De kinematograaf.
RECEPT.
STOFGOUD.
ALLERLEI.
ti-
Onder de tallooze vereerders van kinema-
tografiscke of bioaeopiache voorstellingen
lijn er maar weinigen, die eenig begrip
fcebben van den tijd, het werk en het geld,
die met de vervaardiging van een film ge
moeid zijn.
1 Een gewone film, van middelsoort groot-
jte, is 600 voet lang en bevat 17 beelden per
(voet. Rolt men haar met de snelheid van
een voet per seconde, dan heeft men in
10 minuten meer dan 10,000 bewegingen. De
toebereidselen voor de scènes, die moeten
(Worden weergegeven, vorderen de meeste
zorgen en uitgaven. Want, is een zeker aan
tal films gefotografeerd direct naar het le
ven, niet ontkend mag worden, al moeten
wij misschien de illusie van eenige lichtge-
loovigen verstoren, dat het meerendeel zijn
ontstaan dankt aan opzettelijk en handig
in elkaar gezette tooneeltjes, en samenge
steld is uit allerlei andere stukken. Hoe
zou het ook anders zijn kunnen, waar het
onderwerpen geldt van geschiedenis of
jjkunst."
Te Londen beschikt elke kinematografi-
Sch© inrichting, die het doen kan, over een
^oort schouwburg, knap in elkaar gezet en
vdm het noodige voorzien, en waarvan de
fcroep soms honderden acteurs telt. Een
Maatschappij gaf onlangs een serie afbeel
dingen uit, voorstellende het leven van
fcTero. Meer dan vierhonderd personen wa
len noodig voor het in-elkaar-zetten met
tanzelven als handelende personen, van de
lerschillende tooneelen. De foto's werden
kenomen in Italië. Voor den grooten brand
lan Rome werden huizen gebouwd op de
fcewon© schaal. Het werk duurde zes rnaan-
fien en kostte 800 pond (f 9600). ,,'t Publiek
Seeft niet het minste deiibeeld", zei een di
recteur in Londen tot iemand van de
è,Daily Mail", „van de moeite, die wij ons
moeten geven. Daar is bijvoorbeeld onze
laatste vertooning. „Een dag met de Boy
fccouts." Vóór wij konden beginnen, moes-
ken wij ons wenden tot den „scoutmaster",
km met die Scouts (brandweermannen, te-
ene mannen van de reddingsbrigade) in
Verbinding te worden gesteld. Dan moest
fran den School-Board vergunning worden
ge/vraagd om de boys de school te doen
verlaten. De eerst© maal, dat het zooi ge
beuren, wag het weer slecht, het licht on
voldoende, alles moest van voren af aan weer
worden aangepakt. Wij hebben een tooneel
(van brand en redding ineengezet, waarin
wij huizen hebben gebouwd en een dorps
buurtje, waarin men toen den brand stak.
Zijn de vertooningsvoorbeelden ai, dan
blijft er nog een keus te doen, weg te la
ten wat middelmatig is, vervelend of onbe
grijpelijk, en in te lassohen verbindfngs-
scène, tooneelen, die het verband tusschen
wat voorafging en volgen zal, duidelijk ma
ken. Het is een kunst op zichzelve. Wij ge
ven een guinje (f 12.60) aan iedereen, die
ons een goed onderwerp aan de hand doet..
'Maar onder onze vrijwillige medewerkers
Bchijnen er maar weinig te zijn, die een
'goed idee hebben."
fóacht-sanaftaria.
De Duitsche Walderholungsstatten heb
ben sedert eenigen tijd in de Vereenigde
Staten een nieuwe toepassing gevonden, en
wel in dezen zin, dat zij zoowel 's winters
als 's zomers gedurende den nacht voor tu-
berculose-behandeling gebruikt worden.
