't Komt al bij beurten.
FEUILLETON.
Hun roeping getrouw.
Gemengd Nieuws.
No. £5567.
Reeds in de oudst» geschiedenis van het
toienschelijk geslacht woedt gezegd dat: „alle
'de dagen der aaTcta, zaaiing en oogst, en
koude en hitte, en zomer en winter, en
dag en nacht niet zullen ophouden."
Hier wordt een beginsel van orde en
regelmaat uitgesproken, dat in de geheel©
schepping is neergelegd en al het gescha
pene omvat. Men zou desnoods de boven
omschreven voorbeelden van regel matigen
terugkeer met tallooza andere kunnen ver
meerderen.
Het is een ontegenzeglijko waarheid, dat
wij die orde niet altijd doorgronden en dat
;wij ze niet overal terugvinden. Ja, het ge
beurt vaak, dat wij ons een zekere wan
orde voorstellen, die op het eene of andere
punt heerschen zou: een overblijfsel mis
schien nog van het chaosgeloof der oud
heid. Inderdaad ligt dat aan ons. Overal
£ijn de sporen te vinden van vaste rege
len, die alles behectrschen en die wij ge
trouw zijn met de algemeene benaming van
natuurwetten aan te duiden; maar wij ken
nen die wetten nog slechts ten doele en d i e
wij kennen, kunnen wij nog niet alle of
niet ten volle verklaren.
Schijnbaar geeft die regelmaat aan
alles, die scheppingsorde, hos schoon op
zichzelf, aan het leven ziek cv o eentonigheid;
maar inderdaad is het niets dan schijn cn
wij bezitten hieromtrent verschillende uit
spraken, aan welke niemand gezag ontzeg
gen zal. In de eerste plaats Joharin Wolf
gang von Göthe, die meent dat alle wel
gevallen in 't leven op een regelmatigen
terugkeer der uitwendige dingen gegrond
is. „De afwisseling van dag on nacht,"
zegt hij, „der jaargetijden, der bloesoms en
vruchten en alles van dien aard, dat we
genieten kunnen en moeten, dat zijn de
eigenlijke drijfveeren van 't aardsche leven."
En hoo heerlijk schoon zegt niet G-eorge
Eliot: „Wij zouden de aarde niet half zoo
lief kunnen hebben, als we cr onze kinds
heid niet op hadden doorgebracht, als hot
niet dezelfde aarde was, maar iedere nieuwe
lente dezelfde bloemen ontluiken, die wij
met onze teedecv handjes afplukten, toen
wij, op het gras gezeten, onze eerste woord
jes stamelden, waar wij in den herfsb
dezelfde rozenbottels ien roode haagdoorn-
bessen aan ,de heggen hebben gezien,
dezelfde roodborstjes, die wij Gods vogeltjes
plachten te poeinen, omdat zij geen kwaad
aan het kostbare koren dedenwelke nieu
wigheid kan tegen die lieve eentonigheid
opwegen, waar al wat ons omgeeft cms
bekend is en geliefd, omdat heb be
kend is
Wanneer wij ons beklagen over eentonig
heid, over gebrek aan afwisseling, het ver
velend vinden dat de eene dag juist gaat
als de andere, dan vergeten wij ons eigen
aandeel daarin en "vergeten bovendien ook,
dat 'dit niét Oen gevolg is van de schep
pingsorde. Niets zou het leven ondraaglijker
maken, -dan wanneer niet alles gebonden
was aan wetten, die wij slechte gebrek
kig kennen, doch "waarvan wij zeer goed
zien kunnen, dat ocdo en evenwicht ze be-
hecrschen, zooals zij orde en «evenwicht
•scheppen. Het afmattende, het doodende der
onzekerhoid kwelt ons niet en de hoop be
geeft ons nimmer.
