BIER.
Sedert onheuglijke tijden is bier in Ne
derland een volksdrank. Reeds in de mid
deleeuwen waren verschillende steden en
streken bekend door hun brouwerijen. In
'de 15de en 16de eeuw was deze industrie een
[nationale geworden, die ook voor het bui
tenland werkte.
Haarlem telde in de löcle eeuw 50 brouwe
rijen; Amersfoort zelfs 350.
Een bekend geschiedschrijver uit Ket mid
den der 16de eeuw* over de stad Delft spre
kend, zegt, dat een derde der inwoners uit
brouwers bestond.
Het aantal brouwerijen in Noord-Bra
bant en Limburg was nog grooter; elk dorp,
aelfs het kleinste gehucht, had zijn brouwe
rij. In de 18de en de eerste helft der 19de
eeuw verminderde evenwel het aantal in
groot© mate, daar koffie en thee het bier
als volksdrank begonnen te vervangen en
de jenever een ernstige concurrent werd.
In de zuidelijke provinciën alleen bleef het
getal brouwerijen tamelijk hetzelfde. In
1818 bestonden in Nederland nog 678 brou
werijen; in 1853 was dat cijfer tot 466 ge
daald. Tot heden is het vrijwel hetzelfde ge
bileven, daar er nu tussohen 450 en 500 zijn.
Volgens officieele opgaven waren er in
1908 in het geheele land 449, verdeeld over:
Noord-Brabant 183, Limburg 179, Gelder
land 24, Zuid-Ho»! land 13* Noord-Holland 10,
Zeeland 27, Utrecht 3, Overijsel 6 en
Groningen 4.
In het Noorden en midden des lands ver
minderde het aantal brouwerijen; de bier-
industrie werd daar meer en meer gecon
centreerd in grootere en modernere onder
nemingen, vooral onder den invloed van
'den grooten vooruitgang op technisch ge
bied. Daarentegen is in de provincie Lim
burg het getal met ongeveer 40 vermeer
derd. Op ongeveer 300,000 inwoners tslfc
•Limburg tegenwoordig meer dan 180 brou
werijen, terwijl Noord-Brabant met 600,000
inwoners er ongeveer evenveel heeft, terwijl
Ide dorpsbrouweryen van Limburg niet min
der belangrijk zijn dan die van Noord-
I Brabant. Maar in elk geval kunnen zij niet
vergeleken worden met de groote inrich
tingen van Zuid- of Noord-Holland.
De grootste zijn te Amsterdam (6), Rot
terdam (2), Den Haag en Maastricht; vier
gemeenten, die ook de grootste productie
aamen hebben. Te Amersfoort, Arnhem,
'Almelo, Breda, Hengeloo zijn ook tamelijk
belangrijke brouwerijen. In het geheel ver
schaffen de brouwerijen werk aan ongeveer
3000 arbeiders6 er van hebben élk 100
'■werklieden.
Eenige inrichtingen hebben eigen mou-
.terijen; andere betrekken uit den vreein-
.de groote hoeveelheden gerstemout, en z.
g. grits (geprepareerde maïs)ook gebrui
ken zij veel rijst. In Noord-Brabant zijn
eenige mouterijen, die niet aan brouwerijen
verbonden zijn en mout naar België uitvoe
ren. De meeste brouwerijen fabrioeeren
meer ijs dan zij voor eigen gebruik noodig
hebben, en leveren dat aan handelaren en
particulieren. Op sommige plaatsen zij a
fabrieken, die uitsluitend ijs fabnceeren,
o.a. te IJmuiden, met zijn belangrijke visch
haven.
Ten gevolge van de verbetering van de
kwaliteit der biersoorten is het gebruik
zeer toegenomen ten koste van spiritualiën
en wijn. Dit heeft den binnenlandschen han
del zeer bevorderd, maar ook de uitvoer
heeft zich sterk ontwikkeldsedert 1870 is
deze vervijfvoudigd. In 1908 steeg de uit
voer tot 7,578,000 liter, die voor het groot
ste deel verzonden werden naar Ned.-Indië,
Frankrijk, Engeland, België en Spanje.
Ned. Indië neemt veel gepasteuriseerd
bier op flesschen en in fusten, Engeland
vooral lagerbier af.
