Van brandweerman tot graaf. gedeeltelijk onder het zand te begraven. Doch dit schrikte don geleerde niet ai, het beeld te bestude?xen. Ook Marietta nam de moeite het geheel zichtbaar te maken. Lepsius heeft in 1843 duidelijk gemaakt, dat de Sphinx, in weerwil van de inscriptie boven vermeld, ouder is dan de 18da dynas tie, welke omstreeks 16 eeuwen vóór Chr. regeerde. Een ander opschrift n.m. meldt, dat de Sphinx een voorstelling is van ko ning Cephren, en deze leefde misschien 30 eeuwen voor Chr. En Marietta geloofde dat de Sphinx nog ouder was, want hij heeft een steen gevonden, waarop deze woor den zijn gegrift: „Ik, koning Cephien, ko ning van Boven- en Beneden-Egypte, vond den tempel van Isas, de beschermgodin der Pyramiden, in de nabijheid van den tempel der Sphinx." Men gelooft evenwol thans, dat de laatste inscriptie na Ccphren ge schreven is en dat Thotmes III de Sphinx alleen heeft verfraaid. Het is merkwaardig, dat geen der Griek- sche schrijvers, zelfs niet Herodotus, van de Sphinx heeft gesproken. De Romeinen daarentegen hebben haar bezocht, gelijk blijkt uit vele inschriften. Van werkman tot millionnair... sinds er een boek over bestaat, is het niet zoo vreemd meer, van niet-geld tot geld, of, zooals het spreekwoord zegt: van niet tot iet komen dat kan. Maar van niet-adel tot oude-adel komen, dat is nog eens de aandacht waard. Welnu, onlangs is te Thames Ditten over leden Augustus Arthur Perceval, graaf van Egmont, baron Loveland Holland in de pa.rschap van Groot-Britann:e, in die laat ste hoedanigheid lid van de Chamber of Lords; een man, die wel de meest roman tische loopbaan achter den rug heeft, die iemand zich indenken kan. Zijn levensloop, dien wij hier gaan schilderen, is zuiver waar, hoe onwaarschijnlijk hij ook lijke. De overleden edelman, achtste graaf van Egmont niet behoorend tot het geslacht van Lamoral, graaf van Egmont, in de Hol- landsche geschiedenis bekend werd gebo ren in 1856 te Pa-pi ui, in Nieuw-Zeeland, en kwam als een kleine jongen naar Enge land, waar hij zijn opleiding kreeg op het Conway schoolschip voor licht-matrozen later werd hij leerling bij Ismay, Imrie en Co. van de White Star Line. Men zeide, dat hij voor officier studeerde, doch hij heeft- nooit anders dan als matroos ge diend. In 1S81 toen hij 25 jaar oud was gaf hij het zeemansberoep op en nam dienst als brandweerman in de LondenscLe Metro politan Fire Brigade. Hij trouwde toen met Kate, dochter van zekeren Warwick Ho well, uit Zuid-Carolina; een meisje, dat diende aan het buffet van het Sloane Square-spoonveg-station. 't Is waar, dat de zevende graaf, een neef van hem, de dochter van een fruithan delaar te Southsed had gehuwd, zoodat de brandweerman die toen nooit droomde eens graaf of baron te worden geen més alliance deed, toen hij met een buffet- bediende trouwde. In het brandweerkorps was de toekomsti ge graaf heel populair onder zijn kamera den, die hem „Gussie'' noemden. Om zijn trouwen dienst' kreeg hij in 1887 het postje van huisbewaarder van het brandweersta tion in het stadhuis van Chelsea, waar hij de held werd van een avontuur, dat een einde maakte aan zijn loopbaan van brand weerman. Perceval was een hevig conservatief mensch in de parochie en op zekeren dag, toen wijlen M. C. A. Whitmone, lid van het parlement, het woord voerde tot zijn kiezers in het stadhuis van Chelsea, ont stond er eenige wanorde. Dadelijk had „Gustje" eenige brandslangen afgerold, ze vastgezet op osn kraan, en bespoot met voorbeeldige onpartijdigheid al de ruzie makers. Het kostte hem een vervolging voor de pohtie-rechtbank, waar men hem vrijsprak, doch hij had twaalf pond sterling