, en dat men
dus ondergaat, i ndien men hun goede hulp-
iniddolcn niet gebruikt. Wat de ontleed,
kunde voor den geneesheer is, is de statis
tiek voor den industrieel. Zij leert hem, hoe
'zijn zaak in do détails functionne.vrt, waar
'de fouten zijn, waar de vooruitgang is.
Een groot© handels.onderneming in Amerika,
'zonder een „értatistic.department", is onbe
kend. Dezw af deeling leert, bijv. in de wa
lree hui'zen, wtelke artikelen hot meest ver
kookt worden, wat ieder verlcooper omzet,
[welke kosten iedere afdeeling heeft, hoe deze
•zaoh tot Idem omzet dier af doeling verhou
den en dit alles en nog veel moer dagolijks,
tïóó, dat do ohefs als het ware ieder oogen-
blik op do hoogte zijn van den gang der
•zaken in hun onderling verband. En het
lia wel opvallend, dat de boste zaken, die
ik ia Holland kén, die' zijn, waarin van
(de statistiek het best gebruik wordt gemaakt.
Wat het nauwkeurig kennen van den kost
erijs don fabrikant bevoordeelt is voor liem,
nio zich bij zijn prijsbepaling naax con
currenten regelt, haast ongelooflijk. En ik
Versta onder „nauwkeurig kennen" nu niet
hot samentellen van grondstof-prijs, loon en
ten op-den.gis bepaald peroentxge, maai'- het
werkelijk nauwkeurig berekenen Van.
fabrieks- en verkoopsonkosten. Het gezegde
„ieder man is waard wat hij zichzelf schat,"
is ook op het fabrikaat van toepassing.
Laat men bijzondere omstandigheden bui
ten beschouwing, dan geldt als rogvdieder
fabrikant kan voor zijn artike
len den kostprijs, verhoogd met
een faire winst, bedingen. Ik zoU
dien regel wel op ieder fabriekskantoor met
groots letters gedrukt aan den wand willen
hangen, en ik ben er zeker van, dat ieder
fabrikant overtuigd zal worden van de waar
heid, mits hij dan ook werkelijk den kost
prijs zijner artikelen kent. Men kan een
ander niet overtuigen, zoo men zelf niet
innerlijk overtuigd is: het is juist die in
nerlijke overtuiging, die vele fabrikanten
helaas nog missen.
Hoe gaat hot dikwijls nikt prijsbepalingen
Reizigers ©n agenten komen met de me-
dedeeling, dat concurrent X. precies het
zelfde artikel zooveel percent minder aan
biedt dan de eigen fabriek. De fabrikant,
die niet terdege den kostprijs van zijn
fabrikaat kent en die zijn zaak aan gang
wil houden, geeft toe en scheldt daarbij
op X. Maar hij vergeet, dat X. misschien
-evenmin kan rekenen, als hijzelf, en dat de
heeren. nu bezig zijn elkander op te eten,
totdat er, als in cje fabel, niets overblijft
dan do staarten.
Laat men de vroeger genoemde bijzondere
omstandigheden buiten rekening, dan zal
niemand met verlies willen vexkoopen. Maar
om te weten, dat men met verlies ver
koopt, moet men .nauwkeurig zijn kostprijs
kennen. Weten, met welke bedragen die kost
prijs wordt verhoogd door ruimte, licht, af-
sclirijving, kracht, rente, toezicht, opborgen,
onderhoud van machines, enz. Kent men dus
den kostprijs in de fabriek, dan wordt dio
verhoogd met de verkoop-onkosten, als ad
ministratie, reiskosten, provisies, reclame,
franco's, kantoorhuur en eigen belooning.
Do fabrikant, die op deze wijze zijn kost
prijzen nauwkeurig kent, zal evenmin be
neden die prijzen vorkoopen, als. hij oen
gulden geeft voor 90 centenen hij zal
zijn kostprijs mèt winst even zeker ma
ken, als hij, zonder dien prijs te kennen,
te gronde zal gaan.