Is de regelmaat der stoffelijke dingen ons ten
'deel© «een wonder, ten deelo een verborgen
heid, in sterker mate is dat het geval met
de zedelijke, waaromtrent wij zelfs zeer vaak
in twijfel staan of daarin niet veel meer
van toeval en onzekerheid sprake is. 's Men
schen. lot is schijnbaar zoo wisselvallig, er
heerscht vaak zooveel duisterheid in. Wij
aanschouwen daarin niet dien regelmatig en
terugkeer van vreugde en verdriet, van
voor- en tegenspoed, zooals wij de lente on
den zomer, <ben herfst en den winter elkander
zien opvolgen. Om ook hier met de zeker
heid, der- wetenschap aan dag -en nacht, aan
zaaien en oogsten te kunn-en gelooven, wordt
een groote ervaring van vaol en ernstig na
denken vereischt.
Toen onze oude vriend, op wiens hoeve.
Wij als kinderen zoovele gelukkige dagen
'doorbrachten, zijn hele versierde met helt
ons toen nog zoo raadselachtig opschrift:
,,'t Komt al bij beurten," toen had hij niet
8)
,,Zou u misschien niet weten waarom mijn
vader mij op zoo jeugdigen leeftijd uit Mi
laan terugriep en niet weer toestond dienst
te nemen in Radetky'a leger Ik geloof, dat
u in 1850 in het kabinet van mijn vader de
gene was, die het krachtigst d? meening
verkondigde, dat ons land niet rijk genoeg
was om zich de weelde van een grensregï-
ment te veroorloven."
,,Uwe Hoogheid kwam spoedig daarop
'aan de regcering en zou mijn iuiln nfet noo-
dig gehad hebben, wanneer u de militaire
loopbaan hadt willen blijven volgen."
„Wind u niet zoo op. U moet vandaag
van mij maar wat door de vingers zien. Het
vooruitzicht altoos als generaal-maj oor te
moeten dienen en aan het hoofd van een le
gertje te staan, scheen mij niet erg aan
lokkelijk; afgezien nog van de verplichtin
gen, die ik, ook volgens u, jegens mijn on
derdanen heb. Ik blijf bij mijn meening: er
1b niets ellendigers dan een bestaan zonrler
macht en alleen met den schijn daarvan."
De deur werd geopend door een kamer
dienaar, die aankondigde: Secretaris Lc't-
berg met een rapport voor Uwe Hoogheid.
De ^particuliere secretaris van den Hertog
trad binnen en in het voorbijgaan keek hij
even naar den president. Hij logde een blad
papier op het tafeltje naast den divan en
verdween oven geruisohloos als hij gekomen
Was. Vóór hij evenwel het vertrek had ver
laten, had de Hertog de paar regels reeds
alleen do afwisseling in d«a natuurlijke, maar
ook wel degelijk dfe in da zedelijke wereld
op het oog. Ook daarin heerschen wetten,
ook daarin zijn hot niet de wanorda «an het
toeval, die de feiten en omstandigheden be-
lieccschen. Dat zien wij vaak niat en dik
wijls is het ook niet zichtbaar, zooals wij
do werking der natuurwetten kunnen gade
slaan. Hier is noodig: de vaste overtuiging,
dat alles ontspringt aan een en diezelfde toon
dat de uitwendige dingen van het leven
geen anderen oorsprong hebben dan de in
wendige. Hier is noodig een ^ontzaglijk groot
vertrouwen, dat zelfs stand houdt waar het
schijnbaar wordt beschaamd.
Het leven is een afwisseling van hoop
en vrees, van nederlaag en overwinning, van
vreugde en verdriet, van voor- en tegen
spoed, van geluk en ongeluk en van hon
derd-andere dingen meer, die tegenover elkan
der slaan. Van dit alles wordt niets ons
gespaardmaar van dat alles wordt ook niets
ons onthouden en daarom behoeft ook hier heb
afmattende, heb doodende der onzekerheid
ons niet te kwellen. Evenmin als het in het
groote wereldplan gelegen heeft om de aarde
woest en ledig te laten, evenmin is dat het
geval ten aanzien van ons leven; maar bij
dit laatste is aan den mensch zelf «een groote
en grootscho taak overgelaten. Zoo min als
de natuur tot haar volle recht komt waar
niet de nijvere hand van den mensch ar
beidt en zaait, zoo min zal ons leven tot
zijn volle recht komen, waar wij ook op
dat gebied niet arbeiden met alle kracht,
die in ons is. Maar indien wij dat doen «sn
indien wij aandachtig alles gadeslaan en alias
opmerken, dan zullen wij de heerlijke er
varing opdoen, dat ook hier do arb'eid nim
mer onbeloond wordt gelaten en dat de
hand, die het zaad uitstrooit, ook steals
eenige vrucht zal oogsten. Naast de vrees
zal «r altijd plaats zijn voor de hoop. Gom
nederlaag behoeft ons te ontmoedigen, want
elke nederlaag laat de plaats voor een over
winning open, waar wij ons niet laten ont
moedigen, maar volhardend blijven strijden'.
