Anno 1910 PERSOVERZICHT. Brieven uit "Warmond. xx. FEUILLETON. De erfenis der Hodrians. A«o. 15S31. Over Zondagsbet oo gingen schrijft „De Standaard" aldus: De betoogingen, voor kort door de Sociaal- Democraten voor Algemeen Stemrecht, en door de Roomsch-Katholieko vakorganisa tie voor den tien-uren-dag gehouden, ga ven in den Antirevolutionairen kring er gernis met het oog op het vierde der Tien Geboden. Ook wij betreuren zulke manifestaties op den Rustdag. Zij ontwijden het karakter van dien dag en sohaden aan het stempel van hoogen ernst, dat de Zondag van ouds her op het maatschappelijk leven drukte. Tooh lake men ten deze niet alles, maar wete ook te loven. Het valt tooh niet tegen te spreken, dat in de laatste jaren de geneigdheid om d<Jn Zondag in eere te herstellen, ook onder on ze Roomsche landgenooten hand over hand toenam. Vroeger was dit niet zoo, en won hier veeleer de Belgische usantie veld, die zelfs do politieke verkiezingen bij voorkeur op Zondag laat houden, evenals in Frank rijk. Onzerzijds heerschte in enkele kringen, naar Schotsch exempel, zeker niet te mis kennen Sabbatisme, dat in Schotland steun vond in het nationale leven en zelfs in Re- geeringskringen, maar hier tooh alleen in ge temperden vorm ingang kon vinden. Tot die tempering zijn we dan ook allengs gekomen, en vooral sinds die tempering van het Sabbatisme voortschreed, vond de heili ging van den Sabbat en het bevorderen van rust op dien dag ingang, en dit ook in Roomsche kringen. Zoo trok het ook nu weer de aandacht., dat onderscheiden Room sche voormannen zich van deze betooging op Zondag, en dan natuurlijk om den Zon- d a g, verre hielden Ook hiervoor nu moet men een open oog hebben. Dit moet aangemoedigd. Dit heeft aanspraak op een woord van waairdeering. Zelfs uit de Roomsche Pers ging meer dan één stem op, om voortaan zulke betoogingen >p den Zondag te ontraden». Zoo vorderen we Wat intusschen ons niet ontslaat van den plicht, om steeds om de instelling van natio- ale vierdagen te roepen. Eerst dan zal 't >ns gelukken don Zondag geheel vrij te houden, en meer nog, om ook zelf, waar het pas geeft, aan zulke betoogingen deel te nemen, of ze te organiseeren op eigen ter rein. Over Christelijk Onder wijs in n d i zegt „O nze Couran t." De onderwijzers-salarissen in Indië zullen waarschijnlijk worden verhoogd. Zoo meldde onlangs de „Jav a-B o d e." Zou het, als straks de Indische Begroo ting aan de orde komt, geen tijd worden om eens ernstig te spreken over de subsi- dieering van het bijzonder onderwijs daar ginds? Dat. is zoo noodzakelijk. Onze Ghristelijke onderwijzers kunnen, om des beginsels wille, niet solliciteeren naar het neutraal onderwijs. Toch is het, voor de kerstening van Indië immers ook een politiek belang zoo noodig, dat het Chr. onderwijs daar ginds zich krachtig uitbreidt. Maar dat kan niet, als de Regeering niet flink bijspringt. Wel doet de Zending reeds iets. Maar het onderwijs is voor haar hu p- dienst. De Zending heeft tot hoofd- taak kerken te stichten en niet scholen te bouwen. Bovendien, naar „D e Stand- a a r d" nog pas opmerkte, moet de Zen ding met alle macht ook op de Buitenbe zittingen gaan arbeiden. Haar krachten zijn beperkt. Conourrentie hoeft niet ge vreesd; er moet in Indië voor het onder wijs nog zoovéél gedaan. Laat dan de Overheid do financieele zorg Voor het onderwijs goeddeels voor haar re kening nemen, ook van het Christ©- I ij k onderwijs. Dan kan de Zending zich uitbreiden. De kinderen worden onderwezen. Tal van Christelijke onderwijzers hebben een betere toekomst dan in ons vaderland. En de kerstening van Indië ban met kracht worden voortgezet l In