't Komt al bij beurten. FEUILLETON. Hun roeping getrouw. Gemengd Nieuws. No. £5567. Reeds in de oudst» geschiedenis van het toienschelijk geslacht woedt gezegd dat: „alle 'de dagen der aaTcta, zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet zullen ophouden." Hier wordt een beginsel van orde en regelmaat uitgesproken, dat in de geheel© schepping is neergelegd en al het gescha pene omvat. Men zou desnoods de boven omschreven voorbeelden van regel matigen terugkeer met tallooza andere kunnen ver meerderen. Het is een ontegenzeglijko waarheid, dat wij die orde niet altijd doorgronden en dat ;wij ze niet overal terugvinden. Ja, het ge beurt vaak, dat wij ons een zekere wan orde voorstellen, die op het eene of andere punt heerschen zou: een overblijfsel mis schien nog van het chaosgeloof der oud heid. Inderdaad ligt dat aan ons. Overal £ijn de sporen te vinden van vaste rege len, die alles behectrschen en die wij ge trouw zijn met de algemeene benaming van natuurwetten aan te duiden; maar wij ken nen die wetten nog slechts ten doele en d i e wij kennen, kunnen wij nog niet alle of niet ten volle verklaren. Schijnbaar geeft die regelmaat aan alles, die scheppingsorde, hos schoon op zichzelf, aan het leven ziek cv o eentonigheid; maar inderdaad is het niets dan schijn cn wij bezitten hieromtrent verschillende uit spraken, aan welke niemand gezag ontzeg gen zal. In de eerste plaats Joharin Wolf gang von Göthe, die meent dat alle wel gevallen in 't leven op een regelmatigen terugkeer der uitwendige dingen gegrond is. „De afwisseling van dag on nacht," zegt hij, „der jaargetijden, der bloesoms en vruchten en alles van dien aard, dat we genieten kunnen en moeten, dat zijn de eigenlijke drijfveeren van 't aardsche leven." En hoo heerlijk schoon zegt niet G-eorge Eliot: „Wij zouden de aarde niet half zoo lief kunnen hebben, als we cr onze kinds heid niet op hadden doorgebracht, als hot niet dezelfde aarde was, maar iedere nieuwe lente dezelfde bloemen ontluiken, die wij met onze teedecv handjes afplukten, toen wij, op het gras gezeten, onze eerste woord jes stamelden, waar wij in den herfsb dezelfde rozenbottels ien roode haagdoorn- bessen aan ,de heggen hebben gezien, dezelfde roodborstjes, die wij Gods vogeltjes plachten te poeinen, omdat zij geen kwaad aan het kostbare koren dedenwelke nieu wigheid kan tegen die lieve eentonigheid opwegen, waar al wat ons omgeeft cms bekend is en geliefd, omdat heb be kend is Wanneer wij ons beklagen over eentonig heid, over gebrek aan afwisseling, het ver velend vinden dat de eene dag juist gaat als de andere, dan vergeten wij ons eigen aandeel daarin en "vergeten bovendien ook, dat 'dit niét Oen gevolg is van de schep pingsorde. Niets zou het leven ondraaglijker maken, -dan wanneer niet alles gebonden was aan wetten, die wij slechte gebrek kig kennen, doch "waarvan wij zeer goed zien kunnen, dat ocdo en evenwicht ze be- hecrschen, zooals zij orde en «evenwicht •scheppen. Het afmattende, het doodende der onzekerhoid kwelt ons niet en de hoop be geeft ons nimmer. Is de regelmaat der stoffelijke dingen ons ten 'deel© «een wonder, ten deelo een verborgen heid, in sterker mate is dat het geval met de zedelijke, waaromtrent wij zelfs zeer vaak in twijfel staan of daarin niet veel meer van toeval en onzekerheid sprake is. 