Volgens een enquête, ingesteld door een
afgevaardigde van het Keizerlijke Duitsche
Gesundheidsamt en van de Vereeniging van
Volkssanatoria van het Duitsche Roode
Kruis, hebben deze „nacht"-sanatoria in
Amerika gunstige resultaten opgeleverd, en
zoo is men in het herstellingsoord voor tu
berculeuze vrouwen te Schönholz, bij Ber
lijn, reeds begonnen een proef in dezen zin
te nemen. Overdag blijft deze Walderho-
lungsstatte dienst doen als voorheen; de
vrouwen komen er 's morgens vroeg> bren
gen er den dag door en keeren 's avonds
huiswaarts. Van af zes uren 's avonds ko
men de patiënten, voor wie de nachtelijke
kuur bestemd is. Voor 1 Mark hebben zij
recht op avondeten, op nachtverblijf en
ontbijt den volgenden ochtend. Zij liggen
in een hangmat van zeil-linnen, met kemel
haar gevoerd, en waarin een waschbare
zak, die bestemd is de in flanellen nacht
gewaad gehulde patiënte op te nemen.
Hoewel men nog niet met zekerheid over
de verkregen resultaten kan oordeelen (de
proef heeft nog maar drie maanden ge
duurd), is men aanvankelijk zeer tevreden,
daar in het algemeen het gewich't der pa
tiënten belangrijk is toegenomen; bij sommi
gen zelfs niet minder dan 5 K.G.
A n d ij v i e s 1 a.
Mooie gele andijviestruiken van de bui
tenste blaren (als ze groen zijn) ontdoen,
de rest in stukjes snijden, wasschen, goed
laten uitlekken of tusschen een schoonen
doek drogen. Aan de amdij-vie toevoegen
olie, azijn (tegen 1 lepel van de eerste, 1 k
van den laatsten), wat mosterd, peper
en zout en fijngehakte dragon. Men kan aan
deze sla nog toevoegen eenige stukjes roode
biet in het zuur of schijfjes tomaat.
Tot handelen, tot voortbrengend, schep
pend arbeiden geeft de school geen gelegen
heid. De leerling is te passief, de meester
te actief; het kind ontvangt onverpoosd
en wordt een magazijn van wetenswaardige
dingen, waaronder zijn eigen i k vaak diep
bedolven ligt, met onbegrepen gaven en on
ontwikkelde talenten.
Er. F r b e L
Het leven is ons gegeven om te werken
en niet voor ons gemak; om te strijden in
gevaar en tot aan den dood; om een weinig
goed te doen voordat de nacht aanbreekt,
waarin geen mensch meer werken kan.
K i n g s 1 e y.
Niet op haar mondje geval
len. Een suffragette trekt op een
volksvergadering heftig van leer. Aan den
man is geen goed haar. Alles in deze man
nenmaatschappij is verkeerd.
Een oude boer kan het eindelijk niet meer
uithouden. Hij dringt naar voren en roept;
„Zeg eens, juf, weet je wel, dat je veel
beter op je plaats zou zijn dan hier op dit
spreekgestoelte, wanneer je ginds op het
veld mee het hooi binnen bracht?"
„En weet jij wel", antwoordt de onver
saagde dame, „dat als jij op jouw plaats
was, dat je dan in den stal zou zijn om
het hooi te eten, dat ik daar zou hebben
binnengebracht?"
Misluktcompliment. Vrouw
des huizes; „Ik mag er dus bepaald
op rekenen, baron, dat u morgen komt? U
zult een aantal mooie jongedames bij mij
vinden."
Baron: „O, mevrouw, wat denkt u wel
van me 1 Ik kom niet om een mooie jonge
dame, ik kom alleen om uwentwil.
Practise h. Jonge vrouw:
„Hoor eens, Eduard, als wij het hotel bin
nenkomen, mogen we niet laten merken,
dat we pas getrouwd zijn".
Hij; „Goed, kind; dan draag jij dus mijn
valies, mijn parapluie en mijn wandelstok."
A.„Ik ken een meneer, di© is zoo dik
dat zijn deurpost verwijd moest worden,
anders kon ie er niet uit."
