Een Koreaansche legenda. DE SPHIN1. Doiu Manuel, «le afgezette koning van Portugal, met zijn moeder vóór Iiau vertrek vau Gibraltar. Ie kolf, slingert het met kracht tegen een spar, zoodat de loop krom staat. Op hetzelfde oogenblik springt „de ouwto" uit de struiken, grijpt Jan beat, die wil loos is "blijven staan, waar de jongen het op een loopcn zette, en houdt hem ean hel schijnende lantaarn voor. Het behaarde, rim pelige gelaat van den opzichter drukt sma^t uit en toorn, en barsch verwijtend voegt hij Jan toe: „Houdt jij zoo je beloften? Hat zal je berouwen, vriendje." Maar hij denkt tegelijk aan zijn Geerte; aan het verdriet, dat zij hierdoor zal hebben, en de droeve trek op zijn gelaat wordt starker. Nu ziet hij, zoekend naar het geschoten wild, het beschadigde gewezr liggen en ver wonderd ziet hij Jan aan. Een oogenblik ziet hij hem in de oogen, merkt de ontroering, waaraan hij ten prooi is, en begrijpt. Jan wil een verklaring geven. Verkerk pakt hem echter bij den arm en aagt met gevoel„Kom mee, iongenkom mee, naar huis, naar Geerte. Zij had wel gelijk, toen zij vanavond meende, dat het geen weer voor me was; kom mee, zij is zoo ongerust." Den volgenden dag was het feest in de bcsehwachterswoning. Een jong Koreaam.i edelman uit d© provincie zou zich eens op reis begeven n&ur de hoofdstad Seoel. Reeds wilde hij in den wagen plants nemen, toen zijn vrouw zich met de volgende woorden tot hem wendde „Hoor eens, moeder Kima zegt, dat in Seoel een ding wordt verkocht, dat er al3 glas of als mooi metaal uitziet, en merk waardige beelden laat zien, zoodra men er in kijkt." „Dat zal wel heel duur wezen", antwoord de de man. „Neen, heelemaal nietDat is ook merk waardig bij dit voorwerp, dat het niet veel kost". De jonge Koreaan deed zijn zaken af in de hoofdstad en vroeg tevergeefs bij de menschen, hoe zoo'n ding, als zijn vrouw hem beschreven had en dat zij zoo graag zou willen hebben, wel heeten kom Eindelijk, kort vóór zijn terugkeer maar huis, zeide een man hem, dat zulk een ding spiegel heette en bij een koopman op de markt te verkrijgen was. In de reeds val lende schemering begaf de jonge man zich ijlings naar den winkel en stak het in linnen gepakte voorwerp onder zijn klee ding. Nieuwsgierig kwam de vrouw haar terug, keerenden echtgenoot te gemoet en vrceg: „Hebt ge mij dat geschenk meegebracht V' „Ja, hier is het!" luidde het antwoord. Verheugd pakte de jonge vrouw Het ver wachte voorwerp aan; zij trok het linnen omhulsel weg, keek in het glas en brak in luid snikken uit. „O, welk een laagheid!" jammerde zij. „Niet genoeg, dat gij in Seöel kennis hebt aan een vrouw, durft gij haar nog naar hier meebrengjen? Wie is die vrouw? Geef me onverwijld antwoord Verwonderd keek de man, op zijn vrouw toetredend, eveneens in den spiegel. Een groote woede maakt© zich plotseling van hem meester en hij riep uit: „Dus zoo hebt gij van mijn afwezigheid gebruik gemaakt! Terwijl ik weg was, liet gij u door een an deren man het hof maken Hij wierp zich op zijn vrouw en wilde haar slaan. Maar nu kwam zijn schoonmoe der aan; zij was één en al verbazing, dat het echtpaar, hetwelk tot heden zoo een drachtig geleefd had, zóó in toorn was ge raakt. Beiden tierden en scholden elkander uit. Het duurde een heele poos, alvorens de oude vrouw de oorzaak van den twist be grijpen kon. Dan keek ook zij in den spie gel, lachte en zei: „Vliegt gij elkander in het haar over een oude vrouw, die hier ge weest is? Ik zal eens hooren, wat zij wil." Zij meende het spiegelbeeld achter het venster in werkelijkheid te kunnen vinden. Maar zij zocht tevergeefs en riep nu haar man: „Kom eens hier en kijk eens, wat onze kinderen voor een zonderling ding heb ben. In plaats van er om te lachen, twis ten zij er over met elkaar." Toen de oude zijn eigen beeltenis in den spiegel zag, riep hij vol ergernis uit: „Aha, daar komt weer zoo'n schelm; die door den leeraar Zsau gezonden wordt om belastin gen te innen. Maar ik heb niets en ik zal niets geven ook De helft van de inwoners van het dorp had zich spoedig om den spiegel verzameld. Een ieder wierp er een blik in, zonder het raadsel te kunnen verklaren. Allon schreeuw- den door elkander cn trokken ten slotte met den spiegel Daar den rechter, opdat hij zou beslissen, wat het ding eigenlijk