No, 15531. Anno 191©, Manoeuvres der Zeemacht. SCHETS UIT DE REGHTZAAL. De betrapte dief. Maatschappij dar Nederlandsche Letterkunde. Gisteravond hield dr. F. Buitenrust Hct- tema, te Zwolle, privaat-docent aan deunl- lvarsiteit te Utrecht, in de maandelijkscho "Vergadering van de Maatschappij der Ned. Letterkunde, een voordracht over „De eerste Nederduj'tsche Academie en de Leidsohe .Universiteit." Hij bogon met de reden mede te dealen, 'die waarschijnlijk aanleiding heeft gegeven tot de oprichting van Costers' Academie. Er was veel twist in de oude Kamor, doch lover zaken van persoonlijken aard, er wa- Iren wel twee stroomingen, voorstanders van 'de klassieken en van het Romantisme, maai de oorzaak lag volgens hem dieper, zij was gelegen in den opzet van Coster om oen Academie te stichten in antithese mot de Loidsche Hoogeschool. Dozo universiteit toch was opgelicht met het bepaalde doel de theologie als middel punt van al do andere vakken te doceeran. Na de Calvinistische zuivering tijdens het 12-jarig "bestand, kwam deze opzet duide lijk uit. Coster's Academie zou gewijd zijn aan Apollo en zijn negen Muzen. Dit bleek (needs uit de feestelijke opening in tegenstel ling met de opening te -Leiden in 1575. "Wat er ook gedoceerd werd, theologie ont brak, on do aangestelde docenten waren hot tegendeel van Calvinistisch. Ook de tooncd- stukken, dio werden opgevoerd, hadden de zelfde strekking en men gebruikte daarbij de moedertaal, om daardoor den kring van hen, dien men bereiken wilde, zoo wijd mo gelijk te maken. Daartegen protesteerden Weldra de predikanten te Amsterdam en zij Wisten te bewerken, dat het doceer en werd .verboden. Het 6 pel en van tooneelstukken bleef ech ter doorgaan en de voor naams ben van Cos ter's helpers waren voornamelijk Hooft en iVondel en in het eerst ook Breero. Coster zelf trok zach in 1622 terug, maar feijn idee werd door de inmiddels Remon- Btranisch geworden stadsregeering opgevat, die besloot tot dc stichting van een Hlustre School te Amsterdam. Hiertegen werd door Leiden geprotesteerd, evenals door de Zwit- eersche predikanten en de Dordtsche Sy- ïiode, een wereldc ncilie op Caivinistischon 'grondslag, sloot zich hierbij aan. De Hooge Raad deed eindelijk uitspraak en wol in het voordeel van Amsterdam. Het Athenaeum maakte volgens dien Raad igieon inbreuk op de rechten aan, de.Loidsche TJnivctnsiteit toegekend. Het programma van het Athenaeum zag er aanlokkelijk uit en nis eerste hoogleeraren werden twee ver drevenen uit Leiden, Barlaeus en Vossius, benoemd. Eenige jaren later werd bij liet Athenaeum ingelijfd de Kweekschool der Remonstranten, waaraan Episcopias, even eens bekend anti-calvinist, hoogleeraar was. Hoewel de contraremonstranten niet tegen de wetenschap als zoodanig waren, waren zij wel "tegen den geest van Coster en de "lijnen, waar onder anderen in 1618 Roden burg rond voor uitkwam. Na do stichting van het Athenaeum en na dat Coster was heengegaan, bestond er geen reden meer om de oude Kamer en de Aca demie langer gescheiden te houden en zij smolten weder ineen. In het Athenaeum was 'evenwel de idee van Goster overgegaan en laan hem komt de eer toe, de antithese, tus schen de wetenschap, doortrokken met the ologie en de wetenschap zonder theologie te hebben gesteld. Na de pauze deelde de epr. nog een en ander mee over het programma en de leer boeken van het Athenaeum. In deze vergadering werd benoemd tot vioorzitter der Maatschappijdr. A. Kluy- ver to Leiden; tot leden der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde: prof. F. Pijper en prof. dr. E. C. van Leersum on tot leden der Commissie voor Taal- en Letter kunde prof. dr. H. Kern Sr., te Utrecht en dr. G. J. Boekenoogen te Leiden. Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. Gisteravond hield in een der bovenzalen van f,In den Vergulden Turk", de afdeeling Lei den der Maatschappij tot* Bevordering der Toonkunst, haar jaarlijkeche Algemeene leden-vergadering. Uit het jaarverslag bleek, dat de vereeniging een zeer moeilijk jaar achter zich heeft. Zeer liet dit jaar het bezoek van leden en niet-leden, aan do uit voeringen van de Afdeeling, te wensohen over. Daar dit jaar voor het eerst onder de bepalingen der nieuwe Wet werd gewerkt, is het dubbel hard, dat ook dit jaar van de tooh al zoo moeilijk vloeiende inkomsten nog een vrij aanzienlijk bedrag in de Algemeene Maatschappij-kas moet worden gestort. Het bestuur meent echter nog niet deze nadeelen al te zwaar te moeten doen wegen, daar de afdeeling door de moeilijke om standigheden waarin zij verkeerde mis schien niet in de gelegenheid geweest ia van de voordeelen die het lidmaatschap der Maatschappij brengt, naar behoor en te pro fiteered De administratieve controle door de tegenwoordige administratieve function- nariasen in het Hoofbestuur ingovoerd heeft tal van gebreken in de administratie der Afdeekng aangetoond. Onder meer is het gebleken dat er jaarlijks vele personen als lid aangemerkt werdent die inderdaad geen lid meer waren en tooh werden verant woord. Dit geeft het feit aan dat het leden tal der Afdeeling hoewel in werkelijkheid stationnair gebleven schijnbaar iets ach teruitgegaan is. Dit geeft natuurlijk voor het vervolg een zuiverder rekening en kan als een der nuttige veranderingen in het nieuwe beheer worden opgenoemd. De fünancieele moeilijkheden, waarop bo ven werd gedoeld, zijn op zeer afdoende wijze door enkele bestuursleden geregeld: de Afdeeling begint n.l. geheel vrij van schulden, zoodat voor dit jaar een goede finanoieele basis is verkregen. Het verslag vermeldt deze royale en afdoende wijze van regelen der financiën met groobe erkente lijkheid. Ten overvloede is er nog door de leden een garantiefonds bijeengebracht om een onverhoopt tekort er uit te bestrijden. Het laat zich aanzien dat alles bij elkander ga- nomen, het jaar 1910/1911 onder gunstiger omstandigheden begint dan het vorige. Daar dit jaar een overgangsjaar is, werd besloten in de bestaande vacaturen van het Afdeelingsbestuur slechts door benoeming van één lid te voorzien, n.l. dc heer Yan Maaren, dio als Afdeelingspenningmeester zal fungeeren. Aan het bestuur werd de commissie van het gemengd koor als com missie van reorganisatie toegevoegd. Het gemengd koor der afdeeling onder leiding van den heer Dan. de Lange verheugt zich in een steeds toenemende mate van bloei, terwijl daarentegen de vereenigingen Man nenkoor en Orkestvereenigf.ng niet aan de gestelde verwachtingen voldeden, waarom deze vereenigingen op voorstel van het Af deelingsbestuur werden opgeheven. Wan neer eenmaal door een krachtige exploitatie de afdeeling in bloei toeneemt-, kan altijd nog de oprichting van dergelijke vereenigin gen wederom worden overwogen. 'Aan boord van Hr. Ms. „Evertsen". 