•V ZONDAGSBLAD' IÉID5CH DAGB1AD V r 411' jk, No. 155*79. BH DE TRAM. 3 December. Anno 1910. .s. VAN HE.T Sedert do groote vacantie reisden zij heen en weer naar de stad en zij vonden het dol letjes 1 Zoo echt „groot", als je daar met je boekenzeiltje onder den arm (tassohen .waren voor de lagere school, beschouwde je ver beneden je waardigheid van Hoogere- bugeresjes) in de tram stapte; een knikje tegen den oonducteur, die soms naar j e abon nementskaart vroeg, maar meestal je zóó liet passeeren, dan een hoekje opgezocht en bet je daar gemakkelijk gemaakt: zeiltjes nitgepakt, boeken over de bank verspreid, lessen nakijken, overhooren. „Echt leuk", antwoordden de meisjes, als haar werd gevraagd hoe het beviel, dat heen en weer reizenen op hoofdschudden van oudere menschen, die meenden, als het kou der werd zou het niet alles wezen, zoo vroeg in donker van huis te gaan en ook bij don ker terug te komen, lachten zij maar; ze jagen er geen sikkepitje tegen op, hoor! Dat ze met haar vieren waren, vonden ze al heel gezellig 1 Zij konden het best samen 'vinden; natuurlijk kibbelden zij wel eens een koer, maar dat liep toch nooit zoo'n vaart. Voordat ze bij het tusschenstation waren, was het al over." Dat kwam, omdat Mies er bij was. Die was een beetje lui van natuur, zoo'n goedige dikzak, ,,te lui om te kibbelen", zeiden Suze en Ca to, beiden bij- de-handjes; als zij het soms met elkaar 3an den stok hadden, rekt© Mies zich uit, geeuw de eens en zei op haar langzame manier: „Hè toe, sohei nou uit; we zitten hier zo3 gezellig 1 Bederf mijn plezier niet!" Gewoonlijk schoot er dan een in den lach en gaf de ander het ook maar op; dan was alles in orde. Meta was de vierde; een leuk, vroolijk kind vonden zij haar, vol grappen, en als Mies een enkelen keer ook eens een beetje leven toonde, kon je er zeker van zijn, dat bet door Meta was aangewakkerd. Met den w in terdiens t was de tramdienst veranderd. Haar tram was aanmerkelijk ver vroegd. Nu waren zij, behalve op marktda/- gen, vrijwel de eenige passagiers. Dat vroege opstaan viel eerst niet mee. Mies was 2elfs al eens te laat gekomen, maar alles went en al3 je eenmaal op bent, maalA een halfuurtje vroeger of later niet zooveel verschil 1 Dat het licht nog op was aan het station en in de tram, vonden zij ielfs wel aardig. November bracht koud©, gure stormda gen. Nu was het'wel eventjes een onbehaag lijk gevoel, zoo vroeg al op het pad te we zen; maar zat je eenmaal in de tram zoo knus bij elkaar, droog, terwijl de hagel te gen de raampjes kletterde en de wind over hèt veld loeide, wel, dan was je dat alles vergeten en je voelde je zoo lekker als eon poes, die voor het vuur zit. Reisde je 's middags terug, dan was het ook al weer donker buiten, het licht op in de tram maar.... 't ging „huis toe": licht, warmte en gezelligheid in den huise- lijken kring in het vooruit-zicht 1 Neen, de voorspelling van de oudere men schen kwam niet uit. Zelfs nu had het rei zen o zooveel prettigs! In den laatsten tijd bleven de zeiltjes dicht of als d© riempjes werden losgemaakt, was bet niet om de boeken te voorschijn te ha- lenNeen, deze bleven er inbegonnen hana- Werkjes versahenen op de bank, werden over en weer besproken, gecritiseerd, bewonderd; er werd druk om raad gevraagd en het wa3 een gekakel van de stemmen door elkaar, drukker dan ooit. Zelfs Mies dook op uit haar rust en kwam in actie, omdat Suze haar kleurenkeus niet mooi durfde noemen. Vanwaar die beweging opeens? Wel, het liep tegen Sint>NicolaasEind November was het al 1 Op school werd er ook wat door de vingers gezien, alle hoof den waren immers vervuld met andere be langrijke dingen Ho© meer het feest naderde, des te meer vasten vorm namen de eerst nog vage plan nen van boodschappen, cadeautjes en sur prises aan. Zij bespraken alles onder elkaar, gaven raad, hielpen uitzoeken en surprises verzinnen. Ja, zij loofden met elkaar zelfs een prijsje uit voor het bedenken der mooi ste surprise! Waren voor dit alles die reis jes heen en terug niet bij uitstek geschifcxT En wat grappig, samen rijmpjes voor de pakjes te bedenken! Daarin was Meta een bolleboos; die berijmde alles voor alle vier! Wat een pret dan bij het lezen Op een morgen stopte