No. 15519. IjEIDSCH MCrBLAD, Zaterdag* 24 September. Eerste Blad. Anne 2L91Q, PERSOVERZICHT. SCHETS UIT DE RECHTZAAL. „H et Centru m'' kan zioh niet ver- eenigen met den voorgestelden overgang aan de Marine van de bezetting der zeefront e.n op onze k u s t v e r- sterkingen, aLsmede van den dienst der torpedoversperringenz wel ke thans aan de artillerie ia opgedragen. Na herinnerd te hebben aan het advies van den Raad van Defensie, die van oor deel is, dat de kustbatterijen bij de land- maoht behooren te blijven en een deel vor men van de verdediging te land, schrijft „Het Centrum" o.a. Niet zelden wordt de meening verkondigd, dat, waar bij de kustverdediging mét de zee macht moet worden samengewerkt, de be diening van het gesohut op de -zeefronten, alsmede van de vaste torpedoversperringen in of nabij de zeegaten, van nature bij de Marine behoort. Wij zijn evenwel van een ander gevoelen. Wij achten het meer natuurlijk de verde diging van de kust, voor zooverre deze aan de 1 a n d z ij d e plaats heeft, met inbe grip van de torpedoversperringen, die van af den wal worden bediend en verdedigd, op te dragen aan de Landmacht, alleen de ondersteuning van die verdediging te water aan de M a r i n e te laten. Ook uit een technisch oogpunt bosohouwd, wenschen wij de bezetting van de kustfron- ten voorla© artillerie te behouden. Toegege ven wordt, dat de doelen, door kustbatte rijen en marine te beschieten, dezelfde zijn n.l. de vijandelijke schepen, maar de uit voering is in beide gevallen verschillend. Bij de marine zijn de vuurmonden en de hulp middelen voor de afstandmeting geplaatst op een beweeglijk opstellingsvak ^het schip) waardoor de africhting van de kanonniers, de keuze van rieht-middelen, de wijze van vuren worden beïnvloed; in alles afwijkend van het vuren uit op een onbeweeglijk vlak opgesteld kustgesohut-, waardoor het hier mogelijk is de nauwkeurigheid van het enke le schot zoo hoog op te voeren, dat inder daad één kanon aan den vasten wal opweegt tegen een vrij groot aantal sóheepskanon- nen. Ook dient gewezen te worden op het feit, dat, waar reeds in het buitenland kust- houwitsers zijn ingevoerd, met het doel de slechts zwak gepantserde dekken van de schepen meer verticaal te kunnen treffen, het niet onwaarschijnlijk mag wor den geacht, dat ook deze geschutsoort aan boord van onze schepen een geheel onbekende nu of later haar intrede zal doen bdj onze kustbewapening. Bovendien stelt het tactisch gebruik van hét scheepsgeschut in den strijd van schép tegen schip, uit den aard der zaak geheel andere eischen dan dat van kustbatterijen, zij het ook, dat deze bewapend zijn met een zelfde geschutsoort, als aan boord der schepen wordt aangetroffen. In een driestar Dordt modern lezen wij in „D e Standaard": In de NecL-Herv. Kerk te Dordrecht is het kiescollege door de modernen weer in hun geest omgezet. Niet, dat zoovele stem gerechtigde leden van hun Belijdenis afge vallen en modern geworden zijn. Och neen. De ommekeer zit slechts hierin, dat vele van deze moderne, of zelfs niet eens moderne leden, vroeger om de Kerk niet gaven en thuis Weven, terwijl zij thans zijn-gekomen, enkel om de mannen der Belijdenis in de minderheid te brengen. Feitelijk is er alzoo niets veranderd, dan alleen, dat wie vroeger niet medededen, thans meedoen Ook de dusgenaamde „gematigd" ortho doxen», die evenals de modernen de Belijde nis van hun Kerk in den