een driester Subsidie School- b o u w zegt „D e Standaard": Van meer dan één zijde gaat protest op tegen het denkbeeld, dat alleen de nieuw te stichten scholen van de milde subsidie voor schoolbouw het profijt zouden heb ben. Hierbij ondersoheide men wel. Tweëerlei uitweg staat hier open Men kan ï>f aandringen op subsidie in kapi taal bij het bouwen van een school, öf te wel op een hoogetre subsidie voor het jaar geld dat nu voor localiteit wordt verleend. Neemt men het eerste, dan zou aan de bijzondere soholen evenals aan de openbare één vierde van de bouwsom bij de stichting worden uitbetaald. Kieet men het laatste, zoo zou jaarlijks iets meer voor localiteit zijn te vergoeden. Van het eerste zou dan alleen sprake kunnen zijn bij nieuwen school bouw, het tweede stelsel zou ook aan de reeds bestaande scholen kunnen ten goede komen. Het eerste stelsel h®eft de voor keur, dat het bij den sohoolbouw het vaak zoo moeilijk daarvoor benocdigd kapitaal ter beschikking stelt; het tweede stelsel be veelt zich aan, doordat het aan alle scholen zou ten goede komen. En het tweede stelsel is in zooverre desnoods met het eerste in overeenstemming te brengen, dat men zor gen kon, dat het jaarlijks te verstrekken geld voor localiteit gelijk stond met de rente en de aflossing van de som, die met één vierde van het bouwkapitaal in over eenstemming werd gebracht. Stond toch eenmaal vast, dat rente en aflossing van het één vierde van het kapitaal gewaar borgd was, dan zou men in staat zijn, op grond van deze rente en aflossing, elders het één vierde als kapitaal te kunnen op nemen. Op gewaarborgde rente en af lossing is overal kapitaal te verkrijgen. Ma ar aan dit één vierde blijft men dan ook gebonden. Poogde men toch over dit één vierde heen te gaan, dan zou dit meer dere ook aan de Openbare School van Rijkswege moeten verstrekt worden, en dan werd het hiervoor te besteden bedrag zóó buiten alle maat groot, dat de schatkist deze uitgave niet zou gedoogen. Welke keuze de Regeering ten deze doen zal, is nog onzeker. Doch dit late men aan haar over. Slechts op één ding mag worden aangedrongen, en dit is, dat men zoo spoe- 1 dr.g het kan te weten kome, wat het voor nemen der Regeering is, opdat niet langer de stichting van nieuwe scholen worde te gengehouden. Wenscht men daarentegen verder te gaan dan het één vierde van het bouwkapitaal, hetzij in ééns of, bijwijze van vergoeding voor localiteit, als rente en aflossing te verstrekken, dan stuit men niet op het Rijk, maar op de Gemeente. Niet bij het Rijk, maar bij de Gemeente toch schuilt hier het kwaad. Immers de voorstanders van het Bijzonder Onderwijs moeten nog altoos mee betalen aan van het bouwkapitaal der Openbare School, en bovendien dan nog geheel in dé kosten van eigen schoolbouw voorzien. Vooral zoo de Gemeente de beschikking over nog ruimer middelen erlangt, zal dit kwaad hand over hand, vooral in de groote steden, toenemen. Van het Rijk kan en moet alleen nog dit ééne gevorderd worden, dat voortaan gere kend worde met het verschil der kosten van bouw of localiteit voor de onderscheiden Ge meenten. Of men op Urk bouwt of in Am sterdam, scheelt meer dan het viervoud. En de groote fout, die thans vooral de wet ontsiert, bestaat vooral hierin, dat het Rijk voor localiteit gelijke bedragen uitkeert, onverschillig waar do scholen mogen geves tigd zijn. Een droeve klacht over ontaar ding slaakt de Gereformeerde predik mt Bullroann, van Garijp, in do ,,F riesche Kerkbode": „Inderdaad", zoo schriift hij, „de we- reldgelijkvormïgbeid neemt in onze Gerefor meerde kringen schrikbarend t-oe. Vooral bij feestelijke gelegenheden voert men met zekere