N©. m&rs. £EI9SCH DAGBLAD, Zaterdag* 3 fiecemter. Eerste Blad, Anno 1910 PERSOVERZICHT. SCHETS UIT DE RECHTZAAL. piealo ontleding van het ontwerp tot hot veroorcfeelend vonnis, dat deze geheelc re geling verwerpelijk is, daar zij nuttige, vaak door eig*an krachtsinspanning van belang-- hebbandcn voortgekomen instellingen ,,den hals afdraait" en do g©lduitk coring aan nieuwe ambtelijke colleges opdraagt; ter wijl zij anderzijds do geneeskundige behande ling aan bijzondere fondsen overlaat, doch op een voet, die niet tot sterking van de volkskracht leiden lean. In „De Beukelaar" kwam voor een een klacht van da. C. W. Ooolsma, pre dikant hij de Ned.-Hcrv. Gem. te Gronin gen, over de recktsche Kamerleden. „We hebben onze mannen in de Kamer zitten, ik behoef geen namen te noemen, er zitten er genoeg, mannen van ervaring en beleid, ook van beslist geloof, mannen van durf en van 'overtuiging. Maar wat val len ze ons nu tegen! Menig „vriend van rechts" hoeft kwade weken, kwade maan den. Eigenlijk is, de malaise er al 'n hoo ien tijd. En nu weet. ik wel: De heeren hoe. ven niet altijd te preken en ook niot telkens te getuigen. Er is vaak 'n zwij gend getuigenis, dat méér goed doet dan 'n rijk met teksten opgesierd botoog. Maar tóchwij worden telkens teleurgesteld Wie van onze mannen lieeft bijv. in de Kuyper-affaire nu eens „het" woord gespro ken Wat mr. Lohman toen gezegd heeft, werd bewonderd, omdat hij hot zei, na „Sein post," maai* 't was toch niet „het" woord. En wie van onze mannen heeft bij gelegenheid van. do bespreking van de Pauselijke ency cliek nu eens „het" woord gesproken? De drie dominoes, die toen 't woord hébbon ge voerd, zeker niet. En zoo ook bij de Bak kerswet! Waar was, waar bleef 't profest, tegen dat misschien te begrijpen, maar toch nooit -te oxcuseeren' argument van mr. Leh man over de „Noordpool", waar ze toch óók wol 'n halfjaar nachtarbeid' zouden moeten verrichten? Heeft men minister Tal- ma niet alleen laten staan, toen hij dan golukkig weer eens oven dingen sprak, zoo als wij ze van hem wel meer hebben ge hoord, maar die nu door ouzo afgevaar digden hadden moeten worden gezegd Al willen wij niet beweren, dat de hoeren Van der Molen en Elhorst geen juiste on ook wel wat meer principieelc opmerkingen hebben gemaakt. En nu weer met de Indische bo- grootingl Was het niet droevig om geen erger woord te gebruiken? Laat men mij niot komen v-ertellen, dat de tegenwoordig ingevoerde verdoeJing van bespreking daar aan schuld heeft! Ais er voor het subsi die van do Salemba.scliool 'n woordje ge sproken moest worden, was dr. Do Vis ser toch wél op zijn post, on als er over de kanonnen -gesproken werd, mengdo do heer Duymaer van Twist zich in liet dpbal, of als kon worden opgekomen voor de belan gen der rubber plan Iers, was de hoor Van Asch van Wijck er bij, maar vorder hebben wij 't grooten deels moeien doen mot de „mo dem kapitalistische beschouwingen van den heer Golijn, met zijn socië«.eiisnioj>pon- over opium en zijn toon van Indic-gczieii-lohob- ban, waar niemand van onz» mannen tegen protesteerde. Straks komen do andara begrootingen. Wij vragen ons met zorg af: Zal het ook verder weer precies eendor gaan? Zal hot aan de sociaal-domoeraten worden overgelaten om telkens en telkens te komen aandragen mot citaten, als voor den zóó- en zóóveelsten keer gesproken wordt lijnrecht in legen, spraak