steek lieten, boden hun hulp om in Dordts Kerk de Belijdenis op sterk water te zetten. Veel zal dit nu niet geven. Sterven een maal de predikanten, die in Dordts Her vormde Kerk nog aan de Belijdenis vast houden, uit, dan vlucht het geloovige volk weer naar een bijkerk, en krijgt men den toestand van de zeventiger jaren der vorige eeuw terug. We zouden op de moderniseering. van Dordt dan ook niet do aandacht vestigen, indien niet een politiek blad „D e Nieu we C o u r a n t", en dit niet onder de ru briek „School en Kerk", maar onder zijn opgenomen artikelen, dezen ommekéer te Dordt in breede kolommen ter sprake had gebracht; er bij voegend, dat de „Groote Kerk" nog altcos groot en, invloed op het volksleven uitoefent; dat men die macht niet onderschatten mag, en dat men in de naaste toekomst een opleving van die macht en dien invloed op het volksleven zal kun nen oonstateeren. Zonder doekjes er om te winden wordt hier dus uitgesproken, dat men van liberale zijde dit weeropkomen van het kerkelijk modernisme toejuicht en er zich winst© van belooft. Men kon dit ook irx andere liberale bladen merken. De weeropleving van het modernisme wordt met arendsoogen bèspïecb en men belooft er zich gouden bergen van. Toch behoeft men zich onzerzijds hierover niet ongerust te maken. De vroeger thuisblijvende modernen en nog verder afgedooldon, die nu kerkelijk weer mee gaan agiteeren, bleven nooit thuis als er een politieke keuze te doen was. Dan kwamen ze steeds als één man op. Bij een politieke stembus zal dus hun aamitai blij ven wat het was. De mannen dei' Belijdeais gaan eenvoudig den modernen prediker voor bij, en houden vast aam hun beginsel. Ook van dien kant valt dus aan gesm verplaat sing van stemmen te denken. En het eeoig verschil te Dordt zal zijn, dat, evenals in de vroegere periode van het modernisme, de kerken allengs ontvolkt worden, en zelfs de collecten dalen. H et Huisgezin" wijdt een woord aan de kunst van vergaderen. „Grovelijk en vrij algemeen", zegt het blad, „wordt tegen deze kunst gezondigd door de vergadering te lang te laten du ren, zoodat zij van den anderen kant in verwarring verloopt. Schuld van den te langen duur der ver gaderingen zijn voor een deel de nog maar tróuw overvoerde agenda's en voor een an der deel de te langen tijd aan de eerste, veelal minder gewichtige, punten besteed. Indien men de plichtplegingen zooal niet geheel afschafte, dan toch tot de allerklein ste afmetingen terugbracht en met de be langrijkste zaken begon, al moest hier door ook met een eenigszins dierbare tra ditie gebroken worden dan zou er al veel gewonnen zijn. Natuurlijk niet alles, want zeer veel hangt ook af van de geachte sprekers en de niet minder geachte debaters. Kortheid betrachten, herhalingen vermij den, het genoegen om te hooren spreken verzaken, zijn kruiden, die niet in ieders hof .wassen. Kr zijn menschen, dce nu eenmaal den naam hebben van handige, gewiekste spre kers, anderen die de welgevestigde reiputa- tie bezitten altijd in de oppositie te zijn, en die dien naam en die reputatie te schan de gemaakt achten, indien zij ook maar een enkelen keer in gebreke blijven." Onder het hoofd Vleeschprijzen zegt „H e t Y o 1 k" Er wordt wel eens wat veel gepraat en geschreven alsof hooge vleeschprijzen een buitenlandsoh, meer speciaal een Duitsch, kwaad zijn. Het is echter een, feit, dat ook in Nederland, althans in do groote steden, stevige