Wat ik hier verkondig, heb ik bij her
haling in praktijk gebracht en niét suc-
oes. Maai* voor dio toepassing was het altijd
noodig uit do administratie nauwkeurige ge
gevens te verzamelen en die te ordenen.
Waren die gegevens bekend, en kwamen
daaruit do kostprijzen t© voorschijn, dan
volgden ook do verbaasde gezichten. Het
een© artikel werd veel te duur, hétandere
veol te goedkoop genoemd, én slechts aarze
lend beloofd© men onder hot niouwo regime
offertes te maken. Het is mij nog nooit voor
gekomen, dat iemand van hét wetenschap
pelijk-vast gestelde kostprijs-systeem is terug
gekomen.
Dat oijfers en nog eens cijfers daarvoor
hot. eahig noodige zijn, behoef ik nu niet
ineer t© betoogen.
De „H a a g s c h e Courant" herinnert
aan verschillend© gevalLen, waarin de Re
kenkamer meende aanmerking te
moeten maken op rekeningen, welke den
Staat werden aangeboden door ambte
naren. Daaruit blijkt, dab het misbruik,
van heb Rijk te halen wat er 'van te halen
is, diepe wortels heeft geschoten.
Het komt het blad voor, dat niet alleen
het scherpe toezicht van de Rekenkamer dit
moet tegvengaan, voor zoover hot niet aan
haar oontrölo'wcrdb'onttrokken maar dat
het ook hoog noodig wordt, van bovenaf
een beter voorbeeld te geven.
Daarbij hooft d© „Haagschc Cou-
!rant" het oog in 't bijzonder op d© p en-
si o on en.
„Pensioenen zijn ingesteld om dc ambte
naren van Staat en Gemeente te noodza
ken, met ©en bijdrag© uit de publieke kas,
zich tegen broodsg©brek op den.ouden dag
te verzekeren. Het Staatsbelang eischt, dat
een afgeleefd© ambtenaar geen armoe lijden
zal. Daarom moet hij zich verzekeren, premie
storten; de overheid past bij; en op zekeren
leeftijd, als hij in don regel geen valide
werkkracht méér i s, kan men hem ontslaan.
Dat in 't algemeen ambtenaren, zelfs als
zij vermogend zijn, zicli na liun ontslag li©t
hun toekomend pensioen laten toekennen, al
behoeven zij bét niet als alimentatie, is Ver
klaarbaar. Ten doelo is hét door hen zei ven
betaald, bespaard. Er is dus niets onbillijks
in, dat zij het aannemen.
Maar de Pensioenwet maakte, met afwij
king van haar beginsel van evenredige bij
drage door den ambtenaar, 'een bijzonder'
gunstige bepaling voor de ministers.
Deze, die in den regel niet veel meer dan
vier dienstjaren halen, kunnen ofschoon
jdj daarvoor niet noonreiLswaard storten
na hun aftreden aanspraak doen gelden op
een pensioen van ten hoogste f 1000; onge
veer f 3 voor ©lken dag, dat zij in functie
zijn geweest.
De reden voor dat bijzondere voorrecht
ligt voor de hand: door hun dit recht op
een redelijk pensioen te verzekeren, waar
borgde de wetgever, dat ih den regel do voor
het ministersambt aangewezen persoon zich
daaraan niet zou hobbm te onttrekken op
grond, dat hij, zonder vermogen zijnde, een
gunstige positie niet kon prijsgeven voor een
kortstondig ministerschap, indien hij daarna
zonder inkomen op straat zou staan, aange
wezen op liet zoeken van. een baantjo voor
levensonderhoud.
Dat rijke lieden zich' voor de eer van het
ministers ambt vaak aanzienlijk© geldelijke
schade getroosten, is even waar als doti
niet zelden oud-ministers zeer gezochte per
sonen zijn voor hoog bezoldigde particuliere
betrekkingen en er dus ook zonder pensioen
wèl bij varen. Maar dit mag geen reden zijn,
om hén, die minder gelukkig of handig zijn,
of die zulk gebruik vau hun positie niet
willen maken, in kommerlijken toestand te
plaatsen;
't Beginsel van liet reoiht op pensioen
voor ministers is dus zeer Vgoed.