Do vreugde des l-eyens wordt vaak door lij
den en verdriet onderbrokenmaar nimmer
gaat do zon voor altoos onder over ons
pad en den morgenstond van een nieuwen,
blijden dag, mogen wij altijd we^r verwach
ten, des to blijd-er, waar het lijden ons ge
staald, de smart ons gereinigd hooft. De
voorspoed zal niet steeds ons doel zijn;
zeker zal nog eens tegenspoed volgen; maar
ons uitzicht op het tegenovergestelde is oven
groot. 'Geen loven is een aaneenschakeling
van geluk, wat misschien maar bedwelmen
zou en fen 'slotte ons het ware genot ont
nemen; maar geen leven is ook een aaneen
schakeling van lijden en verdriet, een nacht
zonder sterrelicht.
"Waarlijk, 't komt al bij beurten, en dat
het al bij beurten komt, dat is juist do
grootste zegen voor den monsc-h; dat leert
hem leveni dat verhoogt zijn tev-enslust en
zijn levensgenot, dat is bij uitstek geschikt
om hém waarlijk" tot mensch te vormen.
De wetten die hot onzichtbare, het ze
delijke levensdoel behecrschen,. die zullen wij
wellicht nimmer loeren kennen; maan als
wo zo dan maar erkennen en er ons vrij
willig aan onderwerpen, dan zal dat aan
ons leven een wijding gown en don levens
stroom leidon in de ware bedding.
NEMO.
Met ingang van 1 Januari as.
zal bij do Maatschappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen het tarief voor vacantie-
kaarten voor werklieden w-orden opgeheven.
Aan boord van het Rijnsohip
Gerard Heinrich", liggende aan de Steen
plaat te Rotterdam, en geladen met ijzer
erts, was in de laatste dagen Je toestand
zeer gespannen tusschen den schipper H.
Terjung en diens knecht R. Boumeester, wo
nende in de Zwarto Paardenstraat aldaar.
Gisterochtend, toen de knecht zich bij het
verwerken van erts aan een der handen
kwetste, weet hij de schuld hiervan aan den
schipper. Dit was de aanleiding tob een
twist, waarbij Boumeester zijn schipper te
lijf wilde en bedreigde. Tu&schenbeide kwam
de zuster van den schipper, een weduwe,
die bij hem aan boord vaart. Bij haar po
ging om den broeder te beschermen viel zij
gelezen. Hij haalde de schouders op, maak
te van het papier een prop en wilde die op
den grond werpen,, toen hij plotseling tot
een ander inzicht scheen te komen cn, het
blad papier weder openvouwende, het aan
von Herther gaf.
,,Men meldt mij, dat Hare Hoogheid de
Prinses zich op haai* wijze begint te troos
ten. Er moet hier in het hotel een musicus
logeerenzekere Arsakoff, een virtuoos van
naam. De Prinses heeft hem al hooren spe
len en naar hem laten informeeren. Alsof
men, door zich door muziek te laten mec-
sleepen, vergeten kan wat wij ondervonden
hebben. Ik ben dan ook eigenlijk sterk tegen
dergelijk dwepen, maar ik verheuv or me
nu al over, wanneer de half apathische, half
lijdende uitdrukking van het gezicht van
mijn dochter verdwijnt. Hebt u dien Arsa
kof f al ontmoet?"