prijsstijgingen van het vleesch heb ben plaats gehad. Wij moeten cr bij voegen, dat o. i. de stijging der veeprijzenj niet wet tigen een zóó groote stijging der vleesch prijzen, als bijv. tc Amsterdam plaats heeft. Alleen de kalveren zijn dit jaar enorm duur, blijkbaar een gevolg van het feit, dat de boeren hun veestapel algemeen uitbrei den en dus hun jeng vee behouden. De stijging der veeprijzen op de Amster- damsche veemarkt was, volgens de opga ven van de directie van het abattoir, aldus: Do prijzen van runderen en koeien was per K. G. (het vee levend gewogen) In Juli 1909 gemiddeld f 0.56% In Juli 1910 0.63 In Aug. 1909 0.56% In Aug. 1910 0.63 In Sopt. 1909 0.57% In Sept. 1910 0.63 Voor vette kalveren: In Juli 1909 gemiddeld f 0.60% In Juli 1910 0.67 In Aug 1909 0.65 In Aug. 1910 0.87$ In Sept. 1909 0.63 In Sept. 1910 „0.90 Voor varkens: Gedurende Juli, Aug. en Sept. 1910 gemid deld f 0.50. Gedurende Juli, Aug. cn Sept. gemid deld f0.53$. In Duitschland is de stijging ongeveer de zelfde. De gemiddelde prijzen -waren daar, over 50 plaatsen genomen, volgens de ,,S t a* tistische Korresponden z": Rundvleesch in Aug. 1909: f0.94 1910: 1.01 Kalfsvleesob Varken6vleesob 1909: 1910: 1909: 1910: 1.04 1.11 1.11 1.14 Blijkbaar hebben wij hier te doen met prijzen van het vee, schoon aan de haak. Men ziet echter, dat dc stijging in Hol land belangrijker is dan in Duitschland. ze ker de détail-prijzen. Vooral de „boterhambelegging" is in den laatsten tijd hier te lande schromelijk geste gen. Blijft het zoo, dan - zal een. krachtïgen strijd voor 1 o o n st ij gin g, die reeds lang noodig is, niet uit mogen blijven. Na een uitvoerige bespreking van het voorstel der Kamerleden mrs. Van Hamel en Limburg tot af saliaf fing van het ho o g er beroep in strafzaken va.n het Openbaar Ministerie, komt het „W e e k b 1 a d van het Recht." tot de volgende slotsom: Beslissende argumenten, die de afschaf fing vorderen van het hooger beroep aan de zijde van het O. M. bij handhaving van heö appèlrecht voor den beklaagde, bestaan er o. i. niet. Er kunnen gevallen voorkomen, waarin een appèl van de zijde van het O. M. nuttig en gerechtvaardigd is. Wordt er voor gezorgd, dat het 0. M. de uitoefening van zijn recht tot die gevallen beperkt, d;in is er op zichzelf niet een grond te noemen, die tot opheffing van het appèlrecht dwingt. Aan den anderen kant mag wor den gezegd, dat het aantal gevallen, waar in voor het O. M. een noodzakelijkheid tct appelleeren bestaat, betrekkelijk gering 13 en dat dus ontneming van dat recht zonder ernstig bezwaar zal kunnen geschieden. Er zou, waar o.i. de kwestie zoo ligt, alleszins reden zijn aan de opportuniteit van het gedane voorstel te twijfelen cn, nu een herziening van het strafproces all hams aan de orde is, met een wijziging als de voorgestelde te wachten, totdat over de ge heel© inrichting van het strafproces een#be slissing zal moeten worden genomen. Intus- schen mag bij het ten slotte te vellen eind oordeel de aanleiding tot het thans indie nen van het voorstel niet worden voorbij gezien. De eene partieele wijziging recht vaardigt het aan-de-orde-stcllen van de an dere. De veranderde samenstelling van do in hooger beroep rechtsprekende colleges heeft den stand der kwestie gewijzigdthans is aan het appelleeren door het O. M. een ernstig bezwaar verbonden, dat er op zicn- zclf niet in zou hebben gelegen. Daarom verdient het