7 October 1910. De tocht van de vloot naar Rotterdam. Do bemanningen der schepen, die aan de manoeuvres hadden deelgenomen, haddon gisteravond permissie gekregen om in Hel le voetsluis te gaan passagieren, tot twaalf uren. Er werd druk gebruik van gemaakt, de sboomsloepen voeren om het uur van en naar den wal, en in Hellevoetsluis heerschta eon ongekende drukte. De schepen lagen op do roede en het was oen genot aan hit dek te zijn in den heerlijk, stilten herfst avond. Hot water kabbelde vredig zijn steeds boeiend lied, de sterren fonkelden boven den wijdon, wijden waterspiegel. Het was een toestand van weldoende rust. Van het admiraalssclLip schitterde voort durend het zoeklicht. Seluerp verlichtte hot het watervlak, deed de kust in fel licht uit de duisternis opduiken of veegde ver-weg zijn schitterbaan tot wel in 't oneindige. Hot waren oefeningen voor de seiners, die in manoouvre-tijd eon uiterst gewichtig werk verrichten. Om zeven uren vanmorgen zou het eskader opst-oomen naar Rotterdam, maar toen hot tijd van anker-lichten was, was het zóó ontzettend mistig, dat aan vertrekken niet gedacht kon warden. Een uur later was het echter wat opgelicht en toen ging 't or van komende „Heemskerck", „Evert- sen", „Piot Hein", „Roinier Claeszen" en zes torpedobooten begonnen 'den tocht; de „Friesland", die den vorigen dag aan den gTond was geloopen, maar met vlood weer loskwam, waa naar buiten gestoomd en wachtte ons daar op. De admiraal, kolonel Goedhart, liet sei nen, dat men moest oppassen niet op dezelfde plaats aan den grond te loopen. Ongeveer een halfuur mocht er toen verloopen zijn, toon zoowaar de „Heemskerck" zelf aan den grond liep, midden in 't vaarwater, tusschon de t-onnen. Het was afloopend water en ge vreesd werd, dat het misschien wel eonigen tijd zou duren, zoo niet tot de vloed weer waa ingekomen, voor het schip vrij kwam. De andere schepen hadden onmiddellijk ge stopt, alleen de torpedobooten en' de „Roi nier," die minder diepgang hebben, scholen voorbijde „Reinier" heftig puffend, als een dolgeworden motorboot, de torpedoboo ten zeker on beslist. De admiraal liet in- tusschen seinen, dat de „Piet" en de „Evort- sen" achter langs moesten loopen en dan meer naar buiten wachten tot hijzelf los was. "We hadden stil gelegen, althans met gestopte machines, met volle kracht etoo- men is in 't nauwe vaarwater niet moge lijk en zoo kwam 't, dat de „Evertsen" hoe langer hoe dreigender 'door den feilen stroom op do „Heemskerck"- werd gezet. De commandant liet beurtelings bakboord- en stuurboord-machine werken om cp die ma nier steun in liet schip te krijgen. Maar hoe handig or ook gemanoeuvreerd werd, hij kon toch niet beletten, dat ons achter schip op 't achterschip van de „Heems kerck" word gezet en hoewel da stoot zeer zacht aankwam, hadden we aan bakboord toch een deuk opgéloopen. De „Heemsketrck" was door ons een heel eind op zij gezet en terwijl hij maar steeds, evenals wij, mot boido machines met volle kracht bleef wer ken, zagen we hem langzaam voortglijden. Hij kwam weer los, dank zij ons duwtje. Maar "nu zaten wij weer aan den grond. De kolonel Schoonhoven geeft 't echter niet. op, laat steeds beide machines volle kracht slaan. En plotseling, we durven 't haast niet ge- looven, daar voel je 't schip trillen, het helt beurtelings naar rechts en links over en daai* schuift hij langzaam aan lost Maar we zitten dwars in 't vaarwater en moe ten op deze ondiepe plaats draaien. Do kra- nigo kolonel durft 't aan cn na eenig han dig gemanoeuvreer zijn we heel cm aal vrij en nu gaat 't naar volle zee. To bewonderen was bij dit hoele incident do koele tegenwoordigheid van ge ast en do taaio wil om door to zetten, waardoor steeds op 't juiste moment de juiste bewoging wordt uitgevoerd en een ernstige ramp als de dreigende botsing had kunnen worden, werd afgewend. Eon woord van oprechte hulde en gelukwensch aan de beide krani ge, vastberaden officieren, Goedhart