B.„Dit is nog niet erg: ik ken er een,
die is zoo dik, dat- ie onlangs door een de
tachement bereden politie uit elkaar is ge
slagen, omdat ze 'm voor een volksoploop
hielden."
Het verkoopgenie. Wink e F
bediende: „Pardon, mevrouw, de mam
tel is niet te lang, maar uw beenen zijn te
kort."
Een advertentie uit 'n provinciaal dagblad;
„Te koop een koe, gevende dagelijks 25
Liter melk en 12 zakken erwten."
Nog één stap verder en we melken erw
tensoep.
Parvenu. Een zeer opzichtig ge
kleed© vrouw praatte met een kennis.
„Ja", zei zij. „Sedert mijn man zoo rijk
geworden is hebben we een mooi landgoed,
paarden, koeien, varkens, kippen..."
„Heerlijk", zei de andere vriendelijk. „Nu
heb je dus ook zooveel versohe eieren, als
j'e maar wilt."
„Och", antwoordde de eerste weer, „na-,
tuurlijk kunnen de kippen leggen, als ze
daar pleizier in hebben, maar in onze posi
tie is dat anders heelemaal niet noodig."
Een zuinig levenl „Van zuinig
heid gesproken, mijnheer", merkte de man
in een hoekplaats van den derde-klasse
rookcoupé op, „ik ken iemand, die in vijf
jaar tijds geen cent heeft uitgegeven."
„Neem mij njou!" oordeelde de man te
genover hem.
,,'t Is 'n feit," zei de eerste man, en keek,
peinzend in de rookwolken, die hij uitblies,
„maar hij houdt het niet langer vol, hij
komt de volgende week vrij."
H a r t e 1 ij k. Z ij„Als de deurwaar
der hier in huis komt, zal ik hem even de
tanden laten zien, dat beloof ik je."
H ij„Doe dit liever niet, anders legt hij
daar ook nog beslag op."
Flink geantwoord. A.: „Zeg
mij eens, hoe komt het toch, dat uw neus
altijd zoo rood is?"
B.„Hij gloeit van trots, omdat hij zich
nóóit in de zaken van anderen steekt."
Meester: „Jan, wanneer is Bonifacius
geboren?"
Jan, na eenig nadenken; „Ik weet het
niet, meester."
Mo'ester: „Sla je boek open. Jan..,,
Welk getal staat er achter Bonifacius?"
J an: O! Ik dacht, dat dat z'n telefoon*
nummer was."
Merkwaardig. - Professor*,
„Hoe zonderling is soms het spel van het
toeval 1 Daar kom ik onlangs een dame te
gen, die precies zulk een hoed op heeft
als mijn vrouw, precies zoo'n mantel als
mijn oudste dochter aan heeft en precies
een parapluie in de hand heeft als mijn
jongste doohter bezit. Het allermerkwaar*'
digste was echter, dat die dame sprekend
leek op ons dienstmeisje."
Haarstandpunt „Hebt u het ge
lezen, mevrouw Zonnevlekken zijn van
grooten invloed op onze weersgesteldheid.'*
„Ja, ja, er gaat toch niets boven zin de*
lijkheid."
Billijkeontstemdheid. C om*
m e n s a a 1 (tot hospita)„Hoor eens, juf*
frouw, hoe kunt u me zulk eten gevenAlt
ik zoo eten wou, had ik wel kunnen trou*
wen!"
„Ze zeggen, dat rooken het geheugen ver
zwakt."
„Malligheid 1 Zoo oud als ik word, zal ik
mijn eerste sigaar niet vergeten."
Mooi© vergelijking. Chef^
„Gaap alsjeblieft niet den gansdhen dag,
Mulder. Je bent boekhouder ©n geen aft'
grond."
Enfant terrible. „Tante, ik be«
vries."
„Maar Marietje, 't is toch zulk mooi weerf
ik heb het in 't geheel niet koud."
„Ja, tante, maar u hebt ook zoo'n dik^
ke huid, heeft papa gezegd."