JOE {^LTJIEIE*. STOFGOUD. De sluier, het luchtigste, lichtste stuk on der de toiletartikelen der vrouwen, is daar- bi] liet meest beteekenis- en zinvolle. Reeds de vrouwen der aartsvaders konden bij alle eenvoudigheid den sluier niet ont beren. Wij lezen bijvoorbeeld, dat Sara, toen zij den koning van Egypte tegenover zich zag, met beide handen de plooien van 'haar sluier samentrok. Rachel, toen zij het verlies harer kinderen beweende, drenkte, naar het heet, den sluier met haar tranen, zoodat hij zwaar over haar lichaam afgolfde. Ook de sage bedient zich menigmaal van don sluier, welken zij sommige tooverkraeh- ten toedicht. De moordenares harer kinde ren, Medea, moest eerst haar hoofd met den rooden sluier omwinden, vóór zij zich in haar volle verschrikkelijkheid kon ver tonnen. De priesteressen van Yesta droegen ,met geheimzinnige teekens versierde uiers, waarnaar de menigte niet angst en beven keek. In het Oosten was en is de sluier het me9st belangrijke kleedingstuk. Een mar teldood bedreigt den vreemdeling, die heb gewaagd heeft, den sliffer eener vrouw op te lichten. In China mag een meisje pas, als het zich tot jonkvrouw ontwikkeld heeft, een sluier omdoen. Dit geschiedt den eer sten keer in tegenwoordigheid van alle fa milieleden; ja, het wordt beschouwd als de grootste plechtigheid des levens. De sluier geldt als het zinnebeeld voor den weg, dien een vrouw denkt te bewan delen. De vrome non, die uit liefde voor den hemelsohen bruidegom deemoedig de ontbering van alle aardsche geneugten be looft, verkondigt dat aan de wereld door den sluier aan te nemen. De sluier omhult ook de bruid, als zij naar 'het altaar schrijdt. Bij deze plechtig heid wordt die sluier al naar gelang van do verschillende godsdienstbelijdenissen ge bruikt en gevormd. De Katholieke bruid Iaat den sluier, die vastgehouden wordt door den mirtenkrans, tot het' middel afvallen; de Protestantsche geeft don luchtigen sluier, welke haar op den weg naar de kerk om- wuift, de lengte van den rok. De Israëlieti- sche bruid en met haar alle andere Oos- tersche vrouwen verbergen met den sluier het gelaat. Fabelachtig is de waarde, die dikwijls bruidssluiers hebben vertegenwoordigd. De even schoone als ongelukkige Sohotsohe ko ningin Maria Stuart kreeg bij haar eerste huwelijk, met den koning van Frankrijk, van haar schoonmoeder, Catharine de Mé- dieis, een bruidssluier ten geschenke, waar op de afbeelding van de geboorte en de ge heel© lijdensgeschiedenis van Christus was geweven. Een groot aantal meisjes had ja renlang onafgebroken in donkere kelder ruimten, de eenige plaats, waar zulk een fijn weefsel vervaardigd kon worden, aan dezen sluier gewerkt. Toen de sluier gereed was, waren de meeste meisjes bijna blind. De zuster van sultan Mohammed ontving van dezen bij haar huwelijk een sluier ten geschenke, waarvan het uiteinde gevormd werd door een rij groots, Oostersche pare len. Op den trouwdag bleef één dezer pa relen haken in het haar van een slavin, die, op de knieën liggend, aan het toilet der Vorstin iets in orde wilde brengen. Toen het meisje haastig opstond, kwam er een lange scheur in de stof. De ongelukkige werd op hoog bevel in een zak genaaid en in den Bosporus geworpen. Margaretha van Parma, de dochter van keizer Karei V, werd, hoewel reeds vrij be jaard, uitgehuwelijkt aan den nog