Maar.de toepassing, die-dezen er aan ge
ven, deugt vaak volstrekt niet.
De Pensioenwet zegt., dat-ieder ook de
o.ud-minister pensioen moet aanvra
gen. Wie 't niet binnen vijf jaren vraagt,
die krijgt het niet.
Had de wetgever niet bedoeld, en ver
wacht, da.t zij, die zulk eren alimentatie niet
noodig liehben, ©r dan ook niet om zouden
vragen, dan zou hij hebben- bepaald: d©
rechthebbende krijgt bet, bij en door zijn
ontslag. Hij deed dit echter niet. Het pen
sioen moet worden aangevraagd. Do wet.ge
ver onderstelde, dat de vexmogenden wat
ministers zeerr vaak zijn het niet vragen
zouden.
Zooals in Engeland algejmken gebruik is,
waaT sleohts zéér enkele jaftredendo minis
ters het hun toekomende 'pensioen (en dat
is daar veel liooger dan in ons land) aanne
men.
Do practijk was eohter anders. Een Ne
derlander slaat niets af dan vliegen. Zelfs
ïnillionnairs namen rustig huu pensioen aan.
Onder voorwendsel, dat zij immers slechts
van hun rocht gebruik maken."
"Hot blad haalt voorbeelden van ïnillion
nairs aan, dio het ministerspensioen genie
ten. Zelfs wkrd aan weduwen van schatrijke
oud-ministers op Laar aanvraag een pensi
oen toegekend.
Do Regeering kan, althans in den regel,
don mensohen niet in de beurs zien. 't Zou
dus niet aangaan, hier heb beginsel der On
gevallenwet too: te passen, dat oen ongcval-
lenrent© wordt toegewezen, indien en voor
zoover de betrokkene haar noodig heeft; Do
beoordöoling 'ten aanzien van zulke pensioe
nen moet staan aan dé betrokken personen
zolvon.
Maar is het te veel gevergd, vraagt hot
blad, wanneer dan ook wordt verlangd, dat
zij daarbij hun eergevoel zulten laten wer
ken? Dat niemand, die uit-eigen middelen
vermogend is,- zulk ©en alimentatie uit
's Rijks kas aannome? „Qns dunkt-, het moest
een zaak van ©er en fatsoen worden, in zoo
danige gevallen geen pensioen aan te vragen
niet van de schatkist, die voor oen goed
doel uit do zakken van niet-vermogondeu
wordt gevuld, te halen wat er van to halen
valt."
Zeker valt er voor deze opmerking van
de „IT a a g s o h e C o u r a n t" te zoggen,
aldus „De Residentiebode". Maar
toch is do kwestie niet zoo eenvoudig als
het oppervlakkig lijkt. Waar zal de grens
moeten zijn? Vermogen is immers betrek
kelijk. Do ©en rekent zich bij een beschei
den j/ikomen al vermogend, terwijl een an
der, die ruim© middelen bezit> zich nog
'zeer „fatsoenlijk" zal achten, als hij een
„alimentatie uit 's Rijks kas" ©r bij- krijgt.
Bij de regeling, welke de „H a a g s o hé
Courant" wil, zou het kunnen voorkomen,
dat juist hij, die het meest op zijn „eer ©n
fatsoen" gesteld is, in bekrompen omstan
digheden na zijn ministerschap zou voorb
leven- Dat is ni©b de bedoeling, maar hot
zou er uit kunnen voortvloeien, als derge
lijke regeling ingeburgerd word.
Maar misschien is ook daar iets op te
vinden, jom het goede der regeling te redden.
In het „Tijdschrift voor Ge
neeskunde" bepleit dr. G. W. Bruins-
ma, naar aanleiding van de indiening van
het ontwer p-Z i e k t e w eb, doelmati
ge voorziening door den Staat in de behoef
te aan geneeskundigehulp der
minder gegoede bevolking.
Xiet door aanstelling van Staategeneeshee-
ren wil de schrijver dit doel bereiken;
maar door een wet, regelende de oprichting
en Let beheer van ziekenfondsen.
