Nieuwe Raadsels.
Anekdoten.
Van alle kanten kwamen de feeën aan
en spoedig was de zaal yol kleine, sier
lijke gestalten.
Op een testen van dé Koningin werd
Agatha voor haar troon gévoerd, Zij beefde
van het hoofd tot de voeten.
„Ge moet mij en mijn onderdanen om ver
giffenis vragen," zed de Koningin.
Met een bevend stammetje begon Agatha:
„Lieve Koningin, ik vraag U en Uw onder
danen vergiffenis, voor rnyn onvriendelijke
woorden en ik beloof U, dat ik nooit meer
zóó zal spreken.,"
Alle feeën juichten luid en er werd op
ide trompet geblazon. Do Koningin wenkte
haar onderdanen weer te vertrekken en een
oogenblik later zei Agatha's fee:
„Wij moeten nu gaan, kind, anders kom
je te laat."
Toen zij weer o_p straat waren, zei de
fee: „Nu zal ik je zeggen, voor welke
boodschap je moeder je uitzond: het was
om meel te halen, haast je wat."
„Dat is ook zóó," riep Agatha uit. „Ik
dank u hartelijk voor uw vriendelijkheid."
Opeens was de fee verdwenen.
Agatha beeeg van haar Moeder knorren,
dat zij zoo lang was weggebleven, zij rende
naar school en vertelde aan Jetje haar
avontuur met de feïën, aan wier bestaan zij
nu voortaan geloofde.
Een eigen kamertje.
Dit blijft toch altijd nog een illusie; vooral
voor veel meisjes I Al is het ook nóg zoo
klein, het is zoo aardig, één plekje in huis,
geheel zijn eigen te kunnen noemen, er bij
eengegaarde schatten te bewaren en bet
geheel naar eigen smaak te kunnen inrich
ten. Daar aan den muur hangen wij een
paar geliefde portretten, die van Vader en
Moeder, misschien prijken er nog wel een.
paar broertjes of zusjes, vriendjes of vrien
dinnetjes naast. Die kunnen je dan zoo ge
zellig aankijken, als je je eigen grond
gebied betreedt 1 Misschien wil de oudste
broer wel een boekenrekje voor je timmeren
en daar zet je dan je eigen bibliotheek op,
o.a. den eersten, prijs, die op school ver
kregen werdMisschien werkt dat dan wel
als een voortdurende aanmoediging in tij
den van moeilijke dagtaken, die veel inspan
ning kosten
En weet je, vooral om dezen tijd kan een
eigen kamertje, zoo'n heerlijk toeverlaat
zijn. Want nü de herfst voorbij is en de
mooie tijd voor wandelen dus verstreken,
is daar dan een heerlijk kalm plekje, waar
veel nuttige dingen tot stand kunnen ko
men en verrassingen bereid worden voor de
huisgenooten, die natuurlijk onze „eigen
kamer" eenigszins ontzien en er niet even
roekeloos binnentreden als in de huiskamer.
Ingezonden door W. Lindeman.
I.
Hebt gij liet in uw hoofd dan gaat gij
naar den dokter.
Hebt gij het in uw jas dan gaat gij naar
den kleermaker.
De keukenmeid jammert als zij het in haar
pan heeft.
En gij jammert, als gij het in uw zak
hebt.
Ingezonden door Willem Oostveen.
L IIi4
Mijn geheel is een schuilnaam van een der
raadselkinderen
1, 7, 8 vindt men aan een huis.
2, 3, 9 is niet vast.
6, 8, 9 is een boom.
8, 11, 9 is iets dat men thuis leert.
5, 3, 4, 9 maakt men kussens van.
10, 3, 2 is een rank vaartuig.
Ingezonden door Trees je Veere.
HL
4, 2, 3 is een lichaamsdeel.
En ook 4, 3, 2, 5.
6, 5, 2 is in school en huis.
Tot nut en tot gerijf.
1, 2, 5, 6 snort lustig voort;
Wanneer het vrouwtje spint.
4, 2, 5, 6 is in ons laud,
Het kleed van menig kind.
