No. 15519.
IjEIDSCH MCrBLAD, Zaterdag* 24 September. Eerste Blad.
Anne 2L91Q,
PERSOVERZICHT.
SCHETS UIT DE RECHTZAAL.
„H et Centru m'' kan zioh niet ver-
eenigen met den voorgestelden overgang
aan de Marine van de bezetting
der zeefront e.n op onze k u s t v e r-
sterkingen, aLsmede van den dienst
der torpedoversperringenz wel
ke thans aan de artillerie ia opgedragen.
Na herinnerd te hebben aan het advies
van den Raad van Defensie, die van oor
deel is, dat de kustbatterijen bij de land-
maoht behooren te blijven en een deel vor
men van de verdediging te land, schrijft
„Het Centrum" o.a.
Niet zelden wordt de meening verkondigd,
dat, waar bij de kustverdediging mét de zee
macht moet worden samengewerkt, de be
diening van het gesohut op de -zeefronten,
alsmede van de vaste torpedoversperringen
in of nabij de zeegaten, van nature bij
de Marine behoort.
Wij zijn evenwel van een ander gevoelen.
Wij achten het meer natuurlijk de verde
diging van de kust, voor zooverre deze aan
de 1 a n d z ij d e plaats heeft, met inbe
grip van de torpedoversperringen, die van
af den wal worden bediend en verdedigd,
op te dragen aan de Landmacht, alleen
de ondersteuning van die verdediging te
water aan de M a r i n e te laten.
Ook uit een technisch oogpunt bosohouwd,
wenschen wij de bezetting van de kustfron-
ten voorla© artillerie te behouden. Toegege
ven wordt, dat de doelen, door kustbatte
rijen en marine te beschieten, dezelfde zijn
n.l. de vijandelijke schepen, maar de uit
voering is in beide gevallen verschillend. Bij
de marine zijn de vuurmonden en de hulp
middelen voor de afstandmeting geplaatst
op een beweeglijk opstellingsvak ^het schip)
waardoor de africhting van de kanonniers,
de keuze van rieht-middelen, de wijze van
vuren worden beïnvloed; in alles afwijkend
van het vuren uit op een onbeweeglijk vlak
opgesteld kustgesohut-, waardoor het hier
mogelijk is de nauwkeurigheid van het enke
le schot zoo hoog op te voeren, dat inder
daad één kanon aan den vasten wal opweegt
tegen een vrij groot aantal sóheepskanon-
nen.
Ook dient gewezen te worden op het feit,
dat, waar reeds in het buitenland kust-
houwitsers zijn ingevoerd, met het
doel de slechts zwak gepantserde dekken
van de schepen meer verticaal te kunnen
treffen, het niet onwaarschijnlijk mag wor
den geacht, dat ook deze geschutsoort
aan boord van onze schepen een geheel
onbekende nu of later haar intrede
zal doen bdj onze kustbewapening.
Bovendien stelt het tactisch gebruik van
hét scheepsgeschut in den strijd van schép
tegen schip, uit den aard der zaak geheel
andere eischen dan dat van kustbatterijen,
zij het ook, dat deze bewapend zijn met een
zelfde geschutsoort, als aan boord der
schepen wordt aangetroffen.
In een driestar Dordt modern lezen
wij in „D e Standaard":
In de NecL-Herv. Kerk te Dordrecht is
het kiescollege door de modernen weer in
hun geest omgezet. Niet, dat zoovele stem
gerechtigde leden van hun Belijdenis afge
vallen en modern geworden zijn. Och neen.
De ommekeer zit slechts hierin, dat vele van
deze moderne, of zelfs niet eens moderne
leden, vroeger om de Kerk niet gaven en
thuis Weven, terwijl zij thans zijn-gekomen,
enkel om de mannen der Belijdenis in de
minderheid te brengen. Feitelijk is er alzoo
niets veranderd, dan alleen, dat wie vroeger
niet medededen, thans meedoen
Ook de dusgenaamde „gematigd" ortho
doxen», die evenals de modernen de Belijde
nis van hun Kerk in den steek lieten, boden
hun hulp om in Dordts Kerk de Belijdenis
op sterk water te zetten.