In iedere gemeente, zoo zouden de eerste
artikelen dezer wet moeten luiden, wordt
onder beheer van heb bestuur der gemeente
minstèns één ziekenfonds opgericht.
De leden van difc ziekenfonds hebben
recht op kostelooze geneeskundige hulp
roor zich en hun gezinnen.
Leden zijn: a. alle armlastigen; b. al die
genen, die vallen onder de verplichte verze
kering tegen de geldelijke schade, ontstaan
door werkloosheid ten gevolge van ongeval,
ziekte, invaliditeit of ouderdom; c. allen,
wier vermoedelijke inkomsten zekere grens
niet te boven gaan; d. allen, wier vermoede
lijke inkomsten wel is waar de bovenbedoel
de grens te boven gaan, dooh zeker bedrag
niet overschrijden en dienovereenkomstig
premie betalen voor zich en hun gezinnen,
na zioh als leden te hebben laten inschrij
ven. Dit bedrag en deze premie behoeven
niet voor alle gemeenten dezelfde te zijn.
Alle geneeskundigen, zoo zouden verdere
bepalingen moeten luiden, kunnen zich
voor de behandeling der ledên laten inschrij
ven, hetzij gewoon huisarts, hetzij als
specialist; zij worden voor hun diensten
gehonoreerd naarmate het aantal personen
en gezinnen, bij hen ingeschreven; dit aan
tal mag zekermaximum niet te boven
gaan.
Dit wat de twee hoofdpunten aangaat,
doch het spreekt vanzelf, dat zich daar
omheen allerlei wettelijke bepalingen zul
len scharen, waarvan tegenwoordig wel cl£
behoefte wordt gevoeld, dooli waaraan geen
verdere aandacht wordt geschonken. Zoo
staat het bijv. vast, dait tal van zieken
met kans voor genezing in eigen huis een
voudig niet kunnen behandeld eii ver
pleegd, veel minder nog geopereerd wor
den; in iedere gemeente van zekeren om
vang za-1 daarom een ziekenhuis aanwezig
moeten zijn, voldoende, aan bepaalde
eischen, waartoo o. a. behoort een gelegen
heid tot afzondering voor besmettelijke
zieken.
Kleinere gemeenten kunnen zich vereeni
gen tob het bouwen van zulk een inrich
ting of zijn verplicht, zooals in België en
Frankrijk, een overeenkomst aan te gaan
met een naastbij gelegen gemeente, *aar
zulk een inrichting bestaat; ook met par
ticuliere imlchtingon, die aan dc eischen
voldoe^ kan zulk een overeenkomst wor
den aangegaan.
De administratie dezer regeling on liet
plaatselijk toezicht op deze voorziening in
geneeskundige hulp is opgedragen aan bet
ooilege van B. en Ws.; de algemeeno con
trole aan de organen van het Staatstoe
zicht op de Volksgezondheid, wiens werk
kring dienovereenkomstig moet worden ge
wijzigd en aangevuld, op de manier zooals
in een vroegere wetgeving in ons land niet
onbekend was.
De kosten dezer nieuwe regeling zullen
uiteraard aanzienlijk zijn, doch men ver-
lieze bij do beoordeeiing niot uit het c*og,
dat zij ten goede komen aan medeburgers,
die het meest behoefte hebben aan hulp
en tegemoetkoming, namelijk het minder
gegoede deel der bevolking gedurende de
dagen van ziekte en voor wie juist gezond
heid het eenige middel is om in hun levens-»
onderhoud te voorzien.
Trouwens, het dragen van dezen onkos-
tenlast kan over vele schouders verdeeld
worden
Voor de leden dezer ziekenfonds, ond<*r
a genoemd, bstalen de armbesturen en lief
dadigheidsinstellingen, zooals zij het ook
heden doen. Voor de leden b worden aan
zienlijke sommen ontvangen van werkge
vers, hoofden van ondernemingen, enz.,
zooals zij ook thans door ongeval-, ziekte-
of andere wetten verplicht zijn tot stor
tingen, en bovendien de gelden, die d*
loontrekkers zelf volgens sommige dier
wetten moeten bijdragen.