Het geheele woord noèmt u een plaats,
Waar men vaak binnentreedt.
Al zijt ge 4, 6, 5, 2, 3,
'k Wed, dat gij 't spoedig weet.
Ingezonden door „Vergeet-mij-niet"..
Onderwijzer (tot jongen die moeilijk reke
nen leert)„Hier heb ik vijf vingers en
daar vier, hoeveel zijn dat nu samen
Leerling: „La's kaike meester vaif, ses,
seiven, acht, nengen."
Onderwijzer: „Maar als ik nu in mijn lin
kerbroekzak vier en in de rechter vijf gul
den heb hoeveel guldens zijn dat nu samen V'-
Leerling: „Eerst kaike, meester."
Jan: „Mama in dit boek staat, dat we
tenschap macht is."
Mama: „Dat is ook zoo, mijn kind."
Jan: „En weet, dat in de provisiekast
een taart staat, maar ik kan er niet bij."
Ingezonden door „Het Schelpje",
Een jongen trok zijn kous omgekeerd aan.
„Maar vent, waarom doe je dat?" riep
zijn moeder.
„Omdat er aan den anderen kant eeh gat
in de kous is", antwoordde de snuggere jon
gen.
Moeder: „Foei Keesje, nette kinderen ste.
ken hun duim niet in den mond.
Keesje: „Welke vinger dan?"
Moeder, die meent dat haar vierjarig
dochtertje iets in haar mond heeft:
„Maxietje, wat heb je in je mond?"
Marietje: „Tandje», moe I"
Ingezonden door „Meiroosje."
Een stoker van een stoomtram verhaalt,
dat op zekeren dag een dame met haar
hand stond te wuiven, of zij nog mee wilde.
De machinist stopte en vroeg haar spoedig
in te stappen
,,'t Is mijn plan niet om mee te gaan",
zeide zij., „Ik wilde alleen maar vragen of
een der passagiers ook een rijksdaalder zou
kunnen wisselen.
Van een vogelfamilie.
Papa en Mama Struis zijn niets aardig
om te zien, maar de kuikentjes zijn d©
eerste paar weken „snoezig'' in één woord.)
Zè hebben groote, verwonderde kleine kin-
deroogen, een stevig rond lichaampje; zijn
in plaats van met veeren, met haar bódekt,
dat allerlei sohakeeringen vertoont van
zwart tot bruin en grijs en om den hals
heeft het diertje een dons dat het zachtste
zijden peluche in glans overtreft 1 De vee-
ren worden niet uitgetrokken vóór de vogel»
negen maanden oud zijn en dan nóg zien
ze er lang niet zoo etevig uit, als wij ee in
den handel kennen: pas in het tweede,
levensjaar begint dat. In eiken vleugel zijnj
24 lange veeren. De struisvogelhen legt om
den anderen dag en in het geheel gemid-j
deld dertig eieren; soms ook wel zestig;
maar om het andere wordt er dan een weg
genomen, want meer dan 20 kan ze toch'
niet bedekken» Ziekte komt onder deze
vogels weinig voor; meestal komt de
voorraad lekkernijen mee, die zij in 'n gaatje
in den muur borg. Dat diende haar als
buffet. Moeder Musch was een uitstekende
huishoudster. In de huizen die om de bin
nenplaats stonden woonden brave menschen
en dat was een groot geluk voor de vogel
tjes, die daar hun nestjes gebouwd hadden.
Bijna eiken morgen kwam een aardig klein
meisje met volle handjes brood en zaad uit
strooien. Alle vogeltjes hielden dan ook van
haar; alle kopjes kwamen boven den rand
van het nestje uitpiepen, als het meisje ver-
scheen en zachtjes riep: „Piet, piet!" Er
waren zelfs vogeltjes die het gewaagd had
den vlak voor haar voetjes de korreltjes én
kruimpjes op te pikken. Ook mijnheer en
mevrouw Musch deden dit; het was ook
veel gemakkelijker voor hen da£r voorraad
roor hun provisiekamer te gaan halen dan
er zoo ver naar te moeten zoeken. Daar
het goede ouders waren en dus hun kin-
tderen een goed voorbeeld gaven, zagen zij
2ich beloond voor al hun zorgen en moeiten,
doordat hun kinderen flink opgroeiden en
over het algemeen zeer gehoorzaam waren.