Veel zal dit nu niet geven. Sterven een
maal de predikanten, die in Dordts Her
vormde Kerk nog aan de Belijdenis vast
houden, uit, dan vlucht het geloovige volk
weer naar een bijkerk, en krijgt men den
toestand van de zeventiger jaren der vorige
eeuw terug.
We zouden op de moderniseering. van
Dordt dan ook niet do aandacht vestigen,
indien niet een politiek blad „D e Nieu
we C o u r a n t", en dit niet onder de ru
briek „School en Kerk", maar onder zijn
opgenomen artikelen, dezen ommekéer te
Dordt in breede kolommen ter sprake had
gebracht; er bij voegend, dat de „Groote
Kerk" nog altcos groot en, invloed op het
volksleven uitoefent; dat men die macht
niet onderschatten mag, en dat men in de
naaste toekomst een opleving van die macht
en dien invloed op het volksleven zal kun
nen oonstateeren.
Zonder doekjes er om te winden wordt
hier dus uitgesproken, dat men van liberale
zijde dit weeropkomen van het kerkelijk
modernisme toejuicht en er zich winst© van
belooft. Men kon dit ook irx andere liberale
bladen merken. De weeropleving van het
modernisme wordt met arendsoogen bèspïecb
en men belooft er zich gouden bergen van.
Toch behoeft men zich onzerzijds hierover
niet ongerust te maken.
De vroeger thuisblijvende modernen en
nog verder afgedooldon, die nu kerkelijk
weer mee gaan agiteeren, bleven nooit thuis
als er een politieke keuze te doen was. Dan
kwamen ze steeds als één man op. Bij een
politieke stembus zal dus hun aamitai blij
ven wat het was. De mannen dei' Belijdeais
gaan eenvoudig den modernen prediker voor
bij, en houden vast aam hun beginsel. Ook
van dien kant valt dus aan gesm verplaat
sing van stemmen te denken. En het eeoig
verschil te Dordt zal zijn, dat, evenals in de
vroegere periode van het modernisme, de
kerken allengs ontvolkt worden, en zelfs de
collecten dalen.
H et Huisgezin" wijdt een woord
aan de kunst van vergaderen.
„Grovelijk en vrij algemeen", zegt het
blad, „wordt tegen deze kunst gezondigd
door de vergadering te lang te laten du
ren, zoodat zij van den anderen kant in
verwarring verloopt.
Schuld van den te langen duur der ver
gaderingen zijn voor een deel de nog maar
tróuw overvoerde agenda's en voor een an
der deel de te langen tijd aan de eerste,
veelal minder gewichtige, punten besteed.
Indien men de plichtplegingen zooal niet
geheel afschafte, dan toch tot de allerklein
ste afmetingen terugbracht en met de be
langrijkste zaken begon, al moest hier
door ook met een eenigszins dierbare tra
ditie gebroken worden dan zou er al
veel gewonnen zijn.
Natuurlijk niet alles, want zeer veel hangt
ook af van de geachte sprekers en de niet
minder geachte debaters.
Kortheid betrachten, herhalingen vermij
den, het genoegen om te hooren spreken
verzaken, zijn kruiden, die niet in ieders hof
.wassen.
Kr zijn menschen, dce nu eenmaal den
naam hebben van handige, gewiekste spre
kers, anderen die de welgevestigde reiputa-
tie bezitten altijd in de oppositie te zijn,
en die dien naam en die reputatie te schan
de gemaakt achten, indien zij ook maar een
enkelen keer in gebreke blijven."
Onder het hoofd Vleeschprijzen
zegt „H e t Y o 1 k"
Er wordt wel eens wat veel gepraat en
geschreven alsof hooge vleeschprijzen een
buitenlandsoh, meer speciaal een Duitsch,
kwaad zijn. Het is echter een, feit, dat ook
in Nederland, althans in do groote steden,
stevige prijsstijgingen van het vleesch heb
ben plaats gehad. Wij moeten cr bij voegen,
dat o. i. de stijging der veeprijzenj niet wet
tigen een zóó groote stijging der vleesch
prijzen, als bijv. tc Amsterdam plaats heeft.