voorliefde allerlei wereld- sohe usanties in. Getrouwde mannen verwis selen dan hun vrouwen. Heeren presentee ren dan aan dames sigaretten. Ook *nt- breekt haast op geen partijtje moer een tooneelstukje. En terwijl men voor al zulke pretjes tijd noch moeite ontziet, is men in godsdiensti ge aangelegenheden zeer laksch. At men vroeger 's Zondags bijtijds, omdat men 's avonds nog naar dé kerk wou, tegen woordig kan men niet in de avondbeurt ko men, omdat mon laat dineert. Bovendien adht mon het te veel ver moeiend 's Zondags tweemaal ter kerk te gaan. Ook raakt de huiselijke godsdienst oefening op Zondag al meer in onbruik. Men bidt dan 's morgens niet meer aan ta fel, omdat men op Zondag in do kerk toch al zoo dikwijls bidt. En als er een jong paartje in het huwelijk treedt, is er voor de trouwpartij zooveel noodig, dat er bij de kerkelijke huwelijksbevestiging voor de collecte ten hoogste nog een rijksdaalder overschiet. Wijst dit alles niet op een afnemen van de godsvrucht en eens zinken van het gees telijk leven bot een lager peil? Het hoeft ons dan ook housch niet te verwonderen, dat er in onzo Gereformeer de kringen nu en dan» dingen aan het licht komen, waarover zelfs de wereld schande spreekt, omdat ze nog heel wat erger zijn dan een tooneelvoorstelling als de leerlin gen van het Gereformeerde Gymnasium be sloten te geven. Over den Zondagsdienst b ij de spoorwegen zegt „D e Nederlan- d e r" Tijdens den pas geëindigden Zomerdienst der Spoorwegen hadden wij meermalen oor zaak ons leedwezen uit te spreken over het uitblijven van beperking in den Zondags dienst, en erger nog, over hot inlasschen van speciale Zondagstreinen. Het is daarom met te grooter ingenomenheid, dat wij ken nis namen van den op 1 October j 1. begou- nen Winterdienst; daaruit blijkt tooh, dat er, zij het met een voorloopig klein resul taat, ernstig gewerkt is aan de inperking van het getal treinen op den Zondag. Zoo wel de Holl. Spoor (AmsterdamHilver sum) als de Staatsspoor (Amsterdam Utrecht) namen in dit loffelijk pogen deel. En dat het juist deze lijnen zijn. waarop de treinenloop beperkt werd, wettigt het ver moeden, dat de bevoegde autoriteiten, con form onze en veler wenschen, allereerst ge dacht hebben aan een besnoeiing van den treinenloop naar die punten, waarheen het pleiziermakend en uitgaand publiek zioh bij voorkeur beweegt. Zoo is dan, mogen wij hopen, een beg'n gemaakt; het begin waarborgt den voort gang. En met te meer vertrouwen mogen wij dien verwachten, als de Christelijke pers den Minister openlijk hulde brengt voor wat bij ten deze beïnvloed üeeft. Zii, die een deskundigen kijk hebben op het zoo ingewik keld raderwerk van den treinendienst, voor al in betrekking tot het internationaal ver keer, kunnen waa-rdeeren, wat er aan vast zit, om, al is het maar enkele diensten, uit te schakelen. Laat ons dan dankbaar zijn, als de eerste schreden gezet worden op c-.en weg, die èn de heiliging van 's Heeren dag èn de belangen van het spoorwegpersoneel zal bevorderen. In ,,V ragendes Tijds" bespreekt dr. Bos, het Kamerlid voor Winschoten, het rapport der Ineenschake- lingacommissie, voor wier arbeid hij grooten lof heeft, maar waarop hij toch ook aanmerkingen maakt. Hij vreest, dat de lagere school ook in de toekomst be heer scht zal blijven door het onderwijs, dat dlaarop volgt, en dat acht hij om meer dan een reden verkeerd. Bijvoorbeeld: Immers deze ouders meenen in het alge meen, och, hoe gering in aantal zijn de uitzonderingendat hun kinderen allen geschikt zijn voor het volgen van middel baar en hooger onderwijs en het vanzelf spreekt, dat dezo dêe soholen zullen bozoe- kon. Wanneer