's Men schen. lot is schijnbaar zoo wisselvallig, er heerscht vaak zooveel duisterheid in. Wij aanschouwen daarin niet dien regelmatig en terugkeer van vreugde en verdriet, van voor- en tegenspoed, zooals wij de lente on den zomer, <ben herfst en den winter elkander zien opvolgen. Om ook hier met de zeker heid, der- wetenschap aan dag -en nacht, aan zaaien en oogsten te kunn-en gelooven, wordt een groote ervaring van vaol en ernstig na denken vereischt. Toen onze oude vriend, op wiens hoeve. Wij als kinderen zoovele gelukkige dagen 'doorbrachten, zijn hele versierde met helt ons toen nog zoo raadselachtig opschrift: ,,'t Komt al bij beurten," toen had hij niet 8) ,,Zou u misschien niet weten waarom mijn vader mij op zoo jeugdigen leeftijd uit Mi laan terugriep en niet weer toestond dienst te nemen in Radetky'a leger Ik geloof, dat u in 1850 in het kabinet van mijn vader de gene was, die het krachtigst d? meening verkondigde, dat ons land niet rijk genoeg was om zich de weelde van een grensregï- ment te veroorloven." ,,Uwe Hoogheid kwam spoedig daarop 'aan de regcering en zou mijn iuiln nfet noo- dig gehad hebben, wanneer u de militaire loopbaan hadt willen blijven volgen." „Wind u niet zoo op. U moet vandaag van mij maar wat door de vingers zien. Het vooruitzicht altoos als generaal-maj oor te moeten dienen en aan het hoofd van een le gertje te staan, scheen mij niet erg aan lokkelijk; afgezien nog van de verplichtin gen, die ik, ook volgens u, jegens mijn on derdanen heb. Ik blijf bij mijn meening: er 1b niets ellendigers dan een bestaan zonrler macht en alleen met den schijn daarvan." De deur werd geopend door een kamer dienaar, die aankondigde: Secretaris Lc't- berg met een rapport voor Uwe Hoogheid. De ^particuliere secretaris van den Hertog trad binnen en in het voorbijgaan keek hij even naar den president. Hij logde een blad papier op het tafeltje naast den divan en verdween oven geruisohloos als hij gekomen Was. Vóór hij evenwel het vertrek had ver laten, had de Hertog de paar regels reeds alleen do afwisseling in d«a natuurlijke, maar ook wel degelijk dfe in da zedelijke wereld op het oog. Ook daarin heerschen wetten, ook daarin zijn hot niet de wanorda «an het toeval, die de feiten en omstandigheden be- lieccschen. Dat zien wij vaak niat en dik wijls is het ook niet zichtbaar, zooals wij do werking der natuurwetten kunnen gade slaan. Hier is noodig: de vaste overtuiging, dat alles ontspringt aan een en diezelfde toon dat de uitwendige dingen van het leven geen anderen oorsprong hebben dan de in wendige. Hier is noodig een ^ontzaglijk groot vertrouwen, dat zelfs stand houdt waar het schijnbaar wordt beschaamd. Het leven is een afwisseling van hoop en vrees, van nederlaag en overwinning, van vreugde en verdriet, van voor- en tegen spoed, van geluk en ongeluk en van hon derd-andere dingen meer, die tegenover elkan der slaan. Van dit alles wordt niets ons gespaardmaar van dat alles wordt ook niets ons onthouden en daarom behoeft ook hier heb afmattende, heb doodende der onzekerheid ons niet te kwellen. Evenmin als het in het groote wereldplan gelegen heeft om de aarde woest en ledig te laten, evenmin is dat het geval ten aanzien van ons leven; maar bij dit laatste is aan den mensch zelf «een groote en grootscho taak overgelaten. Zoo min als de natuur tot haar volle recht komt waar niet de nijvere hand van den mensch ar beidt en zaait, zoo min zal ons leven tot zijn