Von Herther had nu de antipathie, die
hij van de eerste ontmoeting af voor dezen
half-Italiaan gevoeld -had, kunnen uitea;
maar het leek hem onwaardig, daarvan to
spreken zonder goeden grond. En ook hin
derde het hem te bemerken, hoe de Hertog
iederen stap, dien zijn dochter deed, liet na
gaan. Daarom had hij het liefst allo verdere
uiteenzettingen vermeden. Hij vergenoegde
zich de vraag van den Hertog met ja te be
antwoorden ©n te zeggen, dat hij .ilben
wist, dat Arsakof f een uitsteken! pianist
was.
Verder wil de Prinses niets van liem. La
ten we het dan maar eens met hem probee-
ren. Te Vex, waar zij op raad van dokter
Scharding de baden gebruikte, was een der
gelijke verstrooiing met al het geld van de
wereld niet te koopen; hier wordt ze on» in
op het gladde dek en kneusde zioh zoodanig,
dat zij haar goede bedoelingen moest opge
ven. Inmiddels had de eohipper zioh naar
zijn kajuit begeven en een gel ad on revolver
fce voorschijn gehaald, terwijl de kneoht
naar het vooronder liep. Daar trof de schip
per hem aan met een mes in zijn hand
Door een ruitje loste sobipper Terjung een
schot op zijn kneoht. De kogel drong htm
aan de rechterzijde in den hals en veroor
zaakte een ernstige verwonding.
De sleepboot ,,Luna II", uit de richting
van Dordrecht stroomafwaarts stoomende en
cxp het geroep om hulp langszijde gekomen,
nam den verwonden schippersknecht en de
gekwetste zuster van den schipper aan boord
en bracht beiden naar het politiebureau ran
de Nassaukade, van waar de schipperskneoat
onmiddellijk naar het Ziekenhuis is overge
bracht, nadat een geneesheer voorloopig
hulp had verleend.
Schipper H. Terjung heeft zich later zelf
ter beschikking der politie gesteld.
Op z'n el f-e n-d ertigst. Men
schrijft uit Woerden aan het „Hbl.": De
lang verwachte aanbesteding van het nieu
we stationsgebouw te Woerden zal nog w?l
een tijdje uitblijven, daar het gebleken ;3,
nu alle teekeningen enz. goedgekeurd wa
ren; dat men toevallig vergeten had de H.
IJ.-S.-M., die in die- zaak Ook medezeggen
schap heeft, er in te kennen, zoodat er weer
een poosje uitstel zal komen in dió zóo hoog
noodige zaak.
Diefstal van haring. Gis-
ternacht heeft de politie te IJmuiden een
flinke vangst gedaan. Uit een gesprek van
twee .mannen hadden twee agenten -opge
maakt, dat er dien nacht iets aan 't handje
zou zijn. Er werd van vaten haring gespro
ken, die gestolen zouden zijn. En werkelijk
bleek er wat gaande te zijn. Bij het sta
tion mocht men do hand leggen op drie
Scheveningsche opkoopers, die van de be
manning van twee bommen, Sch. 141 en
Soli. 26:3 (van de reederij De Niet te Sclic-
veningen) een twintigtal vaten haring had
den gekocht. Natuuilijk wist deze reedenj
van dezen verkoop niets af.
Nu het vermoeden bestaat, dat dergelijke
diefstallen meer plaats hebben (ze zijn niet
steeds te controleeren) wijl de bemanning
zelf dc hoeveelheid gevangen haring op
geeft. meent men met .de aanhouding dier
opkoopers een goede arrestatie gedaan te
hebben. Ook de bemanning van de twee
bommen heeft bekend aan den diefstal schul
dig te zijn. De haring werd in beslag geno
men. CO. H. Ct.)
Hoog water.— Als oorzaak,
dat hot land tusschen Tilburg, Gilze-Rijen
en Dongen bijna eiken winter onder water
staat, wordt aan dc „N. R. C." het volgen
de meegedeeld
Het riviertje de Donge, dat door die
streek stroomt, is de natuurlijke afwatering
voor die landerijen, maar aan dat riviertje
staan een water en windmolen, die beidé
reeds uit den tijd van Frederik Hendrik
dagteekenen. De eigenaar hoeft steeds liet
recht gehad, om van 1 October tot 1 Maart
het water van de Donge als drijf kracht te
gebruiken, waartoe hij gedurende dien tijd
den stroom even boven den molen afzet. Het
gevolg hiervan is, dat alle omringende lan
derijen onderloopen en zelfs laat in het
voorjaar nog onder staan, zoodat honderden
hectaren goeden grend aan den landbouw
onttrokken worden.