gedane wetsvoorstel nu tc wor den overwogen en raag het o. i. worden aan. genomen.. De aansprakelijkheid voor het noodzakelijke van een dergelijke, op zichzelf minder opportune wijziging blijve dan voor hen, die er niet tegen opzagen zioh met on ze rechtspleging aan gevaarlijke niet gemo tiveerde proefnemingen te wagen. Indertijd werd melding gemaakt van een artikel van dr. E. A. Keuch'enius in „D e Beukelaa i*", waarin deze met zekere heftigheid opkwam tegen het. politieke samengaan van anti-revolutio nairen (ch'r.-historischen) met de R o o m s c L' e n, o. a. op grond van de meeningen van wijlen zijn vader dienaan gaande. „D e Nederlander" heeft zioh te gen dien aanval in een tweetal artikelen verdedigd. Het blad schrijft o. a. Wij zijn en blijven overtuigd, dat, zoolang de christelijk-historischen hun eigen begin selen handhaven en niet jagen naar het be zit der meerderheid, 'n coalitie bij de stem bus met anti-revolutionairen en roomsch- katholieken, zooals die thans bestaat, voor onze ontwikkeling in protestantschen, of lio ver gezegd in christelijken geest, geen ge vaar oplevert. Toch begrijpen wij den tegenstand tegen deze coalitie bij sommigen onzer lezers. Zelfs geven wij dezen op één punt gelijk. Indien er geen coalitie ware, dan ware er ge.en recKtsche meerderheid en ook geen rechtsch Kabinet; alleen een betrekkelijk veel grootere invloed der roomsch katholie ken dan thans, vermits de anti-revolutionai ren en christelijk-historischen alsdan tot een kleine minderheid zouden zijn inge krompen. Gevolg daarvan zou zijn,- dat anti-rev. en christ.-bist. naar hartelust allerlei beginse len zouden kunnen verkondigen en critiek uitoefenen, zonder zelfs de directe verant woordelijkheid te dragen, zooals zij nu doen. Dit kan echter thans niet; niet omdat de roomsch-katholieken ons de handen bin den>- maar omdat het optreden als regee» ringspartij tot gematigdheid noedz-aakt. Tot minderheid teruggebracht, zouden' wij. dezelfde rol kunnen spelen als de sociaal-democraten,, die geen verantwoorde* lijk dragende, onbarmhartige critiek over alles kunnen uitoefenen, en prachtige tlieo rieën verkondigen, terwijl, zoodra ten slotte, iets geschiedt naar hun zin, zij zich de eer- daarvan toecigenen. Dit ware zeker gemakkelijker besluit het blad dan de leiding te hebben van 's lands zaken. Maar niemand mag de ge oorloofde middelen, om directen invloed op 's lands zaken te hebben, ongebruikt laten liggen en zoolang niet is aan te toonen, dat overleg bij de stembus ter verkrijging van invloed een ongeoorloofd middel ist hopen de chr.-hist. hun plicht te doen. In een asterisk over s u i k e r a c c ij n st zegt „H et Centru m" In do wet op de middelen leest men, dab van do accijnzen, die op suiker wordt ge- raamd op oen bedrag van niet minder dan 23,200,000 gufden. De accijns op liet gedistilleerd, wordt slechts 2 millioon hooger geraamd. Alle andere accijnzen blijven in hun op. brengst ver daarbeneden. Van den wijn wordt f 1,630,000 verwacht, van het zout f 1,750,000, van het geslacht f 5,150,000. Men kan uit deze cijfers opmaken, dat het geen gering© belasting is, welke op de suiker wordt gelegd, en dat dit voedings. middel want liet is meer dan een genot, middel heel wat g*oïdkooper zou zijn, wanneer het geen accijns kénde. Maar tevens blijkt uit het bovenstaand©, hoe groot belang de Fiscus juist bij dezen accijns heeft. Dat d© schatkist ©en zoo