onkosten, die het bestuur weigerde te be talen, waarbij men hem ook dreigde uit zyn ambt te ontzetten, als hij niet zelf betaalde. Gelukkig erfde hij toen juist een legaat van SO00 pond en het eerste, wat hij deed, was den armen mensdien, die om het stad huis woonden, een groot feestmaal te ge ven. Hij nam zijn ontslag als brandweer man en zette een zaak in cement op, die mislukte; daarna een in zout, die eveneens mislukte. Toen de 8000 pond op waren, ging hij naar Zuid-Afrika. Toen in 1897 de zevende graaf van Fg- mont stierf, bleek hij de naaste erfgenaam te zijn en erfde hij al de titels en familiebe zittingen, zijnde landgoederen in Ierland, een huis in St.-James-place, te Londen, dat hij voor één millioen verkocht, het verval len kasteel in Cowdray Park, in Sussex, en 16,000 acres land. Cowdray-kasteel was afgebrand ia ]7P3 en tuss-ohen de familiestukken, die vermeld werden, bevonden zich het koningskleed van Willem den "Veroveraar en bet zwaard, dat hij droeg in den slag van Hastings. De titels en bezittingen, die de oud-brand weerman erfde, gaan nu over op ':ija broer, Charles John Perceval, die gediend heeft bij de bereden politie van Natal en cud poli- tie-agent dus. Het geslacht der Percevals kan op merk waardige familieleden wijzen, waarvan niet de minst in het oog vallende is Richard Perceval, een even geleerd als geldver- kwLstend rechtsgeleerde, die van koningin Elisabeth een jaaipensioen van 50 pond kreeg, omdat hij onderschepte papieren uit het Spaansch had vertaald, die aan Enge land de eerste juiste inlichtingen versohaf ten omtrent de bewegingen en de bedoe lingen der Zilveren Vloot. Ook bezitten de Percevals een voorrecht, dat weinig geslachten bezitten: zij hebben een IerscLen baronnentitel, waaraan 't' voor recht is verbonden, dat' de oudste zoon of vermoedelijke erfgenaam, bij zijn meerder jarigheid, knight of ridder wordt en den zelfden titel mag voeren als sir John Per ceval, den eersten drager van den baron nentitel. KsraëSietïscha afsfamsning van BteerscSiende monarchen. Dat de dynastie der Bernadottes in Zwe den van Joodschen oorsprong is, is bekend. Bernadotte, maarschalk van Napoleon I, had Joodsche ouders en werd zelf als Jood gedoopt. Nog als advocaat moet hij tot de Israëlietische Gemeente behoerd hebben, en eerst later, nadat hij de juristenloopbaan voor een militaire had vaarwel gezegd, ging hij tot het Christendom over. Met recht zou dus kunnen worden volge houden, dat wijlen koning Oscar van Zwe den een Oosterling van afkomst was. Minder algemeen bekend is het, dat ook de Engelsche koninklijke familie beweert van het oude volk Israels af te stammen. Zij gaat zelfs zoo ver, met koning David als den stamvader van haar geslacht aan te wijzen. Wijlen koningin Victoria, de grootmoeder van den tegenwoordigen Vorst, was stellig van de waarheid dier bewering overtuigd en bewaarde de documenten, welke naar haar oordeel de feiten met bewijzen zouden kunnen staven, als reliquieën. Ook de tegenwoordige koningin Marie, zelf van Duitsche afkomst, moet vast van den Joodschen oorsprong van het Engelsche Koningshuis overtuigd zijn. Er bestaat een uitvoerig werk, dat deze theorie behandelt. Het luidt: ,,The lost tri bes of Israël" (De verloren stammen van Israël). De schrijver er van is Reades Harris. In dit boek wordt de geschiedenis ver haald van een dochter van den Joodschen vorst Zedekia, welke vrouw door de Voor zienigheid gesteld was onder bescherming van den profeet Jeremia, doch uit de Baby lonische ballingschap naar Ierland uitge weken. Hier werd zij de gemalin van den regee renden vorst. 