Alleen de kalveren zijn dit jaar enorm
duur, blijkbaar een gevolg van het feit, dat
de boeren hun veestapel algemeen uitbrei
den en dus hun jeng vee behouden.
De stijging der veeprijzen op de Amster-
damsche veemarkt was, volgens de opga
ven van de directie van het abattoir, aldus:
Do prijzen van runderen en koeien was
per K. G. (het vee levend gewogen)
In Juli 1909 gemiddeld f 0.56%
In Juli 1910 0.63
In Aug. 1909 0.56%
In Aug. 1910 0.63
In Sopt. 1909 0.57%
In Sept. 1910 0.63
Voor vette kalveren:
In Juli 1909 gemiddeld f 0.60%
In Juli 1910 0.67
In Aug 1909 0.65
In Aug. 1910 0.87$
In Sept. 1909 0.63
In Sept. 1910 „0.90
Voor varkens:
Gedurende Juli, Aug. en Sept. 1910 gemid
deld f 0.50.
Gedurende Juli, Aug. cn Sept. gemid
deld f0.53$.
In Duitschland is de stijging ongeveer de
zelfde. De gemiddelde prijzen -waren daar,
over 50 plaatsen genomen, volgens de ,,S t a*
tistische Korresponden z":
Rundvleesch in Aug. 1909: f0.94
1910: 1.01
Kalfsvleesob
Varken6vleesob
1909:
1910:
1909:
1910:
1.04
1.11
1.11
1.14
Blijkbaar hebben wij hier te doen met
prijzen van het vee, schoon aan de haak.
Men ziet echter, dat dc stijging in Hol
land belangrijker is dan in Duitschland. ze
ker de détail-prijzen.
Vooral de „boterhambelegging" is in den
laatsten tijd hier te lande schromelijk geste
gen.
Blijft het zoo, dan - zal een. krachtïgen
strijd voor 1 o o n st ij gin g, die reeds lang
noodig is, niet uit mogen blijven.
Na een uitvoerige bespreking van het
voorstel der Kamerleden mrs. Van Hamel
en Limburg tot af saliaf fing van het
ho o g er beroep in strafzaken
va.n het Openbaar Ministerie, komt het
„W e e k b 1 a d van het Recht." tot de
volgende slotsom:
Beslissende argumenten, die de afschaf
fing vorderen van het hooger beroep aan de
zijde van het O. M. bij handhaving van heö
appèlrecht voor den beklaagde, bestaan er
o. i. niet. Er kunnen gevallen voorkomen,
waarin een appèl van de zijde van het O.
M. nuttig en gerechtvaardigd is. Wordt er
voor gezorgd, dat het 0. M. de uitoefening
van zijn recht tot die gevallen beperkt, d;in
is er op zichzelf niet een grond te noemen,
die tot opheffing van het appèlrecht
dwingt. Aan den anderen kant mag wor
den gezegd, dat het aantal gevallen, waar
in voor het O. M. een noodzakelijkheid tct
appelleeren bestaat, betrekkelijk gering 13
en dat dus ontneming van dat recht zonder
ernstig bezwaar zal kunnen geschieden.
Er zou, waar o.i. de kwestie zoo ligt,
alleszins reden zijn aan de opportuniteit
van het gedane voorstel te twijfelen cn, nu
een herziening van het strafproces all hams
aan de orde is, met een wijziging als de
voorgestelde te wachten, totdat over de ge
heel© inrichting van het strafproces een#be
slissing zal moeten worden genomen. Intus-
schen mag bij het ten slotte te vellen eind
oordeel de aanleiding tot het thans indie
nen van het voorstel niet worden voorbij
gezien. De eene partieele wijziging recht
vaardigt het aan-de-orde-stcllen van de an
dere. De veranderde samenstelling van do
in hooger beroep rechtsprekende colleges
heeft den stand der kwestie gewijzigdthans
is aan het appelleeren door het O. M. een
ernstig bezwaar verbonden, dat er op zicn-
zclf niet in zou hebben gelegen. Daarom
verdient het gedane wetsvoorstel nu tc wor
den overwogen en raag het o. i. worden aan.
genomen.. De aansprakelijkheid voor het
noodzakelijke van een dergelijke, op zichzelf
minder opportune wijziging blijve dan voor
hen, die er niet tegen opzagen zioh met on
ze rechtspleging aan gevaarlijke niet gemo
tiveerde proefnemingen te wagen.