volle recht komen, waar wij ook op dat gebied niet arbeiden met alle kracht, die in ons is. Maar indien wij dat doen «sn indien wij aandachtig alles gadeslaan en alias opmerken, dan zullen wij de heerlijke er varing opdoen, dat ook hier do arb'eid nim mer onbeloond wordt gelaten en dat de hand, die het zaad uitstrooit, ook steals eenige vrucht zal oogsten. Naast de vrees zal «r altijd plaats zijn voor de hoop. Gom nederlaag behoeft ons te ontmoedigen, want elke nederlaag laat de plaats voor een over winning open, waar wij ons niet laten ont moedigen, maar volhardend blijven strijden'. Do vreugde des l-eyens wordt vaak door lij den en verdriet onderbrokenmaar nimmer gaat do zon voor altoos onder over ons pad en den morgenstond van een nieuwen, blijden dag, mogen wij altijd we^r verwach ten, des to blijd-er, waar het lijden ons ge staald, de smart ons gereinigd hooft. De voorspoed zal niet steeds ons doel zijn; zeker zal nog eens tegenspoed volgen; maar ons uitzicht op het tegenovergestelde is oven groot. 'Geen loven is een aaneenschakeling van geluk, wat misschien maar bedwelmen zou en fen 'slotte ons het ware genot ont nemen; maar geen leven is ook een aaneen schakeling van lijden en verdriet, een nacht zonder sterrelicht. "Waarlijk, 't komt al bij beurten, en dat het al bij beurten komt, dat is juist do grootste zegen voor den monsc-h; dat leert hem leveni dat verhoogt zijn tev-enslust en zijn levensgenot, dat is bij uitstek geschikt om hém waarlijk" tot mensch te vormen. De wetten die hot onzichtbare, het ze delijke levensdoel behecrschen,. die zullen wij wellicht nimmer loeren kennen; maan als wo zo dan maar erkennen en er ons vrij willig aan onderwerpen, dan zal dat aan ons leven een wijding gown en don levens stroom leidon in de ware bedding. NEMO. Met ingang van 1 Januari as. zal bij do Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen het tarief voor vacantie- kaarten voor werklieden w-orden opgeheven. Aan boord van het Rijnsohip Gerard Heinrich", liggende aan de Steen plaat te Rotterdam, en geladen met ijzer erts, was in de laatste dagen Je toestand zeer gespannen tusschen den schipper H. Terjung en diens knecht R. Boumeester, wo nende in de Zwarto Paardenstraat aldaar. Gisterochtend, toen de knecht zich bij het verwerken van erts aan een der handen kwetste, weet hij de schuld hiervan aan den schipper. Dit was de aanleiding tob een twist, waarbij Boumeester zijn schipper te lijf wilde en bedreigde. Tu&schenbeide kwam de zuster van den schipper, een weduwe, die bij hem aan boord vaart. Bij haar po ging om den broeder te beschermen viel zij gelezen. Hij haalde de schouders op, maak te van het papier een prop en wilde die op den grond werpen,, toen hij plotseling tot een ander inzicht scheen te komen cn, het blad papier weder openvouwende, het aan von Herther gaf. ,,Men meldt mij, dat Hare Hoogheid de Prinses zich op haai* wijze begint te troos ten. Er moet hier in het hotel een musicus logeerenzekere Arsakoff, een virtuoos van naam. De Prinses heeft hem al hooren spe len en naar hem laten informeeren. Alsof men, door zich door muziek te laten mec- sleepen, vergeten kan wat wij ondervonden hebben. Ik ben dan ook eigenlijk sterk tegen dergelijk dwepen, maar ik verheuv or me nu al over, wanneer de half apathische, half lijdende uitdrukking van het gezicht van mijn dochter verdwijnt. Hebt u dien Arsa kof