met Kuypcr's Program „De Heraut" schrijft: „Het feit, dat een student van do V r Ij e Universiteit publiek optreedt i n. meetings van het Leger des Heils sohijnt in sommige kringen ergernis te hebben gegeven. Indien uit dit feit met- tordaad bleek, dat de Vrije Universiteit haar leerlingen aanmoedigde, om zich bij het Le- ger des IJ-eils aan te sluiten, dan zou er voor deze ergernis billijke reden zijn. Hoe hoog we toch den socialen arbeid van het Leger des Heils waardeeren en hoezeer we in menig opzicht de poging van het Leger des Heils om de „verlorenen" te zoeken beschamend achten voor de Christelijke Kerk, toch hebben we als Gereformeerden te ernstige bezwaren èn tegen de beginselen van. het Heilsleger èn togen de methode van zijn optreden, dan dat er van oenige gemeenschap tusschen ons en het Heilsle ger sprake kan wezen. Blijkbaar hooft men bij deze critiek ech ter vergeten, dat de Vrije Universiteit geen kerkelijke kweekschool is, die van haar leerlingen een bepaalde geloofsovertuiging eisclit; maar con Hoogeschool, di-o haar poorten openzet voor ieder, die haar colle ges volgen wil. Al'een bij het promovoeicr tot de dor wordt onderfeekening van een formule geëischt, die instemming met den grondslag der Vrijo Universiteit inhoudt Een' geheel andere vraag is natuurlijk, in hoeverre de theologische faculteit, nu door de Gereformeerde Kerk aan haar candidaats-diploma zeker3 waaide wordt 'toegekend, clit diploma zonder meer zou' kunnen uitreikon aa.n degenen, die van de belijdenis dor Gereformeerde Kerken op prin- cipieolü punten afwijken. Een dergelijk ge vak hoeft zich tot dusverre nog niet voor gedaan, omdat niot.Goroformeerde studenten, die een tijdlang de colleges volgden, er geen belang bij hadden oen examen af te leggen, dat practisch alleen waarde heeft voor hon, dio bij dd Gereformeerde Kerken predikant willen worden. Alleen wanneer bleek, dat iemand van dit candidaatsdiplo- ma gebruik zou willen maken om in do Gereformeerde Kerken predikant to worden ■on daar propaganda te gaan drijven, voor afwijkende meaningen, zou de vraag kunnen opkomen, of de theologische faculteit niet verplicht was do Kerken te waarschuwen." HAARLEMMERMEER. Naar wij uit zeer goede bron vernemen, ia men thans tot overeenstemming gekomen omtrent de plaats, waar to Hoofddorp eenmaal het- Polderhuis zal verrijzen Het tegenwoordi ge marktplein, een zeer guitig gelegen terrein, is daarvoor aangewezen. De Kruis tocht zal al daar dan over een zekere lengte gedempt wordeD, waardoor een ruim terrein vrij komt, waar dan de markt heen ver plaatst zal worden. Deze overeenstemming moet, alvorens uitgevoerd te kunnen wor den, nog wel de goedkeuring van een tv *e- tal colleges, doch er wordt niot aan getwij feld, of dit zal er met vlag en wimpel doo. gaan. Voor Hoofddorp zal het gewis een groote stap vooruit zijn. In een artikel Graag op de baan tjes zegt „Het Volk": Tusschen de burgerlijke" partijen speelt dit jaar de kwestie der benoemingen een groote rol. Do liberalen, die nu eenmaal het deel der bourgeoisie en der middenklasse vormen, waaruit de groote massa der candidatcn voor de góede baantjes komt, die dus bij een uitsluit-politiek der christelijken de leelijkstc klappen zouden krijgen, schreeuwen niet zachtjes, 't Maakt wel eens even den in druk van schreeuwen alvorens geslagen te zijn. Maóv harder nog schreeuwen de