iemand bijv. eens den raad. geeft om een jongmensch, dat in zijn vrijen tijd blijken geeft van grooten zin voor constructie, voor timmeren of meubel maken, maar die, wat zijn geheugen aan gaat en zijn aanleg voor afgetrokken rede neering, bij anderen achterstaat, naar de ambachtsschool te zenden in het belang van zijn opvoeding, dan kijken vel© gegoede ouders al heel vreemd op. Wanneer men aantoont, dat op die wijze zoo geheel wordt verkregen, wat de heeren Drucker c.s. zoo voortreffelijk zeggen, dat het werk wordt gedaan met geheel de ziel en dat dit een eerste voorwaarde is voor de opvoeding, wil zij slagen, dan denken zij aan al die blauwe kielen én vragen, of hun zoon nu moet op een school van arbeiders. Wanneer men aanvoert, dat de ambachts school nog kan worden gevolgd door een middelbare technische school, de talenken nis door dergelijke gegoede leerlingen later veel beter in het buitenland zelf wordt ver kregen, en, als de belangstelling eenmaal is opgewekt, later nog zooveel gelegenheid be staat aardrijkskunde door reizen, en ge schiedenis door lectuur en bezoek aan musea te beoefenen, dan blijkt het toch allermoei lijkst het stands vooroordeel te overwinnen. En wanneer men als laatste troef uit speelt, dat dan toch, door een anderen weg te volgen, het gevoel van eigenwaarde vaak wordt vernietigd en de stempel van dom heid en niet-mee-kunnen-komen wordt opge drukt, omdat men een verkeerd, niet een hooger, maar een verkeerd, onderwijs voor den jongen heeft gekozen, dan zijn er nog slechts weinr.go ouders, die afstand kun nen doen van hun vooropgezette meening, dat hun zoon, evenals zijn vrienden, h©ogere burgerschool of gymnasium, ia later de uni versiteit moet kunnen bezoeken. Waarom? Omdat hij gegoed is. Die ongelukkige gedachte bederft ni?t al leen de onderwijsinrichtingen, maar de ge heel© opvoeding van het volk. Wie zal zeg gen hoeveel zieleleed, hoeveel onderdruk ken van goede eigenschappen en talenten van dat vooroordeel der ouders het gevolg is? Vorloden Zaterdagavond kon men door ons blad kennis nemen, van hetgeen omtrent den Zeilwedstrijd, hier Zcnda.g gehouden, in oen vergadering in „In den Vergulden Turk" daarmede in verband besloten was. Dat hier een zeilwedstrijd gehouden zou worden, kon niemand, hier bekend, verwon deren, en daarenboven was deze lang do eerste niet, al mag hij den minsten niet ge noemd worden. Ook kan het niemand verhazen, dat men Warmond in do toekomst als het middel punt van de Leidsche en van verder weg komende beoefenaars van watersport be schouwt; doch wel, dat men na afloop ging dineer en on prijsu.tdeelen en feesten in een der hotels alhier. Hieruit is al af te leiden, dat hot ge meend is, Warmond als middelpunt te gaan beschouwen; en dat de veranderingen en vergrootingen vóór dit seizoen aangebracht, de hotols hier in een toestand hebben ge bracht, die voldoende en waardig geacht wordt, om oen groot aantal personen fo bedienen en te herbergen zooals het betaamt. Blijkbaar gevoelt men rich hier ook vrijer in zijn doen en laten; want er is lang en druk gefeest, ja zóó gefeest, als ware hot kermis. Voor de deelnemers was het wol jammer, dat do zoo schoon begonnen herfstmorgen recvis spoedig in het teeken van den ,,wa^ term an" kwam te staan, en het is eerstens doordien aan watersport doenden geen wa tervrees kennen, hetzij dat het water be neden is of van boven komt; en tweedens doordien 's namiddags het weer opknapte, dat het geen verloren dag voor hen was. Aan of na tafel in „De Stad Rome" werd onder liet vijftigdal aanzittenden nog weer besproken de oprichting van een Vereeni- ging, en al is liet in de feestvreugde er niet van gekomen, het komt er zeker door den tijd van, dat zij tot stand komt. Ware zij echter Zondagavond nog opgericht, dan had liet vast gestaan, dat zij een War- mondschen ,naam had gekregen of wel een'; betrekking op Warmond hebbende. Hoe meer toch Warmond gekend wordt, hoe meelj het 'gezocht wordt ook door 6portmenschen voor watersport. 