Toen Reger voor eenigen tijd
bij gelegenheid van een kamermuziekavond
bij de uitvoering van Schubert's For ell m-
quintetten op de bekende géniale wijze zijn
medewerking had verleend, zond hem een
enthusiast© bewonderaarster den volgenden
dag een uitgelezen exemplaar van de ge
noemde vischsoort. In zijn bedankje maak
te de virtuoos de opmerking, dat hij er nu
hard over dacht eene gauw Haydn's. Ossen-
menuet uit te laten voeren.
Deze geestigheid, toegevoegd aan nog me
nige andere, toont wel aan, hoe deze mess
ter niet alleen een man van virtuositeit i?,
doch tevens iemand vol humor.
Een leuke boer. Uit Oen-
nep meldt men aan ,,De Geld." als histo
risch In de nabijheid van Kleef Rad 'n arme
keuterboer 100 M. aan schulden te bétalen.
den schoot geworpen. Het zal wellioht ook
mijn pleizier verhoogen, wanneer mijn doch
ter weer een paar uur per dag aan den
vleugel zit. En nu, mijnheer de president,
nu weet u voldoende waarom ik op reis ben
gegaan. Kunt u raden waarom ik juist hier
ben?"
Daar was de vraag, die von Herther van
het eerste oogenblik af gevreesd had. En de
blik, waarmee de Hertog hem aankeekt liet
geen twijfel over, da'; achter deze eenvou
dige vraag een bedoeling verborgen was, die
von Herther persoonlijk gold. Hij antwoord,
de:
,,Ik zou kunnen denken, dat Uwe Hoog
heid niet alleen door de schoonheid der na
tuur, maar eveneens door herinneringen vit
Uw jeugd naar hier gelolis."
,,En dan denkt u tevens, dat een dergelijk
sentimenteel denkbeeld lijnrecht in strijd is
met mijn uiterlijk. Laat ik u zeggen, dat ik
zelf niet weet wat ik wil; <lat alles mij
"na het afbreken van de betrekkingen met
het Hof van koning Max als in een waas
voorkomt. Ik wilde hier nog eens terugden
ken aan mijn soldatentijd; enkelen, met wie
ik vroeger bevriend ben geweest, nog eens
ontmoeten, en daarom bevreemdde het mij
allereerst u hier te zien. En een oogenblik
kwam de gedachte bij mij op, dat men u
eenig bericht had gezonden..."
„Hoogheid, een dergelijke verdenking is
onwaar," zeide de president, even zoeken
de naar een woord, dat beter paste dan
hét vrij krasse „onwaar."
„Ik wil het gelooven," zeide de Hertog,
weer heen en weer ïoopende. Herther
kreeg nu den indruk alsof de Hertog hem
niet in het gezicht wilde zien; dat hij met
Eindelijk wordt de winkelier het wachten
moede en zendt er den deurwaarder op af;
deze laatste niets vindende van eenig©
waarde dan een mager koetje, dat men
volgens de wet niet mag ontnemen, keert
onverrichterzake huiswaarts.
Intusschen zint en peinst de broeder van
den winkelier om het boertje zijn beestje
afhandig te maken. Hij trekt naar de wo
ning om het koetje to koopen, doch komt tot
geen accoord; het manneke klaagt al maar
door, dat hij zoo'n gebrek moet lijden
Kwasi medelijdend zegt de andere ik zie
uw toestand, het gaat zoo niet, ik zal jo
helpen, morgen krijg je een mooie flinke
geit present. Dankbaar voor zooveel goed
heid knipmeste het manneke dat het een
lieve lust was.
Den volgenden dag arriveerde Sik werke
lijk, men kan begrijpen, hoe de familie in
haar nopje was.