Eindelijk komen alle premicn ten goede
van de verplichte en vrijwillige leden, on
der c en d bedoeld, en die voor het meeren-
deel ook tegenwoordig reeds geregelde pre
mien betalen in verschillende ziekenfondsen.
Endelijk zullen sübsidiën van de gemeen
te, de provincie en 'het Rijk, Svaar de
bovenbedoelde vergoedingen to kort schie
ten, zeker niet minder, goed te verdedigen
zijn dan zij vaak op ruim© schaal verleehd
worden voor andere doeleinden van alge
meen belang.
In een driester Vreomd merkte „11 e t
C e n t r u m" op
In de dagbladen circuleert het bericht,
dat, „naar verluidt, de reohterzijdo
van de Tweede Kamor haar g c-
d r a g s lij n bij de o o r 1 o g s- en do
mari-neJjegroo. t i n g zou bepaald
hebben in dezen zin, dat, het tevoorschijn-
roepen van een ministerieel© ori-
s i s aan die departementen buiten-
gesloten zou zijn."
Wat dit beridht te beteekenen heeft, is
niet zeer duidelijk.
Het lijkt ons minstens voorbarig en over
bodig, en maakt een tendentieuzen indniK,
wat toch wel niet de bedoeling zal zijn ge
weest.
Onaannemelijk is in elk geval, dab do
„Rechterzijde" reeds nu zou hebben mee^e
deeld, aan wien dan ook, wat haar hou
ding zal zijn bij de oorlogs- en marinc-ke
grooting.
Dat heeft men^'af te wachten.
En van den anderen kant schijnt het cok
minder correct, de voorstelling te wekkep,
alsof de positie der twee betrokken minis
ters van dien aard zou zijn, dat de Rechter
zijde te hunnen bate een bepaalde gedrags
lijn" had vast to stellen.
Zoo wordt vooruitgeloopen op de verde
diging, welke de heeren Cool en Wenlhur
van hun beleid zullen hebben te leveren en
daaromtrent bij voorbaat te kennen gegeven,
dat hoedanig die verdediging ook rijn
moge de Rechterzijde met haar votum ge-
reed staat.
En voor de ministers, èn voor de Redte
terzijde is dit declineerend..
9lon<l- en klauwzeer.
Do minister van landbouw heeft aan -,lo
oommissarissen der Koningin in de onder
scheidene provi nciën het volgend schr<j vc li
gericht.
„In verband met de omstandigheid dat
liet iüönd- en klauwzeer zich in het buiten-
land uitbreidt en met naïné'in DuitBohlaud
een dreigend karakter aanneemt, acht ik
j het van groot bc-lang, dat de veehouders
door middel van de burgemeesters, met na
druk gewezen worden op het noodzakelijke
van onmiddellijke aangifte van onverhoopte
gevallen van mond- -en klauwzeer. Het be
hoeft geen betoog, dat het gedurende ©eni
gen tijd verzwijgen vau een eerste ziektege
val en het dientengevolge in stand blijveu
van een bron van besmetting noodlottige
gevolgen met zich brengen kan.
Zelfs verdient het dc voorkeur dat ook
in twijfelachtig© gevallen, kennis' gegoven
en niet gewacht worde, totdat meerdere ze
kerheid omtrent den aard der ziekte ver
kregen is."
En hij liet zioh weer op zijn stoel neerval-
leu en begon woest te spelen.
Bijna gelijktijdig bereikten Stpéhanie en
Edith' het boudoir van de eerste, waarin
freule- von Hallehen was achtergebleven.
