ZONDAG5BIAD* lE-iD5CH DAGBSAD VAM HELT Geheelonthouding en levensduur. RECEPT. No. 15585. 10 December. Anno 1910. ¥et* vaas zijn land. hoedde dj "elfs de omliggende beplantin gen, waarover de rook heendreef, voor vorartsobade, die elders gToote verliezen! veroorzaakte. Vaak ook deed bet zich voor, dat de berooking niefc in staat was geweest of van te korten duur was, om de vorstsohade geheel te voorkomenmaar ,'dat deze toch belangrijk getemperd werd, doordat de rook de plotselinge inwerking van de zonnestralen op de aangetaste bloe sems en vruchtbeginsels verhinderde. Ieder weet, ,dat de gevolgen van bevriezing het ergst ^ijn, als op de aangetaste deelen de zon .direct gaat schijnen, en het minst, wanneer de boomen en bloemen in do schaduw staan. Uit alle landen zijn vak- menscken jiaar Colmar gegaan om daar den berookingsdienst te bestudecren. Ook in ons land zijn do rookwogens in gebruik. Ver gissen. ,we ons niet, dan was rar. "VV. van Laar, te öendringen, de -eerste, die zulk een rookwagen, systoeön-Colmar, in ge bruik nam. 't Is reeds zeventig jaar geleden, dat een iaohtenswanrdig Engelsch Kwaker, Robert Warner, zich aanmeldde bij een welbekende ïnaatschappij om oen levensverzekering te Bluifen. Op liet formulier, dat hij had. in te vullen, kwam ook de vraag" voor: „Zijt gij matig in het gebruik van bedwelmende dranken F.n zijn antwoord was: „Neen, ik ben go- 'hec.l onthoudor.De agent zag hst formulier door en zei„Ik donk niot, mijnheer Warner, dat ouzo Maatschappij' zóó uw leven zal Verzekeren." „Waarom niet?" vroeg de Kwaker. „Gij benadeelt uw gezondheid door uw geheel onthoudi n g. „In 't geheel niet, ik ben er daardoor des te boter aan toe." Maar de directeuren dor levensverzeke ring-maatschappij waren het met hun agent eens. Toen zij bemerkten, dat Warner ge heelonthouder was, schudden zij «ernstig hun hoofd. Het ging toch niet aan, onder de verzekerden iemand op te nemen, die aldus een van Gods goede gaven verwierp. Daar echter onkelen van hen Warner persoon lijk kenden als een in alia andere opzich ten uitnemend man, besloten zij hem toch aan te nomen, maar op voorwaarde, dat zij bij de berekening der premie enkele jaren aan zijn leven zouden toevoegen, waardoor het door hem te betalen jaargeld werd ver hoogd. Zij liepen dan, meenden zij, minder gevaar door zijn geheelonthouding schade te lijden. Toen de agent dit besluit dar directiel anu Warner meedeelde, weigerde deze be slist op zulke voorwaarden in te gaan en hij zeido: „In plaats va.n mij hooger premie te laten betalen, mcvist gij mij op voordee- liger voorwaarden dan anderen aanmamjan juist vanwege mpn geheelonthouding." Had mr. Warner gelijk? Dat bewees de uitkomst. Immers, nog in datzelfde jaar 1810 stichtte hij met behulp van een aantel anders ge heelonthouders, grootendeols Kwakers, de „United Kingdom Temperance Life Institu tion" (Geheelonthouders-Levensverzekering maatschappij in het Vereenigd Koninkrijk). Warner zelf kroeg polis No. 1. In het be gin werden enkel geheelonthouders toege laten, maar nadat eon zestiental jaren wa ren voorbijgegaan, werden de deuren wat wij dei' opengezet en ook matige drinkers aangenomen. De naam der Maatschappij werd deswege een weinig veranderd. De twee klassen vanverzekerden werden van den aanvang af zorgvuldig uit elkander gehou den. Zij werden afzonderlijk bsheerd, maar beide volgens dezelfde beginselen en op de zelfde wijze. Robert Warner, die 17 December 1896 gestorven is, heeft mtót eigen oogen mogen zien, dat zijn stichting een der grootste levensverzekeringmaatschappijen in Enge land werd, welke jaar aan jaar voor mil- li oenen 1-ervensvar zekeringen afsluit. Maar wat hom oorzaak Van veel grooter