aanzienlijk bó drag tfls do opbrengst dezer belasting, of ©en ruim deel daarvan, zou kunnen missen laat zich in do gegeven omstandighedcar niet donken. De voreeniging tot afschaffing van den suiker-accijns zal dan ook vooreerst wel niet; voel succes op haar arbeid hebben te boa ken. Wat inmiddels zeer te betreuren is, wiji het. niet slechts een economisch, maar ock ecu hygiënisch belang is, dat goede sui ker togen niet t© duren prijs kan worden verkregen. Ter wille van het algemeen -welzijn blijve men dus op vermindering van den suiker- accijns aandringen en zoeken naar ©en aequi- valent, dat minder verband houdt met dé eischen der volksvoeding. In het christelijk maandblad „Ons T ij d- sohrift" wordt 't rapport van den E ere raad teleurstellend genoemdweinig po- sitief en waar het dit wel was, niet ten. gunste van dr; Kuyper. Na dit mot eonigö voorheelden te hebben toegelicht, vervolgt do §chrijver Hot ergst© vindra we, dat de organen dor (a.-r.) partij dit nu niet ronduit afkeu ren, maar de hun voorgezette exceptie aanne mend, van een publieke rehabilitatie cn van eerherstel spreken. Als heb rapport van don Eereraad iets is, dan iö het eer een bevestiging van schuld dan eerherstel. Die schuld nu heeft dr. Kuy per zelf erkend. Dat hoeft hom niet ge. noopt zich terug te trekken van hot ter. rein, waarop hij, als staatsman, onvoorzichtig gebleken was. Wij kunnen ons echter niet voorstellen, dat dr. Kuyper niet beter zou kunnen lezen dan de meestan zijner on. handige vrienden, en we voorzien daarom Juffrouw Wevers zat voor het open raam. Haar gerimpelde handen lagen stil in haar Bchoot, tea*wijl zij achterover leunde in den ouden, rieten leuningstoel. Haar hoofd hield zaj wat vooruitgebogon, om uit te kunnen zien op de zonnige straat, waar nü op den Zondagmorgen mannen in witte hemdsmou wen voor hun deuren stonden to rooken lein, fn hot midden wat kinderen speelden in hun netto Zondagskloeren. Zij glimlachte vergenoegd. Hoe rustig was nu alles daarbuitenDc enkele boomen zelfs schenen onbeweeglijk. Hier dicht bij haar ritselde het maar even in de hooge tak ken, maar de bladeren roerden zich nau welijks. En wat ©en aardig gezicht ook, dat gekrioel van al dat kleine goed, dat er nu zoo schoon en ordentelijk uitzag 1 't Was ean genot hier to zitten. En behaag lijk schuurde zij oven lxaar rug in den stoel .hora en weer. Maar plotseling rees zij verschrikt over eind. Op den toren dichtbij sloeg het elf uur. Zij telde nog even de slagen, die luid en klaar klonken door do stille, gelui-dlooza zomerlucht. „Al zoo laat," mompelde zij, opstaande. Dan liep zij haastig naar achter. Maar even later was zij weer terug in de kamer. Zij; droeg ©en bruine, glimmende koffiekan, die zij voorzichtig op het blad. zette, om het lichtje aan te stelten, en de kan dan hoven het kleine vlammetje te plaatsen. Zij keek nog even, of het lichtje goed branden bleef, schikt© de kopjes, gereed om in te schenken, en ging weer voor het raam zitten. Zij was er graag precies op, om de koffié klaar te hebben, als Kees thuis kwam uit de kerk. Hij hield zoo van een bakje direct. En zij wou hét hem graag naar den zin maken. Zij had immers ook zoo'n netten kostganger aan hem! Met de betaling van het kostgeld, ging het wel niet altijd erg vlotmaar de jongen had het ook niet. Maar je zag het toch maar zelden, dat ion ge menschen in zoo'n groote stad go# ordentelijk ón godsdienstig leefden. Zij