de tram weer aan het tusschenstation. Meta las juist een vers voor, waarover zij proestten van het lachen; even hield zij op om te oonsta-teeren: „Hé, houden we al stil?" „Toe, lees doorl" riepen de anderen en zij hadden zoo'n pret, dat zij den beschei den, ietwat verlegen groet van een boeren- vrouwtje met een kind die haar wagon in kwamen, niet eens zagen, laat staan beant woordden. De vrouw ging aan den overkant van de vier meisjes zitten. Het kind, een klein meisje met een frisch, rond appelsnoetjo en groote grijze kijkers, klom op de bank tegenover moeder. Het had een ouderwetsch manteltje aan en een gehaakt wollen mutsje op, waar gele haaltjes stijf en spichtig on der uit kwamen; je kon zoo zien, dat moe der ze pas met water had behandeld. Hel der klonk telkens het hooge stemmetje. Nu keken de meisjes toch even op. Suzs knikte en lachte tegen het aardige ding; dit knikte vrijmoedig terug. Moeder glimlachte,, maar dadelijk daarop had ze weer den be kommerden trek op haar gelaat Daarbij bleef het dien ochtend. Den volgendon morgen natuurlijk weer stoppen. „Hè", zeiden ze nu alle viér en zij pro beerden %jt te zien in de donkerte, „zou óie vrouw van gisteren er weer zijn met het kleine meisje? Wat een schattig kind En ja, zo waren er weer, alle twee. Nu knikten zij al over en weer als beken den en Suze, dio dol op kindoren was, pro o 0 9 beerde eon praatje met het kleine meisje t# maken. „Dieuwertje", heette het en „d&ar^ woonde het en een rood knuistje wees naajq buiten, en nu ging het met moeder naar va-, der, die in het Ziekenhuis lag. En tbuiij hadden ze nog meer kinderen ©n kippen., Ook varkens en koeien. Konijntjes ook al5 één heette er Truuske en had roode oogjeaïj Zóó snapte het klein© ding. Meta had van-j daag niet veel plezier van haar rijmelarij :j Suze had oor noch aandacht voor iemand; anders dan voor Dieuwertje. Cato deed ooJr mee en begon een praatje over Sint-' Niklaas !Overmorgen zou het immers al zijnfj „Och", zei de vrouw toen, en het wa©; voor het eerst, dat zij ook eens een woordje] meesprak „Dieuwertje weet 't wel, niet* waar, kind, dat Sunterklaas dit jaar niet bij; ons komt. Hij is nu te oud wat zeggen de] juffertjes'" met een knipoogje van ver*: standhouding ter wille van het kind, „en de) zandweg is zoo slecht, zoo hobbelig en vol kuilen, daar zou zoo'n oud mins, als Sun terklaas al is, bepaald blijven steken." Cato, verlegen met de zaak, hield zich da delijk stil Suze probeerde het kind af te leiden door over wat anders te praten, maa® de gedachte was eenmaal opgewekt en iel* kens kwam Dieuwertje er op terug. Moeders gelaat had een pijnlijk glimlach je. Opeens, zich naar de meisjes kecrendu afgewend van het kleine ding, zei ze half luid op vertrouwelijk en toon: „Och, 't ia zoo'n tobben geweest in den laatsten tijd; mijn man maandenlang ziek thuis, de ver diensten slecht; ons spulletje is niet kwaad^ maar er ontbreekt goede werkkracht; ik kan niet alles allee nig doen en dan zoo'n huif vol kindersBeste kinders zijn het, bravA kinders, ze doen altegaar derlui best, maarj het blijven toch kinders. Deze hier is ru'fll jongste, 'k neem der maai* mee, dan hebben* ze thuis de handen wat ruimer en mijn majf is altijd zoo blij als hij der ziet...." „Is hij erg ziek?" vroeg Meta. De vrouw zuchtte en knikte, terwijl zij haar oogen afveegde. „Bij God zijn alle dingen mogelijk", zei ze eenvoudigweg „maar anders, als 'k afg* op wat de pref ester en de dokters zegv' gen....." Ongewoon stil was het nu in de tram. Da meisjes zaten als muisjes, begonnen stil da zeiltjes in te pakken, want 200 dadelijk zouden ze in de stad zijn. Dieuwertje keek met groote oogen, nie^ begrijpend, maar toch angstig naar mo&? der, die zachtjes schreide., „Zeg, ik heb een plan!" klonk het, toen het viertal 's middags weer op het gewone plaatsje zat, en ditmaal was het de lui© Mies, uit wier mond dit zoo on gewoon klonk, dat de andere drie haar ver baasd aankeken. Als bij onderlinge overeenkomst was niet verder gesproken over het voorgeval lene van 's morgens, 't Was alsof zij ieder voor zich er tegenop zagen dien wanklank weer wakker to roepen, die schrille tegen- .h 111.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 19