f al ontmoet?" Von Herther had nu de antipathie, die hij van de eerste ontmoeting af voor dezen half-Italiaan gevoeld -had, kunnen uitea; maar het leek hem onwaardig, daarvan to spreken zonder goeden grond. En ook hin derde het hem te bemerken, hoe de Hertog iederen stap, dien zijn dochter deed, liet na gaan. Daarom had hij het liefst allo verdere uiteenzettingen vermeden. Hij vergenoegde zich de vraag van den Hertog met ja te be antwoorden ©n te zeggen, dat hij .ilben wist, dat Arsakof f een uitsteken! pianist was. Verder wil de Prinses niets van liem. La ten we het dan maar eens met hem probee- ren. Te Vex, waar zij op raad van dokter Scharding de baden gebruikte, was een der gelijke verstrooiing met al het geld van de wereld niet te koopen; hier wordt ze on» in op het gladde dek en kneusde zioh zoodanig, dat zij haar goede bedoelingen moest opge ven. Inmiddels had de eohipper zioh naar zijn kajuit begeven en een gel ad on revolver fce voorschijn gehaald, terwijl de kneoht naar het vooronder liep. Daar trof de schip per hem aan met een mes in zijn hand Door een ruitje loste sobipper Terjung een schot op zijn kneoht. De kogel drong htm aan de rechterzijde in den hals en veroor zaakte een ernstige verwonding. De sleepboot ,,Luna II", uit de richting van Dordrecht stroomafwaarts stoomende en cxp het geroep om hulp langszijde gekomen, nam den verwonden schippersknecht en de gekwetste zuster van den schipper aan boord en bracht beiden naar het politiebureau ran de Nassaukade, van waar de schipperskneoat onmiddellijk naar het Ziekenhuis is overge bracht, nadat een geneesheer voorloopig hulp had verleend. Schipper H. Terjung heeft zich later zelf ter beschikking der politie gesteld. Op z'n el f-e n-d ertigst. Men schrijft uit Woerden aan het „Hbl.": De lang verwachte aanbesteding van het nieu we stationsgebouw te Woerden zal nog w?l een tijdje uitblijven, daar het gebleken ;3, nu alle teekeningen enz. goedgekeurd wa ren; dat men toevallig vergeten had de H. IJ.-S.-M., die in die- zaak Ook medezeggen schap heeft, er in te kennen, zoodat er weer een poosje uitstel zal komen in dió zóo hoog noodige zaak. Diefstal van haring. Gis- ternacht heeft de politie te IJmuiden een flinke vangst gedaan. Uit een gesprek van twee .mannen hadden twee agenten -opge maakt, dat er dien nacht iets aan 't handje zou zijn. Er werd van vaten haring gespro ken, die gestolen zouden zijn. En werkelijk bleek er wat gaande te zijn. Bij het sta tion mocht men do hand leggen op drie Scheveningsche opkoopers, die van de be manning van twee bommen, Sch. 141 en Soli. 26:3 (van de reederij De Niet te Sclic- veningen) een twintigtal vaten haring had den gekocht. Natuuilijk wist deze reedenj van dezen verkoop niets af. Nu het vermoeden bestaat, dat dergelijke diefstallen meer plaats hebben (ze zijn niet steeds te controleeren) wijl de bemanning zelf dc hoeveelheid gevangen haring op geeft. meent men met .de aanhouding dier opkoopers een goede arrestatie gedaan te hebben. Ook de bemanning van de twee bommen heeft bekend aan den diefstal schul dig te zijn. De haring werd in beslag geno men. CO. H. Ct.) Hoog water.