knaap zijnden vorst Farnese. Margaretha had bij hot huwelijk een prachtigen bruidssluier gedragen, eeru geschenk van haar broeder Filips II. Het weefsel van dezen sluier stel de een krans van eikèbladeren voor. Toen zij den sluier afdeed, werd de vijftienjarige echtgenoot woedend, want de bovenlip van Margaretha bleek getooid met een stevige snor, een sieraad, dat hij zelf nog miste. Mismoedig riep hij in het Italiaansch: „Met het omhulsel viel de schoonheidV' Margaretha, die deze woorden hoorde, wierp woedend den kostbaren sluier in het haardvuur. Van keizerin Maria Theresia vertelt men, dat zijzelf haar bruidssluier bestelde en een zeer dun weefsel verlangde met de toelich ting: ,,Mijn Frans ziet het liefst mijn. haartooi er doorheen glanzen." De tweede gemalin van keizer Jozef van Oostenrijk, een Napolitaansche prinses, kreeg op haar trouwdag een kostbaren sluier, die voor haar in Belgie was vervaar digd. Do vervaardiging was vertraagd; de koerier, die den sluier naar den Hofburg bracht, verscheen pas, toen de klokken reeds vöor de huwelijksplechtigheid luidden. Eén der kamervrouwen, die den sluier om het hoofd der keizerlijke bruid deed, wond de zich daarbij met een er in vergeten naald aan een vinger. Toen de schoone bruid in den spiegel keek, zag zij tot haar ontzet ting drie dieproode bloedvlekken op haar sluier. Van bijgeioovigen angst ontroerd, riep zij luid: ,,Drie jaar slechts zal mijn rijk duren!" Deze profetie werd bewaarheid. De dochter van Maria Theresia, de onge lukkige Marie Antoinette van Frankrijk, kreeg van de stad Parijs een verrukkelijken bruidssluier tem geschenke. Toen zij hem openvouwde, slaakte zij een kreet van sohrik, want heel duidelijk zag zij eenige pikzwarte zijden draden, die bij vergissing mee ingeweven waren. Door een kostbaren sluier, dien keizerin Maria Theresia, vergezeld van een vriende lijk, eigenhandig schrijven, aan madame De Pompadour ten geschenke zond, won zij voor Oostenrijk de machtige voorspraak van de invloedrijke vriendin van Bodewijk XV voor een verbond met Frankrijk. Vesten voorheen en thans. Slechts weinig mannen van tegenwoor dig-, schrijft een Engolsch modeblad voor heei-enmodes, vermoeden hoezeer zij in hun kleeding den invloed ondervinden van den Engelschen koning Karei II, want Ka- rel II was het, op wien de invoering van het vest als dageiijksch kleedingstuk terug gaat. Zoo ten minste meldt Pepys in zijn dagboek, den 16dan October 1666: „De Ko ning verklaart, dat hij besloten is üen nieuwe mode in te voeren, die hij nooit me* verander an wil." En spoedig daarna heet het: „Heden deed Karei II voor bat eerst zijn vest aan; het is een zeer mooi -en prac tise! kleedingsfcuk." Reeds vroeger waren nu en dan vesten gedragen, maar dat waaien zeldzame uit zonderingen. Toentertijd wacen de v-esten zeer kostbare kunstwerken, meest wit at las, waarin goud geweven was; kostbare stiksels sierden zie. De vesten, die Eduard VII, de vroegere koning van Engeland, droeg, onderscheidden zich van die zijner voorgan gers doordat zij toonbeelden van eenvoud waren, haast altijd uit één stof vervaardigd en meest volkomen in. overeenstemming met de overige kleeding. De mode is tegenwoor dig den onderstm knoop van het vest los te laten, wat -een indruk van onverschillige élégance moet geven. De mensch is tot strijd geboren en men