Carl naar den winkelier: Zeg broer, we
hebben 'm; nou heeft hij twee stuks vee op
stal, cn de koe is ons!
Drie dagen later: De deurwaarder op
nieuw op 't pad. Zeg vriend, je hebt nou
twee stuks vee op stal, dus nu moet de koe
worden verkocht.
Ja, zegt het boertje, toen die goeie Carl
me zoo'n soh'oone vette geit stuurde, he'k
ze maar dadelijk geslacht, gezouten en
opgegeten, en dé mo'k zeggen, ze smaKe
fijn, ik wou, dat ie er nog maar een stuurde.
En weer keerde de deurwaarder onver
richter zake huiswaarts.
Een geheimzinnige mis
daad houdt Parijs bezig. Meyiiier, kapitein
ter beschikking, heeft per brief aan den
commissaris van politie in de Madeleine-
wijk medegedeeld, dat hij zijn verloofde,
barones Olivier d'Ambricourt uit wraak ge
dood had en dat hij nu zelfmoord ging ple
gen. De commissaris begaf zich, na den
brief ontvangen te hebben naar het hotel
d'Angleterre in de Rome-straat, No. 7 cn
vond daar het lijk van barones d'Ambri
court in een der kamers, die de kapitein in
dat hotel bewoonde. Het briefje waardoor
de commissaris van politie van het geval
in kennis werd gesteld luidde: „Mijnheer
de commissaris, ik heb de eer u mode te
deelcn, dat ik gisteren mijn verloofde, ba
rones d'Ambricourt, gedood heb. Ga er
heen. Ik ruim het veld voor u. Binnen en
kele uren zal men mij vinden, wanneer ik
mijn wraak gekoeld heb."
Het lijk van de vermoorde werd gevon
den, op een bed liggend. Het moet nog
uitgema-akt worden of vergiftiging dan wel
verstikking de oorzaak van den dood is.
Woensdag moet kapitein Meynier de mis
daad gepleegd hebben. Hij was als militair
op non-activiteit gesteld, wegens ziekte;
vijf jar©*"1 was hij reeds buiten dienst, dien
hij als artillerie-officier in de koloniën door
gebracht heeft en men zegt, dat hij soms
tijden lang hevig opgewonden kon zijn, een
gevolg van een ziekte, die hij in de tropen
opgelbo'pen" had. Donderdagmiddag is ba
rones d'Ambricourt, die vroeger gehuwd
was met baron Olivier, van wien zij zich
liet scheiden, Meynier op zijn kamers in
het hotel d'Angleterre komen bezoeken. Zij
heeft het gebouw niet meer verlaten. Toen
Meynier 's middags alleen wegging, zeide
hij tegen den portier, dat mevrouw Amtoi-
oourt boven bleef omdat ze ongesteld was.
De vermoorde moet een knappe, blonde
vrouw geweest zijn van vijf en dertig jaar.
Ze leefde rustig met haar twaalfjarig doch
tertje, dat haar bij de scheiding van baron
Olivier toegewezen was. De verhouding roet
de familie, in het bijzonder met de moedor
van haar vroegei'en man, was heel goed en
het was voor niemand een geheim, dat ba
rones Ambricourt met Meynier zou gaan
trouwen.
De toeloop van nieuws g i e-
rigen naar de brandende gasbron te Neuen-
gammo bij Hamburg is nog altijd geweldig
groot. Woensdag, op den Noordduitschen
bid- en bootedag, fiebben er 92 bijzondere
treinen naar Neuengamme geloopen. De
eene vlam, die gedoofd is geweest, brandt
weer met nog grootere kracht.
Te Hamburg is een vergadering van amb
tenaren en deskundigen gehouden over de
vraag, wat men moest doen. De deskundigen
spraken, zij bet ook niet zeer stellig, de
meening uit, dat de brand over korter of
zichzelf streed wat hij zou zeggen. Einde
lijk zei hij
„Kort en goed, weet dan, dat ik enkele
sporen uit vroeger dagen wil nagaan, en
een oogenblik gedacht heb, dat jij er be
lang bij hadt die sporen uit to wissohen.