— Als oorzaak, dat hot land tusschen Tilburg, Gilze-Rijen en Dongen bijna eiken winter onder water staat, wordt aan dc „N. R. C." het volgen de meegedeeld Het riviertje de Donge, dat door die streek stroomt, is de natuurlijke afwatering voor die landerijen, maar aan dat riviertje staan een water en windmolen, die beidé reeds uit den tijd van Frederik Hendrik dagteekenen. De eigenaar hoeft steeds liet recht gehad, om van 1 October tot 1 Maart het water van de Donge als drijf kracht te gebruiken, waartoe hij gedurende dien tijd den stroom even boven den molen afzet. Het gevolg hiervan is, dat alle omringende lan derijen onderloopen en zelfs laat in het voorjaar nog onder staan, zoodat honderden hectaren goeden grend aan den landbouw onttrokken worden. Toen Reger voor eenigen tijd bij gelegenheid van een kamermuziekavond bij de uitvoering van Schubert's For ell m- quintetten op de bekende géniale wijze zijn medewerking had verleend, zond hem een enthusiast© bewonderaarster den volgenden dag een uitgelezen exemplaar van de ge noemde vischsoort. In zijn bedankje maak te de virtuoos de opmerking, dat hij er nu hard over dacht eene gauw Haydn's. Ossen- menuet uit te laten voeren. Deze geestigheid, toegevoegd aan nog me nige andere, toont wel aan, hoe deze mess ter niet alleen een man van virtuositeit i?, doch tevens iemand vol humor. Een leuke boer. Uit Oen- nep meldt men aan ,,De Geld." als histo risch In de nabijheid van Kleef Rad 'n arme keuterboer 100 M. aan schulden te bétalen. den schoot geworpen. Het zal wellioht ook mijn pleizier verhoogen, wanneer mijn doch ter weer een paar uur per dag aan den vleugel zit. En nu, mijnheer de president, nu weet u voldoende waarom ik op reis ben gegaan. Kunt u raden waarom ik juist hier ben?" Daar was de vraag, die von Herther van het eerste oogenblik af gevreesd had. En de blik, waarmee de Hertog hem aankeekt liet geen twijfel over, da'; achter deze eenvou dige vraag een bedoeling verborgen was, die von Herther persoonlijk gold. Hij antwoord, de: ,,Ik zou kunnen denken, dat Uwe Hoog heid niet alleen door de schoonheid der na tuur, maar eveneens door herinneringen vit Uw jeugd naar hier gelolis." ,,En dan denkt u tevens, dat een dergelijk sentimenteel denkbeeld lijnrecht in strijd is met mijn uiterlijk. Laat ik u zeggen, dat ik zelf niet weet wat ik wil; <lat alles mij "na het afbreken van de betrekkingen met het Hof van koning Max als in een waas voorkomt. Ik wilde hier nog eens terugden ken aan mijn soldatentijd; enkelen, met wie ik vroeger bevriend ben geweest, nog eens ontmoeten, en daarom bevreemdde het mij allereerst u hier te zien. En een oogenblik kwam de gedachte bij mij op, dat men u eenig bericht had gezonden..." „Hoogheid, een dergelijke verdenking is onwaar," zeide de president, even zoeken de naar een woord, dat beter paste dan hét vrij krasse „onwaar." „Ik wil het gelooven," zeide de Hertog, weer heen en weer ïoopende. Herther kreeg nu den indruk alsof de Hertog hem niet in het gezicht wilde zien; dat hij met Eindelijk wordt de winkelier het wachten moede en zendt er den deurwaarder op af; deze laatste niets vindende van eenig© waarde dan een mager koetje, dat men volgens de wet niet mag ontnemen, keert onverrichterzake huiswaarts. Intusschen zint en peinst de broeder van den winkelier om het boertje zijn beestje afhandig te maken. Hij trekt naar de wo ning om het koetje to koopen, doch komt tot geen accoord; het manneke klaagt al maar door, dat hij zoo'n gebrek moet lijden Kwasi medelijdend zegt de andere ik zie uw toestand, het gaat zoo niet, ik zal jo helpen, morgen krijg je een mooie flinke geit