Be anders heel kalme hofdame kon een
kreet van verbazing niet onderdrukken,,
toen zij heiden zich plotseling in de deur
ver icondon. Tusschen de tafel, waarop het
alfcaarkleed was neergelegd, en den divan,
stondde kamervrouw, op haar arm het
hondje van de Prinse© hondend; naast
haar twee heeren, van wio de een Dorau,
lijfarts, was. De andere was een slanko
jonge'man, dien de Prinses nog niet gezien
had en die ï'n zijn hand een flaconnetje
had. Juist had hij den dokter en de freule
*otgclegdf> dat hij met den inhoud van clat
fleschjc niet alleen het hondje van de Prin
ts, maar ook nog wel een honderd andere
dieren zonder pijn door een kleine aanra
king kon dooden. Do lijfarts had meermalen
ftofc instemmmg geknikt en tegen freule
ten Halleben gezegd hoe goed het was, dat
ft,jn voortreffelijke collega, dr. Paul Loh-
hem hielp bij de volvoering van een
teor hem zeer onaangename opdracht' van
en Hertog. Hij had Paul voorzichtigheid
uangeraden, om op te passen, dat hij niet
°°r het arme hondje gebeten zou worden,
Cn juist had hij het dier vastgepakt, om cte
operatie te doen plaats hebben, toen de
tenses in de deur verscheen en de gil van
haar hofdame met een nog luideren kreet
beantwoordde. Met een blik had zij alles
gezien: de aanwezigen stoven uit elkaar en
trachtten zich een houding te geven. Het
beestje uit de armen van den dokter weg-
grijpen en allen aanziende met een blik van
geweldig© minachting, was het werk van
.een ©ogenblik. Toen zeide zij
„U verlaat ©ogenblikkelijk mijn kamer,
dokter, en komt niet terug vóór ik u laat
roepen. Freule von Halleben, één enkel
woord. U wist hoeveel ik van dit dier hield
en u leende er d© hand toe om h'ot dier van
kant te maken. Ik kan, helaas, niet hopen
dat mijn verzoek, dat u ontslagen zult wor
den, bij mijn vader een goed gehoor zal vin
den; maar wanneer u ook in de toekomst
mijn hofdame blijft, reken er dan op, dat
dit het laatste woord is, dat ik tegen u zeg.
Kom, Edith, laat ons gaan; heb schijnt wel,
dat ik nog altijd te veel genoegen in mijn
leven Keb."
Zonder op de tranen der aanwezige vrou
wen te letten of acht to slaan op do ver
warde uitroepen, dat alles geschiedde op
bevel van den Hertog, verdween de Prin
ses met liaar hondje. Dokter Paul, wien de
Prinses, blijkbaar zonder hem aangezien te
hebben, het buisj© ontrukt had en dien
zij verder geen blik had waardig gekeurd,
was do eerste, dio zijn tegenwoordigheid
van geest terug kreeg en dokter Dorau mee
nam. Buiten het vertrek zeide hij
„Men heeft u ©n u hebt mij, zij het ook
buiten uw schuld, een gek figuur laton ma
ken. Dio kleine, teere Prinses begon wat ie
lijken op een leeuwin. Wat dunkt u, dat nu
verder gebeuren zal, en hoo wilt u mij dat
vergift terugbezorgen? De Prinses heeft
het buisjo bij zich gehouden^ en als zij bet
weggooit, kan er nog gevaar genoeg door
ontstaan."
„Wat gebeuren zal? Wat altijd gebeurt:
nu moet een eenvoudig middel worden toe
gepast. Een lakei haalt vandaag of morgen
het mormel weg en het wordt eenvoudig
doodgeschoten. Maar er moest een comedio
op touw gezet worden en de Prinses moest
haar hondje dood vinden liggen opdat wij
allen haar behoorlijk zouden kunnen con-
doleeren. In de eersto plaats moeten we den
Hertog mededeelen, dat do zaak spaak is
geloopen. Exouseer mij, ik ga hiervoor naai-
Lor berg; die moet het verder maar op
knappen."
De beide doctoren bevonden zich op een
gang, van waar een trap leidde naar de bo-
ververdieping waardoor men regelrecht
kan komen naar de vertrekken van den !£«ƒ.•-
tcg. Dokter Paul reikte den ander do baad
en zeide:
„'t Was in ieder geval een slecht 'idéé,
wat mij niet verhindert u dankbaar te zijn,-
dat u mij hebt willen introduceeren."