blijdschap en wat ook inderdaad veel be- langrilMr wajs, .de ervaring dezar Maat schappij werd een krachtig pleit voor ge heelonthouding. Op meer dan één wijze. Vooreerst zoo: de verzekerden hebben aan deel in de winst, maar ieder in zijn eigen afdoeling. En nu blijkt hot aan het eind van iedere vijf jaren, dat er voor de ge heelonthouders meer te verdoelen valt dan voor de matige drinkers. Dat stond tot elk ander in de verhouding van 10 tot 81/j- Eu vanwaar dit verschil? Wijl er naar evenredigheid van de onthouders mindsr sterven dan van de matigen. Natuurlijk maken dat de eenvoudige sterfte-cijfers zelf ook uit. Nauwkeurig is berekend hoeveel sterfgevallen men op een bepaald aantal personen ongeveer heeft te verwachten, afgezien van bijzondere omstan digheden als besmettelijke ziekten. En nu is het gebleken, dat de sterfte onder de geheelonthouders altijd verre beneden de verwachting on beneden de sterfte onder do matige drinkers blijft. Over een tijdruimte van veertig jeran verwaohtte men in de onthoudersafdeeling 10,463 sterfgevallen; daarvan stierven er in derdaad 7484, d.i. 71 percent. In de niet- onth ouders-af deeling verwachtte men 13,514 sterfgevallen, waarvan er 12,810, d.i. 95 peroent, plaats hadden. Opmerking verdient hier, dat de sterfte onder jle matige drinkers mees lal niet zoo ver beneden de verwachting blijft, ja, er een enkelen keer boven uit gaat, terwijl die ouder de geheelonthouders bijna altijd mear dan een vierde deel beneden het verwachte aantal blijft. Duidelijker kan wel niet be wezen worden, dat geheelonthouding voor- deelig en matig drinken nadeelig is voor de gezondheid des lichaaJns. Of dat nu de hoofdreden was waarom reeds vele menschen geheelonthouder wer den Dat zij verre! De eerste strijders hadden em heel wat hooger en heerlijker beginsel. Zij hebben niet vermoed, dat hun ge zondheid er wèl bij zou varen, toen zij den strijd aanvaardden. Eh zdj zouden den strijd volgehouden hebben, evon krachtig en even moedig, ook al hadden zij geweten, dat een weinig alcohol hun lichaam goed deed. Sneeuwbal in vanielje-saus. Benoodigd zijn: 1 liter molk, 8 verscha eieren, 100 gr. suiker, 1 schoteltje amande len, 1 stokje vanielje en, z>oo men we«nsont, eenige stukjes kaneel en een weinig zout. De amandelen fijn stampen, en met cle melk de helft van de suiker en de vanielje langzaam op het vuur laten trekken. Het edwit met de overige suiker klop pen, totdat het een stijf schuim vormt. Dit verkrijgt men het spoedigst in een koel ver trek of voor het open venster. Dan doet men dien sneeuwberg op een platten scho tel, strijkt hem met een mes glad en maakt er een rond bergje van, dat men op de ko kende melk schuift. Dan dekt men alles dicht, totdat de aneeuw gaar is, hetwelk slechte enkele minuten vraagt. Dan neemt men het bergje eT voorzichtig met een schuimlepel af en nadat de eierdooiers uiet koude melk zijn aangeroerd, voegt men die onder gestadig roeren bij de kokondheete vanielje-melk. Vervolgens blijft men er nog wat in roeren, voordat men de saus om den sneeuwbal legt, die evenwel wit moet blij ven. Het is niet moeilijk te maken en erg lek ker. AULEUUSL De taalgeleerde. Uit Brussel is aan Engelsche bladen ge meld, dat keizer Wilhelm zich tijdens zijn verblijf aldaar in heb Eransch, Duitsch en Engelsck onderhield rnet baron De Haulle- ville, directeur van liet Congo-museum en een yroegeran speelmakker van den Keizer. Dat gesprek in verschillende talen peco sifleerde de „Observer" met het volgend? gedichtje, dat, met uitzondering van deq houterigen laatsten regel van het derde versje, wel aardig is Guten Morgen, men ami 1 i Heute ist ps schones Wiatter Charmé de vous voir ici! i Never saw you