en Sclioonhove is hier volkomen op zijn plaats. "Wie het manoeuvreeren met oorlogsbodems in dit lastige vaarwater niet heeft bijge woond, kan niet beseffen welke zware eischon hot aan de leiders der schepen stelt De „Piet Hein", die voor anker gegaan was, kwam iets later ook opzetten en kwam veilig over den drempel heen. De mist was intusschcn opgeklaard en het zonlicht zette het sp egelgladde water ineen zee van blakerend licht. Het was oen ge not pp het yutor te zijn. In bakboordscarré, d. w. z. do „Heems kerck" roebts, links daarvan de „Evertsen" en achter de „Heemskerck" de „Piet Hein" werd koers gezet naar den Waterweg. Daar valt in do verte, flauw weerklinkend in den ochtend, een kanonschot Hot zijn de for ten van den Hoek, die ons onder vuur ne men. Onmiddellijk laat de admiraal over gaan in kielwaterlinic en dra buldert ook ons geschut. Pas toen we in den Water weg waren nam dit schijngevecht een e'ndo. Do vloot is zonder Jcois b.nncngestoomd. Even voorbij den Heek van Holland krij gen do twaalf torpedobooten, die daar op ons hebben liggen wachten het bevel te avanoecren. Zij ontmeren en leggen aan bak boord bij. En zoo gaat 't naar Rotterdam; een trotsch gezicht die nijdige vloot. Stoom booten en zeilschepen, die wij ont moeten, solueeren met het strijken van de vlag en wij.danken op dezelfde wijze voor don groet Even voorbij Maassluis voegen de „Friesland" en de onderzeeër zich bij ons; do laatste krijgt een sleepje van een der torpoiobocten, omdat hij niet zoo- voel vaart kan loopen als wij. Langs de walkanten is de bevolking uit gestroomd en al hebben we 't vaderland bange oogenblikken doen doorstaan, we wor den overal met luid gejubel en zakdoek cn- gewuif begroet. Vooral de mciskens waren daar heel stork in. Die jantjes ook! Onder Schiedam stoomen we nog oen klein, Belgisch oorlogsschip voorbij. De bemannin gen onzer schepen moeten aantreden en liet militair saluut wordt gebracht. In do verte duikt dan de groote koop stad op, midden in nevel en rook, de rivier levendig en druk bevaren als altijd, de ka den dicht bezet met feestelijk gestemde Rot terdammers. Do .Heemskerck" en de „Reinier Claes zen" krijgen ligplaats bij den „Heuvel", de „Friesland", Evertsen" en „Piet Hein" ko men aan do boeien, de torpedobooten en do onderzeeër trekken de Parkhaven bin nen de manoeuvres behooren weer tot de geschiedenis. Wat deze oefeningen overtuigend bewe zen hebben, is, dat het voor een vijandelijke vloot beslist onmogelijk is om op onze Zui delijke kust binnen te vallen. In vredestijd, als de betonningen nog liggen, is het varen er al niet vrij van gevaar, in oorlogstijd als do betonningen zijn weggenomen, is het ab soluut onmogelijk. Over het algemeen werd er geklaagd, dat de afgeloopen oorlogsmanoeuvres arm zijn geweest aan actie. Dat is echter juist het mag zonderling schijnen een toeken, dat do oefeningen goed zijn geslaagd. Immers had do aanvallende partij voortdurend voe ling gehad met den vijand, dan zou dit te wijten geweest zijn aan minder handig manoeuvreeren van den admiraal dor ver dedigende partij, die thans, nu de vijand ons niet heeft kunnen vinden, bewezen heeft een tacticus te zijn van den eersten rang, die met de vloot weet om te gaaii. Een andere vraag pohte>* is of dc ge dachten der oefeningen n:et eonigszins zon derling geweest is Thans vervulde een ge deelte der Nederlandscho vloot do rol van aanvaller. Ên wanneer zal ooit Nederland een vijand te lijf rukken? Het zal zich wel steeds moeten bepalen tot verdediging. In dit opzicht is het nut dus vrijwel fictief. Een