meest het eerste onvertogen woord nog van hem hooren. Sterken drank gebruikte hij nooit. En geregeld, ging hij naar de kerk, vergat ook nooit don Bijbel te lezen on te bidden. Dat dood hij dan zachtjes voor zichzelf. Zij was niet zoo korksch. Maar zij zag het toch wel graag voor zoo'n jongen man. Dan moest je die andere losse werklui heb ben! Er waren er hier in de straat ver scheiden in den kost. Maar die zaten liever in 4e kroeg. En beleefd als hij altijd tegen haar was, aardig zelfs! Hij had haar da delijk gevraagd, om hem maar bij zijn voor naam te noemen. Dat was vertrouwelijker; dan was het net, of hij bij zijn ouders thuis was. Nette menschen ook, die ouders van hem, en godsdienstig net als hij. Dat waren die buitenmenschen zeker allemaal. Zij waren laatst eens bij hem over geweest op een Zondag en wel twee keer naar de kerk ge gaan. Ja, ja, zij had het best getroffen. Zij stond even op, om naar de koffie te zienkeek dan meteen naar de klein© wekkerklok, die op den schoorsteen tikte. Vijf minuten voor half twaalf. Nu kon hij dadelijk hier zijn. Nauwelijks zat zij weer op haar stoel voor het raam, of hij kwam binnen. „Goeden morgen, juffrouw," zei hij, voor zichtig de deur sluitend. „Morgen, Koes," zei ze. Hij logde zijn hoed behoedzaam op het penantkastje tusschen de vele portretstand aardjes, trok een stoel onder de tafel uit en ging zitten. „En hoe was het in de kerk?" vroeg zij' opstaand©. „Best, juffrouw. Een mooie preek ge hoord. Di© dominee kan het zeggen." Zij knikt© even, opkijkend van het kof fieblad, waarvoor zij stond, ©n schoof hem' dan zijn kopje toe. „Alsjeblieft." 1 „Dank je," 2?ei hij, het kopje naar 'zicH trekkend. „Jammer, juffrouw, dat u ook niet eens meegaat." „Ik heb' het nogal druk' 's morgens", zei ze, Weor zittea gaande, voorzichtig» dat zij geen koffie morsen zou uit haar kopje. „Dat is toch maar heerlijk," ging hij voort, „als je de heele woek zoo tobben moet, dat je ten minste 's Zondags nog eens rustig een goed woord kunt lioorcn!" „Ja, ja," zei ze. Dan zaten zij even zwijgend. Zij dronk langzaam haar koffie uit, zette het kopje in de vensterbank en keek weer naar bui ten. „Mooi weer," zei hij. Zij knikte, koerde zich dan weer naar hem toe. „'t Is toch jammer, dat je niets vasts kunt krijgen," begon zij. „Ja," kwam hij, -even nadenkend. „Ik heb cr al zoo vaals: om goloopen. Maar het valt niet mee." Zij schudde het hoofd, stond dan op, om hem nog een kop koffie in te schenken. „'t Is moeilijk," zei zo, hem zijn kopje weer toeschuivend. „En de grootst© slam pampers gaan er soms nog mee weg, ter wijl een ordentelijk inensoh er naar zit te snakken." Hij knikte, bleef dan langzaam in zijn kopje roeren. Toen juffrouw Wevers den volgenden middag met eten op hem zat te wachten, kwam hij wat lat/er dan anders, glimlachend de kamer binnen. „Nu, juffrouw," begon hij, toen hij nog nauwelijks zat, „dat's toch wel casueel, dat u daar gistermorgen net zoo over praten moest, over een vaste betrekking. Zij kéék verrast op. „Ja," ging hij voort, „nu zou ik er leen kunuen krijgen." „Is 't waar?" vroeg zij. „Ja," zei hij, maar i,Gelukkig," viel zij in. Een glimlach glom op haar gezicht. Nu behoefde zij ook niet bang meer te zijn voor het kostgeld. Maar hij sohudde mistroostig hiet hoofd. „Ja, maar ongelukkig gaat het gatuuis lijk wfeer niet?"