looking better! Hoffentlich que la Baronne, So entziickend et so pleasant, 1st in Brussels eet automne. Combien wünsch 'ich she were pl^-enil Und die Kinder, how are they? Ont ils eu la rougeole lately? Sind sie avec vous to-day? J'aimerais les treffen greatly. Ich muss ohercher mon hotel, What a charming Schwatzerei, sir! Lcbo wohlAdieuFarewell Vive le Congo! Hoch der Kaiser! Zuinig Dominee: „Zoo, "Vil leins, ga-at het nu goed? En leg je wat op zij van je verdienste?" W 111 o m s: „Zeker, doomneeIk ver teer nooit meer dan twee derden van mijn loon." Dominee: „Uitstekend! De rest breng je dan zeker naar de spaarbank." W i 11 e m s„Nee, doomneeDo rest krijgt moeder de vrouw." Eengoedzoon.... Pa en Jantje gaan naar den kapper. Jantje komt in den boogen stoeL De kapper: „En hoe moet je nu je haar geknipt hebben, vent?" J antje: „Net als pappie, met zoo'n ronde, leege plek bovenop." Het volgend briefje ontving verleden week een onderwijzer eener Zondagsschool le Zwolle bij het inleveren dor kaartjes voor getrouw schoolbezoek: „Gerrit die heeft een roo kaartje verlo ren 's morgens met het leeren in bed, dat zal met Mei met schoonmaken wel weer ko men. Zijt verder van ons Gegroet" (volgen namen der ouders). Dicht bij het vliegkamp in Ede staat aan den Otterlosohen weg een paal van den A. N. W.-B., Toeristenbond voor Nederland, die naar Harskamp wijst en naar het vlieg terrein, en op een groot bord staat tegen, dien paal de waarschuwing te lezen: Spaarj de vogels" terwijl een mooie, ruime water-i bak aan den voet voor het drinken zorgt en dus de daad voegt bij het woord. Aardig Bymbool van de verhouding tusschen vlier gera en vogels I Uit een gemeenteraadsver- slag. Een dor leden: „Er loopen hier in het dorp allerlei verdachte individuen rond, o.a. een, die een moord en een z e 1 f- moord op zijn geweten heeft." De burgemeester: „Zou u mij het adres van dezen persoon ook kunnen opge ven?" Ook eonautomaat. Jantje heeft een dubbeltje ingeslikt. De heele familie is om hem vereenigd, als mama hem wat ingeeft om het dubbeltje weer te verwijde ren. Potseling krijgt kleine Mari-etje een idee: „Ma, komt er nu ook chocola uit?" Zij wilde een nieuwen hoed hebben. En dus begon zij met tot haar echtgenoot te spreken over een nieuwe japon. Hij: „Een nieuwe japon! 't Zit er niet aan. Als jo mij nu een paar handschoenen haidt gevraagd of een nieuwen hoed, dan had ik er aan kunnen denken. Maar een nieuwe japon 1" Z ijNu, nu, blijf kalm, lieveling. Je weet, dat ik altijd toegeef. Koop mij dan maar een nieuwen hoed 1" atêè&tö&bèêètêê* De kleine schoorsteenveger is een nietig ventje. Zijn gezicht is als roet. De kleur zijner oogen kan men niet aangeven; men ziet alleen iets, dat schittert-, donkere punt jes midden in het wit, dat blaakt in het zwarte hoofd. Ook zijn kleine jongenstan den glinsteren. Alles bij elkaar genomen is hij zwart van het hoofd tot de voeten. De muts, over zijn voorhoofd getrokken, is van witte wol ge weest, maar nu is zij van zwarte wol; de küeoren, hier en daar gescheurd, zijn be dekt mot steenkolenstof. De uitdrukking van zijn gelaat laat niets dan droefheid lezen. Komt dit, doordat hij zwart is? In dien hij zich had gewasschen, zou men mis schien iets anders zien; zijn oogen zouden lachen, zijn neus zou trillen en zijn mond zou bloeien. Maar zwart, als hij is, kan hij niet anders dan treurig zijn. Men kan zich hem niet anders dan bedroefd en zwart voorstellen; zoowel zijn inborst als zijn ge laat. Het schijnt zelfs, dat zijn woorden ge heel zwart zijn. Zij vluohten weg als vliegen. Men ontvangt hem in de huizen, waar men hem noodig heeft, niet eens goed. Men duldt hem, omdat hij de scboorsteenen moet vegen, en