present. Dankbaar voor zooveel goed heid knipmeste het manneke dat het een lieve lust was. Den volgenden dag arriveerde Sik werke lijk, men kan begrijpen, hoe de familie in haar nopje was. Carl naar den winkelier: Zeg broer, we hebben 'm; nou heeft hij twee stuks vee op stal, cn de koe is ons! Drie dagen later: De deurwaarder op nieuw op 't pad. Zeg vriend, je hebt nou twee stuks vee op stal, dus nu moet de koe worden verkocht. Ja, zegt het boertje, toen die goeie Carl me zoo'n soh'oone vette geit stuurde, he'k ze maar dadelijk geslacht, gezouten en opgegeten, en dé mo'k zeggen, ze smaKe fijn, ik wou, dat ie er nog maar een stuurde. En weer keerde de deurwaarder onver richter zake huiswaarts. Een geheimzinnige mis daad houdt Parijs bezig. Meyiiier, kapitein ter beschikking, heeft per brief aan den commissaris van politie in de Madeleine- wijk medegedeeld, dat hij zijn verloofde, barones Olivier d'Ambricourt uit wraak ge dood had en dat hij nu zelfmoord ging ple gen. De commissaris begaf zich, na den brief ontvangen te hebben naar het hotel d'Angleterre in de Rome-straat, No. 7 cn vond daar het lijk van barones d'Ambri court in een der kamers, die de kapitein in dat hotel bewoonde. Het briefje waardoor de commissaris van politie van het geval in kennis werd gesteld luidde: „Mijnheer de commissaris, ik heb de eer u mode te deelcn, dat ik gisteren mijn verloofde, ba rones d'Ambricourt, gedood heb. Ga er heen. Ik ruim het veld voor u. Binnen en kele uren zal men mij vinden, wanneer ik mijn wraak gekoeld heb." Het lijk van de vermoorde werd gevon den, op een bed liggend. Het moet nog uitgema-akt worden of vergiftiging dan wel verstikking de oorzaak van den dood is. Woensdag moet kapitein Meynier de mis daad gepleegd hebben. Hij was als militair op non-activiteit gesteld, wegens ziekte; vijf jar©*"1 was hij reeds buiten dienst, dien hij als artillerie-officier in de koloniën door gebracht heeft en men zegt, dat hij soms tijden lang hevig opgewonden kon zijn, een gevolg van een ziekte, die hij in de tropen opgelbo'pen" had. Donderdagmiddag is ba rones d'Ambricourt, die vroeger gehuwd was met baron Olivier, van wien zij zich liet scheiden, Meynier op zijn kamers in het hotel d'Angleterre komen bezoeken. Zij heeft het gebouw niet meer verlaten. Toen Meynier 's middags alleen wegging, zeide hij tegen den portier, dat mevrouw Amtoi- oourt boven bleef omdat ze ongesteld was. De vermoorde moet een knappe, blonde vrouw geweest zijn van vijf en dertig jaar. Ze leefde rustig met haar twaalfjarig doch tertje, dat haar bij de scheiding van baron Olivier toegewezen was. De verhouding roet de familie, in het bijzonder met de moedor van haar vroegei'en man, was heel goed en het was voor niemand een geheim, dat ba rones Ambricourt met Meynier zou gaan trouwen. De toeloop van nieuws g i e- rigen naar de brandende gasbron te Neuen- gammo bij Hamburg is nog altijd geweldig groot. Woensdag, op den Noordduitschen bid- en bootedag, fiebben er 92 bijzondere treinen naar Neuengamme geloopen. De eene vlam, die gedoofd is geweest, brandt weer met nog grootere kracht. Te Hamburg is een vergadering van amb tenaren en deskundigen gehouden over de vraag, wat men moest doen. De deskundigen spraken, zij bet ook niet zeer stellig, de meening uit, dat de brand over korter of zichzelf streed wat hij zou zeggen. Einde lijk zei hij „Kort en goed, weet