Indertijd werd melding gemaakt van een
artikel van dr. E. A. Keuch'enius in „D e
Beukelaa i*", waarin deze met zekere
heftigheid opkwam tegen het. politieke
samengaan van anti-revolutio
nairen (ch'r.-historischen) met de
R o o m s c L' e n, o. a. op grond van de
meeningen van wijlen zijn vader dienaan
gaande.
„D e Nederlander" heeft zioh te
gen dien aanval in een tweetal artikelen
verdedigd. Het blad schrijft o. a.
Wij zijn en blijven overtuigd, dat, zoolang
de christelijk-historischen hun eigen begin
selen handhaven en niet jagen naar het be
zit der meerderheid, 'n coalitie bij de stem
bus met anti-revolutionairen en roomsch-
katholieken, zooals die thans bestaat, voor
onze ontwikkeling in protestantschen, of lio
ver gezegd in christelijken geest, geen ge
vaar oplevert.
Toch begrijpen wij den tegenstand tegen
deze coalitie bij sommigen onzer lezers.
Zelfs geven wij dezen op één punt gelijk.
Indien er geen coalitie ware, dan ware
er ge.en recKtsche meerderheid en ook geen
rechtsch Kabinet; alleen een betrekkelijk
veel grootere invloed der roomsch katholie
ken dan thans, vermits de anti-revolutionai
ren en christelijk-historischen alsdan tot
een kleine minderheid zouden zijn inge
krompen.
Gevolg daarvan zou zijn,- dat anti-rev. en
christ.-bist. naar hartelust allerlei beginse
len zouden kunnen verkondigen en critiek
uitoefenen, zonder zelfs de directe verant
woordelijkheid te dragen, zooals zij nu
doen.
Dit kan echter thans niet; niet omdat
de roomsch-katholieken ons de handen bin
den>- maar omdat het optreden als regee»
ringspartij tot gematigdheid noedz-aakt.
Tot minderheid teruggebracht, zouden'
wij. dezelfde rol kunnen spelen als de
sociaal-democraten,, die geen verantwoorde*
lijk dragende, onbarmhartige critiek over
alles kunnen uitoefenen, en prachtige tlieo
rieën verkondigen, terwijl, zoodra ten slotte,
iets geschiedt naar hun zin, zij zich de eer-
daarvan toecigenen.
Dit ware zeker gemakkelijker besluit
het blad dan de leiding te hebben van
's lands zaken. Maar niemand mag de ge
oorloofde middelen, om directen invloed op
's lands zaken te hebben, ongebruikt laten
liggen en zoolang niet is aan te toonen, dat
overleg bij de stembus ter verkrijging van
invloed een ongeoorloofd middel ist hopen
de chr.-hist. hun plicht te doen.
In een asterisk over s u i k e r a c c ij n st
zegt „H et Centru m"
In do wet op de middelen leest men, dab
van do accijnzen, die op suiker wordt ge-
raamd op oen bedrag van niet minder dan
23,200,000 gufden.
De accijns op liet gedistilleerd, wordt
slechts 2 millioon hooger geraamd.
Alle andere accijnzen blijven in hun op.
brengst ver daarbeneden.
Van den wijn wordt f 1,630,000 verwacht,
van het zout f 1,750,000, van het geslacht
f 5,150,000.
Men kan uit deze cijfers opmaken, dat
het geen gering© belasting is, welke op
de suiker wordt gelegd, en dat dit voedings.
middel want liet is meer dan een genot,
middel heel wat g*oïdkooper zou zijn,
wanneer het geen accijns kénde.
Maar tevens blijkt uit het bovenstaand©,
hoe groot belang de Fiscus juist bij dezen
accijns heeft.
Dat d© schatkist ©en zoo aanzienlijk bó
drag tfls do opbrengst dezer belasting, of
©en ruim deel daarvan, zou kunnen missen
laat zich in do gegeven omstandighedcar
niet donken.
De voreeniging tot afschaffing van den
suiker-accijns zal dan ook vooreerst wel niet;
voel succes op haar arbeid hebben te boa
ken.