katholie ken. Hun pers is overal in het land bezig geweest uit te zoeken hoeveel Roomschen in dezen ©n hoeveel in genen tak van staats dienst aanwezig zijn, en ze is tot de con clusie gekomen, dat ze te kort komt. "Wat natuurlijk hierop uitdraait, dat ze van hun macht i n de coalitie gebruik zullen ma- ken om hun portie te cToeu aanvullen. Daarbij hoort men vermakelijke argumen ten. I)e beer Do Stuers deelde in de Ka mer mede, dat de Roomschen zelf veel ver draagzamer waren. Bijv.: in Roermond was de directeur van do waterleiding een pro testant! Stel u voor, dat men, om een di recteur van oen waterleiding uit te zoe ken, de sollicitanten een theologisch examen laat dóén. Men komt zoo zachtjes aan in de stemming om het zóó te doen. „Do T ij d" verdedigt zich tegen de be schuldiging, dat men „graag op de baantjes" is, en traoht te bowijzan, dat dit niet zoo is, door op to sommen hoe weinig men er heeft. In tusschen is die opsomming zélf niet anders dan een uiting van dié graagte. Ons' kan de strijd tussohen deze fracties dei' bourgeoisie, die allemaal even graag op da baantjes zijn, koud laten. Nog nie mand hunner. is op het id-ae gekomen eens uit te zoeken of do sociaal-democraten wel hun ]X>rtie van de baantjes krijgen, en wij ook niet. De Regeer in g, en in 't algemeen do pro test an tsehe vleugel van het politieke Chris tendom, verweert zich fel tegen de beschul diging, dat ze van de baantjes andersden kenden wil uitsluiten. Zij willen het niet- gelocvige en het anders.geloovi ge deel hun ner klasse ook hun portie geven van den buit. Feitelijk is clit uitgangspunt ook weer een bankroet voor de anti-these. Als de tegen stelling: Christus of de Satan; geloof te gen Ongeloof; het evangelie tegen de re volutie, waarbij nu is gekomen de autonome menech tegenover de heteronome, een juiste- tegenstelling is, dan is het plaatsen van ongel c-ovige, van revolution aire, van auto nome lieden op stoelen van gezag, toch eigenlijk de erkenning, dat al die hoogdra vende 'termen larie zijn. Als een ongeloovig rechter oven goed is als -een geloovige, waar. blijft dan al dat lawaai, dat men maakt «war hot gevaar, dat de zedelijkheid, het ia wc! ijk en wat dies meer zij, loopen in Jianden van cle „ong3loovig?n" Als één tiende waar is van de gevaren, die men den kleinen luyden voortcovert van het bestuur door lieden, die niet uit het positieve Christendom leven, dan moest men ^^^^/OOCCOCOCOOOC^^WV' Üe pseudo-zeeman. Het jongetje raakte beleefd zijn petje aan, „.Meneer, zoudt u mij ook kunnen zeg gen...?" Hij kefek nijdig en was van plan met een snauw door te loopen. Maar de jongen kwam- smeekend: „Alsjeblieft, meneer, ik zou zoo gTaag gaan varen. Maar ik weet niet wat ik doen moet en mijn moeder weet het ook niet." Hij stond stil en luisterde; hij had im mers toch niets te doen! ,,Zoo'l Wou je graag gaan varen?" vroeg hij dan, toen de jongen zweeg. Deze knikte en glimlachte hoopvol. „Ja, ziet u, meneer, mijn moeder zou er wel wat voor over hebben, als ik maar wist...7' Hij keek wat nauwkeuriger den jongen aan en een grijnslach vertrok zijn gezicht. „Zoo? Zou je moeder er wel wat voor over hebben? Nu, dat 'a braaf van haar." De jongen keek wat verwonderd op en knikte. „Leeft je vader niet meer?" vroeg hij. „Neen, meneer." Hij dacht even na, monsterde nog even den jougen. „Zoo? Nu, je treft het," zei hij dan glim