't Is dan ook kolossaal zooveel en riilk vTij water als er onder dezo gemeente is, en nu van Leiden uit steeds meer belemmerin gen komen, denk maag eens aan (do nieuwe spoorbrug over de Zijl zal al weer Warmond aangewezen worden als pla&tsj Van afvaa+rt en aankomst. Ik heb mij wel eens afgevraagd waar-» dm Warmond zoovoel water heeft, en het mij al eens laten verklaren hierdoor, dat voor, uitloozing van het water uit den Haarlem mer meer polder wel een flinke plas noodig is, en het afvoeren naar zee een flinke afs watering als de Leede eischt. En dan laat het zich ook heel goed begrijpen, dat de, vele binnenwateren on vaarten noodig zijn, behalve voor scheepvaart, voor loozing van het water van de vele polders, welke on der Warmond liggen. 1 Niet minder dan twintig polders liggen geheel of gedeeltelijk onder deze gemeente, J en het is dan betrekkelijk ook maar een klein gedeelte, dat hier geen polder is. Op dat poldergebied is mon, wat samenstelling en bemaling betreft, voornemens eenige ver andering aan to brengen. Onlangs besloot het bestuur van den War- monderdam- cn Alkemaderpolder tot het ver vangen van den windwatermolen door een stoomgemaal of door bemaling met een ben zine-motor. Alles is daarvoor nu al in orde en lang zal het niet meer duren, of de vele bloemisten, die hun bollenland in die polders hebben, zullen niet meer van den wind afhankelijk zijn en voldoende het water op poil gehouden zien. Alvorens men hiertoe overging, heeft eerst een geheel ander denkbeeld voorgezeten, doch dit is, doordat de groote reparatie, welke de Waxmonderdam- en Alkcmaderpol- dermolen moesten ondergaan, geen uitstel kon dulden, weer op do lange baan gescho ven. Dat plan was het volgende: Zooals beleend is, is de Groot-Hemmeerpolder do diepste polder onder deze gemeente, met een peil van 3.30A.P. Eenige jaren geleden is reeds de I^ein-Hemmeerpolder (met een peil van 1.10A.P.) daarin uitloozend gemaakt, en het zou wellicht gemakkelijk zijn den Hof- polder (peil 1.70A.P.) daarin te doen uit- loozen. Waterstaatkundig drie polders, is het toch feitelijk één polder, gezamenlijk ook onder één bestuur staande, en zoo aaneen gelegen, dat dit ook geen het minst be zwaar kon opleveren. Nu wilden sommigen, en de moge lijkheid bestond daartoe, dat, evenals „Klein-Hemmeer" reeds afwatert in „Groot- Iiemmeer," dit ook deden de Warm onder- dam- en Alkemader-polder (peil 1.25A.P.), do Floris-Schouten-Vrouwenpolder (peil 1.30 A.P.) en de Simonspolder (peil 1.15A.P.). Dit complex van polders zou dan de vijf nog bestaande watermolens kunnen oprui men of buiten werking stellen en voor ge zamenlijke rekening kon dan een stoomge maal geplaatst zijn, groot genoeg om al dio polders op het vereischte peil te hou den, beter dan door molens kan geschieden, en wat met het oog op de belastingen van de bloombollenkweckers wel noodig was. De ligging der polders was zeer geschikt voor het beoogde doel en de oppervlakte werd nog niet te groot, daar alles bijeen genomen ongeveer 414 hectaren zal bedra- gen. Dat het een kolossale verbetering zfln zou, is onnoodi.g te zeggen, en alleen dat het schil derachtige van het land- en watergezicht afgaan zou, als de gezellige afwisseling bren gende molentjes verdwenen waren of plaats gemaakt zouden hebben voor een modern stoomgemaal, zou men jammer