- Zij schrok en keek' hem verwonderd-vr^, geud aan. „'t Is ató loopefc bij Korenschoof'," legde hij uit. „Maar je moet vijftig gulden, als waarborg storten." „Vijftig gulden?" hernam zij verschrikt. „Dio heb ik natuurlijk niet," ging hij voort. Zij schudde het hoofd. „'t Is jammer," zei ze. Maar dan plotseling schoot het haar door het hoofd: „Maar als je je ouders....7. En zij keek Jicin vragend aan. Hij glimlachte. „Dio hebben het ook niet liggen," zei hij. „Maar bovendien, eer ik het van hen had, zou de betrekking al weg wezen. U begrijpt, daar azen er meer op." „Ja, ja," zei ze; „natuurlijk." „Neen,, als ik het van iemand hier in de stad kon krijgen." En hij keek haar onder zoekend aan. „Ik zou liet per week kunnen aflossen, want ik verdien twaalf gulden in de week." „Ik heb het ook niet," zei ze als antwoord op zijn blik. „Neen, dat begTijp ik," zei hij. „Maar mis schien weet u iemand." „Weten Neen Zij dacht even na. ,Maar misschien „Ik dacht, dat uw mqeder misschien „Ja, daar dacht ik ook juist aan," zei ze. „Maar ziet u „U vertrouwt me toch wel?" vroeg hij. „0, natuurlijk," zei ze. „Dat is het niet. Maar mijn moeder is al zoo oud en dan ziet uhot is een heel bedrag." „Ik kan het gemakkelijk afdoen," meende hij. „Drie of vier gulden per week als het moet." „Ja, ja," zei zie nadenkend. Dien gingen zij samen op stap naar haar moeder, die aan het andera eind der stad woonde. Toen zij de trappen wanra opgeklommen en in de achterkamer zaten, waar het oude mensch in haar leunstoel zat bij het theeblad, praatten zij eerst wat over allerlei, tob eindelijk juffrouw: Wevers té Veertellen begon van Kees' ouders en dat hij toch zoo'n nettel, solide jongen was, doch! maar geen betrekking kon krijgen. Dan, plot seling, vroeg zij het. „Zoudt u hom nu niet aan vijftig gulden willen helpen Haar mooder koek haar even verwonderd aan. „Vijftig gulden." Dan schudde zij het hoofd. „Op mijn verantwoording," zei juffrouw Wevers. Haar moeder keek haar weer aan. Zij vond hot toch wel wat erg, zoo maar vijf tig gulden te geven. Maar juffrouw Wevers hield aan. „In oen maand of vier, vijf licht u het weor terug." Eindelijk gaf zij too, liep naar voren en kwam met het geld terug. Dien avond kwam Kees niet thuis, en den volgenden ook niet. Dat verwonderdo juffrouw Wevers wel, omdat het anders nooit gebeurde. Maar toen hij eindelijk thuis kwam, had hij een uitvoerig verhaal over een kennis uit Den Haag, met wion hij oen paar dagen was meegegaan. Hij kwam toch Maandag pas in dienst. Dien Zaterdagavond kwam hij echter weer niet thuis en 's Zondags ook niet. Toen hij 's Maandags met het eten er weer niet was, begon juffrouw Wevers het toch wat érg vreemd te vinden. Hoe was dat nu mot die betrekking? Dienzelfden middag nog liep zij naar een winkel van „De Korenschoof" en van daar naar het hoofdkantoor. Zjj wisten or niets van een nieuwen looper van dien naam. Juf frouw Wevers verbleekte, toen zij het hoorde, en wankelend ging zij het kantoor uit. Hoofd schuddend liep zij dan naar huis. 't Was haar onbegrijpelijk. Zoo was zij nog nooit in iemand bodrogen! „Ik was er wel bang voor," zei haar moe der, toen zij het vertelde. „Maar 't is jouw schuld, jouw schuld. Jij zorgt maar, dat ik dat geld terugkrijg." Dienzelfden middag nog ging zij naar het politiehuroel. En enkele dagen later vond dé politie Koes zonder een cent op zak in Den Haag. Over zijn betrekking aan „De Korenschoof" sprak hij niet moer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5