lachend. „Ik ben bootsman, zie je, op een schip, dat hier op stroom ligt; en ik zal jo wel helpen. Kom maar mee." De jongen keok dankbaar naar hem o-p. „Alsjeblieft meneer," zei hij. „Alsje blieft Ze stapten nu samen de rumoerige hv ven langs, waar het vol we^s van zeelui en bootwerkers en waar zwaar belaHen wageas af en aan reden. Yoor een groot huis stond de man stil. „Dat is het kantoor van den water schout," zei hij. „.Wacht hier maar even. Dnn zal ik eens informeeren. Dc jongen knikte weer dankbaar. Even later was.de man terug. „Ik dacht heb wel," zei hïj. „Je moedor moet ev bij zijn." De jongen glimiaobte. »,0. dat ia niets," zei de jongen. „Moe der zal wei komen." 2©i hij, en h^j deed alsof hij weg die lieden verwijderen van alle stoelen van gezag. Dat zou ochfer fe veel gevaar opleveren voor de heerschappij van het politieke Chris tendom, en daarom doet men ook hier weer stevig wat- water in don wijn. De onbruik baarheid dier anti-these manifesteert zich ook hier weer eens duidelijk, en de strijd is in wezen niet anders dan:, de bovendrijvende fractie der bourgeoisie palmt in wat ze met goed fatsoen inpalmen kan; het onder liggende do2l probeert door hard schreeu wen te zorgen, dat zijn portie hem niet ontgaat. De arbeidersklasse staat huiten dezen strijd toe te kijken op de hooge aspiraties, die in dezen onverkwikkelijken strijd tot uiting 'komen. Het vraagstuk der benoemin gen plaatst „Het Centrum" boven het onderstaande „De Tijd" en andere katholieke bladen gaan voort met het publiceeren van lijstjes, waaruit blijkt lioe gering het cijfer der ka tholieken in tal van openbare betrekkin gen is. Deze staatjes zijn ongetwijfeld interessant, en de tegenpartij moge er uit leeren, dat er niet de minste red on bestaat, de katho lieken van baantjesjagerij te beschuldigen. Trouwens, men kon zulks reeds weten uit vroegere statistiekjes en brochures, waar in dit op overtuigende wijze werd aange toond. Ook nu zal het nuttig kunnen zijn, de verzameldeen. nog te verzamelen gegevens in een handig boekje bijeen te brengen. Couranten gaan dikwijls verloren, en men mist dan een overzicht van het geheel. Maar om volledig te zijn, zal men dan 'teyans moeten nagaan zooveel mogelijk althans 1 hóe het 6fcond niet de katholie ke sollicitanten, of althans met de verhou ding dei' benoembaren onder ons tot de be noemden. Voor een gedeelte toch is het geringe percentage van katholieken in openbare be trokkingen hieraan toe te sohrijven, dat zij, om welke redendan ook, in gebreke ble ven, naar de vervulling van vacatures mede te dingen. De jarenlange achteruitgang van vroe ger tijd had'ken min of meer schuchter ge. maakt en hen tevens voor hun zonen een toekomst doen zoeken op het gebied van nijverheid en handel. Onder de zakenmenschende middcnstanV dors, zij-n onze geloofsgénooten zeer talrijk vertegenwoordigd. En zoo weinig waren de katholieken uit op ambtelijke functies, dat zij misschien ook uit wantrouwen of door de. nawerking van vroegere aohfe'ruitstelling. .'meerma len niét eens solliciteerden, zelfs al waren zjj voor den open gekomen post geschikt. Die aarzeling, of hoe men 't noemen wil, valt ook tham; nog wel fe bespeuren. Maar er is hierineen verandering ten goed e gekojnen, ook wijl het aantal gestu deerde personen onder ons- in do latere jaren aanzienlijk toenam. Het ik zaak, bij de beschouwing van het vraagstuk