Wat inmiddels zeer te betreuren is, wiji
het. niet slechts een economisch, maar ock
ecu hygiënisch belang is, dat goede sui
ker togen niet t© duren prijs kan worden
verkregen.
Ter wille van het algemeen -welzijn blijve
men dus op vermindering van den suiker-
accijns aandringen en zoeken naar ©en aequi-
valent, dat minder verband houdt met dé
eischen der volksvoeding.
In het christelijk maandblad „Ons T ij d-
sohrift" wordt 't rapport van den E ere
raad teleurstellend genoemdweinig po-
sitief en waar het dit wel was, niet ten.
gunste van dr; Kuyper. Na dit mot eonigö
voorheelden te hebben toegelicht, vervolgt
do §chrijver
Hot ergst© vindra we, dat de organen
dor (a.-r.) partij dit nu niet ronduit afkeu
ren, maar de hun voorgezette exceptie aanne
mend, van een publieke rehabilitatie
cn van eerherstel spreken. Als heb
rapport van don Eereraad iets is, dan iö
het eer een bevestiging van schuld dan
eerherstel. Die schuld nu heeft dr. Kuy
per zelf erkend. Dat hoeft hom niet ge.
noopt zich terug te trekken van hot ter.
rein, waarop hij, als staatsman, onvoorzichtig
gebleken was. Wij kunnen ons echter niet
voorstellen, dat dr. Kuyper niet beter zou
kunnen lezen dan de meestan zijner on.
handige vrienden, en we voorzien daarom
Juffrouw Wevers zat voor het open raam.
Haar gerimpelde handen lagen stil in haar
Bchoot, tea*wijl zij achterover leunde in den
ouden, rieten leuningstoel. Haar hoofd hield
zaj wat vooruitgebogon, om uit te kunnen
zien op de zonnige straat, waar nü op den
Zondagmorgen mannen in witte hemdsmou
wen voor hun deuren stonden to rooken
lein, fn hot midden wat kinderen speelden
in hun netto Zondagskloeren.
Zij glimlachte vergenoegd. Hoe rustig was
nu alles daarbuitenDc enkele boomen zelfs
schenen onbeweeglijk. Hier dicht bij haar
ritselde het maar even in de hooge tak
ken, maar de bladeren roerden zich nau
welijks. En wat ©en aardig gezicht ook,
dat gekrioel van al dat kleine goed, dat
er nu zoo schoon en ordentelijk uitzag 1
't Was ean genot hier to zitten. En behaag
lijk schuurde zij oven lxaar rug in den
stoel .hora en weer.
Maar plotseling rees zij verschrikt over
eind. Op den toren dichtbij sloeg het elf
uur. Zij telde nog even de slagen, die luid
en klaar klonken door do stille, gelui-dlooza
zomerlucht.
„Al zoo laat," mompelde zij, opstaande.
Dan liep zij haastig naar achter. Maar even
later was zij weer terug in de kamer. Zij;
droeg ©en bruine, glimmende koffiekan, die
zij voorzichtig op het blad. zette, om het
lichtje aan te stelten, en de kan dan hoven
het kleine vlammetje te plaatsen. Zij keek
nog even, of het lichtje goed branden bleef,
schikt© de kopjes, gereed om in te schenken,
en ging weer voor het raam zitten.
Zij was er graag precies op, om de koffié
klaar te hebben, als Kees thuis kwam uit
de kerk. Hij hield zoo van een bakje direct.
En zij wou hét hem graag naar den zin
maken. Zij had immers ook zoo'n netten
kostganger aan hem! Met de betaling van
het kostgeld, ging het wel niet altijd erg
vlotmaar de jongen had het ook niet.
Maar je zag het toch maar zelden, dat
ion ge menschen in zoo'n groote stad go#
ordentelijk ón godsdienstig leefden. Zij meest
het eerste onvertogen woord nog van hem
hooren. Sterken drank gebruikte hij nooit.
En geregeld, ging hij naar de kerk, vergat
ook nooit don Bijbel te lezen on te bidden.
Dat dood hij dan zachtjes voor zichzelf.
Zij was niet zoo korksch. Maar zij zag
het toch wel graag voor zoo'n jongen man.