54 Iersche Koningen worden als haar verre nakomelingschap opgesomd, teruggaande tot op het jaar 580 voor Chris tus. Een rechtstreeksche nakomeling van dit Iersche Koningshuis was Fergus Moore, de clan van Arylshire, die omstreeks 4S7 na: Chr. regeerde. Een van zijn nakomelingen werd later de eerste Koning van Schotland (804 n. Chr.); deze heette Mac Alpin. Deze vorst nu was, de voorvader van Jakobus I van Engeland, die te gelijk als Jakobus VIi regeerend vorst van Schotland was. Van hem voert een zijlinie naar den overleden koning Eduard VII en den regeerenden George. Ook de hertogin van Teek, de moeder van koningin Mary, een dochter van den hertog van Cambridge, geloofde stellig aan deze tot in de grijze oudheid voerende afstam ming van haar geslacht. Haar kleinzoon, de tegenwoordige prins van Wales, kreeg op haar bijzonder verlangen den voornaam David, als herinnering aan den oudsten voorvader van het vorstelijk geslacht, ko ning David. De Kroonprins wordt ook bij dezen naam, die overigens ook voorkwam in de voornamen van wijlen Eduard VII, in de familie genoemd. Biaiiaaeische zijde- Volgens een bericht van een oorrespon dent der afdeeling Handel, van het Depar tement van Landbouw, Nijverheid en Han del, te 's-Gravenhage, werden in de campag ne 1910 op de zijdebeurzen in Italië publiek verkocht 10,275,723 K.G. cooons, tegen 9,918,334 K.G. in 1909 en 12,668,159 K. G. in 1908. In deze cijfers zijn dus de belang rijke ondershandsche verkoopen. niet begre pen. De grootste oogst levert Piemont, terwijl overigens ook Lombardijs, Veneto, Marche, Umbria, Emilia en Toscane belangrijke pro ductiegebieden zijn. De vermoedelijke totaal oogst van dit ja&F bedraagt volgens een eerste enquête ca. 43 millioen K.G., welk cijfer echter nog belang rijke wijzigingen kan ondergaan, daar d© opgaven nog niet volledig zijn. In verband met het bovenstaande ver dient een rapport van den consul-generaal van Frankrijk t-e Turijn over den coconoogit in Piemont de aandacht. Volgens dit ver slag waren de vooruitzichten in hst begin van het seizoen zeer gunetig, doch door de aanhoudende regens in de eerste helft van Juni 1.1. is de oogst minder gunstig uitge vallen dan aanvankelijk vqrwaoht werd. In verband hiermede zijn de prijzen sedert de opening der markten voortdurend gestegen. Op de Piemonteesche markten werd dit jaar 4,474.780 K.G. verkocht, tegen- 3, M 7,520 K. G. in 1909 en 6,810,970 K.G. in 1908 Kamferhereiï&iing op Formosa. De kamferboomen worden op het Japan- sche- eiland Formosa in grocte hoeveelhe den aangetroffen, vooral in het meest berg achtige gedeolte van het eiland, waai- de bevolking zich nog tegen de Japansche over- heersching verzet. De Japanners hebben daar allerlei blokhuizen moeten bouwen, waar zij zich' tegen aanvallen hebben te verdedigen op de wijze a«ls wij dat in Atjeh deden. De kamferboomen worden hoog en zwaar, en de stam bereikt soms een dikte van 1.20 M. Zij worden geveld, in de lengte doorge zaagd en in stukken gehouwen, waarna men in een destillatietoestel het hout door een langzaam vuur laat verteren. De kam- ferdampen, die er uit opstijgen, gaan door een buis naar hun verkoeJingsmachine, waar de kamfer zich in kristallen afzet. Het hout wordt alle vier en twintig uren vernieuwd, en alle acht dagen wordt het vuur gebluscht en de kristallen worden ver zameld. Uit dat ruwe product wordt in de raffinaderij te Taipeh een zuiverder gekre gen en de kamferolie wordt naar Japan ge zonden en daar verder bewerkt. Te Tai peh wordt aan de arbeiders in de kamfer- industrie een hoog loon uitgekeerd, want de arbeid in de kamferdampen moet eea schadelijken invloed op de gezondheid uit oefenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 21