dan, dat ik enkele sporen uit vroeger dagen wil nagaan, en een oogenblik gedacht heb, dat jij er be lang bij hadt die sporen uit to wissohen. Laten we openlijk met elkaar spreken. Ik weet, dat u vóór ongeveer twintig jaren door mijn vader naar Milaan gestuurd bent om mijn zaken te regelen, en dat u mijn verhouding tot Nina Peretti geregeld hebt". „Hoogheidzeide von Herthor, even eens opstaande en een paar passen in de richting van den Hertog doende. „Neen, laat me uitspreken. U kunt niet ontkennen, dat ik over dat alles nooit één onaangenaam woord heb gezegd. Had ik een zoon gehad, misschien had ik uw diensten voor een dergelijke zaak noodig gehad. Langen tijd heb ik niet anders dan vluchtig aan deze dingen gedacht; maar de paar laatste jaren heb ik telkens het idee, dat ik die zaak niet aan mijn vader en u had mogen overlaten, althans wat Nina, ik meen signoïina, Peretti betreft." „Aangezien Uwe Hoogheid volkomen met de opdracht, mij door wijlen Uw hoog- geachten vader gegeven, bekend was, weot u ook het antwoord, dat ik uit Milaan heb meegebracht." Herther bad zijn gewone kalmte weer terug gekregen. „Uwe Hoogheid weet ook, dat door Uw vader alles gedaan is om den toestand van het meisje te verzekeren. Uw Hoogheid heeft den brief gelezen, dien de danseres, ik meen signorina Peretti, mij heeft mee gegeven." „Dat alles weet ik en ik heb er mij lang langer tijd vanzelf zou uitgum en dat hel blussohen van de vlammen oen gevaarlijk en misschien wel een onbegonnen werk zou rijn. Daarom is besloten, voorloopig geen pogin gen tot blussching to ondernemen. Seder fcdenl3dondezerwor«it de Duitsche luchtbol „Saai*" vermist, die dien dag met andere luchtbollen bij Gelsen- kirchen was opgestegen om een wedstrijd om de verste vlucht te lioudcn. De „Saar" is in Duitschland het laatst gezien boven Je zee. Nu komt bericht uit Hamburg, dat de Zweedsche stoomboot Godliem Zondagavond om 10 uur op 54 gr. 10 min. N.B. en 7 gr. 21 min. O.L. een grooten luchtbol met men- sclien er in in Noordwestelijke richting naar den kant van de Oostkust van Schotland heeft zien drijven. In Duitschland heeft men de hoop nog niet opgegeven, dat do luchtschippers nog te redden zullen ztfn. Maar na Zondag beeft niemand meer iets van de luchtsohippers gezien Het hof van appèl te Mosko u beeft gisteren vonnis geveld in de zaak te gen 31 revolutionnairen. Drie werden tot dwangarbeid en tien tot verbanning veroor deeld, terwijl do meeste anderen vesting straf kregen. Uit lang vervlogen dagen. Wij zijn er in de laatste jaren door allerlei proefnemingen achter gekomen, dat de al cohol niet in staat is kracht mee to deelen. En een tiende doel van dc menschen begint dat nu langzamerhand te gelooven. Bij mensch cn nvenscliheid komt liet versland met de jaren. Maar is hot niet wonderlijk, dat het nieuwe licht, waarvoor men nu oog bogint te krij gen, al vele «eeuwen geschenen lieoft, cn dat de menschen twee, drie duizend jaren geleden reeds evengoed, op do hoogte waren als wij nu? Daar waren vóór twintig eeuwen do kampvechters en wedloopers der Grie ken in dé wereldberoemde Olympische 6po len. Zij moesten zuinig zijn op hun kracht on bohondighcid, die mannen, anders ont ging hun de zege. En dit wisten zij, dab een van do niot te veronachtzamen cischen was: onthouding van bedwelmenden drank Epiototus, oen Grieksch schrijver in het begin onzer jaartelling, doet de