De bieraccijns bracht in 1908 f 1,237,148 op
een hoeveelheid van 1,508,718 H.L. verte
genwoordigend.
Het verbruik per inwoner werd geschat
op 26,71 liters, tegen 31,78 L. in 189S. In
de laatste tien jaren i^dus een groote con-
sumptievermindering op te merken; maar
niet alleen in bier, doch ook in spiri
tualiën en wijn; een feit, dat men voonl
toeschrijft aan den strijd tegen den a'loohol.
Deze beweging heeft, in verband met an
dere invloeden, als bijv. sport, inderdaad
tot op zekere hoogte de zeden en gewoon
ten gewijzigd.
Een nieuw theepot-models
Reeds heel lang heeft mem het bezwaar
gevoeld van het drinken van thee, üie te
lang heeft getrokken; deze wordt dan sterk
en bitter en bovendien vormen zich er
schadelijke bestanddeelen in.
Ter voorkoming van dit euvel is men be
gonnen de zoogenaamde „th.eemut.sen" te
gebruiken; een gewoonte, die vooral in En
geland vrij algemeen voorkomt.
Men heeft hierdoor het groote voordeel,
dat de thee warm blijft, maar natuurlijk
nooit kan gaan koken.
Nu echter schijnt men nog betere lesul-
taten te verwachten van een nieuw soort
van theepot, die ook uit Engeland' afkom
stig is.
Deze pot onderscheidt zich van de ouder-
wetsche soorten wel voornamelijk door twee
dingen.
In de eerste plaats dan legt men den
theepot op den achterkant neer, wanneer
men het kokende water op de thee schenkt.
En in de tweede, plaats liggen de thee
bladeren hier niet op den bodem van den
pot, maar in do zeef, boven achterin.
Wanneer men het kokende water heeft ge
goten op de in de zeef liggende theeblade
ren, dan laat men de thee even trekken in
deze scheefliggende houding, waardoor dé
theebladeren in onmiddellijke aanraking me>t
het water zijn.
Wanneer dan de thee voldoende „sterk"
is, brengt men den theepot weer: in. zijn
normalen stand terug cn men kan er nu
van verzekerd zijn, dat de thee zender groo
te nadeelen. langen tijd kan staan, daar
door de aanwezigheid va-n de zeef boven in
den pot de verdere aanraking van thee met
water is uitgesloten.
Vischteeït in China.
De oude Chineesche schrijvers, die van
het doen en laten van dis volk vele eeuwen
vóór het begin der Christelijke jaartelling
berichten, vertellen ook van de visschersbe-
volking, die te harer bescherming en re
geering' een eigen- overheid had.
De oudste visohteler, dien de geschiede
nis noemt, was Tao tsoe koeng; hij leefde
in de vijfde eeuw voor Christus. Zijn me
thode was in zekere mate komisch. Hij groef
een vijver, die ©en morgien groot was;
daarin bevonden zich negen kleine eilan
den. In den vijver plaatste hij 20 karper-
wijfjes van, 3 voet lengte en 4 karper-man
netjes van dezelfde grootte. Dit deed hij
in de maand Maart. Een jaar daarna wa
ren ©r reeds 5000 visschen van 1 voet leng
te, 10,000 van 2 en 15,000 van 3 voet lengte
in, den vijver. In het derde jaar had zich
hun Aantal reeds vertien- en vertwintigvou-
digd. De negen eilanden, die die vischte-
ler in den vijver gemaakt had, moesten de
visschen in het idee brengen, dat zij zich
in den Grooten Oceaan bevonden en aan de
negen vastelanden voorbij zwommen.
De tegenwoordige vischteelt van China
houdt zich meest bezig met teelt van zoet
water visschen. Men voert het broedsel met
eidooier, fijngestooten klei, of fijngemalen
boonen. Als de visschen een zekere grootte
bereikt hebben, worden ze in een vijver ge
daan. Deze mag niet te diep rijn, daar men
vreest, dat de verschillende temperatuur
van het water, die, zooals bekend is, aan
de oppervlakte hooger is dan op den bo
dem, de visschen kan schaden.