omdat' men weet, dat het vuur, als de sohooersteenen niet geveegd werden, langs het roet zou lekken, vonken zou verspreiden, en een dikken rook, mis schien wel brand zelfs veroorzaken zou. Men ontvangt den kleinen schoorsteenveger dus, maar draagt zorg, dat hij niets vuil maakt. Een kleed wordt op den grond gelegd, vlak vóór den schoorsteen (een kleed, dat teen daarna onmiddellijk in de wa6ch moet doen)men overtrekt de meubelen, de stoe len, do groote oanapó, de pendule; kortom alles wordt bedekt. Ja, den kleinen schoor steenveger wenscht men weer zoo spoedig mogelijk te zien vertrekken, omdat men niet houdt van de kleine kereltjes, die mor sigheid achterlaten. Kiki ziet hem ook en is niet gerust. Hij zou hem voor niets ter wereld de hand wil len geven. Hij gelooft, dat hij dan misschien voor altijd zwarte handen zou houden. Hij wil ook niet met hem praten, want Kiki is er zeker van, dat de schoorsteenveger slecht is; indien liij niet slecht was, zou hij dan zoo zwart willen zijn en van den och tend tot den avond in het roet willen leven? Ja, Kiki is bang voor den kleinen schoor steenveger, die hem een geheimzinnig per soon toeschijnt, van wien men niet weet, van waar hij komt; het midden houdend tusschen dier en duivel. Hij ziet met verba zing, vermengd met vrees, hoe de zwarte ineengedoken de schuif van den schoorsteen oplicht en er in verdwijnt, terwijl, nadat do schuif gesloten is, het roet neervalt met hetzelfde geluid, dat de regen op de bla deren veroorzaakt. Nu en dan wordt er wat gegromd, een roep geuit tot onzicht bare personen. Anders niet. Waar ia de sdhooiwteenveger eigenlijk toch Hoe kan hij in dieD nauwen put leven Haait hij adem? O neen, Hij haalt stellig geen adem en Kiki durft niet meer naar den schoorsteen kijken, waarin zoo iets vreemds gebeurt. Het is hem eveneens on begrijpelijk, hoe de vurige pluimen, die ge vormd schijnen uit de bloemen van alle tuinen, en die vonkenspattend omhoog gaan als voetzoekers in alle tinten van groen tot geel, van geel tot blauw, van blauw tpt rose, verwelken tot stof van grijs en zwart roet. Kiki zou wel weg willen loopen, maar h'ij kan niet, dus blijft hij maar voor de schuif wachten, totdat de kleine duivel er weer uit zal komen. Meer dan voorheen met roet bemorst, ver laat de schoorsteenveger den schoorsteen. Zijn oogen hebben geen wit meer, zooals zooeven, zijn mond is een vrucht) te midden van vuilheid en zijn tanden glinsteren niet meer. Laat hij maar gauw gaan. O, de arme, kleine schoorsteenveger ver dient niet, dat men Kern zoo behandelt I Al zijn de kleeren en het gelaat geheel zwart, hij heeft een klein hartje, blank als sneeuw, doch door al dat roet kan men zijn hart niet op zijn gezicht lezen. Er is in werkelijk heid niemand op de wereld zoo onschuldig als hij, zoo zacht en zoo moedig. Hij heeft zijn dorp, ginds, heel ver van hier in de bergen, verlaten, om te voet hier heen te komen, en in de omgeving der groot© steden zijn diensten als schooorsteen- veger aan te bieden. Hij gaat van huis tot huis, en is niet veeleischendenkele stui vers zijn hem voldoende; een klein stukje vleesch en een glas wijn wij spreken van Parijs maken hem overgelukkig. Hij slaapt overal, waar hij een schuilplaats vindt; dikwijls buiten tegen ee«n muur, aLs de huishond niet al te gevaarlijk is. Hij bergt zijn stuivers in zijn zakdoek, waarin hij een knoop legt, en den zakdoek stopt hij goed weg, om die stuivers later in to wisselen voor zilverstukken. Als hij dan later in zijn land terugkeert, zal hij ze aan zijn zieken vader geven. De kleine schoorsteenvegers hebben altijd oen ouden vader of een oude moeder, die geen geld hebben, en voor wie geld verdiend moet worden. Dat geeft