Donskopje, do oudste, was ook het meest
ontwikkeld; misschien kwam het daardoor,
dat hij meer at dan de anderehij Icon dan
ook al eerder op zijn pootjes staan dan zijn
broertjes en zusjes. Pik, en Pieppiep, wa
ren ook heel gezond en vroolijk, alleen Dot
was een beetje achterlijk; zij bleef klein en
•tenger en haar vleugeltjes groeiden heel
langzaam. Misschien waren ook haar broer
tjes te groot en te dik; zij namen bijna allo
plaats in het nestje weg en zij aten veel
meer dan zij. Moeder Musoh, zei dan ook
dikwijls:
„Ik hoop, dat de chie jongens al gauw
op één poot kunnen slapen zooals groote
musschen; ik ben zeker, dat Dot veel ster
ker zal worden als'ze alleen is."
Ze gewende er dan ook de kleintjes lang
zamerhand aan uit het nest te gaaü, in het
klimop rond te springen, hun vleugels te
leeren uitslaan en een uitstapje op het na
burige dak te maken. Dat was een groot
pleiziertje voor hen en maakte ze tegelijker
tijd krachtig. Als ze weer terug kwamen,
vertelden ze aan hun zusje, wat ze gezien
hadden. Dot was ondertusschen rustig in
het nestje gebleven en zij vond het heerlijk,
dat ze er nu op haar gemak in kon liegen,
zonder van allo kanten geduwd en gedrukt
te worden.
Donskopje, had in weinige dagen leeren
vliegen; toen hjj het eenmaal kon, ging hij
dikwijls, zonder aan-zijn moeder verlof te
vragen, heel in zijn eentjo op het binnen
plaatsje zitten en pikte zaadkorreltjes op.
Zijn moeder, dia ham daar opeens bene
den op den grond zag zitten, was erg ver
schrikt en vloog naar hem toe om hem zijn
onvoorzichtigheid onder het oog te brengen,
maar in den grond van haar hart was zij er
erg trotsch op.
Het is heel goed. om vlug en handig te
zijn, maar het is geen reden om iemand
te verachten, die niet zoo vlug en handig i».
Donskopje werd na dien tooht naar het bin
nenplaatsje, een kleine verwaandheid, eèn
echte fat. Hij nam een beschermende hou
ding tegenover iPIk en Pieppiep aan. Voor
zijn zusje Dot,, had hij niets dan spot over,
hij besohouwde ze als een arme gebrekkig»,
die nooit in staat zou zijn van haar vleugels
gebruik te maken. Dot had een gevo^ligj
hartje en was org bedroefd over de behan
deling, die zij van haar oudste broertje on
dervond. Zij begon zich al wat sterker te
voelen, sedert ze dikwijls alleen in het nest
je zat. Zelfs 's nachts had ze al een ruimer
plaatsje, want Donskopje, dio wilde tooncn,
dat hij geen kind meer was, wilde niet meer
in het nest slapen en had een klimoptakjo
uitgezocht, waarop hij als een bal ineenge
rold mc-t zijn kopje tusschen de veeren
zat, net als een groote musch. Hij vond dat
wel niet erg gemakkelijk en had zelfs den
eersten nacht heel slecht geslapen en was
erg blij geweest, dat er rondom'hem klim
opblaadjes -warén, die hem ondersteunden
en verhinderden, dat hij viel. Maar hij hield
vol uit ijdelheidhij wilde met alle geweld
voor een groote musch doorgaan.
Toen Pik en Pieppiep goed konden vlie
gen en zij hun oudsten broeder lastig begon
nen te vinden, nam Donskopje zich voor de
opvoeding Yan zijn zusje te voltooien.
(Wordt vervolgd.)