woord- van dank dient ten slotte nog uitgebracht voot de uiterst gastvrije wijze, waarop verslaggevers aan boord ontvangen zijn en de vriendelijke voorkomendheid, waar mede officieren cn adelborsten zich steeds beijveren de journalisten in te lichten. Jam mer is het echter, dat er zoo goed als geen gelegenheid werd geboden de verslagen te verzenden. Slechts den eersten en den laat- sten dog ging de post naar den wal. En voor eon journalist is 't wanhopig, kopij, die hij gereed heeft, in den zak te moeten houden, terwijl ook officieren en manschappen wel voeling willen houden met hun betrekkin gen aan den wal. Wellicht willen de beoogde autoriteiten hiermede een volgenden keer rekening hou den. AARLANDERVEEN. De agenda voor do Raadsvergadering op Woensdag 12 Oct. a s. luidt: 1. Ingekomen stukken; 2. benoeming lid en plaatsvervangend lid voor dc Com missie van beheer der Gasfabriek3. benoe ming onderwijzeressen P. J. Wcpster en J. Zoeter tot onderwijzeressen aan de Her halingsscholen 4. verzoek om verhooging subsidie Ainbaobtsteekcnschool; 5. voorstel nadere regeling jaarwedde directeur Gasfa^ briek; 6. voorstel straatverlichting van af de Rijnbrug tot voorbij de Kerk vaart; 7. voorstel aangaan contract aansluiting Tele- phoon-Mij.8. voorstel onbewoonbaar-ver klaring perceelen Wijk III no. 76 en 77 en Wijk IV no. 10; 9. beroep op besluit van B. en Ws. omtrent bouwhuizen door L. S. van Leeuwen; 10. goedkeuring begrooting Gasfabriek 1911; li. vaststelling gemeente- begrooting 191112. reclames Hoofdelijkcn Omslag; 13^ reclames schoolgeld. BODEGRAVEN. De lessen aan de Am- bachtsteekessckool alhier, waaraan, voor 1 et eerst in dezen winter, ook onderrioat 'zal gegeven worden, in het hout- en marmcr- sohilderen zijn begonnen met 49 leerlingen. Uitlotingon. 4 pCt. Theissloten van 1880. Trekking van 1 October 1910. Serieën. 114 237 304 325 606 632 648 708 732 769 1073 1081 1197 1452 1468 1486 1520 1558 1566 1681 1691 1842 1868 1909 1996 2014 2025 2102 2240 236-4 2535 2542 2692 2696 2877 2970 306S 3178 3225 3270 3307 3310 3439 3468 3650 3846 3957 3971 4103 4319 4367 Hoofdprijzen: Ser. No. Kr. Serie No. Kr. Serie No. Kr. 304 61 2000 769 72 2000 1558 22 180000 1566 70 2000 2542 70 2000 3330 1 2000 Alle overige nummers in bovenstaande se rieën vervat elk Kr. 240. Betaalbaar 2 Januari c.k. Blakers en zijn vtouw waren zoo juist thuisgekomen. Zij had haar hoed en man tel boven gebracht en was nog op de trap, toen zij haar man roepen hoorde: „Sien, kom nu toch eens kijken, nu is het toch al weer zoo." Haastig liep zij de laatste treden af. Haar man kon soms zoo ongeduldig zijn4 Toen zij binnenkwam, stond hij voot de linnenkast. „Ze zijn er weer in geweest," zei hij. Zij sloeg de handen ineen. .„Maar hoe is 't mogelijk?" kwam. zij. „Dat is nu al de derde keer," vervolgde hij. „Daar moet ik toch het mijne van hebben." Hij keek een oogenblik zijn vrouw aan, als kon zij hem het raadsel van het ver dwenen geld oplossen. Dan keerde hij zich "weer naar de kast en bleef tusschen het goed woelen. Hoe kon dat nu toch? Nu al drie keer, dat zij uit geweest waren, was er geld gehaald uit de linnenkast, terwijl er toch niets beschadigd was en van braak geen spoor te zien. Wie kon dat doen? De meid, had hij den eersten keer gedacht. Maar bij onderzoek was gebleken, dat die den ge- heolen avond bij haar moeder thuis was geweest. Do bediende misschien, had hij dan gemeend. Maar die was beide vorige Zondagen niet eens in de stad geweest. En wie kon er anders weten, dat hij hier zijn geld verborg? Wie kon hier binnenkomen «n do