hem moed, als hij vermoeid is. Eiken dag denkt hij aan zijn verwijderd land, en 's avonds weent hij cr om. In de landen, waar hij heengaat, is albs hem vreemd, de mensohen en de dingen. Men ziet hem schuin aan; hij durft ook tegen niemand spreken; hij weet ook h«eel goed, dat men hem uitlacht, omdat bij zwart ziet. Aan den anderen kant weet hij, dat men hem, als hij er anders uitzag, niet als schoorsteenveger zou nemen. Hij blijft dus -zwart om een eclite schoorsteenveger te zijn; om geld te verdienen. Maar welk een loven Ondanks alles heeft hij blanke liederen in zijn hart, en als hij loopt, vliegen zij weg als vogels. Hij houdt er ook van gebeden op to zeggen, want het gebed ia de muziek der armen. De kleine schoorsteenveger heeft het huiB van Kiki verlaten. Men heeft hem een zil verstuk gegeven, dat hij sael in zijn zak* doek knoopt, en een stuk hrood met kaaif dat hij loopende opeet. Plotseling beginnen ondeugende jongens den gek met hem te steken. Die jongens zien er tamelijk li elder uit; vastgehouden door een lederen ceintuur, dragen zij voor^ schoten, die tot aan hun knieën reiken.Fris- sche jongens, door hun moeders met zorg gcwasschen; men kan zelfs hun ooren bekij ken. Nu en dan halen zij den neus op, maaf| verder gedragen zij ziob' goed. Zij zien ef wat; trotsch uit, zooals gewoonlijk jongens, van wie het gezicht is gewasschen, cn de kleeren in orde zijn. Zij hebben ongelijk met trotsch te zijn, want het is hun ^er-^ dienste niet, dot zij een goed moedertje hebben, dat zich met hen bezighoudt. In dien zij trotsch zijn, dan zijn zij niet edel moedig tegenover den schoorsteenveger, die zijn brood verdient zonder een zorgzame moeder te hebben, en die morsig is, omdat» hij niet anders kan. Maar daaraan storen izij zich volstrekt niet'. Zij beleedigen hem. De een schreeuwt al harder dan de ander r „Heb je den negerjongen gezien?" „Hé! Zwarte 1 Wanneer heb je je gewas schen?" „Zal ik je eens wasschen?" „Zullen wij jou eens oppoetsen?" „Hij komt uit een zak steenkool 1" „Ik zou liem niet graag aan den rand van een bosch tegenkomen 1" „Wat is hij vuil, wat is hij vuil 1" „Als wo hem eens in het; water wierpen I, De kleine schoorsteenveger zegt niets.. Hij loopt door zonder om te kijken, maar d© deugnieten gaan voor hem loopen en toonen door hun manier van spreken, dat' zij hem diep verachten om zijn met roet] bedekt gelaat. Enkelen noemen hem zwarten dief. Anderen verstouten zich handtastelijk, te worden en beproeven hem te laten vallen door hun voet tusschen zijn beenen te ste ken. De kleine schoorsteenveger gaat nu sneb Ier loopen. Hjj wil vrij komen van deza bende, die hem beleedigt; hij is ook bang voor zijn stuivers; de jongens zijn zoo slecht, dat zij hem wel op den grond zou den kunnen werpen en bestelen. Als hij daaraan denkt, begint zijn hart te kloppen en zijn beenen beginnen te loo pen. Toen de jongens zagen, dat hij hard ging loopen, vervolgden zij hem, evenals jongens, die, zich de sterksten voelend, sterker wor den. Eenigen raapten steenen op. De klei- ne schoorsteenveger had wel een voorsprong gekregen, maar de steenen, die door de handige jongens werden geworpen, haalden] hem in. Een er van ('t was een tamelijk; groote) raakte hem aan het hoofd. Toen' stond hij stil. De jongens begrepen, dat de steen had ge raakt. Zij werden angstig en vluchtten naar huis. De kleine schoorsteenveger was werkelijk geraakt. Hij bracht zijn hand aan het hoofd en er was bloed aan. Alles scheen plotseling rondom hem te draaien; de boo men dansten en de weg scheen onder zijn voeten neer te zakken. Hij strekte ach uit op de glooiing vut den weg en verloor daar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 11