was. Ernstiger nog dan de anderen wierp de be ambte een blik in den spiegel, riep den po litiedienaar en sprak: „Dus zoo wordt er met mij gehandeldAchter mijn rug om hebt gij u een anderen rechter laten komen Goed, maak paard en wagen gereed." Woedend om het gepleegde bedrog wilde hij wegloopen. De politiedienaar nam nu echter den spiegel in de hand, hield hem beurtelings nu voor het eene en dan voor het andere oog, alsof hem een goede ge dachte was ingevallen, en riep plotseling uit: „Reohte-r, blijf hier 1 Gij zijt volstrekt niet bedrogen. Ge hebt uw eigen gezicht in het behekste ding gezien Dank zij den slimmen politiedienaar van het dorp bleven zijn inwoners van veel on gemak verschoond en werden zij met den spiegel bekend- De Sphinx zoo verhaalt zendoling P. Pijl, te Calioub verheft zich op een afstand van 600 schreden ten Oosten van het plateau der Pyramiden. Zij is uit een rots gehouwen en heeft den vorm van een liggenden leeuw met het hoofd van een man. Het lichaam is niet net afgewerkt; doch liet hoofd, dat uit een steenblok is ge houwen, vertoonde eens het edelst manlijk schoon. Men zegt, dat de hoogte van liet beeld, gemeten van den steen, waai'op de voorpooten rusten, tot de kruin van het hoofd ongeveer 23 M. is, doch bijna geheel het lichaam is thans bedolven onder het stuivend woestijnzand. Marietta zegt, dat de ooren D/z M. meten, de neus bijna 2 M., de lengte van den mond ruim 2 M. en de geheele breedte van het aangezicht 4 M. Het lichaam van den leeuw meet 28 M. Het hoofd heeft 70-maal do grootte van een gewoon menschenhoofd. Wanneer de reiziger op hot bovenste deel staat, kan hij met de hand niet tot de kruin van hot hoofd reiken, en de afstand tusschcn deze twee punten moet vroeger nog grootar geweest zijn. In het hoofd is een gat, waarin de Arabische gids afklimt, wanneer men er oan fooi voor over heift. Het aangezicht is, helaas, zwaar bescha digd. Ten eerste heeft een fanatieke beel denstormer in een vlaag van misplaatsten ijver het zich eens tot plicht gesteld, zijn verdelgingswoede aan de Sphinx to koe.'en. En ten tweede kozen de Barbaarsche Ma- melukken, die niet aan oudheidkundige we tenschap schenen te doen, hot een poos tot mikpunt bij hun schietoefeningen. Ook heeft het geleden in den oorlog dezer woes telingen tegen de Egyptische Beys. Do neus met een deel van het linkeroog is weg geschoten. In de 12de eeuw evenwel was het aangezicht nog met zoo geschonden. Want Abdellatief, die toen leefde, schrijft ergens, dat het zeer schoon was, en allerbe- valligst scheen te glimlachen. Toch zegt oen ander oud schrijver, dat reeds in zijn tijd de neus werd verminkt. Thans is er nauwelijks meer een mensclielijk gezicht te herkennen. Ik reed er met Mohmoed Effondi heen op kameelen, terwijl de familie Spillenaar, die het monument reeds vroeger had bezichtigd, een poosje rust nam, en Francies Effondi verklaarde in mijn onderzoekingen geen belang te stellen. Terwijl er uit den vreem de telken jare tallooze bezoekers naar, Egypte komen, zegt de Arabier, flegma tiek: „Wat kan mij een hoop steonon sche len Na een heerlijk ritje op jonge kar meelen, een kijkje in een paar granieten kamers onder de rotsen, waarop de Sphinx verrijst, en het .heerlijke gezicht, dat wij genoten, toen wij een poos mot onze rij beesten de Engalscho cavalerie volgden, kwamen wij weer bij ons overig gezelschap terug. De Arabieren hebben de Sphinx „den Va der der Verschrikking" genoemd. Anderen heetten haar „de Waakzame." De eerste onderzoeker, wien het gelukte het zand rondom de Sphinx weg te doen graven, was Caviglia. De onkosten, door een Engelscke maatschappij gedragon, be droegen 5400 gld. Hij ontdekte ein steenen trap, die langs het beeld voerde, en vond tusschen de pooten van den leouw een keurig afgeweikten vloer, aan welks einde bij de borst der Sphinx zich een soort van open tempel verhief, waarin twee scheids muien een gang vormden, die oen ander klein beeld van een liggenden leeuw be vatte. Op een pilaar was de tijd der re geering van Thotmes III (18de dynastie) ge grift. Vele dezer historische merkwaardig heden hebben em plaats gevonden in het Britsche Museum. Natuurlijk ontzagen zich de heete stof- winden der Lybische woestijn niet, het beeld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 20