Bijzonder veel attentie wijdt de visch-
teler aan de naaste omgeving van den vij
ver. Voor de beplanting der oeverkanten
komen bepaalde boomen en struiken in aan
merking. Men gelooft bijvoorbeeld, dat de
dauw, die 's morgens van de bladeren der
platanen in den vijver valt, heilzaam werkt
op het visscherswolk. Menig Europeaan, die
in het binnenland ©n vooral in het midden
van China een idyllisch gelegen vischvijver
bewonderd heeft, spreekt ^ol lof over den
schoonheidszin van den natuurliefhebben-
den Chinees, zonder te weten, dat de omge
ving van den vijver haar ontstaan alleen
dankt aan bijgeloovige of pr&otische rede
nen.
ALLERLEI.
Eerst gehoorzamen. Juffrouw
Vlijmscherp eischt van haar kinderen on-t
voorwaardelijke, stipte en oogenblikkelijk#
gehoorzaamheid
Op een namiddag verhief zich een hevige
storm en juffrouw Vlijmscherp herinnerde
zich, dat zij het valluik, dat toegang gaf
tot het platte dak, had tien openstaan.
„Jantje", gelastte tij haar zoontje, „ga
naar den zolder en doe het valluik toe.
„Maar, moeder"... veroorloofde Jantje
zich in het midden te brengen.
„Jantje, ik zeg, dat je het valluik moet
gaan dicht doen."
„Ja, maar, moeder..."
„Jantje, doe het valluik dicht!"
„Ja moeder, als u het beveelt, maar..."
„Jantje!" klonk het dreigend.
De kleine jongen klom naar den zolder en
dee>d het valluik dicht. De storm ging voort-
durend woedender én heftiger huilen.
Na twee uren, tóen het gezin zich voor het
middagmaal aan" 'tafel zette, werd tante
Anna vermist. De kinderen hadden al ge
beden, toen juffrouw Vlijmscherp vroeg:
„Weet een van jullie ook, waar tante
Anna is?"
„Ja, op het diakantwoordde Jantje
onmiddellijk.
„Ik heb daar eerst een heel koele ont
vangst gehad, maar, het is gek, later op
den avond werd men wat hartelijker en toen
ik wegging, bracht de heele familie mij tot
aan de deur."
„Geen wonder, een paar dagen geleden
zijn daai' drie parapluies uit den standaard1
gestolen."
„Nu neem ik poeder voor mijn hoofdpijn,
pillen voor mijn leverkwaal en capsules voor
de jicht. Maar ik vraag me af, hoe weten
al die dingen waar ze precies wezen moe
ten in mijn lijf, als ik ze eenmaal heb inge
slikt?"
Zaken en liefde. Meneer*
(Betaalt zijn huishoudster haar driemaao»
delijksch salaris). „En nu, Johanna, tui wil
je me toch zeker ook wel zeggen, hoe je|
over mijn voorstel denkt? Ik heb je nu dèat|
tijd gelaten om er over na te denken. Wil
nu mijn vrouw worden V'
J onanna. (Bedeesd, gelukkig, nanW'
hoorbaar): „Ja, Frangois."
Meneer: „Nu, geeft dan het geld maar
terug."
Mevrouw A.„Waarom houdt uW,|
keukenmeid onder haar werk haar hosdj
op?"
Mevrouw B.„Ze is vandaag by om
in dienst gekomen, en se weet nog nist,
of ze wel blijven zal"
Hij ook niet! H ij: „Dus a wïW,
me heaisch geen kus geven, juffrouw... mat
eens een heel kleinen?"
Zij: „Neen, ik heb nog nooit een man
gekust."
H ij„O, als het dit alleen is, juffrouw,
ik óók niet!"
Brutaal. Eerste reiziger:
„Neem me niet kwalijk, maar zoudt u mij
een oogenblik uw bril willen leen en?"
Tweede reiziger: „Met genoegen,
mijnheer."
Eerste reiziger: „Dank u zeer;
maar nu u toch uw courant niet meer kunt
lezen, zoudt u ze nu even aan mij Willen
geven?"
In densohouw'burg. Sam u-eT»
tot Isaac: >,Kijk, daar zit Lam de wijn-
kooper, met zijn zoontje. Wfot heeft dat
kind een waterhoofd!"
Isaac: „Ja, waar je mee zondigt, zal
je mee gestraft worden!"