Dan moest je die andere losse werklui heb
ben! Er waren er hier in de straat ver
scheiden in den kost. Maar die zaten liever
in 4e kroeg. En beleefd als hij altijd tegen
haar was, aardig zelfs! Hij had haar da
delijk gevraagd, om hem maar bij zijn voor
naam te noemen. Dat was vertrouwelijker;
dan was het net, of hij bij zijn ouders
thuis was.
Nette menschen ook, die ouders van hem,
en godsdienstig net als hij. Dat waren die
buitenmenschen zeker allemaal. Zij waren
laatst eens bij hem over geweest op een
Zondag en wel twee keer naar de kerk ge
gaan. Ja, ja, zij had het best getroffen.
Zij stond even op, om naar de koffie
te zienkeek dan meteen naar de klein©
wekkerklok, die op den schoorsteen tikte.
Vijf minuten voor half twaalf. Nu kon hij
dadelijk hier zijn.
Nauwelijks zat zij weer op haar stoel
voor het raam, of hij kwam binnen.
„Goeden morgen, juffrouw," zei hij, voor
zichtig de deur sluitend.
„Morgen, Koes," zei ze.
Hij logde zijn hoed behoedzaam op het
penantkastje tusschen de vele portretstand
aardjes, trok een stoel onder de tafel uit en
ging zitten.
„En hoe was het in de kerk?" vroeg zij'
opstaand©.
„Best, juffrouw. Een mooie preek ge
hoord. Di© dominee kan het zeggen."
Zij knikt© even, opkijkend van het kof
fieblad, waarvoor zij stond, ©n schoof hem'
dan zijn kopje toe.
„Alsjeblieft." 1
„Dank je," 2?ei hij, het kopje naar 'zicH
trekkend. „Jammer, juffrouw, dat u ook
niet eens meegaat."
„Ik heb' het nogal druk' 's morgens", zei
ze, Weor zittea gaande, voorzichtig» dat zij
geen koffie morsen zou uit haar kopje.
„Dat is toch maar heerlijk," ging hij
voort, „als je de heele woek zoo tobben
moet, dat je ten minste 's Zondags nog
eens rustig een goed woord kunt lioorcn!"
„Ja, ja," zei ze.
Dan zaten zij even zwijgend. Zij dronk
langzaam haar koffie uit, zette het kopje
in de vensterbank en keek weer naar bui
ten.
„Mooi weer," zei hij.
Zij knikte, koerde zich dan weer naar
hem toe.
„'t Is toch jammer, dat je niets vasts
kunt krijgen," begon zij.
„Ja," kwam hij, -even nadenkend. „Ik heb
cr al zoo vaals: om goloopen. Maar het
valt niet mee."
Zij schudde het hoofd, stond dan op, om
hem nog een kop koffie in te schenken.
„'t Is moeilijk," zei zo, hem zijn kopje
weer toeschuivend. „En de grootst© slam
pampers gaan er soms nog mee weg, ter
wijl een ordentelijk inensoh er naar zit te
snakken."
Hij knikte, bleef dan langzaam in zijn
kopje roeren.
Toen juffrouw Wevers den volgenden
middag met eten op hem zat te wachten,
kwam hij wat lat/er dan anders, glimlachend
de kamer binnen.
„Nu, juffrouw," begon hij, toen hij nog
nauwelijks zat, „dat's toch wel casueel, dat
u daar gistermorgen net zoo over praten
moest, over een vaste betrekking.
Zij kéék verrast op.
„Ja," ging hij voort, „nu zou ik er leen
kunuen krijgen."
„Is 't waar?" vroeg zij.
„Ja," zei hij, maar
i,Gelukkig," viel zij in. Een glimlach glom
op haar gezicht. Nu behoefde zij ook niet
bang meer te zijn voor het kostgeld.
Maar hij sohudde mistroostig hiet hoofd.
„Ja, maar ongelukkig gaat het gatuuis
lijk wfeer niet?"-
Zij schrok en keek' hem verwonderd-vr^,
geud aan.
„'t Is ató loopefc bij Korenschoof',"
legde hij uit. „Maar je moet vijftig gulden,
als waarborg storten."