kast openmaken, zonder dat er iets aan te zien viel Inbrekers van beroep waren er toch ook in het stadje niet. Maar kon hij zich nu misschien vergis sen Had hij het geld daar toch niet neer gelegd Nauwkeurig zocht hij weer na. „Karei, haal toch het goed niet zoo over hoop, kwam eindelijk zijn vrouw, die een tijdlang zwijgend had toegezien. Hij keerde zich nijdig om. „Ik moot toch zien, of het geld er is zei hij. „Maar dat kan toch wel voorzichtiger!" „Doe jij het dan," bromde hij en liep WQg naar den winkel. Maar oen oogenblik later was hij weer terug. „Hoe laat komt Leentje thuis?" vroeg hij, brommende nog. Zijn vrouw keerde zich een weinig om van de kast, waar zij bozig was het goed terecht te leggen. „Om tien uren natuurlijk," zei ze kort. Hij ging in een hoek zitten, stopte een pijp cn bleef dan toekijken naar zijn vrouw, die voor de kast bezig was. „BegTijp jij dat nu?" vroeg hij, toen zij eindelijk bij hem kwam zitten. Zij schudde het hoofd. „'t Is gek," zei ze. „Maar we moeten toch morgen Willem eens aan den tand voelen." „Willem?" kwam hij afwerend. „Ja, je kunt nooit weten," besliste ze. „En Loentje dan?" vroeg hij. Zij haalde de schouders op. „Die meid is veel te onnoozel," meende ze. Maar dien avond, toen Leentje thuiskwam, werd zij toch nog aan een streng verhoor onderworpen, zoodat zij eindelijk in schreien uitbarstte. „Ik ben den heelcn middag bij Ben thuis geweest." „Bij Ben?" vroeg juffrouw Blakers. „Ja, m'n vrijer," snikte Leentje. „Uwes kan het navragen." Ook Willem, de winkelbediende, die den volgenden dag ondervraagd was, bleek van niets te weten. Hij maakte zich kwaad, toen hij merkte, dat zij hem weer verdachten zei, dat zij zijn zakken en zijn koffer boven dadelijk nakijken konden, maar dat hij dat niet meer verkoos. Blakers trachtte hem te bedaren. Hij geloofde het ook niet van hem, vertelde hij; maar zij snapten er niets van, hij en zijn Vrouw; dat moest Willem toch ook begrijpen. Willem haalde zijn schouders op, kwaad nog om hun verdenking. Maar het verdwijnen van het geld bleef goheimzinnig en de wijze, waarop dit tel kens had kunnen gebeuren voor Blakers en zijn vrouw een raadsel. Eindelijk besloten zij er den veldwachter, die in de buurt woonde, eens over te spre ken. „Ik kwam je eens om raad vragen, Vroom," zei Blakers, toen hij bij hem binnenkwam. „Toch geen onraad, Blakers?" kwam de veldwachter. „Ja en neen," meende Blakers. Dan vertelde hij hem de geheimzinnige geschiedenis. Vroom keek erg gewichtig, toon de ander uitverteld had. „Dat is oen Vreemde historie," zei hij. „Dat is het net," beaamde Blakers. „Maar hoe moet ik nu?" „Ja, hoe moet je nu? Weet je wat?" kwam Vroom, even nadenkend. „Je moest het geld. merken, vóór je het in de kast legt." Merken vroeg Blakers. „En dan „Nu, dan kunnen we den dief altijd uit vinden," verklaarde de veldwachter. Blakers keek hem een oogenblik verwon derd aan. „Zeker," verklaarde Vroom nog eens. „Dat doen ze altijd, zoo." Blakers aarzelde nog even; dan knikte hij en liep naar huifl- „We moeten het geld merken," zei hij, toen hij thuis kwam. „Merken?" Vroeg zijn Vrouw. ;,En wat heb je daar dan nog aan, als de dief het heeft meegenomen Blakers glimlachte slim. „Begrijp je dat niet?" vroeg hij. y,Dan kan je hem toch snappen, als hij het uit- geeft.'