vraag; „Wcnscht gij oen prijs te winnen in de Olym pische spelen?" En iii den leefregel, dien hij antwoordende geeft, heet liet ook: ..Gij moet niet drinken wat koud is, onook geen wijn gelijk gij placht te doen!" Ook de apostel Pan lus doelt liierGp, als hij aan de Corinthiërs schrijft: „Een iegelijk die om prijs strijdt, onfclioudt zich in a.lles(1 Oor. 1925). Daar waren nog vijf ecuwen vroe ger de Macrobiëxs, «een Etiopisché volksstam, gehard cn krachtig, 't Gebruik van wijn of andere bedwelmende dranken wat hun onbekend. Zij loofden van zeer cenvou- 'xlig voedsel en dronken hoofdzakelijk melk. Cambyscs, de koning van Perzic, walde hen ga-axno onderwerpen en zond tot hen een aantal gezanten, om met hun opper hoofd to sproken, maar meer nog om spion- nendionst tc doen. Ilct opperhoofd der Ma* crobiërs begreep de bedoeling, maar hij ont ving de gezanten beleefd cn toonde hun al zijn macht, terwijl hij hun medcdccld dat zijn volksgenooten het tot den leeftijd van honderd en twintig jaren brachten, terwijl de wijndrinkonde Perzen veel lager leeftijd bereikten. Hij reikte den gezanten een boofl over, dien alleen een Macrobicr kon span nen, on hij verzocht hun aan hun meester te zeggen, dat hij Maarobië zou kunnen ver overen, indien hij soldaten zond, dio dezen boog kondon spannen. Daar waren nog vijf eeuwen vroeger de Trojaansohe helden, onder welke I I eo- tor de dapperste cn do edelste mag heeten. H o o n b a, zijn moeder, bood aan, den uit het gevecht komende met wijn te verkwik ken, yant „aam den. vermoeiden mam zoo verzekerde Zjj deelt wijn sterkte mee." Maar Hoot or antwoordde haar: „Brong mij, geèerdo moeder, den liefelijken wijn niet, opdat gij mij niet verzwakt en ij- do kracht en den moed niet verlieze Wat dunkt u, lezer, is deze eeuwenoude wijsheid niet waard in onze oeuw van we tenschap en beschaving met luider stem t? worden gepredikt? genoeg bij neergelegd. Ik weet ook hoe u over het geheele geval gedacht hebt ^n mijn vader gesterkt hebt in zijn goede voor nemens te mijnen opzichte. Ik weet oos, dat u Nina zoo welwillend en vriendelijk mogelijk behandeld hebt en uw opdracht getrouw, alleen haai* vooruitzichten mot ironie behandeld hebt." „Pardon, hier was geen sprake van een opdracht, slechts van een persoonlijke over tuiging. Ik t -n toen veertien dagen lang ir het gezelschap van de danseres geweest, heb haar omgeving* gezien, met haar oud© meid Brigitta gosproken en ben toen tot de conclusie gekomen, dat de danseres zichzelf bedrogen heeft." „Ja, het was jammer voor haar; zij was een aardige meid en verstandig ook. Er be hoord© destijds moed toe op een Oosten- rijksch officier gesteld to zijn, al was die «dan ook een Prins. Do wibto uniform werkto op alle Italianen als een roode lap op een stier; maar Nina had moed en zij trotseer de het zelfs4 dat zij uitgefloten werd, toe*', zij een solo moest dansen. Het waren vroo- lijke avonden met haar; ik heb ze later u>y niet meer gekend. En begeer ig was /.ij ook niet: jullie in Forstenburg zorgdet er we! voor, dat mijn beurs zóó slecht gespekt was, dat ik niet veel kromme sprongen kon ma ken. Zij toonde zich edelmoedig cn meu de som, door mijn vader haar later geschon ken, zal zij, haar natuur kennende, hot wo! niet ver gebracht hebben. En nu wil ik we* ten wat cr van haar geworden is." (Wordt vervolgdJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 9