omschrijft zijn wezen misschien het beste door hem een geboren krijgsman te noe men en zijn leven aan te duiden als een on verpoosde opmarsch naar eindeloozen strijd. Voortdurend heeft hij te worstelen. Nu eens' niet de hardheid van het lot, met de onvruchtbaarheid van zijn grond, met ge brek, met moerassen, met onbegaanbare paden, dan weer met de verblinding zijner arme medemenschenook, en dit wel het al lermeest, met zijn eigen verblinding. Tkoipas C a r 1 y 1 e. P a p, k o 1 o n U Een xaeruui tic. een afgelegen plekje van ons land stondj voor de eerste maal op post, tijdens een' veldmanoeuvre. De sergeant onderriühttëj hem en zei, dat hij er goed op moeat letten) of de kolonel ook kwam, die de posten zon inspecteeren. Hij kwam na een uur langs de postenrij en vroeg aan den soldaat: „Is de kolonel' er al geweest'?" Na het ontkennend antwoord ging hij, heen, om na eenigen tijd met dezelfde vraag' terug te komen. De kolonel was er niet geweest. Eenige oogenblikken later kwam de ko lonel. De recruut gaf het vereischte luut niet, waarop de kolonel zeide: „Weet je niet wie ik ben?" „Neen, dat weet ik niet", antwoordde de recruut. „Ik ben de kolonel." „O zoo, nou pas dan maar op", zei de reoruut, „de sergeant is er al tweemaal ge weest om naar je te vragen." Het dienstmeisje van hiernaast is boos op dat van daarnaast, omdat deze dan eerst] dit wil en dan weer dat; 't laatste somi' juist tegenovergesteld! aan 't eerste, zoodatj dezo karakteronvastheid hinderlijk is. Knor-/ rig zegt dan het eerste tot het tweede: „Jij, je bent me ook 'n sjemenfcidraai." Bedrogen hoop. Coquette oude. juffrouw (piano-spelend bij het open raam) Marie, denk je, dat mijnheer Z. hierover1 mij kan kooren?" „Ja stellig, juffrouw, hij heeft juist het raam dichtgeschoven.'-' Bedelaar: „Neem mij niet kwalijk,i mijnheer, maar ik heb betere dagen ge-' kond." Voorbijganger: „Ik ook. 't Ie vree, sdijk weer." T e d! r u k. „Wat, dokter, gaat u niet( naar de begrafenis van den heer Jim?" „Als ik naar de begrafenissen van al mijn! patiënten wilde gaan, kon ik wel den heelenl dag op het kerkhof blijven." „Jong meisje, in het bezit van een twee-' persoons-vliegmachine, zoekt een daarbijj passenden man. Gewicht niet boven de kilogram I" Slecht gekozen beeld. Moe-, der: „Opstaan, Fritsje... hoor 'reis, hooi de vogeltjes buiten kweelen, jongen, en jij' steekt nog in de veer en." F r i t s j e (geeuwend)„Dat doen de vo» geitjes ook, ma." Een heer, die gemeubileerde kamer» zoekt, wordt door de juffrouw rondgeleid. Hij staat verrukt over wat hem te huur wordt aangeboden. „Kijk, dat 's nou eens een flink© groote. kast! Hier kan ik heerlijk mijn kleeren han gen en nog andere dingen." De juffrouw (ten hoogste veront waardigd): „Mijnheer, dat is geen kast, dat is een zitkamer." Verpraat. Mot rouw: „Acht vollo dagen heeft de schilder voor het klei-' nc karwei in de keuken noodig gehad." Dienstmei8j e (boos)„Ja, cn nu hoor ik, dat de gemeene kerel al lang ge trouwd is." Een goeie! Pat was knecht op de boerderij. Op een dag staat hij met zijn baas te pra ten, als hij plotseling diens vrouw over het erf ziet gaan, op den voet gevolgd door een ezel. „Die schijnt op mijn wief gesteld", zegt de baas tot Pat. „En hij is niet de e e v st e ezel I" Fas kei eerbiedig antwoord.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 22