Laten we openlijk met elkaar spreken. Ik
weet, dat u vóór ongeveer twintig jaren
door mijn vader naar Milaan gestuurd
bent om mijn zaken te regelen, en dat u
mijn verhouding tot Nina Peretti geregeld
hebt".
„Hoogheidzeide von Herthor, even
eens opstaande en een paar passen in de
richting van den Hertog doende.
„Neen, laat me uitspreken. U kunt niet
ontkennen, dat ik over dat alles nooit
één onaangenaam woord heb gezegd. Had
ik een zoon gehad, misschien had ik uw
diensten voor een dergelijke zaak noodig
gehad. Langen tijd heb ik niet anders dan
vluchtig aan deze dingen gedacht; maar de
paar laatste jaren heb ik telkens het
idee, dat ik die zaak niet aan mijn vader
en u had mogen overlaten, althans wat
Nina, ik meen signoïina, Peretti betreft."
„Aangezien Uwe Hoogheid volkomen
met de opdracht, mij door wijlen Uw hoog-
geachten vader gegeven, bekend was, weot
u ook het antwoord, dat ik uit Milaan
heb meegebracht."
Herther bad zijn gewone kalmte weer
terug gekregen.
„Uwe Hoogheid weet ook, dat door Uw
vader alles gedaan is om den toestand van
het meisje te verzekeren. Uw Hoogheid
heeft den brief gelezen, dien de danseres,
ik meen signorina Peretti, mij heeft mee
gegeven."
„Dat alles weet ik en ik heb er mij lang
langer tijd vanzelf zou uitgum en dat hel
blussohen van de vlammen oen gevaarlijk en
misschien wel een onbegonnen werk zou rijn.
Daarom is besloten, voorloopig geen pogin
gen tot blussching to ondernemen.
Seder fcdenl3dondezerwor«it
de Duitsche luchtbol „Saai*" vermist, die
dien dag met andere luchtbollen bij Gelsen-
kirchen was opgestegen om een wedstrijd om
de verste vlucht te lioudcn. De „Saar" is in
Duitschland het laatst gezien boven Je zee.
Nu komt bericht uit Hamburg, dat de
Zweedsche stoomboot Godliem Zondagavond
om 10 uur op 54 gr. 10 min. N.B. en 7 gr.
21 min. O.L. een grooten luchtbol met men-
sclien er in in Noordwestelijke richting naar
den kant van de Oostkust van Schotland
heeft zien drijven. In Duitschland heeft
men de hoop nog niet opgegeven, dat do
luchtschippers nog te redden zullen ztfn.
Maar na Zondag beeft niemand meer iets
van de luchtsohippers gezien
Het hof van appèl te Mosko u
beeft gisteren vonnis geveld in de zaak te
gen 31 revolutionnairen. Drie werden tot
dwangarbeid en tien tot verbanning veroor
deeld, terwijl do meeste anderen vesting
straf kregen.
Uit lang vervlogen dagen. Wij
zijn er in de laatste jaren door allerlei
proefnemingen achter gekomen, dat de al
cohol niet in staat is kracht mee to deelen.
En een tiende doel van dc menschen begint
dat nu langzamerhand te gelooven. Bij
mensch cn nvenscliheid komt liet versland
met de jaren.
Maar is hot niet wonderlijk, dat het nieuwe
licht, waarvoor men nu oog bogint te krij
gen, al vele «eeuwen geschenen lieoft, cn
dat de menschen twee, drie duizend jaren
geleden reeds evengoed, op do hoogte waren
als wij nu?
Daar waren vóór twintig eeuwen
do kampvechters en wedloopers der Grie
ken in dé wereldberoemde Olympische 6po
len. Zij moesten zuinig zijn op hun kracht
on bohondighcid, die mannen, anders ont
ging hun de zege. En dit wisten zij, dab
een van do niot te veronachtzamen cischen
was: onthouding van bedwelmenden drank
Epiototus, oen Grieksch schrijver in het
begin onzer jaartelling, doet de vraag;
„Wcnscht gij oen prijs te winnen in de Olym
pische spelen?" En iii den leefregel, dien
hij antwoordende geeft, heet liet ook: ..Gij
moet niet drinken wat koud is, onook geen
wijn gelijk gij placht te doen!" Ook de
apostel Pan lus doelt liierGp, als hij aan
de Corinthiërs schrijft: „Een iegelijk die om
prijs strijdt, onfclioudt zich in a.lles(1
Oor. 1925).