* Lx.? t j i Zijn vtrouw begon te lachen. „Daar sta je zeker bij," aed zié. Haar man keek haar &en oogenblik Ver bijsterd aan. Dan helderde zijn gelaat plot seling apy „Je moet de menscheu waarschuwen, na tuurlijk," zei hij. „Alle menscheu in de stad, zeker meende zijn vrouw, de schouders ophalend. „En als hij het dan nog buiten de stad uitgeeft Blakers' gezicht betrok weer. Hij begreep, dat er iets anders gebeuren moest. Opnieuw werd nu met Vroom raad gehouden. En ein delijk werd besloten, dat deze ziich den volgenden Zondag in het huis verbergen zou. Dion Zondagmorgen had. Blakers twee rijksdaalders en vijf gulden ieder met een klein zwart kruisje gemerkt. Dat was toch -altijd wel goed, meende hij. Toen ze klaar waren om uit te gaan, legde hij ze in de linnenkast en sloot deze weer toe. Dan wachtten zij op den veldwachter. „Hier liggen ze in," zei Blakers, die ein delijk kwam, de linnenkast weer opcnslui- te/nde. Vroom keek er in en knikte. „En hier is nu de andere kast, om je in te verbergen," kwam juffrouw Blakers, een diepe kast openend, die vol kleeren hing. „Wacht, ik zal de keeren nog even boven brengen." Maar de veldwachter hield haar terug. „Laat dat maar stil hangen." Zij keek hem aan. „Dat is prachtig om achter weg te krui pen," zei hij glimlachend. Zij glimlachte ook en haOr man knipoogde. Die Vroom was nog zoo dom niet! Toen zij weg waren, bleef Vroom nog even de kamer rondkijken en kroop dan in do kleetrenkast, die hij op een kier openliet. Een paar maal probeerde hij, of hij van daar uit de linnenkast in het oog kon hou den. Dan ging hij een eindje naar achteren tusschen de kleeren, die er hingen, en bleef onbeweeglijk staan. Nog geen kwartier had hij ër gestaan, of de deur, die tot de keuken toegang gaf, ging zachtjes open. Een jongeman keek spiedend door de deur opening, kwam dan de kamer in, waar hij onderzoekend rondkijkend een oogenblik bij' de deur staan bleef, en sloot die dan be hoedzaam dicht. Nu liep hij naar den voor kant der kamer, waar liij door de glazen deur in den winkel gluurde, on kwam dan weer terug. De veldwachter was een weinig naar voren gekomen en stond nu voor den kier der kastdeur, van waar li ij elke beweging van den indringer bespieden kon. Do jongo man stapte zachtjes naar do linnenkast, bleef daar staan on haalde een sleutel uit zijn zak. Maar juist, toen hij dien in het slot wou steken, scheen zijn blik to vallen, op de op een kier openstaande deur der kleerkast. Haastig trok hij de hand terug, borg den sleutel weer in zijn zak, bleef nog even onbeweeglijk staan en stapte dan in de richting der kloerkast. Vroom, die al zijn doen bespied had, deed haastig een stap naar achteren en ver borg zich achter de opgehangen kleeren. Daar hield hij zich onbeweeglijk. Do indringer had nu dc kastdeur geopend, koek er even in, betastte achteloos de kleo- ren, waarachter de veldwachter stond en duwde dan de kast weer dicht. Nu liop hij opnieuw naar de linnenkast, haalde den sleu tel te voorschijn cn stak dien vastberaden in het slot. De deur der linnenkast draaide open. De veldwachter, dio weer dadelijk naar voren geschoven was van tusschen de klee- ten, kon den man, die nu achter de geopende deur dar linnenkast Stond, niet zien. Hij wachtte nog een oogenblik, dc hand ge reed om de kastdeur open tc duwen. Toen hij gerinkel van geld hoorde, gleed hij zachtjes de kast uit en sloop de kamer door naar do plaats, waar de dief stond. Juist wildo hij do hand op diens schouder leg gen, toen deze, dio blijkbaar eenig geTucht gehoord had, zich omkeerde. „Vroom", kwam hij met gesmoorde stem. En twee rijksdaalders rinkelden uit zijn bevende handen op den grond. „Ben jij het, Teunis?" zei de veldwachter, „Kom jij je vroegeren patroon bestelen?"' „Heb meelij," steunde de man, op ©etf stoel neerzinkend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 13