der benoemingen mede op deze .zijde dei' kwestie te letten. De katholieken hebben het voor een ge deelte zeiven in de hand de schromelijke wanverhouding bij de bezetting van lands- wilde stappen „dan moet je maar tegen je moeder zeggen..." Het gezicht van den jongen betrok al. „Of wil ik soms met je meegaan naar huis?" viel hjj zichzelf in de rede. „Alsjeblieft," kwam de jongen. „Nu, vooruit dan maar," zei hij. Ongeveer een halfuur later klommen bei den dc trappen op in een zindelijk boven huis. Toen zij op de tweede verdieping ge komen waren, liep de jongen, zonder nog naar den man, die achter hem kwam, om te cien, het kleine keukentje links Linnen. „Ik ga. varen, moeder!" juichte hij. „Ik ga varen. Daar is een meneer die me hel pen zal." Juffrouw Vlieren, die aan den gootsteen bezig was, droogde snel haar handen, toen zij achter haar zoontje den vreemdeling zag. „Uw zoontje heeft me verteld, dat hij zoo graag varen wilde, juffrouw", begon hij, een stap nader tredend. „Ja, nietwaar, Moeder?" zei cle jongen haastig. De juffrouw knikte glimlachend. „De jongen sprak mc op straat aan," ver telde de man verder, „en vroeg of ik hem aan een betrekking op een 6chip kon hel pen." „Ja, hij zou erg graag naar zee gaan," kwam juffrouw Vlieren, „en u begrijpt, ik ben weduwe." De man knikte. „Ik ben al voor hem bij den waterschout geweest", zei hij. „Werkelijk?" vroeg juffrouw Vlieren. „Ja, moeder", begon do jongen. „Dan dank ik u wel voor uw moeite", viel juffrouw Vlieren in. „Ja, ziet u," legde de man uit, ,,u moeh als moeder zelf meekomen." Juffrouw Vlieren knikte. „Dat zal ik doen, meneer." „Uw zoontje wou graag, dat ik zelf met hem meeging", kwam do ander. „Heel vriendelijk van u" zei juffrouw Vlieren. „U begrijpt..." begon liij. „Ja, moeder", viel de jongen in, „en mcnpcr...." „Maar wilt u niet binnen komen?" vroeg juffrouw Vlieren, toen de vreemdeling nog aarzelend staan Weef. „Daar laat ik u wa rempel zoo maar.../? En meteen liep »j haastig langt hem heen en gemeente-betrekkingen te doen ophou den, wijl die wanverhouding in haar oor zaak ook esuigermatc tot henzelven is terug te voeren. „De Nieuwe Courant" herinnert er aan, dat mr. Drucker in de Kamer nog eens gewezen heeft op den gebrekkigen en onbeholpen vorm van vele onzer wetten. „Zelfs voor uitdrukkingen, die in bijna elke wet voorkomen, heeft men geen vastheid van terminologie", aldus mr. Drucker. En hij wees op het zonderlinge feit, dat «een Staatsoommissie werd inge steld om a#n de „Kinderwetten", met be houd van haar inhoud, een leesbaren vorm fe geven. „De Nieuwe Courant" haalt de vol gende woorden van mr. Drucker aan: „Onze vergadering kan haar tijd beter besteden dan om fouten in ingediende wets- i ontwerpen fe verbeteren. En oen vergade ring als deze is daartoe ten slotte toch ook niot in staat. Maar wanneer wij hier hadden, gelijk iaën het in andere landen schijnt te hebben, een klein, bescheiden in gericht bureau vau ambtenaren, voorzien van oen behoorlijke rechtskennis, maar vooral voorzien van gevoel voor vorm en taal cn van de- vcreischte dosis zelfverloo chening, dan zou oen dergelijk bureau voor verbetering van den vorm van onze wet ten belangrijke diensten" kunnen bewijzen. En de luttele uitg'aven, die daarvoor zou den worden gevorderd, zouden ruimschoots worden opgewogen door het practische voor dcel cn door het ideëels belang van