„Vijftig gulden?" hernam zij verschrikt.
„Dio heb ik natuurlijk niet," ging hij
voort.
Zij schudde het hoofd.
„'t Is jammer," zei ze.
Maar dan plotseling schoot het haar door
het hoofd: „Maar als je je ouders....7.
En zij keek Jicin vragend aan.
Hij glimlachte.
„Dio hebben het ook niet liggen," zei hij.
„Maar bovendien, eer ik het van hen had,
zou de betrekking al weg wezen. U begrijpt,
daar azen er meer op."
„Ja, ja," zei ze; „natuurlijk."
„Neen,, als ik het van iemand hier in de
stad kon krijgen." En hij keek haar onder
zoekend aan. „Ik zou liet per week kunnen
aflossen, want ik verdien twaalf gulden in
de week."
„Ik heb het ook niet," zei ze als antwoord
op zijn blik.
„Neen, dat begTijp ik," zei hij. „Maar mis
schien weet u iemand."
„Weten Neen Zij dacht even na.
,Maar misschien
„Ik dacht, dat uw mqeder misschien
„Ja, daar dacht ik ook juist aan," zei ze.
„Maar ziet u
„U vertrouwt me toch wel?" vroeg hij.
„0, natuurlijk," zei ze. „Dat is het niet.
Maar mijn moeder is al zoo oud en dan
ziet uhot is een heel bedrag."
„Ik kan het gemakkelijk afdoen," meende
hij. „Drie of vier gulden per week als het
moet."
„Ja, ja," zei zie nadenkend.
Dien gingen zij samen op stap
naar haar moeder, die aan het andera eind
der stad woonde. Toen zij de trappen wanra
opgeklommen en in de achterkamer zaten,
waar het oude mensch in haar leunstoel
zat bij het theeblad, praatten zij eerst wat
over allerlei, tob eindelijk juffrouw: Wevers
té Veertellen begon van Kees' ouders en dat
hij toch zoo'n nettel, solide jongen was, doch!
maar geen betrekking kon krijgen. Dan, plot
seling, vroeg zij het.
„Zoudt u hom nu niet aan vijftig gulden
willen helpen
Haar mooder koek haar even verwonderd
aan.
„Vijftig gulden."
Dan schudde zij het hoofd.
„Op mijn verantwoording," zei juffrouw
Wevers.
Haar moeder keek haar weer aan. Zij
vond hot toch wel wat erg, zoo maar vijf
tig gulden te geven. Maar juffrouw Wevers
hield aan.
„In oen maand of vier, vijf licht u het
weor terug."
Eindelijk gaf zij too, liep naar voren en
kwam met het geld terug.
Dien avond kwam Kees niet thuis, en
den volgenden ook niet. Dat verwonderdo
juffrouw Wevers wel, omdat het anders
nooit gebeurde. Maar toen hij eindelijk thuis
kwam, had hij een uitvoerig verhaal over
een kennis uit Den Haag, met wion hij
oen paar dagen was meegegaan. Hij kwam
toch Maandag pas in dienst.
Dien Zaterdagavond kwam hij echter weer
niet thuis en 's Zondags ook niet. Toen
hij 's Maandags met het eten er weer niet
was, begon juffrouw Wevers het toch wat
érg vreemd te vinden. Hoe was dat nu
mot die betrekking?
Dienzelfden middag nog liep zij naar een
winkel van „De Korenschoof" en van daar
naar het hoofdkantoor. Zjj wisten or niets
van een nieuwen looper van dien naam. Juf
frouw Wevers verbleekte, toen zij het hoorde,
en wankelend ging zij het kantoor uit. Hoofd
schuddend liep zij dan naar huis. 't Was
haar onbegrijpelijk. Zoo was zij nog nooit
in iemand bodrogen!
„Ik was er wel bang voor," zei haar moe
der, toen zij het vertelde. „Maar 't is jouw
schuld, jouw schuld. Jij zorgt maar, dat
ik dat geld terugkrijg."
Dienzelfden middag nog ging zij naar het
politiehuroel. En enkele dagen later vond
dé politie Koes zonder een cent op zak
in Den Haag. Over zijn betrekking aan
„De Korenschoof" sprak hij niet moer.