kunnen noe men. En dan kwam nog het aan-den-dijk-zelten van een paar molenaarsdocli voor dezen zou wol weer gezorgd worden door in een of anderen vorm andere bezigheid voor hen te vinden, hetgeen door menschen, die zoo een drachtig do handen ineenslaan, wel een zaak moet wezen, die reeds in 't reine gebracht is vóór zij aan do orde is gesteld. Andera zou het ook jammer zijn geweest. SPECTATOR 13) Op weg daarheen hadden honderd plan nen zijn brein doorkruist. Hij meende een inleiding, een overgang te moeten vinden. Het was hem te wonderlijk voorgekomen, dat hij plomp op zijn doel zou afgaan. Maar sinds de zware glazen deur achter hem in het slot was gevallen, sinds hij met Christa alleen was, afgesneden van de buitenwereld en sinds hij haar moedelooze houding en do bijna smeekende uitdrukking van haar groote oogen had geaen, scheen hem alle aanstellerij laf en kleingeestig. Hij naderde haar langzaam. Hij moest zich' bukken, want waar zij stond, breidde een groote palm zijn bladeren uit. „Mevrouw Chri&ta 1" zeide hij nu bijna fluisterend. Zij knikte hem mat tpe. Haar gelaat was teer ernstig en toen zij beproefde daaraan een vriendelijke uitdrukking te geven, ge lukte haar dat niet. Terwijl zij haar voor hoofd boog, bemerkte Rudi, dat aan haar wimpers een groote traan hing. Die vloeide nu over haar bleeke wang. Maar Chrita hief haar hand niet op, om dien weg te wis- schen. „Is u treurig, mevrouw CKrista?" Zij schudde zwijgend haar hoofd. „Maar gij weent toch?" „Het was mij zoo angstig te moede." Zwijgend keken zij elkaar aan. De nabij heid van den ander wellicht ook de be ^welmende plantengeur. de ingesloten, vochtig warme lucht werkte zoo sterk op beiden, dat zij duidelijk het kloppen hunner harten meenden te hooren. Daar tusschen steeds het vallen dor zware druppels. „Had ik niet moeten komen?'' vroeg hij nog zachter dan even te voren. Hij greep naar haar rechterhand en voelde, dat die ijskoud was. Zij liet het toe, dat hij zijn hand op haar vingers legde. Die omklemden nog altijd den rand der étagère. „Ik wachtte er immers op, dat gij zoudt komen", antwoordde zij eindelijk aarzelend En weer keek zij hem onderzoekend, bijna angstig aan. „Maar ik dacht, hoe heerlijk het zou geweest rijn, wanneer gij waart ge komen, zonder dat de anderen daarvan afwisten." „Op weg hierheen dacht ik dat ook, me vrouw Christa. Maar nu is mij dat onver schillig. Ik kan ze nu geheel vergeten." „Ja, dat moet men wel", zeide zij fluiste rend. En plotseling keerde zij zich om, ver borg haar gelaat in de handen en begon bit ter te snikken. Hij was dadelijk aan haar zijde. Onder het broede dak der palmen, door weiks bladeren af en toe een druppel van het glazengewelf op hen neerviel, boog hij zich naar haar toe. „Mevrouw CKrista! Mevrouw Christa!" fluisterde hij op smeekenden toon. Haar lichaam schokte van het snikken. Hortend bracht zij uit: „Ach, ik, ik ben immers zoo eenzaam Nu nam hij haai' rechterhand van het ge laat en trachtte haar ijskoude vingers tus schen zijn handen te verwarmen. Hij drukte een kus op haar hand en legde die daarop tegen zijn wang. Zij hield haar gelaat gebogen en tastte met haar linkerhand naar haar ceintuur. Toen zij eindelijk haar zakdoek had gevon den, ontnam hij haar dien en voordat zij er op bedacht was, sloeg hij zijn arm om haar heen, boog haar hoofd achterover en wischte met het kleine batisten doekje behoedzaam de tranen van haar bleeke wangen. „Christel, gij behoeft niet eenzaam te zijn., laat mij hij je rijn... Gij gelooft toch wel, dat ik het goed met je meen?" Zij snikte nog altijd. „Waarom kwellen zij mij tooh altijd zoo? Ik behoor mijzelve im mers in het geheel