een groot ore populariteit van onze wétten. In het voorloopig verslag werd er naai' ver wezen, dat in een naburig land, naar men meende, een dergelijke inrichting bestaat, doch do Regeering hóeft geen gebruik ge maakt van de gelegenheid, om óns daar omtrent nadar in fe lieliton. Ik zooi, zonder op dit oogenblik dienaangaande een verder antwoord to verlangen, dc Reg'earing wel vriendelijk willen verzoeken dezo schijnbaar onbeduidende, doch naar het mij voor komt toch niet onbelangrijke zaak in den loop van dit jaai' nog eens in nadere over weging te wilTcn nemen." „Do Nieuwe- Courant" is van mee ning, dat het niot bopaald een buimu van ambtenaren behoeft te zijn. Is het niet veel beter vraagt zij voor dit werk de (fe bezoldigeii) hulp van juristen, leden der baJio on van' de rechterlijke macht, hoog leraren e. a. in te r oepen In Engeland geeft men de opdracht tot liet geven van een gooden vorm aan1 ©en wet aan één bekend advocaat, dien- men kiest uit de velen, die hun diensten tot dit dool ter beschikking van do kroon gesteldj hebben. Het „klein, bescheiden ingericht bureau van ambtena ren," waarover de lieer Drucker sprak, wordt zoo licht op den duur een heel depar tement. In „Onze Eeuw" levert jhr, mi*. H. Smissaert critfek op de door minister Talma ontworpen wettelijke regeling van ziekte verzekering, welk ontwerp zonder op gave van reien en. zich uitspreekt voor z okle- v-erzeLcrings d w au g. Sclrr. betoogt, dat er nog wel iets anders dan dwangverzekering in de praktijk denkbaar is en uitvoerbaar. Daarna bespreekt liij de ontworpen or ganisatie ©n komt na practische--en princi- en opende de kamerdeur. „Gaat u bier binnen", zei ze, hem voorgaande. Dan, als hij in de kamer was, zette zij een stoel bij de tafel en ging zelf aan den anderen kant zitten. ,,U woont hier netjes", zei hij, even rond kijkend. Zij glimlachte even en knikte. „U vaart zeker ook?'' vroeg zij dan. „Ik ben bootsman", zei hij. „Zoo, bootsmam", kwam juffrouw Vlie ren. „Wel, wel." Zij wist wel niet, wat het was, maar zij begreep toch, dat liet meer was dan ge woon matroos. „Mijn 6ohip ligt hier op stroom," ging bij voort. Juffrouw Vlieren knikte. „En zoudt u nu denken, dat Dirk. be gon zij aarzelend. „O, zeker, vast, daar kunt u op rekenen", viel hij in. „Ik zal hem wel helpen." Zij knikte hem dankbaar toe. „Dat is heel vriendelijk van u," zei ze. „Ik moet tcch een tijd hier blijven", ver volgde hij. „Lang?" vroeg zij. i>0, ja, een heelen tijd. Mijn schip ligt in reparatie aan een werf hier. 'fc Kan wel tweo maanden duren." „Twee maanden. Wel, wel!" kwam zij. „En hebt u hier familie?" Hij schudde het hoofd. „Neen, niemand", zei' hij. ,.Ik moet nog een kosthuis zoeken hier." Zij keek hem even aan, maai' zweeg. „Zal ik dan morgen maar eens terugko men?" vroeg hij, opstaande. „Maar", kwam zij haastig „wilt u nu al weggaan? Gebruik u eerst iets! Waarmee kan ik u dienen?" „O, neen, dank u", kwam hij, weer zitten gaande. „U hebt toch immers geen haast?" vroeg zij. „O, neen/7 zei hij, „dat niet. Alleen moet ik nog naar een kosthuis uitzien. En dan morgen moet ik ween' aan boord wezen **m af te monsteren en mijn gage te ontvangen." „Zoo," zei juffrouw Vlieren. En zij keek hem-aarzelend aan en kuchte. „Zoo,"'zei ze nog eens, draaide het hoofd naar hot raam en dan weor naar den vreemdeling tegenover haar,. 