Daar waren nog vijf ecuwen vroe
ger de Macrobiëxs, «een Etiopisché
volksstam, gehard cn krachtig, 't Gebruik
van wijn of andere bedwelmende dranken wat
hun onbekend. Zij loofden van zeer cenvou-
'xlig voedsel en dronken hoofdzakelijk melk.
Cambyscs, de koning van Perzic, walde
hen ga-axno onderwerpen en zond tot hen
een aantal gezanten, om met hun opper
hoofd to sproken, maar meer nog om spion-
nendionst tc doen. Ilct opperhoofd der Ma*
crobiërs begreep de bedoeling, maar hij ont
ving de gezanten beleefd cn toonde hun al
zijn macht, terwijl hij hun medcdccld dat
zijn volksgenooten het tot den leeftijd van
honderd en twintig jaren brachten, terwijl
de wijndrinkonde Perzen veel lager leeftijd
bereikten. Hij reikte den gezanten een boofl
over, dien alleen een Macrobicr kon span
nen, on hij verzocht hun aan hun meester
te zeggen, dat hij Maarobië zou kunnen ver
overen, indien hij soldaten zond, dio dezen
boog kondon spannen.
Daar waren nog vijf eeuwen vroeger
de Trojaansohe helden, onder welke I I eo-
tor de dapperste cn do edelste mag heeten.
H o o n b a, zijn moeder, bood aan, den uit
het gevecht komende met wijn te verkwik
ken, yant „aam den. vermoeiden mam
zoo verzekerde Zjj deelt wijn sterkte
mee." Maar Hoot or antwoordde haar:
„Brong mij, geèerdo moeder, den liefelijken
wijn niet, opdat gij mij niet verzwakt en ij-
do kracht en den moed niet verlieze
Wat dunkt u, lezer, is deze eeuwenoude
wijsheid niet waard in onze oeuw van we
tenschap en beschaving met luider stem t?
worden gepredikt?
genoeg bij neergelegd. Ik weet ook hoe u
over het geheele geval gedacht hebt ^n
mijn vader gesterkt hebt in zijn goede voor
nemens te mijnen opzichte. Ik weet oos,
dat u Nina zoo welwillend en vriendelijk
mogelijk behandeld hebt en uw opdracht
getrouw, alleen haai* vooruitzichten mot
ironie behandeld hebt."
„Pardon, hier was geen sprake van een
opdracht, slechts van een persoonlijke over
tuiging. Ik t -n toen veertien dagen lang ir
het gezelschap van de danseres geweest,
heb haar omgeving* gezien, met haar oud©
meid Brigitta gosproken en ben toen tot de
conclusie gekomen, dat de danseres zichzelf
bedrogen heeft."
„Ja, het was jammer voor haar; zij was
een aardige meid en verstandig ook. Er be
hoord© destijds moed toe op een Oosten-
rijksch officier gesteld to zijn, al was die
«dan ook een Prins. Do wibto uniform werkto
op alle Italianen als een roode lap op een
stier; maar Nina had moed en zij trotseer
de het zelfs4 dat zij uitgefloten werd, toe*',
zij een solo moest dansen. Het waren vroo-
lijke avonden met haar; ik heb ze later u>y
niet meer gekend. En begeer ig was /.ij ook
niet: jullie in Forstenburg zorgdet er we!
voor, dat mijn beurs zóó slecht gespekt was,
dat ik niet veel kromme sprongen kon ma
ken. Zij toonde zich edelmoedig cn meu de
som, door mijn vader haar later geschon
ken, zal zij, haar natuur kennende, hot wo!
niet ver gebracht hebben. En nu wil ik we*
ten wat cr van haar geworden is."
(Wordt vervolgdJ