niet toe. Ieder let op mij, alles wordt mij voorgeschreven en ik heb toch niemand... Ach, ik voel mij zoo ellendig, ik ben zoo verlaten!" Hij hield Kaar nog altijd in rijn armen. Zacht wiegdo hij den lichten last heen en weer. „Wie heeft indertijd aan boord, op dien eersten avond, dat ik u zag, beweerd, dat het zoo heerlijk was eens alleen te zijn? Herinnert gij u dat niet?'' „Ik weet het niet". „Cristel! Ik kan dus ook niet helpen? En ik zou dat toch zoo gaarne. Want ik heb je werkelijk lief! Gelooft ge dat?" Nu knikte zij met kracht en zeide toen heel zacht: „Ik heb dat immers zoo ge- wenscht Hij lachte even, nam haar hoofd tussohen zijn beide handen en dwotng haar hem aan te zien. „Ik heb dat ook zoo gewenscht, kleine Christel 1 Maar ik heb niet den moed gehad, te vragen." Oog in oog stonden zij zoo een tijdlang. Steeds meer naderden zijn lippen haar mond en toen hij haar eindelijk kuste, sloot zij haar oogen en slaakte een diepen zucht. „Christel, lieve Christel!" zeiao hij tus schen zijn steeds vuriger wordende kussen. Langzamerhand begon ook haar bloed sneller te vloeienhaar gelaat kreeg leven en kleur. In haar oogen, welke nog vochtig waren, kwam een droomerige uitdrukking. „Maar wanneer niemand het gezegd had", vroeg zij na een poosje, „zoudt gij dan niet gekomen zijn?" „Vandaag nog niet." Zij haalde diep adem. „Ik zou oohter niet langer gewacht hebben." Hij liet haar los. „ChristelI" Bijna ont steld riep hij dat. „Neen." Er kwam iets uitdagends in haar oogen. „Ik wilde nu weg. Nog lan ger met tante Kitty samen zijn, altijd, uur op uur, neen, neen, neen. Liever zou ik het eerste het beste aanzoek hebben aange nomen." „Ozeide hij ontnuchterd. Zij tastte anstig naar zijn hand. „Niet boos zijn. Ik ben immers zoo blij, dat nu toch alles nog goed is geworden. Ik heb im mers altijd gehoopt, want zij glimlachte ik heb het gemerkt, dat gij mij mocht lijden." Nu glimlachte hij ook weer. „Ja, heeft men het gemerkt?" „Zeker." Zij hebben er mij reeds zoo dik wijls mee geplaagd." „Vondt ge dat onaangenaam?" „Dikwijls ja. Vooral Cilly heeft mij altijd zoo uitgevraagd. En daar straks zeide zij... maar dat alles weet gij immers Zij wierp zich plotseling geheel beschaamd in zijn armen, ten einde zijn ernstig onder zoekenden blik niet te zien. „Zijt gij nu niet boos op mij?" vroeg zij fluisterend. «BooeIk, op jou? Waarom boos?" „Ja, kijk eens, eigenlijk heb ik jou toch gevraagd. Niet u, niet jij mij 1" Hij lachte en kuste haar op mond en oogen. „Dab wil ik jo gaarno vcgevon, klei ne Christel!" Nu klaarde haar gelaat np; zij stemde met zijn lachen in. Hij voud baar zachte altstem bijzonder aantrekkelijk; juist haar lachen had hem immers van af do eerste ontmoeting bekoord. „En gij moet zeer, zeer goed jegens mij zijn," verzocht zij zacht. „Want ik heb nog niets moois op do wereld beleefd. Werkelijk niet. Weet ge dat?" „Ja, Christel, dat weet ik. En gij moet het leven tot aan dezen dag ook geheel en al vergeten. Er moet zich voor ons beiden een geheel nieuwe wereld openen." „Ach ja!" Zij zuchtte. „Maar wij moe ten het nu aan de anderen zeggen. Vindt gij niet?" ,.N°g niet. Het is hier zoo mooi.'' Zij knipte. „Ja, vreeselijk mooi. Zij lacht© er hartelijk over, dat zij „vreeselijk" had gezegd. In de haastige afwisseling harer stemmingen was zij geheel een kind. „Wilt gij nu ook do orchideeën zien?'* vroeg zij plotseling vol ijver. „Beware! Slechts nog een poosje je aan* kijken, in je oogen zien." „Ach, wees zoo goed cn doe dat riet.'* „Waarom niet?" "V. hep groene oogen, zegt tante Kitty. Maar zij zijn grijs. Vindt gij ze leclijk I". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5