„Nu vergis je je. Die mislukte geschiedenis
en de belachelijke rol, di© wij ons op den
hals hebben gehaald, zijn ons in de toe
komst misschien van veel meer nut dan we
op het oogenhlik denken."
Dokter Paul wist daarop niet veel te
zeggen en ging weg. Het was hom te mor
de, als had hij, verblind door zijn bucc;3 van
dezen morgen, een gunstig toeval te or ut.aai
willen aangrijpen. Langzaam wandelde hij
verder den slottuin in, toen hij bij jen ia-
gang zijn broeder en Erich Francken her
kende. Hij had geen lust hen nu te ont
moeten, ©n ondervraagd te worden naar
het doel van zijn aanwezigheid in b?t ko
ninklijk slot.
XIY.
»Schitterend ging de zon onder; de laatste
stralen wierpen een prachtig licht op het
heerlijke park van het kasteel. De hemel
was volkomen helder, een paar rose en
violette strepen kleurden den horizon nog
even. Van uit het gedeelte dicht bij het slot
kon men zien de schitterende verlichting
van de zalen; een verlichting ter eero van
het feest, dat. heden gevierd werd. Hot was
nu niet, zooals op andere zomeravonden,
rustig in het park; aan den kant van de
stad reden rijtuigen af en aan, zooveel als
er in Forstenburg waren; aan de andere
zijde stonden menschen, die niet uitgenoo-
digd waren, en die de naam „Stephanie",
die in lichtende letters was aangebracht
boven den ingang, aangaapten.
Men vierde den verjaardag van de Prin
ses, die heden twee en twintig jaren werd.
Na een groot concert, waarop een cantate
van Camillo Arsakoff zou worden uitge
voerd, zou er een hoffeest plaats hebben.
Voor beide waren talrijke uitnoodigiugea-
verronden; d© uitivoering van Arsakoffs
cantate had de gelegenheid geschapen c-en
aantal personen, die anders niefc in de ter
men vielen op een dergelijk feest uitgenoo-
digd te worden, met een introductie geluk
kig te makec;-j';-
Bij het conec-ft werkte de stedelijke zang-
vereenigiog mee en het was bepaald, dat
de dame* en. heeren na afloop van het con-
oert zouden blijden en in een afzonderlijke
zaal zoudéfc*J5£upeeren. De Prinses zou clan
een oogenUik in dat vertrek komen eü
eenigen der jong© clames, voor zoover zjj
althans behoorden tot de goecle families der
stad, een paar v/oorden toevoegen, en ook
den dirigent Walther Sohtiltz, die de uit
voering had voorbereid, bedanken.
Het concert was zooeven met Arsakoffs
werk, een schitterende compositie; die voor-
ai indruk gemaakt had door een frappantcn.
rhythmiek en mooie orkestrale effoctsn ge
ëindigd. Het werk werd langdurig toege
juicht en al betrof liet enthusiaSrne voor
een goed deel de jarige Prinses, zij bet
tooh ook de uitvoering onder Arsakoffs h-.-
ding. Langzaam verspreidde' de menigte
zioh door de versohillende vertrekken. I»o
Hertog soheen vandaag zeer zachtzinnig ge
stemd te zijn, hij was vol attenties voor
zijn dochter en had haar dankbaar gestemd,
toen hij Camillo voor zijn compositie een
zilveren dirigeerstok deed overhandigen,
en den muziekdirecteur, die mrt do voor
bereiding groot© inspanning had ge bid,, een
ridderorde verleende. Die feilen waren
spoedig algemeen bekend en given een vroo-
lijk© stemming; men praatte luider en op
gewekter clan op andere hoffeesten.
Toen de Hertog met zijn. dochter .aan cbn
arm door cle lange rijen van hen, .die dien
bogen, schreed en een glimlach van lijd
tot tijd verscheen op het anders zoo streng©
gelaat, toen hij met enkelen een gesprok
aanknoopte en een paar schertsende, -.voor
den richtte tot een paar oude krijgsmak
kers, was ieder overtuigd, clat Zijn Hoog
heid in een goede bui was.
("Wordt vervolgd.)