't Is een heel werk, zoo'n kosthuis zoe ken, niet?" kwam ze eindelijk met weife lende stem. „Nu," zei hij. „Niet pleizierig dunkt me, wel?" Hij schudde ontkennend het hoofd. „Lang niet," zei hij. „Weet u al iemand?'' „Neen, ik weet niets bier," Zij keek hem weer aan. „Zou u misschien begon ze. „Ziet u, 't is niet voor mij, maar u bent nu zoo vriendelijk om Dirk te willen hel pen. En 't was dan meteen gemakkelijk." Hij keek haar aan. „Wat bedoelt u?" vroeg hij. „Ja, ziet u, ik daoht zoo. Ik heb nog een kamertje. Als u misschien IJ hoefde dan niet meer te zoeken." Een nauw mc-rkbaro glimlach gleed over zijn gezicht. ,,'t Is wel vriendelijk van u," zei hij „Maar ik zou bang zijn „O, neen, neen," kwam zij haastig. „Dat is niets." „Nu, graag dan," zei hij. „Ik hoef er heusch niet veel aan te ver dienen," lachte zij. „Dat zullen we best vinden," meende hij. „Ik zal u morgen een week vooruit licta- len. Dan zegt u het maar." Zij knikte. „Dat heeft anders zoo'n haast niot," zzi ze. „Ik moet dan tooh 2800 gulden aan boord ontvangen," verbelde hij. „Maar nu heb ik ook niets meer." Zij lachte even. Dan praatten zij v/ab over varen en vertelde hij van vreemde lan den. Juffrouw Vlieren was vol belangstel ling. „Uit Amerika heb ik nog een papegaai meegebracht," vertelde hij. „Dien zal ik eens meenemen hier naar toe." „Hebt u dien dan hier?" vroeg juffrouw Vlieren. „Ja, in de kajuit, natuurlijk," zei hij. „Hé, wat aardig!" ,,'t Is oen aardig beest,", ging hij voort. „Weet u wat," en hij stond haastig op. „Ik kon hem wel eens voor u halen." „Hè, ja-, moeder 1" kwam Dirk. Hij was al naar de deur geloop en, maar Weef plotseling staan* „Dat's waar ook," zei hij Lachend; ,,ik heb geen cent op zak." „O, maar dat kan ik u wel zoo lang voor schieten," kwam juffrouw Vlieren. Toen hij ruim een uur later de trap weer opkwam, stonden Dirk en zijn moeder ai boven op het portaal. „Hè, hebt u hem niet?" vroeg juffrouw Vlieren, toen zij hem zonder papegaai zag. „Do kajuit zat op slot," vertelde hij. „Hoe jammer," meende ze. „Morgen breng ik hem mee," zei hij. Juffrouw Vlieren had intusschen do tafel gedekt. „U zult wel trek hebben", meende zo toen hij binnenkwam. Hij glimlachte. „Een beetje wel," zei hij. Toen zij samen gegeten hadden, haali zij haar portemonnaic te voorschijn. „Weet je wat, Dirk?" zei ze dan. „Nu moest je voor onzen vriend eens wat siga ren halen. Hier heb je een kwartje." „Maar, juffrouw," kwam hij. „Ja, ja, wel zeker," meende zij. ,/t Is wel vriendelijk van u," zei hij, toen Dirk was weggeloopen. „Erg vrien delijk." „•Och'/' kwam zij afwerend. Dien avond praatten zij nog druk over Dirks toekomst op zee en wat hij alzoo wo- den kon. Zoodra zij den volgenden morgen ontbe-. ten hadden stond hij op. „Nu ga ik den papegaai maar eens ba- lon," zei hij. „Hebt u nog geld om over te varen?" vroeg ze. „Nu, als u me nog een gulden zoudt wil len geven. Straks krijgt u hem met het an dere terug." Zij haalde haar portemonnaie uit haar rok, nam er een gulden uit en reikte hem dezen over. „Nu, tot straks, juffrouw," zei bij. „Tot straks." Zij waohtfe dien geheeden dag te ver geefs op hem, maakte zich al ongerust, dat hij misschien.een ongeluk zou gekregen heb ben. Den volgenden dag wachtte zij ook. Maar eerst toen ze samen in het politie* bureel stonden, waarheen-men haar. geroe pen had, zag zij hem weer;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5